De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 28 december pagina 7

28 december 1913 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

28»ec. '13.-No. 1905 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Kerst-kaart van Enge- Kerst-kaart van de Koningin Kerst-kaart van den rand's Koningin-Moeder van Engeland Prins van Wales Kerst-kaart van Qeorge V Kerst-kaart van Wilhelm II KERSTKAARTEN, AAN EUROPEESCHE HOVEN IN GEBRUIK Een Engelsche firma, Raphael Tuck and Sons, levert aan het hof van Engeland en aan den Duitschen Keizer de geïllustreerde kaarten, waarmede men happy Christmas wenscht. Het geestelijk leven aan de koninklijke hoven was vroeger, toen die hoven een nog jonge en aanzienlijke maatschappelijke taak hadden, dikwijls zeer ontwikkeld en verfijnd. Zij vormden centra van de beschaving van die dagen. Thans is, voor wie het niet reeds aan de gelaatstrekken en het heele hebben en houden der vorstelijke familiën ziet, een blik op hun Christmas-kaarten voldpende om te begrijpen, dat deze allerhoogsten" buiten en beneden het cultuurleven staan. iiilllmimittilmlll IIIIIMIII1IIIIIIIII1IIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1MIIIIIIIHIMMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII derven zoo het ontkiemend begrip bij zijn auditorium weg vagen door dit kakemono materiaal. Zeker, hij is begonnen met te waarschu wen dat hij geen meesterwerken kon vertoonen, in slede echter van goede copieën in den boven aangegeven zin geeft hij akelige imitaties waarin nu juist niets van die spiritueele kracht aanwezig is. die hij als het wezen der Chineesche kunst heeft aangeduid. Hier en daar bij details (de kraanvogel op no. 11 bijv.) is de traditioneel superieure ambachtsvirtuositeit van den fabrikant te bespeuren, de bloemstukjes en de kippenfamilie no. 7 zouden zelfs als zeer zwakke copieën kunnen gelden maar de rest heeft met Oost-Aziatische kunst niets te maken. iiiiiiiitiitiiiiitiMliiiiiiiiiimiiiMtiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiitm XCI1I Nuttig effect In Augustus is te Breslau een vergadering gehouden waar vooral de arbeidsprestatie bij verbrandingsverschijnselen ter sprake is gebracht. In een serie voordrachten werden daar het nuttig effect van verschillende soor ten motoren, de arbeidsprestatie van explosiefstoffen en van de verbrandingsverschijn selen in de organismen, besproken door bekende geleerden. Enkele der merkwaardige resultaten, die in deze voordrachten zijn aangeduid, wilde ik in dit artikel in het kort aangeven. De machines, die wij gebruiken, om arbeid voor ons te verrichten, worden op zeer ver schillende wijze gedreven. Stroomend water kan de drijfkracht zijn, zooals ik reeds eerder eens besproken heb, toen ik de groote stuw dam dwars door de Mississippi heen, be schreef, en ieder weet hoe stroomen paardekrachten per jaar ontleend worden aan bewegend water, dat zelf deze voorraad van de zon kreeg. Naast het water als arbeidsbron, wordt natuurlijk op groote schaal gebruik gemaakt van de warmte, die zich ontwikkelt bij de verbranding van ver schillende stoffen, welke warmte op een of andere wijze door de machine wordt omgezet in mechanische arbeid. Zoo wordt steenkool verbrand in de stoom machines, of ook wel petroleum, terwijl deze zelfde stof ook in motoren kan verbrand worden, evenals benzine en zwaardere oliesoorten (in Diesel-motoren), want een ont ploffing, zooals van benzine iu een motor, is eigenlijk een plotselinge, zeer snelle ver branding. Nu heeft men reeds lang door nauwkeurige metingen bepaald hoeveel arbeid geleverd wordt door een bepaalde hoeveel heid warmte, als men zorgt dat er niets geen warmte verloren gaat en alle gepro duceerde arbeid werkelijk gemeten wordt. Als men echter warmte ontwikkelt op een of andere manier in de genoemde machines en deze warmte in arbeid omzet, krijgt men lang niet alles terug in arbeid wat men in warmte uitgegeven heeft. Men zou de warmte die men uitgeeft, en die precies te meten is, kunnen omrekenen tot arbeid, en deze uitkomst (de theoretische arbeid der machine) ' vergeleken met de arbeid die de machine werkelijk levert (de werkelijke arbeid der machine). Zijn beide waarden gelijk aan elkaar dan heeft men met een ideaal-machine Een der griezeligste imitaties is wel no. l het van opzet groote landschap met de 5 wijzen, wellicht naar een zeer fraai voor beeld geïmiteerd. Daar echter niets van den goddelijken geest van een kunstenaar in dit dorre, atmosfeerlooze en slap geteekende stuk is te bespeu ren, is het een bespotting van alles wat wij in de sublime landschapskunst en strakrake figuurkunst van China's groote meesters bewonderen. Wie ooit op een der door mij aangehaalde plaatsen een stuk van ongeveer denzelfden inhoud zag en er zijn niet zoo weinige verhult zijn hoofd in schaamte. Zelfs dezen zomer waren op de Jubileumstentoonstelling te Leiden twee stukjes met 7 wijzen in het bamboebosch van een laatpansche meester Ja te doen, die niet bestaat. Steeds is de wer kelijke arbeid kleiner dan de theoretische. De verhouding tusschen deze beide hoe veelheden zouden we het nuttig effect der machine kunnen noemen, b.v. is het nuttig effect 20 p"Ct., dan beteekent dat dat de werkelijk geleverde arbeid 20 pCt. is of een vijfde van de verwachte theoretische arbeid. Gewoonlijk ligt dat nuttig effect-percentage zeer laag zelfs bij goede machines, en slechts zelden bereikt het een groote hoogte. Zoo heb ik hooren verzekeren, dat er machines zijn waarbij het nuttig effect, mirabile dictu, nog hooger is zelfs dan 100 pCt.!! Dit moeten n.l. de Hollandsche windmolens zijn. Als verklaring van deze verrassende bewering werd aangegeven dat achter de wieken een luchtyerdunning ontstaat. Maar hoe dit ook zij, bij warmte-machines hebben wij derge lijke aangename verrassingen nooit, alleen maar onaangename, als we merken hoeveel kostelijke arbeid er ongebruikt verloren gaat. Alleen al het warmteverlies, dat geleden wordt door het afstaan van warmte aan de omgeving der machine, door warmtestraling en warmte-geleiding, is een belangrijke schadepost die niet te vermijden is en schat ten kost. We kunnen er onze handen aan warmen, maar dat is ook het eenige pleizier dat wij ervan hebben. Het algemeene principe van een machine, die door warmte arbeid -kan verrichten, is als volgt: door verbranding van de brandstoffen, welke deze ook mogen zijn, wordt een hooge temparatuur bereikt, die maakt dat de dampen (stoom) of gassen die in een cylinder achter een beweegbare zuiger zitten, onder een hooge druk komen te staan. Daardoor zijn zijn zij in staat met kracht deze zuiger voort te schuiven, die door middel van de noodige onderdeelen zijn beweging overbrengt op het vliegwiel der machine. Hierbij wordt zooveel warmte door de verhitte ruimte aan hun omgeving afgestaan dat het nuttig effect een heel eind beneden de 100 pCt. zinkt. Uit theoretische overweging kan men aflei den, dat het nuttig effect het grootste is als de temperatuur, die door de verbranding bereikt wordt en aan de gassen of dampen wordt meegedeeld zoo hoog mogelijk is, en de eindtemperatuur na afloop van het proces zoo laag mogelijk is. Bij een gewone stoommachine kan de stoom in den ketel niet zoo bijzonder hoog verhit worden, met het oog op constructiemoeilijkheden e.d., terwijl de eindtempera tuur aangegeven wordt (bij een machine met condendor dus waar de afgewerkte stoom door water afgekoeld wordt) door de temperatuur van het koelwater, dus eigenlijk van de omgeving der machine. Zoodoende kan het nuttig effect van een stoommachine niet erg hoog zijn en het bedraagt dan ook hoogstens een zeer kleine 20 pCt. Dus vier vijfde van de arbeid die wij krijgen konden, gaat verloren! Kano Minenobu te zien, die torenhoog ver heven waren boven dit prul. Zoo mogelijk nog erger is de onmogelijk geteekende opgezette Arend No. 8 een akelige, geestlooze parodie op ajles wat wij van wonderbare vogelstukken in de kunst van Oost-Azië zagen. Wie denkt aan de grandioze zwier en infernale hoogheid van de geweldige roof vogels uit de collectie Goloubew of aan den fascineerenden, magischen Godvogel van Sesshu bij Petrucci te Brussel om slechts enkele stukken te noemen wendt zich huiverend af van dit gebroddel. De bijna onzichtbare Kwanyin, No. 20, al leen in contour, lijkt een nagetrokken ding in ieder geval de lijnen zijn alleen maar dun, van innerlijk leven van eenige kracht der penseelzwaai is niets te bespeuren. De sen timentaliteit vervangt hier fijnheid. (1) Waarom heeft de heer Borel na zijn in hoofdzaken goede lezing niet alleen zijn goede blancs de Chine vertoond en verder met behulp van voortreffelijke reproducties die wel een zwak, maar in ieder geval een zuiver beeld geven, zijn woorden in beeld trachten te brengen? Het is met leedwezen dat bovenstaande werd neergeschreven. De boeken over Chi neesche wijsheid en kuituur van den heer Borel hebben teveel nut gesticht om niet te betreuren dat de man, die deze schreef zich heeft gewaagd op een terrein waarop hij klaarblijkelijk het onderscheidingsvermogen mist. Want het gaat hier ten slotte om het hoogste wezen der kunst. Nergens wellicht althans niet in Europa is met zulke absolute meesterschap het mystiek immaterieele wezen der Kunst verschijning ge worden als in de openbaringen der meesters van Oost-Azië. Nergens wellicht is zoo bewust deze mystieke grond van het artistiek scheppen tot algemeen geldende wet verheven maar nergens is dan ook de tegenstelling scherper tusschen kunst en schijnkunst, tusschen kunstwerk en imitatie. Niemand zal om een beeld te gebruiken een groot Dante-kenner verwijten wanneer hij niet op de hoogte blijkt te zijn van Italië's oude kunst. Wanneer deze man echter vertrouwend op zijn reputatie als kenner van de Italiaansche taal en cultuur, zou optreden als kunsthistoricus en met behulp van minder waardige copieën (in Europeeschen zin) en imitatiën zooals bij massa's hangen in de kerken van arme parochiën in Italië zou trachten te demonstreeren het wezen van de werken der groote zienerschilders Giotto en Beato Angelico (zooals de heer Borel doet met de vertooning van zijn boersche Lohans, Boeddhas en Bodhisattvas) dan zou geen (1) In den catalogus staat deze als zeer oude (! ? ?) krijt (!!) teekening aangegeven. Natuurlijk is het een pensee/schets en waarschijnlijk een eerste opteekening ter latere invulling met kleur. De Bodhisattva P'uhsiên (Samantalhadra) met den olifant en Bodhisattva kroon als bekende attributen, figureert in dezen cata logus als Boeddha, terwijl de vijf figuren op No. 19 wel als Bodhisattvas zijn aange duid, zoodat Boeddha hier niet in denalgemeenen zin van boeddhistische figuur kan bedoeld zijn. De verdere aanduidingen oud" bij som migen stukken is natuurlijk niet zeggend. Dit ter karakteriseering van de nauwkeu righeid van den catalogus. Bij motoren is dit effect wel iets voordeeliger. De werking van een viertakt-motor is als volgt: de zuiger (fig. 1) bevindt zich eerst geheel links in den cylinder. Hij be weegt zich naar recht en zuigt den cylinder vol met een ontplofbaar mengsel van gas en lucht (of benzinedamp en lucht, of iets dergelijks). Dan gaat de zuiger naar links en perst het mengsel aaneen. Dit wordt dan door een electrische vonk tot ontploffing gebracht en de zeerheete verbrandingsgassen persen met groote kracht de zuiger naar rechts. Ten slotte gaat de zuiger weer naar links en perst de verbrandingsgassen weg naar buiten. Dan volgt weer de eerste slag voor 't volzuigen met gas en lucht. Van deze vier bewegingen is er dus maar n die de machine eigenlijk drijft en waarbij warmte in arbeid wordt omgezet. Er moet natuurlijk een stel kleppen zijn, die op het juiste oogenblik geopend en gesloten worden, maar dit doet aan de be schreven werking niets af. De heete verbran dingsgassen worden bij de 4de slag afgekoeld door koelwater (of een frissche luchtstroom e.v. bij motorfietsen). Een deel der gepro duceerde warmte gaat dus met dit koelwater verloren doordat het nuttig effect weer daalt, dat echter hooger blijft dan bij een stoom machine omdat de temperatuur waartoe de gassen verhit worden, veel hooger is dan bij stoommachines de stoomtemperatuur. Om deze aanvangstemperatuur hoog te krij gen moet 1. het ontplofbaar mengsel goed met lucht in voldoende hoeveelheid vermengd zijn (zonder echter overmaat te geven !) en moet 2. de samenpersing bij de tweede slag zoo sterk mogelijk zijn omdat daardoor de temperatuur van het gasmengsel reeds van zelf hooger wordt. Er is echter een prakti sche grens omdat de groote samenpersing gevaar oplevert op te vroegtijdige ontbran ding van het mengsel, op een ongelegen oogenblik, terwijl de vermenging met lucht niet al te fraai geschiedt omdat alles in zoo'n enorm kort oogenblik moet geschieden. De Diesel-motoren hebben het hoogste nuttig effect (ongeveer 30 pCt.), want hier is de aanvangstemperatuur het hoogst. Bij de eerste slag (zie de werking der beschreven motor) wordt alleen lucht ingezogen en bij de tweede slag samengeperst. Zoodoende is vroegtijdige ontploffing uitgesloten, zoodat veel hooger samenpersingstemperatuur bereikt kan wor den. In deze zeer heet geworden gccomprineerde lucht wordt met petroleum of zwaar dere oliesoorten gespoten, waardoor onmid dellijk ontploffing optreedt. De zuiger wordt naar buiten gedrukt. Hierop volgt weer de zuiveringsslag. Door deze inrichting is het nuttig effect zeer gestegen. Turbines, waarbij de stoom niet een zuiger vooruit duwt, maar onmiddellijk tegen de schoepen van een rad, dat daardoor snel gaat draaien, wijken in nuttig effect niet af van gewone stoommachines, al zijn zij uit protest fel genoeg zijn tegen zulk een heilig schennis. En zoo mocht ook hier niet gezwegen worden. T. B. ROORDA ? * * Tooneelcauserieën HEDDA GABLER BIJ DIE HAGHESPELERS Niemand heeft het leven en zijn diepste vreugden genoten, die niet begrijpt, dat het daarbij om de bijzaken gaat. Ik heb, om Hedda Gabler door mevrouw Vrede te zien spelen, een vol uur, van den Haag uit, in een Decemberschen sneltrein gezeten deze nieuwe tooneelster tegemoet?mijn anders verstandig hoofd was murw van de influenza, maar: per asperine ad astra! en het ongeloof lijke heb ik geleden om het wonder te Am sterdam te zien. Nu schoof ik thuis weer aan bij den haard en denk over Enny Vrede niet meer, vergat Henrik Ibsen en al zijn tooneelstukken, om, als de poes Mimi met een stukje touw, te spelen met een kleine gezellige puzzle, die uit de opvoering mij restte: de bijzaak, waarom het, o arme weelde, voor mij gaat. Hoe moet, vraag ik mij n.l. af, de Jörgen Tesman er uit zien, die met Enny Gabler of Hedda Vrede getrouwd is en getrouwd, zoodat gij aan kunt nemen, dat zij getrouwd zijn? Ik vereenzelvig nu Ibsens Hedda niet met Mevrouw Verkade, Mevrouw: Straks pruttel ik tegen Haar, Mejuffrouw: Weldra hoop ik haar Voor u fijn te malen tot een aardig poeder, Mijnheer neen, maar: gegeven eene Hedda Gabler, zooals die noodzakelijk wordt in de schoone verschijning van mevrouw Vrede (Verkade), gegeven diéHedda: welk is dan het pro fessors-uiterlijk, waarbij gij nog toestaat, dat hier een huwelijk is ? Dit is het geweest wat mij het gezelligste spel bleek voor den onvoldanen geest, die ns begreep, dat terzijde van den hemel der volmaaktheden de paar radijsjes liggen, waar nog aardsche smaak in zit. Integen deel heeft de upper ten der lang niet ach terlijke weeldestad Amsterdam in Verkade's gezelschap een volmaakt behagen gevonden, en hemelt nu op dien donzen kunst-peluw, tot in den Haag toe. Want ging ik van den Haag naar Amsterdam om Verkade te zien, zij zoeken den Amsterdammer Verkade in den Haag op. Deze begaafde en begiftigende lieden, die bij Hirsch vorig jaar de Parijsche mannequins inoogureerden, spoeden zich nu op première-dagen, na een vlug diner, met hunne omvangrijke familiën uit Am sterdam de Hofstad tegemoet weldra per expresse trein? en vinden in het Enny Vredespaleisje hun mocca en hun mecca. Ginds was de liefde (voor dékunst van Ibsen!) dadig naar vermogen vertegen woordigd op Hedda's triumfendag, gelijk zij 't vroeger was op 't Leidscheplein rondom Madeleine en Adèle onder de glorieuze witte bogen van Hirsch et Cie. De armenverzor gers zult gij altijd bij u hebben! En er is eene fervente beweging, er is nu mondain saamhoorigheidsgevoe! in Amsterdam en in den Haag (La Haye) voor Die Haghespelers. O, in de beide théatres snoof ik, uit al dit glimmend volk, iets zoets. Ik snoof er, ik snoof, ik snoof... de snob. Nu nog een Champagne-mousseerende feuilleton-rubriek van geld en kunst in de N. R. Ct., en dan een meesterlijke campagne, een Campagne, een CAMPAGNE! Arme Royaards, die dan loopen moet, terwijl Verkade zich nestelt in de automo biel van den tooneelschrijver... Gompertz". Is het niet aandoenlijk, zooals nu ineens sommige Amsterdammers na den voortreffelijken Royaards den uitnemenden Verkade ontdekken, nu hij in den Haag in trek komt ? En toch: de onnoozele mammon, mijne heeren, moet er wezen, hij moet meedoe aan het ballet van Racine, Shakespeare en Ibsen, en zijn slijmerig zilveren spoor op den parketvloer achterlaten, anders is die niet glad genoeg voor den dans... * * Maar ik heb dan dien Jörgen Tesman aangezien van La Chapelle: en ik vergeet de politiek der schouwburgondernemingen om mij hierin te verdiepen. Was La Chapelle niet een te zielig en toch al te weinig presëntabel privaat-docent, dan dat gij, ook als vergissing, de mogelijk heid van dit huwelijk aanvaardt met zulk eene voor grootsteedsche schittering geboren prikkelbare vrouw, met zulk een levensbegeerige als Hedda? Nu is, dunkt mij, de fout van La Chapelle en is in 't algemeen de fout van den regisseur geweest, dat deze beiden niet begonnen zijn Ibsen's eigen aanwijzingen strikt te volgen: Tesman", staat daar, is een jong uitziend man van drie en dertig jaar, niet groot en niet klein, een beetje zwaar, met open, rond, vroolyk gezicht," eene aanwijzing, die tenminste op iets beminnelijks duidt.... en die door den regisseur desnoods moest worden aangevuld tot er tenminste een aanneembare situatie (ók als huwelijks-,,vergissing" nog aan neembaar) geboren was. Want: het is wel mogelijk en hier vangen mijn gezellige weifelingen aan het is mogelijk, dat La Chapelle's creatie er mee door zou kun nen, indien wij een minder geraffineerdcosmopolitische verschijning tegenover hem hadden gezien dan die van Enny Vrede indien wij een minder modieuze, maar tevens hevigere hadden ontwaard. Het is mogelijk. Ik vlei mij echter, dat Enny Vrede's ver schijning naar des schrijvers bedoeling was, waaruit zou volgen dat de figuur van Tes man (en van zijn tante) eenige graden t onbenullfg, téklein-burgerlijk uitvielen om het heele geval tot een zekere waarheid te brengen. Want al is de oude juffr. Tesman door Ibsen kleintjes bedoeld, hij laat haar door dringend lief zijn (?feierlich" is ze eens) en hij noemt het oude vrijstertje: een dame van aangenaam, goedmoedig uiterlijk", wat iets anders beteekent dan een soort horretjesjuffrouw uit het Poortje of de Duivel in Kruimelberg gelijk wij zagen. Mevrouw Vrede is in 't algemeen als verschijning te mooi uitgekomen: ook tegenover Brack, en daar door, in plaats van door haar grootere menschelijkheid, uit het kader gevallen. Ibsen zelf zegt: Bracks gezicht is rond, met edel profiel", en rechter Brack, door den heer de Groot gespeeld, was een gewone marquéen een hittige nachtcafé-charmeur, geen intellectueele egoïst, zooals bedoeld is. Maar Hedda's wezen nu ? Hoe bevonden we ons daar dezen avond ver van af! Het spel van Enny Vrede en de gansene op voering waren, naar het wezen van dit stuk van Ibsen, ueber die Kraft! Eene figuur als die van Hedda Gabler wordt niet voldoende goed gespeeld door elke actrice, die de ongetemde verwende jonge vrouw der Engelsche blijspelen voortreffelijk leven doet. Voor zulk eene, zelfs halfbakken Heldin als Hedda is, wordt te veel gespierde kunst vereischt, en de actrice, die pas zooveel mooi begrip toonde zelfs in Shaws Dilemma", deed hier toch een téhooge gooi. Zoo was de avond onbevredigend in 't algemeen en onbevredigend. Slechts een slap briesje van Ibsens kunst: wat mooie momenten, ook, bij het album, van Verkade's Löwborg... en overigens de vragende onver vuldheid. HONORÉDE LA BAIGNOIRE llllMIIIHIIIMtlllllllllllllllllHMMtmil IIIHHIIttl* Fig. 1. SCHEMA VAN EEN MOTOR.*) A zuiger, B vliegwiel, C polen, waartusschen de vonk moet overspringen, die het gas-lucht-mengsel aansteekt en doet ontploffen. D en E inlaat- en uitlaatkleppen. Werking: zie bijgaand artikel. *) Ontleend aan Leerb. der Natk., van Brandsen en v. Oss. andere oogpunten, bv. door hun compacter vorm, soms te verkiezen boven de ouderwetsche machines. Volmaakter echter dan al deze machines lijkt toch nog ons lichaam te zijn. Na meting van de arbeid die een spier verricht bij haar samentrekking en van de warmte die hierbij vrij komt is een nuttig effect van 30 pCt. geworden, dus evenveel als bij de Diesel-motoren. Maar het bleek bij later metingen, dat de spier nog veel voordeeliger werkt, daar een zeer belangrijk deel 'der warmte-onderkleeding pas optreedt als de contractie gereed is. Als men dit in reke ning brengt, blijkt het nuttig effect van een spier vél hooger dan 30 pCt. te zijn en zelfs in de buurt van 100 pCt. te liggen, zoodat een spier vrijwel de geheele verkre gen energie (uit voedsel en zuurstof) in arbeid omzet! De spier blijkt dan ook niet vergeleken te mogen worden met ma chines die warmte in arbeid omzetten, maar eerder met toestellen waarin scheikundige energie gedeeltelijk in arbeid, gedeeltelijk in warmte wordt omgezet, op dezelfde wijze als bij een galvanisch element. De spier is dan meer een chenodynamische dan wel een thermodynamische machine. De wijze waarop de scheikundige verschijnselen de spiercontractie kunnen veroorzaken, ligt bui ten het gebied van dit artikel; men is echter de oplossing van dat probleem dichter gena derd dan ooit te voren, o.a. door onderzoe kingen van Dr. D. Katz. Als merkwaardigheid wil ik hier nog iets laten volgen over geschutwerking. Bij het verbranden van explosiefstoffen (e.v. kruitledig achter een kogel in de geweerloop) wordt ook warmte omgezet in arbeidsver mogen. Een stuk geschut lijkt iets op een motor. De kogel is dan de zuiger, die zich in de cylinder (liever de loop) beweegt onder invloed der verbrandingsgassen (liever het heete lemietgas). Terwijl een motor echter langen tijd moet werken, moet een | stuk geschut slechts enkele keeren werken met een zoo groot mogelijke intensiteit. Toch is het nuttig effect van een modern stuk geschut ongeveer gelijk aan dat van Diesel-motor. Als men echter de energie berekent die de kogel nog heeft bij het in slaan in het doel, is het nuttig effect vél geringer, en slechts enkele percenten! voldoende is het echter voor het te bereiken doel als men nagaat hoe ontzaggelijk groot de ontwikkelde energie van het kruitgas is. De kogel (620 Kg.) van een kanon met 35.5 cM. loopwijdte, krijgt door een lading van 255 Kg. bij de loppmond driemaal meer energie dan een D-trein (locomotief, tender en 4 wagons), die met een snelheid van 90 K.M. per uur voortrent. Deze energie geven - de kruitgassen in n honderdste seconde! Een machine, die dit doorloopend opleveren moet, zou van 17.000.000 Pk. moeten zijn! Na honderd schoten is het geschut onbruikbaar, en deze 100 schoten kosten 180.000 gulden; een 100 P.k. stoom machine zou dezelfde arbeid in 44 uur leveren voor slechts ? 42.?!! goedkoop is een geschut-machine" dus niet! P. VAN OLST

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl