Historisch Archief 1877-1940
4 Jan. '14. - No. 1906
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
De plaats waar den avond voor Kerstmis op de lijn Assen?Hoogeveen het spoorwegongeluk geschiedde;
op den voorgrond de wissel, die door ontijdig overgaan de ontsporing veroorzaakte.
De waggon Ie en 2e klasse, waarvan eenige compartimenten werden verbrijzeld; op den achtergrond
de gehavende derde-klas-wagen, die den voorgaanden waggon geheel indrukte.
iiiiiiiiiMiiniiiiiinmiiMiiiuiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiHiiiiiHtmiiiiiiiiiitiimiiiHiMiiiiiiiiiiimmiiiiMiimiim
trijnsche muze" uitdrukking welke ik den
auteur niet kwalijk zou nemen, als hij van
Palestrina inderdaad niet zeer taai hout
maakte. De uitvoeringen zijn een echo der
toelichtingen. En als men vergelijkt wat er
in de laatste vijfentwintig jaren gedaan is
om de primitieve schilders en hunne geheel
onmoderne schoonheid te herwekken in onze
20e eeuw, met de pogingen (altijd steriel,
altijd baatzuchtige persoonlijkheden, ijdele
geleerdheid en pedanterie) der archeologen,
schrijvers, dirigenten, om de componeerende
tijdgenopten der Angelico's (die toch de fijnste
en veeleischendc Renaissancisten verrukt heb
ben) te restaureeren in de tegenwoordige
wereld, dan heeft de minnaar dier muzikale
en sensitieve mystiek reden tot klagen. ?
MATTHIJS VERMEULEN
* * *
De heer" Roorda en de
Chineesche Kunst
Het zij mij vergund den heer Roorda naar
aanleiding van zijn onwelwillend artikel De
heer Borel en de Chineesche Kunst" (hoe
hollandsch-burgerlijk is dit heer" aangewend
in deze combinatie!) eenige opmerkingen te
maken (zie De Amst." van 28 Dec. 1.1.).
Ten eerste heb ik niet gezegd dat over
Chineesche schilderkunst niet geschreven is.
Ik heb gezegd dat eerst in de l a at s t e
jaren goede werken over Chineesche schilder
kunst zijn geschreven, maar dat deze bij het
groote' publiek weinig bekend zijn, en dat
het grootste deel dier werken meer uit een
archeologiseïi standpunt dan uit een kunst
standpunt geschreven zijn.
Daar ik op den avond van mijne lezing
plotseling ongesteld was geworden 1), heb
ik alleen met groote wils-inspanning, om het
publiek, dat niet meer gewaarschuwd kon
worden, niet teleur te stellen, mijn voordracht
kunnen houden, doch een gedeelte moeten
overslaan, ter bekorting. Onder dat gedeelte
behoorde de vermelding van eenige werken
als dat van Fenollosa, dat de heer Roorr1*1
mij verwijt, niet genoemd te hebben. L..if
volgenden avond, te Leiden lezende voor
het Ned.Verbond", is dit werk van Fenollosa
1) Dr. Rijkens te Amsterdam kan dit ge
tuigen.
De nieuwe Chineesche Staatscourant
t /. H A
. H xt
?»S
tl
3
m
B
15
China past zich aan de modernere be
grippen aan, maar het valt te betwijfelen,
of. het er bij wint, al bezit het nu al een
Staatscourant in optima forma. Het is hekend
dat de Chineezen in de uitvinding en toe
passing van de boekdrukkunst ons ver
vooruit waren, doch het moderne parlemen
taire orgaan zijn ze pas nu rijk geworden
met het parlement zelf.
Het is een heel ander product dan het
oudste Chineesche orgaan Wai San Pao",
dat in zijn primitiefsten vorm bestond uit
met roode lak beschilderde dunne bamboe
schijfjes. Nadat in 105 n. Chr. het papier
was uitgevonden en in de 4e eeuw de smid
Pe Ching letters begon te gieten, is er in
den uiterlijken vorm veel veranderd, maar het
blad was niet goedkoop. Dat is de staats
courant, die anders als nieuwsblad waar
schijnlijk niet up to date zal zijn, wel. Een
exemplaar, op wit, zacht papier gedrukt,
een boekje van 18 bij 25 c.M., kost slechts
zes cent.
Hierboven is het titelblad gereproduceerd.
Wat naar onze begrippen de kop van het
blad is, staat in het midden, en moet als
volgt gelezen worden: Kung pao cheng fu,
wat letterlijk wil zeggen: openlijk bericht
regeering paleis.
wel degelijk door mij genoemd en evenzeer
Giles' Introduction to the History of Chinese
Pictorial Art" en een paar anderen (ook de
Kokka").
Ik heb mij maar tot enkelen beperkt, omdat
het in een lezing vervelend is, eene serie
titels van werken te hooren opnoemen. Toen
mij na die lezing van enkele zijden brieven
bereikten om nadere inlichting, heb ik
particulie'r aan die aanvragers nog meerdere
werken opgenoemd. Eene schilderes te Laren
kan o. a. getuigen hoe ik haar direct Petrucci's
La philosophic de la Nature dans l'art de
l'Extrême Oriënt" opnoemde, dat de heer
Roorda mij verwijt niet te kennen!
De heer Roorda, die 't wil laten voor
komen alsof ik als sinoloog die werken niet
zou kennen, vergeet dat men in eene lezing,
wil men het gehoor niet in slaap doen vallen,
geen droge bibliographie" kan geven, wél
in een artikel.
Hij geurt nu als 't ware met zijn kennis
en laat een lijstje afdrukken, dat niet eens
compleet is. Hij had nog kunnen opnoemen
La Peinture Chinoisc au Musée Guimet",
door Tchang Yi Chou en Hacken, en nog
wel een tiental andere werken en werkjes.
Ook de mooie reproducties in de Catalogue
of Old Chinese Paintings and Drawings",
van Probsthain in Londen zijn de moeite
waard, en er aan annex kan de heer Roorda
ook nog een bibliographie vinden over 't
onderwerp.
De geheele geschiedenis komt alzoo hier
op neer: de heer Roorda had gewild dat ik
om erg geleerd te schijnen in mijne lezing
een lange lijst werken met namen van
schrijvers en data zou hebben opgenoemd,
maar ik heb dit opzettelijk ve.rzuimd. Hieruit
concludeert de heer Roorda dat ik, sinoloog,
die werken niet zou kennen, en toont, door
een lange lijst aan dat hij ze wél kent! Al
die door hem opgenoemde werken, die mij
natuurlijk volkomen bekend waren, doen niets
af tot mijne bewering, dat eerst in de laatste
jartsn werkelijk goede boeken over Chineesche
schilderkunst zijn verschenen, en goede ten
toonstellingen gehouden zijn. Juist in Prof.
Ff>nr(i'osa's werk kan hij lezen, hoe deze
artistieke geleerde zich er in beklaagt dat
tot nu toe de Chineesche kunst bijna uit
sluitend uit een oudheidkundig en niet uit
een kunst-oogpunt is behandeld.
Het werk van Petrucci La pliilosophie
de la nature dans l'Art de l'Extreme
Oriënt", dateert Parijs 1911, dat van
Fennolosa is van 1912, Giles' werk is wel
is waar van 1905, maar dit jaar 1905 is, de
ouderdom der sinologie in aanmerking ge
nomen, gerust onder de latere jaren te reke
nen, en bovendien is dit meer historisch dan
artistiek. Zelfs het werk van Fenollosa,
ondanks zijn eigen, bovengenoemde klacht,
is meer historisch en oudheidkundig dan
kunstgevoelig.
Ik heb aangehaald Edmond de Goncourt
als iemand, die bij het groote publiek de
japansche artiesten in wijden kring bekend
heeft gemaakt, en heb gezegd, dat over
Chineesche artiesten zooiets weinig of niet is
geschreven. En hier blijf ik bij. De werken
b.v. van Fennolosa, Petrucci e.a. zijn, om
hun vorm, bij het groote pub(iek weinig of
niet bekend.
De heer Roorda probeere eens in eene
causerie of eene lezing eene dorre opsom
ming van werken te geven, eene bibliographie
met niets dan titels, namen en jaartallen, en
lette dan eens op het gapen en kuchen
onder zijn publiek! Zulk eene bibliografie is
best in een artikel of als bijlage achter in
een boek, maar uitgesproken op eene lezing
is zij vervelend en pedant.
Nu over de tentoongestelde kakemonos.
Ik heb uitdrukkelijk in mijne lezing gezegd
dat ik, helaas, geen der beroemde stukken
uit de Sung-dynastie bezit, maar dat ik
toch eenige proeven van latere schilderkunst
wilde laten zien. Er zijn o.a. werken onder
van artiesten als Clüang Thing Si uit de
Ming-dynastie (hij leefde' 1668?1732) die in
China hoog staan aangeschreven.
Ik heb bij mijnt; uitlegging van zuiver
chineesche bizonderheden gezegd dat ik
over de pictorale waarde niet zou spreken,
omdat hollandsche schilders die zonder mijne
voorlichting zelf wel kunnen beoordeelen.
De heer Roorda noemt/e akelige imitaties"
dat is eene persoonlijke appreciatie, waartoe
hij het recht heeft, maar meer ook niet.
Door anderen heb ik deze schilderingen zeer
hooren roemen, en onder die anderen zijn
schilders met een veel grooter naam dan
Roorda als plastieker heeft, en een fijnvoelend
kunstkenner als Frederik van Eeden, de man,
die het eerste in ons land Vincent van Gogh
inluidde. Een onzer in het buitenland best
bekende schilders heb ik groote bewondering
hooren uiten over De Kippenfamilie" (No. 7)
die Roorda een zeer zwakke copie" noemt.
De vele critici, die enthoesiast over deze
schilderingen schreven, behooren van
schaamte hun pen voor goed neer te leggen
nu de groote deskundige, de heer Roorda
verklaart dat het prullen" zijn die niets met
Oost-Aziatische kunst te maken hebben."
Behalve schilderijen-criticus, is de heer
Roorda ook autoriteit op boeddhistisch
gebied. Hij heeft (van een zijner vrienden)
gehoord dat een door mij voor 't gemak
(de catalogus is niet voor geleerden maar
voor 't groote publiek bestemd) als Boeddha
opgegeven figuur eigenlijk een Bodhisattva
(Puh-sien) is. Welk een fout mijnerzijds!
Hij schijnt niet te weten of wil niet weten
dat zelfs Avalokiteshvara (Kwan Yin in
China) in den gewonen omgangstaal een
Boeddha" genoemd wordt, hoewel het
Bodhisattva moet zijn. Eene geleerde ver
handeling over Dhyani Boeddhas,
Bodhisattvas, Manushi Boeddhas,
Pratyeka-Boeddhas enz. is op een college van pas, maar
in een kunst-catalogus, voor 't groote publiek
bestemd, een weinig pedant. Dat ik Nr. 19
wél Bodhisattvas" noemde is omdat zij een
pendant is en dus eenigszins in titel onder
scheiden moet worden van de daarnaast
gehangen Dhyani Boeddhas".
Het publiek weet nu dat de heer Roorda
uitstekend op de hoogte is van bibliografie
en van boeddhisme, en dat hij een
weibelezen man is van groote eruditie. Hij
houde nu eens eene lezing met eene lange
lijst namen, jaartallen, data enz. enz. en
eene geleerde beschouwing over Bodhisattvas,
vooral met veel aanhalingen, sanskriettermen,
bronnen, historische bizonderheden enz. Dat
staat geleerd. Maar dan wordt het een col
lege, geen causerie of lezing voor 't groote
publiek.
Zoo'n college heeft groote waarde, die ik niet
hoog genoeg kan schatten, maar niet in een
kunsthandel, voor het groote publiek.
Verder wensch ik den heer Roorda even
veel fijn gevoel en vaardigheid in de plas
tiek toe als de chineesche schilders mijner
prullen" en zeer zwakke imitaties" in 't
schilderen hunner vogels en bloemen.
Ook nog dit: No. l der catalogus zou
volgens den deskundige Roorda eene imitatie
zijn. Imitaties v.ar/tf^i altijd met oude jaar
tallen e;/ whildersnamen voorzien om ze
voor oude origiheelen te doen doorgaan.
Indien de heer Rooid? chineesch kon lezen,
zou hij weten dat de .schilder zijn eigen
raam met den datum er bij (1877), alzoo 't
stuk als modern erkennend, op de kakemono
vermeld heeft. Of lees ik dit weer verkeerd
en is de heer Roorda. ook nog sinoloog, die
beter chineesch lezen kan dan ik?
Het is een slag voor bewonderaars van
Outamaro, Hokusai e. a., dat de heer Roorda
deze gevoelige kunstenaars ook al geen
kunstenaars in de hooge beteekenis noemt.
Hoewel 't zeker juist is dat de Okiyo-y
school van kleurendruk (de kunstenaars be
hooren wel degelijk onder schilders" al kwa
men hun meeste werken in kleurendruk onder
't publiek) een geheel andere is dan de hooger
staande groote spiritueele Sungkunst (ik heb
ook nergens beweerd dat zij eender zouden
zijn), zoo blijf ik toch volhouden dat de
werken van Toyokuni, Utamaro enz. terecht
wat Lafcadio Hearn er van zegt aesthetic
luxuries" zijn. Deze fijne kunstkenner haalt
een' japanschen minister aan die deze kunst
common things" noemt (zie zijn About
faces in japanese Art"), en zegt er bij, waarop
dit onkundige oordeel gebaseerd is. Zouden
artiesten als Beardsley, Whistler, Grasset,
Cheret en Lautrec zich hebben laten
influenceeren door zulke common things"?
Terecht zegt Lafcadio Hearn The Ukiyo-y
artist drew actualities, but not repellent or
meaningless actualities, proving his rank even
more by his refusal than by the choice of
his objects", en it was the art of the largcr
compn'hen.tion of things as thcy are."
HKNRI BoRi-i.
N.B. Prof. A. Fischer in zijn in October 1.1,
verschenen Gids'" door 't nieuwe O. Azia
tische Museum te Keulen zegt, evenals ik,
dat die gros:c ostasiatischc Kunst nicht
gcniigcnd bcachtct und gewiirdigt wnrde" en
dat ein Qualitiitsgefühl fiir dicselbc, das
bisher fchltc" nu pas in de laatste jaren zich
begint te verspreiden. Daarom richtte hij een
museum in dat (?nirgcns abcr" zegt hij haf
man es bisher in Europa versacht") aan de
kunstwaarde recht doet. Natuurlijk kende
Prof. Fischer ook al de werken uit de
bibliottieca sinica van Roorda, die tot zijn con
clusie echter niets afdeden. Wie zich over
tuigen wil hoe schandelijk onoordeelkundig
Chineesche kunst wordt verzameld en opge
borgen neme maar eens een kijkje in het
Ethnografisch Museum te Leiden, waar de
weinige mooie kunst onder den
onbelangrijksten rommel staat als bij een uitdrager.
Ook Prof. Fischer rangschikt de Okiyo
school onder Japanische Malerei".
H. B.
Tango in Budapest
Ook Budapest is door de tangopassie aan
gegrepen : wanneer men n van de talrijke
schitterende café's binnentreedt, die bijna
allen zonder uitzondering hun Cziganekapel
bezitten, dan komen de klanken van den
Choclo" of Y come Ie va" u reeds tegemoet.
Loopt men door de Vaczistraat, de kleine
maar elegante winkelstraat, waar des avonds
tusschen zeven en acht men zich nauwelijks
op de trottoirs bewegen kan, dan hoort men
ieder oogenblik jongelui een dispuut voeren
over den tango, terwijl zij op alle«wijzen het
werkwoord tangozni vervoegen.
Genoeglijk, hoewel moeilijk flaneeren in
de Vaczistraat! Men wandelt er arm in arm
met zijne vrienden, ontvangt glimlachend
van zijne kennissen den hartelijken groet:
Servus!", terwijl zij, al kent gij hen reeds
vrij goed, niet zullen nalaten op elegante
wijze den cilinder van het hoofd te nemen,
wanneer zij u passeeren. Bovendien biedt
u de Vaczi-straat, waar men beter gekleed
gaat dan bij ons, u gelegenheid de buiten
gewoon goede smaak der dames van de
Lipót-wijk d. i. de zetel der haute finance
te bewonderen.
De Vaczistraat is in den winter, wat de
schoone Donaukade in den zomer is: een
corso. Tot in November van dit jaar bewoog
zich het ijdele, niets doende deel der be
volking zich langs de zonnige oevers der
Donau. Wie niet flaneeren wilde, zette zich
rustig op een der stoelen voor de groote
hotels, liet zich koesteren door de zon en,
indien hij niet met gespannen aandacht de
komst van eene schoone verbeidde, kon hij
den vermoeiden blik over den Donau weiden
laten naar de bergruggen van den overkant,
waar de koninklijke paleizen in alle fierheid
zich op de hoogte verheffen.
Maar spreken wij over den Tango.
Heden zeide mij de jonge Parisienne, die
om de elegante, uiterst decente tango, welke
zij in n der schitterendste danstheaters
van Budapest danst, de bewondering en het
enthousiasme wekt van wie haar gezien heeft,
dat de tango een uitüotn v-.vas voor ieder
een". ,
Indefi iad was het ec'f .,tkomst vooreen
groot hoi>1 hier ter st stj, waar niets aan
ontbrak wa+ ligging, in hting, bediening
etc. "treft, -naar waar ,lechts de gasten
manke. n. Lenige jongelieden der aristo
cratie sieren c ' hoofden bij elkaar, vorm
den om z-oo te . 'ggen een tangosyndicaat,
confereerden met de directie van het hotel
en men besloot tv eemaal wekelijks een tan
gothee te organiseeren, wat tengevolge heeft
gehad dat thans op de aangegeven tijden
in de hal en in de salons zich een vijfhonderd
lieden verdringen, zoodat voor de arme
tangisten dikwijls schier geen parket overblijft,
en sinds dit moment floreert het alleszins
sympathieke hotel in alle opzichten!
Hoe aangenaam," zei mij daar de bekoor
lijke mama van eene bekoorlijke dochter,
dat men thans tweemaal wekelijks weer
de menschen kan ontmoeten, die ons sym
pathiek zijn," waarmede die gnadige Frau
bedoelde dat men onder de tangomelodieën
zulk eene schoone gelegenheid heeft om
zonder aanstoot te geven te flirten.
Deeenigen die dan te beklagen zijn, zijn die jonge
dames, die, wanneer ge haar vraagt: vous
ne dansez donc pas Ie tango, mademoiselle?"
u met een spijtigen blik antwoorden: papa
ne permet pas que nous dansonsen public."
Maar in den huiselijken .kring: v/aar men
vroeger rustig om zes uur bij de familie
een kop thee kon drinken, terwijl men zich
aangenaam met de schoone bezoeksters
onderhield, daar hebt gij thans geen gele
genheid een rustig gesprek te voeren, want
de jonge dames hebben voor niets anders
aandacht dan voor den tango en kunnen
nauwelijks een oogenblik blijven zitten.
Of gij moest toevallig in gezelschap zijn
van eene, die nog niet alle figuren kent,
maar wees ervan overtuigd dat zij zich in
de morgenuren vlijtig met hare zuster in
de passen oefent, terwijl de governess de
wijzen speelt. Een governess, want ondanks
de maandelijksche verschijning van de Revue
de Hongrie, ondanks de talrijke conf
renciers die van Parijs komen, ondanks de pas
hier opgerichte association littéraire
francaise, begint het Engelsch hier groeten in
gang te vinden, en meenen velen u welge
vallig te zijn wanneer zij u in deze taal
antwoorden. Ook hier is onder de jongelui
de zucht de Engelschen in kleeding, hou
ding en gebaar na te volgen voor een groot
deel verbreid. Niet dat ik wil ontkennen
dat het Engelsche karakter in alle opzichten
correct en gezond is, maar wie zijne natio
naliteit onder een andere gaat verbergen is
op een verkeerden weg.
Een avond dat ik simpel soupeerde in
gezelschap van een afgevaardigde en een
Hongaar van Grieksche afkomst, bij welk
souper de zigeunermuziek niet ontbrak,
vroeg men mij hoe ik de Hongaarsche
melodieën vond. Ik antwoordde dat ik
steeds de vlugheid bewonderde, waarmede
de strijkjes hunnen primas'' volgden, maar
dat er voor mij een zekere eentonigheid in
lag, zoodat het mij toescheen dat men op
kleine variatie's na veelal hetzelfde lied
speelde. Waarop mijn Hongaar-Griek vuur
vatte en den primas liet komen en hem
vroeg hoeveel Hongaarsche liederen hij
kende. De primas lachte en meende: wel
licht honderd. Ich spiele deren sofort
dreihundert," sprak de talentvolle zoon van
Athene. Bitte sehr," protesteerde de député.
Lieber Freund," sprak weer de jonge Griek
met de vurige oogen, ich mache dir die
Wette dass ich dir dreihundert Liederspielen
werde, das eine Lied nach dem anderen,
und keins dem anderen gleich." Die Wette
ist gemacht um zwanzig Flaschen
Champagner", zei het lid van de Nationale
Arbeidspartij.
Het was ongeveer half elf toen onze vriend
de viool van den primas overnam. In drie
honderd vijf-en-vijftig liederen heeft de
onvermoeide kapel hem moeten volgen, ter
wijl wij in langzaam maar behoorlijk tempo
de champagne nuttigden. Toen echter om
drie uur in den morgen onze metgezel de
viool zegevierend aan den primas overgaf,
was het een ware uitkomst toen deze op
frissche wijze met een tango inzette.
De tango was eene uitkomst" voor de
levenslustige kleine modisten, die niet altijd
boston of eens czardas konden dansen en
zij hebben thans slechts n gedachte den
Zondagmiddag of -avond met hun uitver
korenen bij n der talrijke dansmeesters op
den boulevard tangeerende door te brengen.
Ook de geestelijkheid schijnt geen ernstige
bezwaren tegen den tango te hebben. Een
avond bezocht ik de smaakvol ingerichte
vertrekken van den katholiekenkring. In de
groote zaal honderden paren om den dans
meester geschaard, die op luttele vierkante
meters den tango voordanste. Hij zoekt eene
dame. Bij tientallen bieden démeisjes zich
aan. Stralend van geluk staat zij voor hem,
die gekozen wordt. Dan, als hij gedaan heeft,
geeft hij het sein, en de jongelui die blijk
baar van de drukkende hitte geen last hebben,
geven zich over aan hetgeen hen met ver
rukking bezielt, de tango of wat een tango
moet heeten.
Hier in Budapest heb ik geen ernstig pro
of contra gehoord, slechts lezen wij in de
couranten dat de opinie aan de Europeesche
hoven verdeeld is." Men is in Hongarije al
te danslustig en danst te goed dan dat men
den tijd zou verdoen met redeneeren. Ove
rigens kan ik mij voorstellen dat de tango
in Holland voor menigen Nurks een uit
komst" moet zijn. Hypocriet is men hier ten
minste niet en menige moeder van de tegen
woordige jeugd zou hier andere dingen
kunnen vertellen over den souper-czardas,
een dans die uren duurde en zoo wild en
zoo opwindend was, dat mama haar dochter
tegen den ochtend vrijwel uitgeput en ont
daan naast zich zag neerzinken.
Ik weet niet of de tango voorMax Linder
een uitkomst" was. Zooveel is zeker dat
zij hem in Budapest in veertien dagen een
vijftien duizend kronen heeft opgebracht.
Ook de voordansers beleven een gulden
tijd. Een tangoles bij een erkende grootheid
kost honderd kronen per uur, en vijftig is
een normale prijs, waaraan ik zelfs Hollan
ders alhier zich heb zien te buiten gaan!
Men zou in Hongarije een oogenblik
somber kunnen worden over de vierhonderd
millioen die de politiek van Graaf Berchtold,
d.w.z. de mobilisatie tegen Servië, heeft ge
kost, en over het algemeen zou men zich
bezorgd kunnen maken over de
oeconomische en polilieke toestanden. Maar de tango
is daar om al deze ellende te doen ver
geten en hoop op beter te geven.
De tango doodt de zorgen der kleinen en
verjaagt de verveling bij de weigestelden.
Zij heeft een prestige gekregen als geen
andere dans heden ten dage en zich de
plaats van eene klassieke figuur veroverd.
Het is een dans die alle gratiën bezit, zon
der dat zij grof behoeft te worden. Het is
een geestige dans die dan een vroolijk dan
een somber karakter draagt en even ver
anderlijk is als de geheime gedachten der
vrouwen. Daarom heeft het schoone geslacht
dien dans ingehaald en zij vervult de Hon
gaarsche hoofdstad thans als een parfum.
Mr. C. L. TORLEY DUWEL
Budapest, 27 December 1913
* 9 *
Charivarius in de Alpen
(De Pers in de Wolken)
d' Eerste week van Januari
Komt er eens geen Charivari:
Charivarius is op reis ;
Hij 's aan 't rusten van zijn zorgen,
Hij zit veilig opgeborgen
In het land van sneeuw en ijs.