De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 4 januari pagina 7

4 januari 1914 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

4 Jan. '14. - No. 1906 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De plaats waar den avond voor Kerstmis op de lijn Assen?Hoogeveen het spoorwegongeluk geschiedde; op den voorgrond de wissel, die door ontijdig overgaan de ontsporing veroorzaakte. De waggon Ie en 2e klasse, waarvan eenige compartimenten werden verbrijzeld; op den achtergrond de gehavende derde-klas-wagen, die den voorgaanden waggon geheel indrukte. iiiiiiiiiMiiniiiiiinmiiMiiiuiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiHiiiiiHtmiiiiiiiiiitiimiiiHiMiiiiiiiiiiimmiiiiMiimiim trijnsche muze" uitdrukking welke ik den auteur niet kwalijk zou nemen, als hij van Palestrina inderdaad niet zeer taai hout maakte. De uitvoeringen zijn een echo der toelichtingen. En als men vergelijkt wat er in de laatste vijfentwintig jaren gedaan is om de primitieve schilders en hunne geheel onmoderne schoonheid te herwekken in onze 20e eeuw, met de pogingen (altijd steriel, altijd baatzuchtige persoonlijkheden, ijdele geleerdheid en pedanterie) der archeologen, schrijvers, dirigenten, om de componeerende tijdgenopten der Angelico's (die toch de fijnste en veeleischendc Renaissancisten verrukt heb ben) te restaureeren in de tegenwoordige wereld, dan heeft de minnaar dier muzikale en sensitieve mystiek reden tot klagen. ? MATTHIJS VERMEULEN * * * De heer" Roorda en de Chineesche Kunst Het zij mij vergund den heer Roorda naar aanleiding van zijn onwelwillend artikel De heer Borel en de Chineesche Kunst" (hoe hollandsch-burgerlijk is dit heer" aangewend in deze combinatie!) eenige opmerkingen te maken (zie De Amst." van 28 Dec. 1.1.). Ten eerste heb ik niet gezegd dat over Chineesche schilderkunst niet geschreven is. Ik heb gezegd dat eerst in de l a at s t e jaren goede werken over Chineesche schilder kunst zijn geschreven, maar dat deze bij het groote' publiek weinig bekend zijn, en dat het grootste deel dier werken meer uit een archeologiseïi standpunt dan uit een kunst standpunt geschreven zijn. Daar ik op den avond van mijne lezing plotseling ongesteld was geworden 1), heb ik alleen met groote wils-inspanning, om het publiek, dat niet meer gewaarschuwd kon worden, niet teleur te stellen, mijn voordracht kunnen houden, doch een gedeelte moeten overslaan, ter bekorting. Onder dat gedeelte behoorde de vermelding van eenige werken als dat van Fenollosa, dat de heer Roorr1*1 mij verwijt, niet genoemd te hebben. L..if volgenden avond, te Leiden lezende voor het Ned.Verbond", is dit werk van Fenollosa 1) Dr. Rijkens te Amsterdam kan dit ge tuigen. De nieuwe Chineesche Staatscourant t /. H A . H xt ?»S tl 3 m B 15 China past zich aan de modernere be grippen aan, maar het valt te betwijfelen, of. het er bij wint, al bezit het nu al een Staatscourant in optima forma. Het is hekend dat de Chineezen in de uitvinding en toe passing van de boekdrukkunst ons ver vooruit waren, doch het moderne parlemen taire orgaan zijn ze pas nu rijk geworden met het parlement zelf. Het is een heel ander product dan het oudste Chineesche orgaan Wai San Pao", dat in zijn primitiefsten vorm bestond uit met roode lak beschilderde dunne bamboe schijfjes. Nadat in 105 n. Chr. het papier was uitgevonden en in de 4e eeuw de smid Pe Ching letters begon te gieten, is er in den uiterlijken vorm veel veranderd, maar het blad was niet goedkoop. Dat is de staats courant, die anders als nieuwsblad waar schijnlijk niet up to date zal zijn, wel. Een exemplaar, op wit, zacht papier gedrukt, een boekje van 18 bij 25 c.M., kost slechts zes cent. Hierboven is het titelblad gereproduceerd. Wat naar onze begrippen de kop van het blad is, staat in het midden, en moet als volgt gelezen worden: Kung pao cheng fu, wat letterlijk wil zeggen: openlijk bericht regeering paleis. wel degelijk door mij genoemd en evenzeer Giles' Introduction to the History of Chinese Pictorial Art" en een paar anderen (ook de Kokka"). Ik heb mij maar tot enkelen beperkt, omdat het in een lezing vervelend is, eene serie titels van werken te hooren opnoemen. Toen mij na die lezing van enkele zijden brieven bereikten om nadere inlichting, heb ik particulie'r aan die aanvragers nog meerdere werken opgenoemd. Eene schilderes te Laren kan o. a. getuigen hoe ik haar direct Petrucci's La philosophic de la Nature dans l'art de l'Extrême Oriënt" opnoemde, dat de heer Roorda mij verwijt niet te kennen! De heer Roorda, die 't wil laten voor komen alsof ik als sinoloog die werken niet zou kennen, vergeet dat men in eene lezing, wil men het gehoor niet in slaap doen vallen, geen droge bibliographie" kan geven, wél in een artikel. Hij geurt nu als 't ware met zijn kennis en laat een lijstje afdrukken, dat niet eens compleet is. Hij had nog kunnen opnoemen La Peinture Chinoisc au Musée Guimet", door Tchang Yi Chou en Hacken, en nog wel een tiental andere werken en werkjes. Ook de mooie reproducties in de Catalogue of Old Chinese Paintings and Drawings", van Probsthain in Londen zijn de moeite waard, en er aan annex kan de heer Roorda ook nog een bibliographie vinden over 't onderwerp. De geheele geschiedenis komt alzoo hier op neer: de heer Roorda had gewild dat ik om erg geleerd te schijnen in mijne lezing een lange lijst werken met namen van schrijvers en data zou hebben opgenoemd, maar ik heb dit opzettelijk ve.rzuimd. Hieruit concludeert de heer Roorda dat ik, sinoloog, die werken niet zou kennen, en toont, door een lange lijst aan dat hij ze wél kent! Al die door hem opgenoemde werken, die mij natuurlijk volkomen bekend waren, doen niets af tot mijne bewering, dat eerst in de laatste jartsn werkelijk goede boeken over Chineesche schilderkunst zijn verschenen, en goede ten toonstellingen gehouden zijn. Juist in Prof. Ff>nr(i'osa's werk kan hij lezen, hoe deze artistieke geleerde zich er in beklaagt dat tot nu toe de Chineesche kunst bijna uit sluitend uit een oudheidkundig en niet uit een kunst-oogpunt is behandeld. Het werk van Petrucci La pliilosophie de la nature dans l'Art de l'Extreme Oriënt", dateert Parijs 1911, dat van Fennolosa is van 1912, Giles' werk is wel is waar van 1905, maar dit jaar 1905 is, de ouderdom der sinologie in aanmerking ge nomen, gerust onder de latere jaren te reke nen, en bovendien is dit meer historisch dan artistiek. Zelfs het werk van Fenollosa, ondanks zijn eigen, bovengenoemde klacht, is meer historisch en oudheidkundig dan kunstgevoelig. Ik heb aangehaald Edmond de Goncourt als iemand, die bij het groote publiek de japansche artiesten in wijden kring bekend heeft gemaakt, en heb gezegd, dat over Chineesche artiesten zooiets weinig of niet is geschreven. En hier blijf ik bij. De werken b.v. van Fennolosa, Petrucci e.a. zijn, om hun vorm, bij het groote pub(iek weinig of niet bekend. De heer Roorda probeere eens in eene causerie of eene lezing eene dorre opsom ming van werken te geven, eene bibliographie met niets dan titels, namen en jaartallen, en lette dan eens op het gapen en kuchen onder zijn publiek! Zulk eene bibliografie is best in een artikel of als bijlage achter in een boek, maar uitgesproken op eene lezing is zij vervelend en pedant. Nu over de tentoongestelde kakemonos. Ik heb uitdrukkelijk in mijne lezing gezegd dat ik, helaas, geen der beroemde stukken uit de Sung-dynastie bezit, maar dat ik toch eenige proeven van latere schilderkunst wilde laten zien. Er zijn o.a. werken onder van artiesten als Clüang Thing Si uit de Ming-dynastie (hij leefde' 1668?1732) die in China hoog staan aangeschreven. Ik heb bij mijnt; uitlegging van zuiver chineesche bizonderheden gezegd dat ik over de pictorale waarde niet zou spreken, omdat hollandsche schilders die zonder mijne voorlichting zelf wel kunnen beoordeelen. De heer Roorda noemt/e akelige imitaties" dat is eene persoonlijke appreciatie, waartoe hij het recht heeft, maar meer ook niet. Door anderen heb ik deze schilderingen zeer hooren roemen, en onder die anderen zijn schilders met een veel grooter naam dan Roorda als plastieker heeft, en een fijnvoelend kunstkenner als Frederik van Eeden, de man, die het eerste in ons land Vincent van Gogh inluidde. Een onzer in het buitenland best bekende schilders heb ik groote bewondering hooren uiten over De Kippenfamilie" (No. 7) die Roorda een zeer zwakke copie" noemt. De vele critici, die enthoesiast over deze schilderingen schreven, behooren van schaamte hun pen voor goed neer te leggen nu de groote deskundige, de heer Roorda verklaart dat het prullen" zijn die niets met Oost-Aziatische kunst te maken hebben." Behalve schilderijen-criticus, is de heer Roorda ook autoriteit op boeddhistisch gebied. Hij heeft (van een zijner vrienden) gehoord dat een door mij voor 't gemak (de catalogus is niet voor geleerden maar voor 't groote publiek bestemd) als Boeddha opgegeven figuur eigenlijk een Bodhisattva (Puh-sien) is. Welk een fout mijnerzijds! Hij schijnt niet te weten of wil niet weten dat zelfs Avalokiteshvara (Kwan Yin in China) in den gewonen omgangstaal een Boeddha" genoemd wordt, hoewel het Bodhisattva moet zijn. Eene geleerde ver handeling over Dhyani Boeddhas, Bodhisattvas, Manushi Boeddhas, Pratyeka-Boeddhas enz. is op een college van pas, maar in een kunst-catalogus, voor 't groote publiek bestemd, een weinig pedant. Dat ik Nr. 19 wél Bodhisattvas" noemde is omdat zij een pendant is en dus eenigszins in titel onder scheiden moet worden van de daarnaast gehangen Dhyani Boeddhas". Het publiek weet nu dat de heer Roorda uitstekend op de hoogte is van bibliografie en van boeddhisme, en dat hij een weibelezen man is van groote eruditie. Hij houde nu eens eene lezing met eene lange lijst namen, jaartallen, data enz. enz. en eene geleerde beschouwing over Bodhisattvas, vooral met veel aanhalingen, sanskriettermen, bronnen, historische bizonderheden enz. Dat staat geleerd. Maar dan wordt het een col lege, geen causerie of lezing voor 't groote publiek. Zoo'n college heeft groote waarde, die ik niet hoog genoeg kan schatten, maar niet in een kunsthandel, voor het groote publiek. Verder wensch ik den heer Roorda even veel fijn gevoel en vaardigheid in de plas tiek toe als de chineesche schilders mijner prullen" en zeer zwakke imitaties" in 't schilderen hunner vogels en bloemen. Ook nog dit: No. l der catalogus zou volgens den deskundige Roorda eene imitatie zijn. Imitaties v.ar/tf^i altijd met oude jaar tallen e;/ whildersnamen voorzien om ze voor oude origiheelen te doen doorgaan. Indien de heer Rooid? chineesch kon lezen, zou hij weten dat de .schilder zijn eigen raam met den datum er bij (1877), alzoo 't stuk als modern erkennend, op de kakemono vermeld heeft. Of lees ik dit weer verkeerd en is de heer Roorda. ook nog sinoloog, die beter chineesch lezen kan dan ik? Het is een slag voor bewonderaars van Outamaro, Hokusai e. a., dat de heer Roorda deze gevoelige kunstenaars ook al geen kunstenaars in de hooge beteekenis noemt. Hoewel 't zeker juist is dat de Okiyo-y school van kleurendruk (de kunstenaars be hooren wel degelijk onder schilders" al kwa men hun meeste werken in kleurendruk onder 't publiek) een geheel andere is dan de hooger staande groote spiritueele Sungkunst (ik heb ook nergens beweerd dat zij eender zouden zijn), zoo blijf ik toch volhouden dat de werken van Toyokuni, Utamaro enz. terecht wat Lafcadio Hearn er van zegt aesthetic luxuries" zijn. Deze fijne kunstkenner haalt een' japanschen minister aan die deze kunst common things" noemt (zie zijn About faces in japanese Art"), en zegt er bij, waarop dit onkundige oordeel gebaseerd is. Zouden artiesten als Beardsley, Whistler, Grasset, Cheret en Lautrec zich hebben laten influenceeren door zulke common things"? Terecht zegt Lafcadio Hearn The Ukiyo-y artist drew actualities, but not repellent or meaningless actualities, proving his rank even more by his refusal than by the choice of his objects", en it was the art of the largcr compn'hen.tion of things as thcy are." HKNRI BoRi-i. N.B. Prof. A. Fischer in zijn in October 1.1, verschenen Gids'" door 't nieuwe O. Azia tische Museum te Keulen zegt, evenals ik, dat die gros:c ostasiatischc Kunst nicht gcniigcnd bcachtct und gewiirdigt wnrde" en dat ein Qualitiitsgefühl fiir dicselbc, das bisher fchltc" nu pas in de laatste jaren zich begint te verspreiden. Daarom richtte hij een museum in dat (?nirgcns abcr" zegt hij haf man es bisher in Europa versacht") aan de kunstwaarde recht doet. Natuurlijk kende Prof. Fischer ook al de werken uit de bibliottieca sinica van Roorda, die tot zijn con clusie echter niets afdeden. Wie zich over tuigen wil hoe schandelijk onoordeelkundig Chineesche kunst wordt verzameld en opge borgen neme maar eens een kijkje in het Ethnografisch Museum te Leiden, waar de weinige mooie kunst onder den onbelangrijksten rommel staat als bij een uitdrager. Ook Prof. Fischer rangschikt de Okiyo school onder Japanische Malerei". H. B. Tango in Budapest Ook Budapest is door de tangopassie aan gegrepen : wanneer men n van de talrijke schitterende café's binnentreedt, die bijna allen zonder uitzondering hun Cziganekapel bezitten, dan komen de klanken van den Choclo" of Y come Ie va" u reeds tegemoet. Loopt men door de Vaczistraat, de kleine maar elegante winkelstraat, waar des avonds tusschen zeven en acht men zich nauwelijks op de trottoirs bewegen kan, dan hoort men ieder oogenblik jongelui een dispuut voeren over den tango, terwijl zij op alle«wijzen het werkwoord tangozni vervoegen. Genoeglijk, hoewel moeilijk flaneeren in de Vaczistraat! Men wandelt er arm in arm met zijne vrienden, ontvangt glimlachend van zijne kennissen den hartelijken groet: Servus!", terwijl zij, al kent gij hen reeds vrij goed, niet zullen nalaten op elegante wijze den cilinder van het hoofd te nemen, wanneer zij u passeeren. Bovendien biedt u de Vaczi-straat, waar men beter gekleed gaat dan bij ons, u gelegenheid de buiten gewoon goede smaak der dames van de Lipót-wijk d. i. de zetel der haute finance te bewonderen. De Vaczistraat is in den winter, wat de schoone Donaukade in den zomer is: een corso. Tot in November van dit jaar bewoog zich het ijdele, niets doende deel der be volking zich langs de zonnige oevers der Donau. Wie niet flaneeren wilde, zette zich rustig op een der stoelen voor de groote hotels, liet zich koesteren door de zon en, indien hij niet met gespannen aandacht de komst van eene schoone verbeidde, kon hij den vermoeiden blik over den Donau weiden laten naar de bergruggen van den overkant, waar de koninklijke paleizen in alle fierheid zich op de hoogte verheffen. Maar spreken wij over den Tango. Heden zeide mij de jonge Parisienne, die om de elegante, uiterst decente tango, welke zij in n der schitterendste danstheaters van Budapest danst, de bewondering en het enthousiasme wekt van wie haar gezien heeft, dat de tango een uitüotn v-.vas voor ieder een". , Indefi iad was het ec'f .,tkomst vooreen groot hoi>1 hier ter st stj, waar niets aan ontbrak wa+ ligging, in hting, bediening etc. "treft, -naar waar ,lechts de gasten manke. n. Lenige jongelieden der aristo cratie sieren c ' hoofden bij elkaar, vorm den om z-oo te . 'ggen een tangosyndicaat, confereerden met de directie van het hotel en men besloot tv eemaal wekelijks een tan gothee te organiseeren, wat tengevolge heeft gehad dat thans op de aangegeven tijden in de hal en in de salons zich een vijfhonderd lieden verdringen, zoodat voor de arme tangisten dikwijls schier geen parket overblijft, en sinds dit moment floreert het alleszins sympathieke hotel in alle opzichten! Hoe aangenaam," zei mij daar de bekoor lijke mama van eene bekoorlijke dochter, dat men thans tweemaal wekelijks weer de menschen kan ontmoeten, die ons sym pathiek zijn," waarmede die gnadige Frau bedoelde dat men onder de tangomelodieën zulk eene schoone gelegenheid heeft om zonder aanstoot te geven te flirten. Deeenigen die dan te beklagen zijn, zijn die jonge dames, die, wanneer ge haar vraagt: vous ne dansez donc pas Ie tango, mademoiselle?" u met een spijtigen blik antwoorden: papa ne permet pas que nous dansonsen public." Maar in den huiselijken .kring: v/aar men vroeger rustig om zes uur bij de familie een kop thee kon drinken, terwijl men zich aangenaam met de schoone bezoeksters onderhield, daar hebt gij thans geen gele genheid een rustig gesprek te voeren, want de jonge dames hebben voor niets anders aandacht dan voor den tango en kunnen nauwelijks een oogenblik blijven zitten. Of gij moest toevallig in gezelschap zijn van eene, die nog niet alle figuren kent, maar wees ervan overtuigd dat zij zich in de morgenuren vlijtig met hare zuster in de passen oefent, terwijl de governess de wijzen speelt. Een governess, want ondanks de maandelijksche verschijning van de Revue de Hongrie, ondanks de talrijke conf renciers die van Parijs komen, ondanks de pas hier opgerichte association littéraire francaise, begint het Engelsch hier groeten in gang te vinden, en meenen velen u welge vallig te zijn wanneer zij u in deze taal antwoorden. Ook hier is onder de jongelui de zucht de Engelschen in kleeding, hou ding en gebaar na te volgen voor een groot deel verbreid. Niet dat ik wil ontkennen dat het Engelsche karakter in alle opzichten correct en gezond is, maar wie zijne natio naliteit onder een andere gaat verbergen is op een verkeerden weg. Een avond dat ik simpel soupeerde in gezelschap van een afgevaardigde en een Hongaar van Grieksche afkomst, bij welk souper de zigeunermuziek niet ontbrak, vroeg men mij hoe ik de Hongaarsche melodieën vond. Ik antwoordde dat ik steeds de vlugheid bewonderde, waarmede de strijkjes hunnen primas'' volgden, maar dat er voor mij een zekere eentonigheid in lag, zoodat het mij toescheen dat men op kleine variatie's na veelal hetzelfde lied speelde. Waarop mijn Hongaar-Griek vuur vatte en den primas liet komen en hem vroeg hoeveel Hongaarsche liederen hij kende. De primas lachte en meende: wel licht honderd. Ich spiele deren sofort dreihundert," sprak de talentvolle zoon van Athene. Bitte sehr," protesteerde de député. Lieber Freund," sprak weer de jonge Griek met de vurige oogen, ich mache dir die Wette dass ich dir dreihundert Liederspielen werde, das eine Lied nach dem anderen, und keins dem anderen gleich." Die Wette ist gemacht um zwanzig Flaschen Champagner", zei het lid van de Nationale Arbeidspartij. Het was ongeveer half elf toen onze vriend de viool van den primas overnam. In drie honderd vijf-en-vijftig liederen heeft de onvermoeide kapel hem moeten volgen, ter wijl wij in langzaam maar behoorlijk tempo de champagne nuttigden. Toen echter om drie uur in den morgen onze metgezel de viool zegevierend aan den primas overgaf, was het een ware uitkomst toen deze op frissche wijze met een tango inzette. De tango was eene uitkomst" voor de levenslustige kleine modisten, die niet altijd boston of eens czardas konden dansen en zij hebben thans slechts n gedachte den Zondagmiddag of -avond met hun uitver korenen bij n der talrijke dansmeesters op den boulevard tangeerende door te brengen. Ook de geestelijkheid schijnt geen ernstige bezwaren tegen den tango te hebben. Een avond bezocht ik de smaakvol ingerichte vertrekken van den katholiekenkring. In de groote zaal honderden paren om den dans meester geschaard, die op luttele vierkante meters den tango voordanste. Hij zoekt eene dame. Bij tientallen bieden démeisjes zich aan. Stralend van geluk staat zij voor hem, die gekozen wordt. Dan, als hij gedaan heeft, geeft hij het sein, en de jongelui die blijk baar van de drukkende hitte geen last hebben, geven zich over aan hetgeen hen met ver rukking bezielt, de tango of wat een tango moet heeten. Hier in Budapest heb ik geen ernstig pro of contra gehoord, slechts lezen wij in de couranten dat de opinie aan de Europeesche hoven verdeeld is." Men is in Hongarije al te danslustig en danst te goed dan dat men den tijd zou verdoen met redeneeren. Ove rigens kan ik mij voorstellen dat de tango in Holland voor menigen Nurks een uit komst" moet zijn. Hypocriet is men hier ten minste niet en menige moeder van de tegen woordige jeugd zou hier andere dingen kunnen vertellen over den souper-czardas, een dans die uren duurde en zoo wild en zoo opwindend was, dat mama haar dochter tegen den ochtend vrijwel uitgeput en ont daan naast zich zag neerzinken. Ik weet niet of de tango voorMax Linder een uitkomst" was. Zooveel is zeker dat zij hem in Budapest in veertien dagen een vijftien duizend kronen heeft opgebracht. Ook de voordansers beleven een gulden tijd. Een tangoles bij een erkende grootheid kost honderd kronen per uur, en vijftig is een normale prijs, waaraan ik zelfs Hollan ders alhier zich heb zien te buiten gaan! Men zou in Hongarije een oogenblik somber kunnen worden over de vierhonderd millioen die de politiek van Graaf Berchtold, d.w.z. de mobilisatie tegen Servië, heeft ge kost, en over het algemeen zou men zich bezorgd kunnen maken over de oeconomische en polilieke toestanden. Maar de tango is daar om al deze ellende te doen ver geten en hoop op beter te geven. De tango doodt de zorgen der kleinen en verjaagt de verveling bij de weigestelden. Zij heeft een prestige gekregen als geen andere dans heden ten dage en zich de plaats van eene klassieke figuur veroverd. Het is een dans die alle gratiën bezit, zon der dat zij grof behoeft te worden. Het is een geestige dans die dan een vroolijk dan een somber karakter draagt en even ver anderlijk is als de geheime gedachten der vrouwen. Daarom heeft het schoone geslacht dien dans ingehaald en zij vervult de Hon gaarsche hoofdstad thans als een parfum. Mr. C. L. TORLEY DUWEL Budapest, 27 December 1913 * 9 * Charivarius in de Alpen (De Pers in de Wolken) d' Eerste week van Januari Komt er eens geen Charivari: Charivarius is op reis ; Hij 's aan 't rusten van zijn zorgen, Hij zit veilig opgeborgen In het land van sneeuw en ijs.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl