De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 11 januari pagina 1

11 januari 1914 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

*f f* f 1907 Zondag 11 Januari A°. 1914 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden / 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels /1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel . . . ? 0.25 0.30 ,0.40 INHOUD iiniiiiiimimtHiiuttiiiiiiiiiiiiit x Blz. 1: Het Duitsche militaire-kaste bewind. Russische fondsen. Kro niek: Enquête over de Meerbegaafden. 2: Feuilleton door Peet Boetser. Dr. H. E. van Gelder over Quacks Herin neringen." Matthijs Vermeulen over Hubert Cuypers en den Gysbreght van Aemstel. 3: Yvette Guilbert. Ingezonden: Russische politieke ge vangenen. De Effectenbeurs. 5: Uit een dagboek. Allegra. E. Heimans: Parasieten. 6: J. H. Rössing: de Leidschestraat. 7: Henriette Roland Holst-van der Schalk over Lize Hamel. 1. Steenhoff: Rembrandts Lucretia. P. B. Roorda contra Henri Borel. 8 : Over titulatuur door Charivarius. Charivari. 9: Fin. Kroniek door v. d. M. 10: Bulgarije's financiën door v. d. S. Bernard Canter: de Zieke en de_ Bastaard. // : Damspel door J. de Haas. Teekening Joh. Braakensiek: Michel en zijn militaire basis. t^tu Bijvoegsel van Johan BraakensiekJ: De Amsterdamsche^Watervoorziening. HllimiiiiiiiiiiliililillmiliiiiiiMllllliiiimiiimiiiuilliiiiii niiiiiiiniiiiiii r\N VERRE EN VAN NA PRAETORIANEN Het is weer lange jaren geleden, dat de Westersche Europeeër zóglashelder als dezer dagen den waren aard doorzien kon van het Duitsche staatswezen: hei militaire-kaste regiment. Dezen Zaterdag wordt de uitspraak be kend in het krijgsraad-proces von ReutterSchadd, welke, gunstig of ongunstig, het feit niet weg zal nemen, dat in de heele militaire wereld, bij de jonkers en bij den kroonprins, de twee schneidigen populair zijn, die halfwas-Elzassers met trouwe Durtsche rechters en andere burgers pêle mêle in een kelder opsloten, en die in de woningen binnendrongen, om voor wat gelach en gefluit van eenlingen het stadje Zabern mores te leeren". Want het moge waar zijn, dat andere naties slechts in tijd van oorlog aldus handelden, wanneer zij b.v. dorpen terroriseerden tot straf voor individueel vergrijp van dor pelingen men vergete niet, dat kolo nel von Reutter, zich beroepend op den rok van zijn Koning", den staat van beleg ?had afgekondigd! er dus in het Duitsche nestZabern oorlogstoestand heerschte".... Het is beklemmend dezer dagen te be denken, dat in dit Duitschland mannen van beschaving leven moeten, wien het alle dag gebeuren kan tegen deSchneidigkeit aan te loopen, zooals die zich thans als Duitsche instelling heeft ge openbaard. Als ooit ons land, gelijk Sleeswijk-Holstein, Elzas, Lotharingen en Polen onder den militairen buurman moest vallen te midden van welk volk Paat gij uw zonen dan opvoeden ? Het ransche? Het Engelsche? Overal in Europa rijzen de oprlogsbudgetten. De legers breiden zich uit, men maakt de vloten op de werven bij halve eskaders tegelijk, en slagschepen en kanonnen zijn ieder jaar grooter van stuk. Maar al die weermachten der mogendheden bleven wat ze moesten wezen: middelen in handen van den (nu burgerlijken) Staat, die ze schiep en onderhoudt. Dit is anders in Duitsch land, dat door Pruisen gedomineerd wordt. Daar moge, net als elders, een rijke burgerklasse in een sterk leger haar geweldmiddel eeren in den oeconomischen strijd naar buiten, en in den economischen strijd tegen het proletariaat, anders evenwel dan in Engeland, dan in Frankrijk, dan in Italië en zelfs in Oostenrijk, beheerscht deze Duitsche burgerij dit middel niet en wordt integendeel door het mid del" zeer beheerscht: in Duitschland wist de leger-kaste, door alle evolutiën der samenleving heen, zichzelve als doel-uitzich-zelf te handhaven en zij schijnt steeds driester te kunnen worden. Von Reutter beroept zich op een koninklijk kabinetschrijven van 1820 en op zijn in dienst zijn van den Koning", om 't oorlogs-optreden van zijn troep te rechtvaardigen. Nog in de 19de eeuw luidde de inhoud van zoo'n Kon. Prui sisch Kabinetschrijven, dat een Pruisisch officier, waar hij komt, alle burgerlijke rechten zal hebben... en voorrechten." Het is deze geest van kaste-trots en kaste-verhef f ing, die een vakkundig bui tengewoon sterk en geestdriftig, en geeste lijk buitengewoon achterlijk officierscorps heeft geformeerd, dat de schrik is voor de legers der andere mogendheden en een beetje de schrik voor een betere beschaving. Vórdat de Kroonprins zoo duidelijk zijn sympathie deed blijken met den Schneid in het Duitsche leger en vór deze heele Zabern-affaire begon, kon men meenen, dat de militaire kaste-hoogmoed als een ornament van het Duitsche leger vooral ridicuul en slechts in de tweede plaats gevaarlijk was. De jongste ge beurtenissen zullen den optimisten heb ben doen zien, dat ondanks de checs van den Daily-Telegraph-Keizer en ondanks kleine terugtochten van dezen, op zijn wijze schneidigen vorst, het mili tair overwicht onrustbarend groot is. Een Rijkskanselier tart, als officier op 't applaus der officieren wachtend, een bijna una nieme motie van wantrouwen in den Rijksdag. En pijnlijkst van al: de Rijksdag legt zich uitgaven veteerend er bij neder, blaffend en te bang om te bijten. Wie heeft rnogen denken, dat de uit breiding der kapitaalmacht, de verindustrialiseering en verdemocratiseering van Europa aan het Duitsch militairisme zijn feudaal karakter zou afslijpen, kan dezer dagen van een illusie terugkomen. De militaire jonker- en semi-jonker-kaste wordt zoo sterk, dat ze een staat wordt in den staat en aan de, latere keizersmakende.praetorianen vanRome herinnert. Zou een onvoorzienbaar verloop der dingen ons niet nog in Duitschland ver rassingen kunnen doen beleven van deze Romeinsche soort militaire verras singen ? Duitschland schijnt er te zeer voor in opkomst maar, men zou het wel eens zeggen. * * * Geen humanitaire, maar koele zakenpolitiek tegenover Rusland Formeel was het niet juist op de ver gadering, belegd door het humanitaire comitéten bate der Russische politieke gevangenen, een voorstel ter tafel te brengen, dat het allerbest zich richt tot degenen, wien het geld lief is. Dit voor stel kan den humanitair-voelenden in dit geval sympathiek worden, zoodra zij begrijpen dat hierdoor het kwaad, dat zij willen bestrijden, in den wortel wordt aangetast. Omdat de groote pers weinig geneigd is, de schurftigheid van een der beste melkkoetjes der haute finance en hare satellieten in het licht te stellen (daarvoor zijn de zilveren banden tusschen groote pers en haute finance te veelvuldig), koos schrijver dezes den omweg dit op de bovengenoemde vergadering ter sprake te brengen. Het misverstand, dat hierdoor bij enkelen ontstond, zal na de volgende uiteenzetting, waartoe ter vergadering geen gelegenheid kon gegeven worden, wel verdwijnen. In 't algemeen geeft de geldbelegger, die buitenlandsche effecten koopt, zich heel weinig rekenschap omtrent de be trouwbaarheid van zijn debiteuren. Jan Sekuur", die een goeden kennis liever niet, dan wél honderd gulden leent; die, voordat hij een duizend gulden in een hem bekende zaak steekt, het naadje van de kous moet weten en dan trouw informeert, of de beheerder wel bij de zaak is; die de wenkbrauwen fronst als diens vrouw een chique hoed draagt, deze Jan Sekuur belegt duizenden in fondsen, waarvan, in 9 van de 10 gevallen, hij niet weet welke waarde zij vertegen woordigen, welke rechten zij hem verleenen, zelfs heeft hij in 95 van de 100 gevallen niet het flauwste begrip van de risico's, plaatselijk gesteldheid, enz. Zelfs den naam van zijn debiteuren kan hij meestal amper stamelen. Waarom doet Jan" (dit is de benaming waarmee men op de effectenbeurs den niet-effecten-man betitelt) aldus ? Omdat Jan te gemakkelijk of te dom is, zich ernstig rekenschap te geven van de wijze, waarop hij zijn geld belegt en liever een verlies lijdt van duizenden, waarvan zijn buren en ken nissen niets bemerken, dan een verlies van honderden, dat bekend raakt; want in het laatste geval vreest hij den spot van de stuurlui aan den wal, en de be geerte van Jan om een knap man te heeten, stijgt niet met zijn ontwikkeling; veelal is het omgekeerde het geval. Gaan wij thans over tot beschouwing van de waarde der Russische staatsbeleeningen. M. Brsezny schreef: De ontwikke ling der Russische staatsschulden," welk werk door de Universiteit te St. Peters burg bekroond werd. Aan de Duitsche vertaling door Ed. Berends ontleenen wij het volgende: De leeningen kan" men verdeelen in 6 perioden, t. w : De Ie, van 1505?1768. Hoewel reeds handel met verschillende landen bestond en pogingen werden gedaan de leening elders onder te brengen, bleek toen geen enkele bankiersfirma geneigd Rusland geld te leenen. De 2e, van 1768?1816. Toen toonden, na de resultaten der veroverings-oorlogen van Peter de Groote, in 't bijzonder de Hollandsche bankiershuizen meer ver trouwen, hoewel 3/4 van de leeningen door het leger werd verslonden. De 3e van 1816?1853, tot den Krimoorlog. In dit tijdperk werden in Neder land 6 leeningen groot 161 millioen gulden, in Engeland 3 leeningen groot 83l/s millioen roebel geplaatst. De 4e van 1853?1877, tot het einde van den Turkschen oorlog. In dien tijd werden ondergebracht 13 leeningen, totaal 111 millioen pond sterling, waarvan 4 in Nederland, 3 in Duitschland, 10 in Engeland, 5 in Frankrijk (6 leeningen werden in meer dan een land gesloten). De 5e van 1877?1889. Drie leeningen, groot 275 millioen roebel, en 15 millioen pond sterling in Engeland en Frankrijk. De 6e van 1890?190607, tot en met den Japanschen oorlog. Engeland 6 leeningen, 29 millioen pond sterling en 144 millioen roebel, Frankrijk 6 leeningen, 144 millioen goud roebel en 2800 millioen francs, Duitschland 55 millioen mark, 500 millioen francs, 332 millioen roebel met 4 leeningen. Aan de groote oorlogsleening van 1906 nam Nederland voor 55 millioen francs deel, Rusland voor 500 millioen francs, Engeland voor 330 millioen francs en Oostenrijk voor 165 millioen francs. Op zich zelf is het aangaan van schul den door een jong land, dat zich ont wikkelt, geen ongunstig teeken, evenmin als het hebben van vele schulden. De vraag is in de eerste plaats of de schulden voor productieve doeleinden aangegaan worden. In dit geval gaat aflossing gemakkelijk en vlug. Wordt evenwel voor niet-productjeve doeleinden geleend, in 't bijzonder voor leger en vloot, dan staat de zaak eenigszins anders. Daarom kan een vergelijking rnet andere landen nuttig zijn. Duitschl. Engel. Frank. Rusl. 1909 1910 1910 1910 Verschuld, rente: 615 700 819 Aflossing ... 116 80 56 731 502 780 875 Uit bovenstaande cijfers, welke een heden van millioen Mark uitdrukken, blijkt dat geen land een zoo groote rente heeft op te brengen als Rusland, daar tegenover geen land zoo weinig aflost. Het is noodig de oorzaken van deze abnormaliteit op te sporen, waarover de budgetten der verschillende staten in de eerste plaats opheldering geven; zie onderstaande tabellen van uitgaven in millioen Mark: Duitschl. Engel. Frank. Rusl. 1909 1910 1910 191() Leger en Vloot: 805 566 774 1322 Onderwijs. . . 330 362 226 116 Hieruit blijkt dat geen staat zulke enorme sommen voor leger en vloot uitgeeft als Rusland en zoo weinig voor onderwijs. Nog sterker springt dit in 't oog, als men weet dat Rusland per hoofd 44.5 kopeke, dit is nog geen halve Roebel uitgeeft voor lager onderwijs, terwijl dit voor de West-Europeesche Staten 4 1,4 tot 14 Roebel bedraagt. Rusland heeft dan ook 75 pCt. analphabeten. Maar er is meer. Hoewel uitgaven voor oorlogs materiaal niet productief zijn, kunnen deze, voor zoover ze binnenlands ge maakt worden, nog dienen als werkver schaffing. Rusland betrok evenwel van 1901?1907 voor een bedrag van 750 millioen Mark ten behoeve van legeren vloot uit het buitenland. Opmerkelijk is dat, niettegenstaande dezen ongunstigen toestand, Rusland steeds nieuwe crediteuren vindt. Wat meer zegt: juist in de tijden van crisis | gedurende den Japanschen oorlog en de j daarop volgende revolutie, sloot het zeer l groote leeningen. De vraag is nu, op j welke voorwaarden deze leeningen gei sloten werden. Wie wel eens schandaal processen, waarin woekeraars betrokken zijn, gevolgd heeft, weet dat dikwerf geld geieend wordt, onder verband van inkoopen van goederen, terwijl provisies worden uitgekeerd, die reeds vooraf worden afgetrokken, en gewoonlijk voor grooter bedrag schuldbekentenissen wor den geteekend, dan ooit geleend werd. Op dergelijke wijze leent ook de Rus sische regeering. Niet alleen wordt den bankiers veelal een provisie van 5 pCt. betaald, terwijl andere staten 1/2 pCt., (Oostenrijk l'/2 pCt.) betalen, maar tege lijkertijd bestelt Rusland een goed bedrag aan oorlogsmaterieel bij de geldschieters. De haute finance staat even weinig als de Fransche, Duitsche en Engelsche regeering op gespannen voet met de Creusots, Krupps, Vickers enz. Dit alles zou evenwel niet voldoende zijn om een schuldenaar als Rusland nog meer crediet te geven. Doch er is meer. Geen grootEuropeesche staatsfondsen hebben zoo groote dalingen in de laatste 10 jaren vertoond, als de Russische fondsen, welke zelfs tot 72 pCt. vielen. Deze oogenblikken, wanneer Jan" zit te beven en de kleine commissionair in effecten de Russische coupons geen 8 dagen vór den vervaldag durft af te rekenen, omdat hij bevreesd is, dat misschien de coupons niet betaald worden, zijn de moments suprêmes", waarop de Russische regee ring, die met den knoet thuis regeert, het meest kneedbaar is voor de haute finance. Immers dan is ze gedwongen geld tot den slechtsten koers op te nemen, hooge provisie te betalen. Laat ons nu eens nagaan wat er zoo ongeveer ge geven wordt door de welwillende" geld schieters en wat hiervan nu werkelijk ten goede komt aan het Russische Rijk. Nemen wij daarvoor als voorbeeld de groote leening" van 1906. De laagste koers van deze leening was toen 74'/2Rekenen wij dus dat het consortium 75 betaalde en zich met 5 pCt. provisie tevreden stelde, dan zou Rusland in werkelijkheid 70 ontvangen hebben, waar tegen de Russische regeering heeft af te lossen, zij het dan na ettelijke tientallen (in 1917?1955) van jaren, de volle 100 pCt. Rusland gebruikt 56 pCt. van zijn budget voor het leger, zoodat van de ontvangen 70 niet minder dan 39 afgaat, dus 41 voor productieve doeleinden zou kunnen overblijven, indien in Rusland zelf niet bovendien een kleinigheid ver loren ging. Voor ? 39 wordt dan jaarlijks ?5 rente dit is ruim 121I2 pCt. rente betaald, bovendien moet 150 pCt. meer worden terug betaald, dan in waarde belegd is. Hoe gretig de haute finance is, in tijden van ernstige crisis Rusland geld te leenen, blijkt uit de feiten. In 1904, gedurende den Japanschen oorlog, werd in Parijs 400 millioen francs geleend a 5 pCt., het volgende jaar in Berlijn 500 millioen francs a 41/2 pCt., 't zelfde jaar nogmaals te Berlijn 150 millioen francs a 5 pCt. en in het revolutiejaar 1906 21/4 milliard francs a 5 pCt. Dat was de grootste leening, waaraan alle landen van West-Europa deelnamen. De grootste leening die ooit door Rusland gesloten werd, juist toen de economische toestand het meest ongunstig was. Van l Januari 1902 tot l Januari 1910 steeg de schuld van Rusland van 12^/4 milliard mark tot 18 milliard en in 1913 is het cijfer van 20 milliard reeds bereikt. Niet de haute finance, die met grove winsten alles verkocht, maar het groote publiek, Jan Sekuur", is de houder van deze Russische fondsen die thans vrijwel pari staan. Hier te lande is het belang bij de Russische fondsen niet zoo groot als vroeger. Alleen de kleine kapitalist beschouwt Russische fondsen als prima waarden, terwijl degenen die het eco nomische leven meer volgen, betere beleggingen gevonden hebben. Uit humanitaire overwegingen koopt en verkoopt men geen Russische zoomin als andere fondsen. Nu evenwel een internationale be weging staat te komen, om de Russische politieke gevangenen te helpen door het steunen van het comitéVera Figner, een streven dat zeker toejuiching verdient, is een beweging die den West-Europeeschen onwetenden geldbelegger waar schuwt tegen het gevaar dat hem van de zijde van Rusland bedreigt, een wel wat nuchter maar daarom niet minder noodzakelijke eisch. Bij de democratische West-Europeesche regeeringen moet worden aangedrongen, maatregelen te nemen tegen den zwendel der Russische regeering, niet uit haat tegen Rusland, maar om groote kapitaal-verliezen in eigen land te voorkomen. De huidige toestand in Rusland, die in vele opzichten herinnert aan die van Frankrijk vór de revolutie /van 1789, zal, gelijk die in Frankrijk, noodzakelijk eindigen met wat Napoleon deed, door tiercering, wij noemen het staats-bankroet. Wie beweren mocht, dat de verge lijking of dat bovenstaande uiteenzetting onjuist is, zegge dit. Wij zullen hem gaarne van antwoord dienen. Amsterdam G. C. POLAK * * * KRONIEK ENQUÊTE OVER DE MEERBEGAAFDEN Wij allen, die ons, en zeker niet ten on rechte, vleien tot de Meerbegaafden" te behooren, mochten een circulaire of omloopbrief ontvangen van den heer J. Varendonck, leeraar M. O. te Nederpolder, 21 Gent (België), ten doel hebbende een Enquête over de Meerbegaafden." Weledele heer, schrijft de heer Varen donck, op het oogenblik waarop in de psycho-pedagogische middens de wenschelijkheld van het openen van klassen voor meerbegaafden zoo levendig be sproken wordt, zal het niet ongepast zijn aan de meerbegaafden zelf te vragen hun meening in het debat uit te drukken. De schoolkwestie is niet alleen van belang voor de onderwijswereld. Indien men werkelijk mag spreken van de school voor het leven" het menschenleven natuurlijk dan is het wel aan de menschen" dat men zich richten moet om te ervaren welke rol de school speelt en gespeeld heeft in hun leven. Daarom wil ik beproeven een ernstige leemte te vullen door te vragen aan al de mannen en vrouwen, die mogen aan zien worden als vertegenwoordigers van de intellectueele standen geleerden, letterkundigen, kunstenaars, wijsgeeren, godsgeleerden, geneesheeren, ingenieurs, professoren, toonkundigen, politiekers, enz., enz. mij met het doel er con clusies uit te trekken en ze te publiceeren, zooveel bijzonderheden mogelijk mede te deelen over hun scholiersleven. Volgt een reeks vragen, tot welker zelfs beknopte beantwoording de minste Meerbegaafde" reeds een complete biographie zal dienen in te leveren. Het is te hopen, dat dit geschiedt, dan kan er interessant afwisse lende lectuur van komen in afleveringen, (later tot Bioscopische Drama's te verwer ken) en heeft ook deze Enquête haar recht van bestaan reeds weer bewezen. Immers, dat Enquêtes zoozeer in de jour nalistieke mode zijn, komt blootelijk daar van, dat zij de anecdotieke wijzigheden op leveren, die het publiek, welks aandacht noch diep noch lang ergens op gevestigd blijft, begeert en eigenlijk alleen verwerken kan. Enquêtes geven persoonlijke feiten, die echt" gebeurd zijn en voldoen een zeker snobisme, dat zich graag om min of meer bekende menschen verdringt, om allerlei redenen; enquêtes voldoen ook het autori teitsgeloof, mitsgaders het tegendeel daar van: de kleinpersoonlijke, kleingeestige ontkenningszucht, die in al die meeningen" materiaal vindt. Aan deze eischen eener enquête voldoet ruimschoots (indien 't wat meeloopt) die van den heer J. Varendonck over de Meer begaafden". En overigens is haar nut twijfel achtig. Zij draagt als motto: De klassen voor meerbegaafden zouden even nuttig en wellicht nuttiger zijn dan die voor normale kinderen, want het is door de elite, en niet door de inspanning der middelmatigen, dat het menschdom uitvindt en voornitgaat. A. Binet, (Les idees modernes sur les en fants). Wat zou de heer Binet wel onder voor uitgang" verstaan, en wat moet het mensch dom uitvinden" om vooruit te gaan? Of zijn alle uitvindingen vooruitgang? Dat de heer Binet zich nader verklare. En wie zijn eigenlijk die meerbegaafden" ? De knappe kinderen", de vlugge leerlingen" op school? En welke jury moet het praedikaat toe kennen ? Gewoonlijk blijkt de meer begaafd heid" als 't te laat, d.w.z. als de meer begaafde de school al te boven is. Zullen wij nu op academische wijze knappe kinderen in klassen gaan opkweeken ? Mij dunkt, dat gebeurt al meer dan genoeg, ten bate van vervroegde en schitterende" examens, die de ijdelheid der ouders streelen, terwijl de regeling, die men schijnt te verlangen, reeds bestaat in het lager, middelbaar- en hooger onderwijs, zoo maar niet elke onder zijn minbegaafd wurm voor een meer begaafd" blieft te houden en aldus het systeem in de 'war brengt. Wat toch ook weer erg natuurlijk is. Want, ik vraag u, hoe troosteloos zoude het leven zijn, indien niet elk onzer in eigen kring zich een superieur mensen achtte, een elite",

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl