Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
II Jan. '14. - No. 1907
PM', Of HUT
.Am* ter il «urn. ?
De Vrijheidsboom op het Koningsplein
(Uit R. W. P. de Vries' Atlas van Amsterdam)
De Leidschestraat
De Amsterdamsche Raad zonder
birandende" kwestie??Onmogelijk! Het
gaat niet, hij leeft
er bij. De eene volgt
er op de andere.
Na de Beurskwestie,
kwam o.a. de Dam-,
de Paleis-Raadhuis
kwestie ? en thans
is het die over het
Verkeer op de Leid
schestraat. Eennieu
we kwestie? Ach
neen, de kwestie
over het yerkeer
heeft de Leidsche
straat al meer gekend.
Zij hield verband met
het karakter of het
gewijzigde karakter
van de straat. Een
felle strijd is er door
sommige
Leidschestraters gestreden na
en) voor het maken
van trottoirs. Toen
gold het bevel: alle
kelders weg! Mak
kelijk bevolen, moei
lijk voldaan. De win
keliers konden niet
in-eens elders plaats
voor hun waren vin
den ; de bewoners
van schaft-, fruit-,
mangel- en andere
kelders zagen zich
in hun bestaan be
dreigd. De Overheid
kende geen genade:
De kelders weg, het
Verkeer eischt het!"
Het regende procesverbalen bij sommige
halstarrigen. De overheid hield vol. De
Leidschestraat heeft nu geen kelders
meer, behalve bij een paar halstarrigen,
Het huisje: De oude Man". (1638).
Oude gevel op de vroegere binnenplaats
van het perceel 439, achter het huis van
A. F. Herberman, Koningsplein
de handelaars die het op een accoordje
hebben gegooid. Thans zijn het voor
namelijk en juist de trottoirs, die een
nieuwe Verkeerskwestie doen ontstaan.
Ze zijn te smal,
waren deze breeder,
waarschijnlijk zou
er geen
verkeerskwestie wezen.
Vór de Leid
schestraat trottoirs
zou krijgen, was er,
jaren vroeger
wél een veertig of
vijftig al kwestie
om het verkeer. De
melkboeren van
Sloten en andere
nabijgelegen plaat
sen kwamen 's mor
gens vroeg met
paard en kar naar
stad, en waren ge
woon de Leidsche
straat, van het Plein
tot aan, soms tot
over de brug, tot
pleisterplaats te
kiezen. Tot 's mor
gens acht a negen
uur was het daar
een wagenburcht.
Rij- en voertuigen
en sleeën konden
er niet door en de
passanten wisten
slechts met moeite
zich door de volte
van paarden en
karren heen te wrin
gen. Eindelijk kwam
het bevel, dat de
melkboeren met
paard en kar niet
langer de Leidschestraat tot pleister
plaats mochten kiezen en werd daar
voor het Leidscheplein tusschen den
schouwburg en het begin van de Korte
Leidschedwarsstraat aangewezen. De
boeren mopperden, maar gehoorzaamden.
Met sommige Leidschestraters bleven
de melkboeren goede vriendschap onder
houden evenals de groenteboeren. Het
langst heeft dit Smit gedaan, de bekende
handelaar in koloniale waren. lederen
ochtend, 's zomers te zes en 's winters te
zeven uur, had hij een grooten ketel met
koffie klaar en kwamen de melk-en groente
boeren in zijn winkel een kop warme koffie
drinken, voor zoover zij klanten waren,
en verhandelden er dan het nieuws uit
alle vier hoeken der stad. Dat deden
ook anderen, zooals de kruidenier schuin
tegenover Smit. Daar dronken de boeren
niet alleen koffie, daar bespraken ze
ook hun eeuwig heil en zongen een
psalm bij de koffie. Dat waren de vrome
boeren, vast in de schrift.
De Verkeerskwestie van de Leidsche
straat heeft eigentlijk altijd bestaan, ze
is eeuwen oud. Eigentlijk is een Ver
keerskwestie haar oorsprong, en wil men
tot de kern doordringen dan is het het
Geloof der vaderen" welke haar het aan
zijn gaf.
Het Geloof de oorsprong der Leidsche
straat. Zij toch is de verbreede en op
gehoogde weg uit de Middeleeuwen, die
van het einde der oorspronkelijke lane",
de Kalverstraat tusschen de Ossensluis
(bij het Spui) en de tegenwoordige
Olieslagerssteeg liep tot Sloten, en
aang;legd was op wensen en wil der R. K.
eestelijkheid, om den bewoners van
Sloten en aangrenzende plaatsen een
beteren, korteren en gemakkelijker weg
te geven naar de Kapel ter Heilige Stede,
de Nieuwe Zijdskapel. Die heele lange
weg, waarlangs in vrome gepeinzen sedert
de 14de eeuw de boerenbevolking en ande
ren, die van verre kwamen, opgingen naar
het Mirakel ter Heilige Stede, werd om de
heiligheid der bedoeling: De Heilige
Weg" genoemd. Langs dien weg zijn
niet alleen dorpers en edelingen ter Heilige
Stede getogen om er hun gebeden te
storten en het Mirakel te eeren en aan
te roepen, maar ook Vorsten. Het ver
haal zegt, dat Keizer Maximiliaan van
Oostenrijk dien weg gegaan is om te
voldoen aan zijne gelofte toen hij, te
's-Hage ziek te bedde liggende, beloofde
een beêvaart naar het Mirakel ter Heilige
stede te doen, als God hem zijne ge
zondheid hergaf. En de Keizer is gegaan!
Op den weg er heen, onzeker geraakt
waar hij zich bevond, aan lieden wer
kende op het veld deed hij de Vraag:
Waar hij was?" tot kort en klaar be
scheid krijgende: Op den goeden, op
den Heiligen Weg," heeft het vrome
voorgeslacht de plek, waar de Keizer
de vraag deed, een huis aldaar, Het Huis
ter Vraag genoemd, ter plaatse waar
thans het bekende kerkhof is, het vorige
jaar in openbare veiling gebracht en
verkocht.
De Heilige weg" heeft den Leidsche
straters welvaart gegeven. De menschen,
in het bizonder de boeren en boerinnen,
die uit Sloten te Amsterdam kwamen,
deden in hun straat inkoopen en pleis
terden er. Dit bepaalde het karakter der
straat. Vandaar tot in en over de helft
der vorige eeuw allerlei winkels voor
dagelijksche behoeften: kruieniers-, ga
ren en lint-, linnen-, bakkers-,
koekbakkers-, drogisten-, spek- en
ossenslagers-winkels, grutterijen, enz. En ook
vele kroegen, want waar een kerk is,
bouwt de duivel kapelletjes. «Menschen
van-buiten, die niet gingen naar de kerk
ter heilige stede, deden menig dezer kapel
letjes aan en kwamen in verheugden
staat thuis. Smit's winkel van koloniale
waren o.a. stond vór ruim veertig jaar
tusschen twee van die kapelletjes, anders
gezegd: wijnhuizen of kroegen. Als men
de reproductie der teekeninger van beziet,
kan men zich niet voorstellen dat in een
veertig jaar een straat zógeweldig ver
anderd is. Want dit gedeelte spreekt
voor het geheel. Toch waren er reeds
Heerengracht hoek Koningsplein in de 18e eeuw, naar een oude gravure. Foto Henz.
Hitizen op de Leidschestraat, bij Lange Leidschedwarsstraat, vór 40 jaar,
waarin thans gevestigd is de zaak van S. R. Smit.
enkele winkels, die duidden, dat eens de
Leidschestraat een der mooiste winkel
straten van Amsterdam zou worden. Daar
was: de groote en deftige modewinkel
van De Meyere, waar de rijke Amster
damsche vrouwen, in 't bizonder de
Mennisten, hunne inkoopen deden; de
deftige en zeer ruime chocoladewinkel
van Flick; de vermaarde banketbak
kerswinkel van Gebroeders Kreune; de
apothekerswinkel van Kerkhoff en Co.,
al dagteekenende uit het begin der 18de
eeuw en naar den gevelsteen, genoemd:
het huis, daar de drie diamantslijpers
snaaren in de gevel" staan, en nog een
enkele meer.
Thans nu voor de Leidsche straat een
nieuwe dag is aangebroken, is het huis
met De Hoop'' en het jaartal 1665 in
den gevel vermoedelijk het oudste huis,
de apothekerij van Kerkhoff en Co.
de oudste zaak, waarop volgen de
winkel voor koloniale waren van Smit
met hem zelf als oudste bewoner; de
spekslagerij, en de tabaks- en
sigarenhandel bij het Leidscheplein van A. J.
Coops, voorheen Schreuder. Het schild
van dien winkel boven de deur, voor
stellende een jager met zijn hond in het
dichte woud is geschilderd door een der
schilderheeren die hun atelier hadden in
de buurt van Trapjes Schans" tegen
over de decoratielodds- en de ballet
school van den Stadsschouwburg. De
schilders, Sangster, Ch. Rochussen,
Greine, F. Genipt, Jan Eduard de Vries,
kochten daar steeds hun tabak en sigaren.
Uit buurtvriendschap heeft toen een der
schilders vermoedelijk de dieren
schilder F. Gempt het schild geschil
derd, geheel uit liefde der kunst en om
geen gewin.
Als de menschen oorsprong, naam en
heiligheid vergeten, spreken de steenen.
De gevelsteen: De Vergulde Postwagen"
aan een huis in de Korte Leidsche dwars
straat no. 69 duidt er op, dat langs de
Leidschestraat de Leidsche postwagen
ging en keerde en de brieven aanbracht,
waarvan het volksdeuntje zong: Daar
is een brief van de Leidsche Post, die me
alweer drie stuivertjes kost."
De Leidsche postwagen" herinnert aan
den weg, die over Sloten, en verder, naar
Leiden ging. De Poort aan het Plein
kreeg, naar dien weg, den naam van
Leidsche Poort, het plein dien van Leid
scheplein en de geheele straat, van
Plein tot Heerengracht, bij verzaking
van den naam: Heiligeweg", dien van
Leidschestraat". De nieuwe gracht, bij
uitbreiding der stad, en bij demping van
de vaart loopende langs den Heiligen
weg (Leidschestraat) werd almede om den
weg naar Leiden: de Leidschegracht"
genoemd. Ook daar spreekt thans nog
een gevelsteen aan het hoekhuis(no.97)
Leidschegracht en Korte Leidschedwars
straat van het verleden en herinnert aan
de Nieuwe stad", welke midden 17de
eeuw verrezen is, van de Leidschegracht
tot aan het IJ. Die steen toch: voor
stellende een dikken kater, oorspronkelijk
zwaar van verguldsel, thans zwaar in de
verf, heeft dit inschriït: DiE VERGULDEN
CATER IN DIE NIEV STAT".
Aan het Koningsplein grensde, tegen
over de Roomsche Kerk, nog een pleintje
op den Singel, nu geheel opgenomen in
de breede sluis tusschen Koningsplein
en Heiligenweg, genaamd:
HetRuiterspleintje", en in zijn volheid: Het
Ruiterwachtspleintje".
Het bestond al vór het Koningsplein,
en heette het: Heiligewegspleintje."
Beplant met drie reien lindeboomen
strekte het tot eene playsante
wandelplaats voor de Amsterdammers. In de
Patriottentijd is de boomrij omge
hakt, en een wachthuis gebouwd voor
het korps vrijwillige ruiters, saamgesteld
uit een zestig voorname Amsterdamsche
jongelui. Er vlak bij stond een
wafelkraam. Wanneer de jongelui op wacht"
waren, waren zij meestal in de
wafelenkraam en dronken er meer punch dan
zij dikke wafels aten, en waren niet
immuun voor de lieflijkheid der sedert
eeuwen om haar vrijmoedigheid bekende
wafelenmeisjes, tegen welker
bekoorlijkheén zelfs Piet Paaltjes niet bestand was.
De vrijwillige Ruiters werden daarom
ook wel genoemd: Wafeltjes ruiters.
Bij het komen der Pruisen in Amster
dam, werd deze Wafeltjes ruiterswacht"
ontbonden; de ruiters van het garnizoen
kwamen toen in het Wachthuis.
Voor het verschil in verkeer over
Koningsplein naar en van Leidschestraat
van toen bij thans spreekt de herinnering
aan de Amsterdamsche kermis. Dan
stonden op het Koningsplein twee groote
spullen: de schouwburgtent van Jan
Stoete met het het front naar den Hei
ligenweg ; en achter dit: de goochelaars
tent van Basch, front naar de Leidsche
straat,
De Leidsche straten en Leidsche dwars
straten met Leidscheplein vormden te
saam de Leidsche buurt, die eigen karak
ter, eigen taal en spraak, en eigen zeden
had. In de dwarsstraten, waar mooie
huizen waren, woonden vele acteurs en
actrices van den Stadsschouwburg. Het
laatst hebben er gewoond wijlen P. A.
Mooien en W. A. de Leur, de
oudHoofdregisseur- Acteurs en actrices ston
den onder invloed van het
Leidschebuurtsdialect, zelfs een mevrouw Kleine
Gartman, een weinig. Het was duidelijk
te hooren.
Dan woonden er op bovenkamers van
minder aanzienlijke woningen de meisjes
van het ballet, en in winkeltjes uitdragers
en uitdraagsters, vooral van
komediekleeren; suppoosten en dringers" van
den schouwburg.
De duifjesmelkers hadden en hebben
er nog, hoog op de daken, de
duivenplatten. De heilstaat van Pietje Puk en
Rooie Kardoes was in die dwarsstraten.
De corypheeën van het ballet woonden
meest allen bij den kruidenier Pollen, de
groote comestibelwinkel van thans, hoek
Leidschedwarsstraat. De weg naar de
Leidschepoort was in werkelijkheid niet
heilig meer. Toch zongen er nog in
denzelfden tijd bij den kruidenier niet
ver van Pollen, de melkboeren uit Sloten
en de groenteboeren van de Wetering
psalmen in den morgen bij het dampen
der warme koffie. *
J. H. RöSSING