Historisch Archief 1877-1940
18 Jan. '14. No. ,1908
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
W?0 UWENRUBRIEK
MNiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiHiimitHiiiiiiiiitiililiiiimniiiiiiiiiiiiiiiitliiiiHi
Het Volkspetitionnement voor
grondwettelike gelijkstelling van man
en vrouw
Dit wordt nu in drie jaren tijd al het
derde Volkspetitionnement voor uitbreiding
van kiesrecht, dat wij in Nederland hebben;
en vroeger was zoo'n onderneming voor ons
land iets fabelachtig groots, iets om nooit
aan te beginnen, iets legendarisch, dat alleen
in 1878 aan dr. Kuyper met al zijn trawanten
en hulptroepen had kunnen gelukken. Maar
de zaak is deze: het volk is tans werkelik
in aktie en in beweging voor het kiesrecht;
het rechtsbewustzijn der natie wil nu alge
meen kiesrecht voor mannen en vrouwen.
De. Vereniging voor Vrouwenkiesrecht stelt
tans slechts de mensen in staat hun ge
zindheid in deze te laten blijken door hun
handtekening op het Volkspetitionnement te
vragen.
De Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht en
ook de meeste zijner aangesloten landelike
organisaties vragen voor de vrouwen het
zelfde kiesrecht als de mannen, zo als dezen
het hebben of kunnen krijgen, en stelt dus
slechts een sekse-eis, de uitgebreidheid van
het kiesrecht in ieder land en op iedere tijd,
hetzij algemeen of beperkt door eenige
leeftijds-, bezits- of woonplaats-eis, van de
politieke omstandigheden in dat land latende
afhangen: Zo heeft ook de Vereniging voor
Vrouwenkiesrecht hier in Nederland steeds
gehandeld, en dat beginsel hield haar af
van partijkiezen op staatkundig gebied. Zij
stond neutraal tussen of boven alle partij
programma's en bij verkiezingen beval zij
geen kandidaten van de ne politieke partij
boven die der andere partijen aan. Tans
echter hebben wij geen verkiezing, geen
loven en bieden om de stemmen der kiezers
te krijgen door enige hervorming te beloven
of enige verkeerde maatregel tegen te
werken. De woelige Juniedagen met hun
sleep van naverkiezingen zijn achter de
rug, en onze regering houdt zich bezig
met plannen voor grondwetsherziening,
waarbij zij het voornemen te kennen gegeven
heeft de wil des volks boven de eisen der
partijprogramma's te stellen. De Troonrede
beloofde toekenning van het kiesrecht be
houdens vast te stellen uitsluitingen aan alle
mannelike Nederlanders van een te bepalen
leeftijd, doch voor de vrouwen is zij heel
wat minder gul. Nu verzet zich de fierheid
der Nederlandse vrouwen tegen deze achter
stelling en de oude eis der Vereniging doet
zich gelden: kiesrecht voor de vrouw op
gelijke voorwaarden als voor de man. Van
daar dat de Vereniging het tans als haar
plicht beschouwt in de te maken grondwet
gelijkstelling voor man en vrouw te eisen
en dus, als de regering algemeen kiesrecht
aan de mannen geeft, ook algemeen kies
recht voor de vrouwen te vragen. Het
volkspetitionnement zal nu aantonen, hoe ver deze
eis in het rechtsbewustzijn der natie is
doorgedrongen.
Reeds maken zich de leden der Vereeniging
gereed tot huisbezoek om de handtekenin
gen op het adres aan de regering te vragen.
Overal sticht men daartoe Plaatselijke
Komitees en het Hoofdbestuur heeft een
Centraal Komitee benoemd, bestaande uit
zeven dames, wier werkzaamheid zich
voornamelik beweegt op het gebied van de
propaganda, de financiën en de pers. Hulp
en medewerking wordt natuurlik ingeroepen
van de zijde der politieke partijen, vooral
die in 1911 om Algemeen Kiesrecht voor
Mannen en Vrouwen gepetitionneerd hebben,
n.l. de Vrijzinnig-Demokraten en de
SociaalDemokraten, en er wordt op 15 Febr. een
grote mobilisatiemeeting belegd in het Paleis
voor Volksvlijt te Amsterdam.
De politici, die meenden voor de vrouwen
reeds genoeg gedaan te hebben door in het
koncentratieprogram en thans ook in de
troonrede enkel wegnemen der beletselen
voor het toekennen van kiesrecht aan de
vrouw op te nemen en ons aldus met
het kluitje van een blanko grondwets
artikel in het riet te sturen, zullen door
het welslagen van onze landelike adres
beweging een machtige uiting van de volks
wil tegenover zich vinden en daardoor
opgestuwd worden tot een hoger rechts
gevoel, dat hen doet beseffen, dat uitsluiting
der vrouw niet meer van onze tijd is.
De vrouwen vormen geen apartstaande
groep meer in het volk; zij werken mede
tot het kollektief rechtsgevoel der natie. Zij
zijn niet tevreden met een mindere mate
van recht dan men de Nederlandse mannen
toemeet, en zullen dat toonen ook vandaar
de aangevangen beweging voor het Volks
petitionnement voor Grondwettelike Gelijk
stelling voor Man en Vrouw.
R'd a m, 14 Jan.'14 MARTINA G. KRAMERS
* * *
Nieuwe vrouwenberoepen
In een publicatie van Anna Ramsauer in
het Duitsche Daheim" worden verscheiden
nieuwe vrouwenberoepen besproken, van
welke er echter slechts enkele merkwaardig
zijn. Mogelijk onthutste lezeressen kunnen
zich bij voorbaat geruststellen: het zijn alle
degelijke" beroepen en ze zijn alle toege
spitst op speciaal vrouwelijke eigenschappen.
Daar is o.a. het beroep van huiszuster.
Wie mocht denken, dat hiermee bedoeld is
een huisverpleegster, die meer welgestelden
als eerste hulp bij ongelukken" steeds tot
hun beschikking hebben, komt bedrogen uit.
Huiszuster is een meer geacheveerde naam
voor juffrouw in de huishouding, de Stütze"
der huisvrouw. Men heeft alle hoop, dat
deze ijdellijk veranderde naam en een bepaalde
kleedij (met het woord Hausschwester in
Life
Als zoo iets kiesrecht heeft
Waarom dan niet zooiets?
iiiiiintiiiiiiiiiiiiiiiiiin minimum iiHimmiiimiiiiiimiiiimniiiiiiiimi:iiiiiMiiii niiimmmm u mmiiimiiimmiiii i
UIT DE NA TUUR
DLXI1I Zonder eisenen
Een half jaar geleden bracht mij een
kennis een paar vuist-groote steenen mee,
uit Duitsch West-Afrika. Het waren brok
stukken van een rots dicht bij de kust. Of
het dingen van waarde of totaal onbeduidende
Steenen waren, wist hij niet; hij zag er iets
yreemds aan, en dacht dat het mij misschien
interesseeren kon. ?
De witte of geelachtige steenen bleken
niets anders te zijn dan kwartskeien, wat
grooter en onregelmatiger van vorm dan de
kwartskeitjes, die het gros van ons gewone
tuingrint of lekzand uitmaken; overigens
hetzelfde materiaal. Het eenige rare" dat
er aan op te merken viel, waren gele, bruine
en ook zwarte plekken met roode randen
en met ronde hoeken en uitloopers; wat de
vlekken een indruk deed maken, of ze
op de steenen geschilderd waren. Inderdaad
gaven ze aan die witte keisteenen iets
vreemds, en door kleur en vorm ook iets
aantrekkelijks; zoodat ik best begrijpen kan
dat mijn oud-leerling zich de niet geringe
moeite had getroost, ze van zooverre voor
mij mee te brengen.
Natuurlijk vond ik het geschenk-van-verre
interessant; alleen al omdat de brenger daar
ginds blijkbaar dadelijk aan mij gedacht had,
toen hij wat bizonders in de natuur meende
te zien ; maar toch niet alleen daarom, wek
ten de steenen mijn belangstelling. Want, wat
aan deze kiezelsteenen de uiterlijke bekoring
gaf, was geen vuil of verf, maar een plant; ze
waren begroeid met mos, eigenlijk met een
combinatie, of een symbiose van een wier
en een zwam; iets wat in de botanie een
licheen of korstmos genoemd wordt.
Mijn jonge stuurman zette een ongeloovig
gezicht. Hij had de steenen afgeslagen of
opgeraapt, in een volmaakt dorre streek, op
een plek, waar geen wieren of zwammen
of mossen groeiden ; niets dan wit fijn
zeezand en dan die witte, hier en daar gevlekte
kwartsrotsen.
De zon brandde er zoo fel, dat hij zijn
zakdoek om de hand moest wikkelen, om
zich niet aan de steenen te branden.
En dan, zooveel herinnerde hij zich nog
van de scheikunde-les, kiezelsteen was
immers zooveel als vensterglas, net zoo glad
en net zoo steriel, daar groeien toch ook
geen planten op. Op kalksteen dat kon nog,
dat was soms een organisch gesteente; ook
op verweerd graniet of lava was het niet
zoo wonderlijk, maar op kiezelsteen ?
Hierop kon ik zonder woorden antwoor
den ; want ik bezat een stukje glas, waarop
ook korstmossen leefden, en langzaam
voortgroeiden. Dat was overtuigend.
De veelkleurige vlekken op de
Zuid-WestAfrikaansche kwartsrotsen waren dus zonder
twijfel planten, en wel mooie bonte lichenen.
De bedoelde keien kregen een plaats in een
gesloten kistje onder in een kast, die zelden
opengaat. Tegen deze Kerstvacantie had ik ze
noodig voor een demonstratie, en ik legde
ze zoolang buiten, op een plank tegen de
tuinschutting; de regen bevochtigde de
steenen, en wat ik gedacht had, gebeurde.
Een fijne rand om enkele van de vlek
ken bewees al met Nieuwjaar, dat de korst
mossen nog leefden en ook hier in de stad
verder konden groeien. Al vroor het toen
nog niet, het verschil in temperatuur
tusVerschillende korstmossen op gladden kiezelsteen; rechts: manna.
overeenstemming) aan beschaafde meisjes
een betere betrekking zal verschaffen.
Een novum onder de vrouwenberoepen is
dat van trichinenonderzoekster. Het is niet
na te gaan, waarom de sfeer van het
slachtluis zoo bij uitstek geschikt geacht werd voor
vrouwen, wier teergevoeligheid bijna spreek
woordelijk is, doch het nieuwe ambt (
Trichinenschauerin"), dat na een korte en weinig
costbare opleiding spoedig tamelijke in
komsten afwerpt, blijkt zeer aanlokkelijk.
n Berlijn kunnen bijv. tot 1916 geen
adspiranten voor deze betrekking meer worden
aangenomen.
Doch men denke niet, dat de openstelling
van deze zoo speciaal vrouwelijke beroepen,
den vrouwen de lust zou ontnemen het
errein van den man te betreden. Het zal
zelfs mettertijd een rage worden zijn
con:erfeitsel te doen maken door een
vrouweijke fotograaf; wij zijn bang, dat de mannen
lun eigen sexe dan absoluut zullen gaan
verloochenen. Doch de vrouwelijke fotograaf,
voor wie in Berlijn speciale cursussen zijn
ngericht, zal zich echter niet uitsluitend toe
eggen op het met meer of minder geluk
maken van een artistiek plaatje"; het
schijnt zelfs, dat men bij voorkeur haar
optreden wenscht in de wetenschappelijke
xrtografie. De accuratesse van een vrouw
aoezemt klaarblijkelijk meer vertrouwen in
dan die van een man.
Nu is bij de wetenschappelijke fotografie
[in ziekenhuizen, klinieken enz.) accratesse
zeker gewenscht, doch het komt ons
eenigzins eigenaardig voor, dat men deze en
dergelijke eigenschappen ook als de voor
naamste beschouwt voor... een vrouwelijke
architect. Het zou, als men niet wist hoe
de meeste mannelijke architecten zijn,
ontitellend zijn te lezen dat Oberlehrerin
Anna Ramsauer van een aanstaande bouw
kundige niet verlangt schoonheidsgevoel,
doch :... Tüchtigkeit, praktischer Sinn,
jute Gesundheit und kaufmannische
Fa'higteiten"! Ware er naast wetenschappelijke
Fotografie ook een wetenschappelijke archi
tectuur, om deze vrouwen bezigheid te
geven!
Onder de twintig beroepen, welke volgens
de schrijfster de meeste kans van slagen
bieden, zijn dit de opvallenste. Zij noemt
o.a. nog: leerares aan een vakschool,
zangleerares, kleermaakster, chemiste,
schoolverpleegster, fabrieksverpleegster, vrouwelijke
tuinman enz.
Het advocaten-beroep raadt zij de. vrouw
af, omdat het weinig materieele vooruitzich
ten biedt, doch de vrouwelijke jurist voor
spelt zij een goede loopbaan in journalistiek,
sociale aangelegenheden, als
woninginspectrice, enz. Het is jammer: de vrouw in toga
is een zeer coquette en aantrekkelijke ver
schijning, en kon de fleur van onze doode
rechtszalen zijn!
H. J.
# * *
Uit een dagboek
Geachte mevr. A. G. v. d. H.?J.,
Uw diep wanhopig stuk heb ik gelezen
en een paar regels zou ik er gaarne op
antwoorden. Wat voor buitengewoon on
praktische huishoudster moet u wel zijn,
dat er met man, vrouw en n kind, niets,
niets, niets geen tijd voor een intellectueel
werk overschiet?
Hoe laat begint u in godsnaam den dag?
Hoe is 't mogelijk, dat iemand zich zoo
ongelukkig kan voelen, wanneer hij iets
mooiers en beters van anderen ziet. Gebruik
uw gezond verstand, alle werkzaamheden
gaan met een tevreden opgewekt karakter
oneindig gemakkelijker. Uw pessimisme
doodt ten slotte alle intellectueele gaven,
daarbij die van uw man en kind tevens.
J. M. v. D. L.?R.
Allerlei
Hof
Wie zeide er ook weer, dat het koning
schap een heel kostbaar ornament is?... Ik
zou 't niet graag zeggen, hoogstens denken,
want gedachten zijn tolvrij. Illustratief
iniimiiMmiimiHiiiiimitmimtiiiiimi
schen een regenachtigen Kerstdag in Holland
en een zonnedag onder de
Steenbokskeerkring is al groot genoeg, om te doen inzien,
dat zoo'n plant om een buitengewoon sterk
temperatuur-verschil al heel weinig geeft.
Deze onverschilligheid voor uiterlijke om
standigheden, voor extreme koude, hitte, en
voor droogte vooral, is nog niet het won
derlijkste in den levensloop van deze planten.
Ook hun eischen aan den bodem, waarop
zij groeien, zijn zoo gering, dat het vroeger
betwijfeld werd, of zij voor hun voeding
wel iets met den bodem te maken hadden;
het scheen dat deze genoegzame planten
de kale rotsen, kiezelsteenen, de ijzeren pa
len, de grafzerken, ja het glas waarop zij
soms groeien, alleen als steun of als onder
laag, niet als voedsel gebruikten.
Toch is dit waarschijnlijk wel steeds het
geval. De korstmossen, de algen en zwam
men op kale steenen, leven wel degelijk ook
van den steen, al is het niet uitsluitend en
onmiddellijk. Dat zij althans den bodem niet
onaangetast laten, zal ieder dadelijk zelf
inzien, die maar even zoo'n keisteen, waarop
mos" groeit, met een mesje van dat mos
ontdoet en schoon wrijft; dan blijkt de steen
op de groeiplaats verdoft en verdiept te
zijn, er is iets mee gebeurd; wortelvezels
zijn er in doorgedrongen.
Hoe dat mogelijk is, dit doordringen, in
dit meer dan staalharde kwarts of glas ?
Dat is nog niet met zekerheid te verklaren.
Glas heet alleen oplosbaar te zijn in
fluoorwaterstofzuur, kwarts, mits fijn gemalen in
kokende kali en dan nog maar heel weinig.
Toch worden in de natuur groote hoeveel
heden kiezel opgelost, dat blijkt uit het feit,
dat het rivierwater, en van daar ook de zee,
altijd kiezelzuur in oplossing bevat; sporen
kiezelzuur schijnen ook door gewoon bron
water al opgenomen te worden, als het lang
in een glazen flesch staat; dan kunnen kiezel
algen er in leven en hun kiezelpantsers
vormen.
Het is ook niet onmogelijk, dat de plek
waar nu korstmossen op de gladde kiezel
rotsen groeien, al lang van te voren bezet
is geweest door andere, nog minder-eischende
planten, en wel, door bacteriën. Want
dit is nu wel zeker, overal waar vocht
is op aarde, zij het in nauwlijks merkbare
sporen, daar wonen planten; daar leven
bacteriën. Zij zijn het die het allereerst den
tusschen voor deze stille overpeinzing is de
mededeeling, welke ik dezer dagen in een
Engelsch blad vond, dat de Koning en de
hofhouding aan het Britsche rijk jaarlijks
rond 24 millioen gulden kosten Een
fatsoenlijk burgermans-inkomen!
* *
Per telephoon
In geen land ter wereld is de telephoon
zoo populair als in Zweden.
Telephoonjuffrouw te zijn in Stockholm is een van de
drukste en meest vermoeiende bedrijven,
welke op de wereld bestaan. Op een bevol
king van 400,000 inwoners heeft men in
dezen noordelijken metropolis 80,000
telephoontoestellen.
* * *
Praktisch
Wel praktisch gezien van de Zweedsche
huisvrouwen !... Ik hoorde laatst een ver
standige en geestige vrouw zeggen: De
telephoon is mijn tweede meid, ze doet al
mijn boodschappen; ze is bovendien mijn
secretaris, want ze spreekt mijn brieven en
ze is tevens mijn ander-ik, want ze bespaart
mij het brengen van menig bezoek!''
Helaas, helaas,... en voor ons gewone
Amsterdamsche burgers is deze tweede
meid-secretaris-alterego" doorgaans onbe
reikbaar, want het abonnement is peperduur!
* *
*
Verhuizen
In sommige streken in Finland bouwt men
tegenwoordig de boeren- en land-huizen op
rolletjes Op die manier is het ver
huizen, dat door het grondwater soms wei
eens dringend noodig wordt, een werk van een
ommezien. Een flinke automobiel verplaatst
het geheele zaakje vlug en goedkoop.
* ?
Spaarzaam
M'n grootmoeder rijmde lang geleden:
(de goede ziel moest er zelf altijd erg om
lachen)
In het land van Hessen
Daar hebben ze groote schotels,
Maar weinig te fressen".
Zuinig en sober echter schijnen ze er ook
te zijn, want ik lees, dat een paar oude
burgerluidjes, die in een kleine plaats ergens
in de buurt van Darmstadt, hun vijf-en-vijftig
jarige bruiloft vierden, beweerden dat ze
gedurende dien geheelen tijd van hun
huwelijksleven van weinig meer waren
rondgekomen, dan van een degelijke porsie
rozengeur en maneschijn. Ze verteerden namelijk
gedurende al die jaren gemiddeld een dub
beltje per dag. Schraalhans was in hun huis
een onveranderlijk keukenmeester. Niettemin
zijn ze gezond en frisch.
* *
*
Vrouwenbeweging
In 't Noorden van Engeland verhuren zich
tegenwoordig sterke, flinke vrouwen als
boeren-arbeiders. Ze doen het zwaarste
mannenwerk, ploegen en dorschen, en
hanteeren spade en hooivork, dat het een lust is.
Men gelooft in deze streken, dat de vrouw
evengoed capabel is tot den zwaarsten land
arbeid als de sterkste man, temeer omdat
zij doorgaans soberder leeft, en dus zuiniger
is met haar krachten.
Kleintjes
Hoe vele kleintjes tot iets geweldig groots
kunnen worden, kunt ge leeren uit een
merkwaardige statistiek over het geven van
fooien in Frankrijk. Een ijverig snuffelaar
heeft uitgevorscht, dat alleen in Parijs, voor
nagenoeg een ton aan fooien worden ge
schonken.
Over geheel Frankrijk zou in een jaar voor
180 millioen gulden aan klein geld door de
vingers glijden van koffiehuisbezoekers en
reizigers.
* *
Babbelmondje.
Wellicht niemand ter wereld heeft een
flux de bouche als Mrs. Philip Showden,
een propagandiste voor vrouwen-kiesrecht,
die in acht jaar op meer dan 1500 publieke
vergaderingen redevoeringen heeft gehouden.
Een dergelijk uithoudingsvermogen grenst
aan het ongeloofelijke Het is de
schittenaakten steen aantasten en hun lichamen
leveren de eerste stikstofhoudende stoffen.
Zij vallen den bergtop aan, al steekt die
boven de wolken en de eeuwige sneeuw uit.
Op de eerste ruwe plek, zoo gevormd, in
het overigens gladde steenvlak, blijft wat
stof kleven, dat de wind, die het aanvoerde,
nu niet dadelijk weer de lucht in kan vegen:
de voedingsbodem voor de eerste algen,
zwammen en korstmossen is bereid.
Op stukken glinsterend wit bergkristal,
het zuiverste kwarts dus, heb ik ze zien
zitten, de zwarte stippen van het mos
Verrucaria en van Lecidium; ze gelijken
bedriegelijk op de donkere plokjes var. ijzer of
mangaan, die ook wel eens op bergkristal
zijn neergeslagen. Ook nog kleinere groene
stippen kunt ge soms vinden, mits ge met
de loupe zoekt, zelfs op de gladste vlakken
van stukken kiezel; dat zijn algen, die, als
ze een zwam ontmoeten, een veel sneller
werkende compagnieschap vormen.
Ook de sneeuw en het gletscherijs grond
stoffen, die al heel weinig geschikt lijken,
om als substraat voor plantengroei te dienen
blijken vaak letterlijk bedekt met planten
leven; bacteriën zijn het natuurlijk alweer;
die zijn altijd daar te vinden, waar ander leven
is. Maar meer bekend is een microscopisch
kleine algensoort, die de sneeuw over groote
oppervlakten rood kleurt, doordat de nietige,
gekleurde plantjes in ontzaglijke hoeveel
heden dicht bijeen groeien. Dit verschijnsel
gaf aanleiding tot het ontstaan van de legende
van den bloédregen.
Nog veel kleinere stofdeeltjes, welke uit
de lucht op de sneeuw vallen, zijn de hoofd
bron voor het voedsel van deze roode-sneeuw
algen; ze verschijnen het meest en in opmer
kelijk groot aantal in de hooggebergten;
daar blijft de sneeuw lang genoeg liggen,
om zich oppervlakkig met stof uit de luch!
te kunnen mengen. Die stofjes hebben de
sneeuwvlokken misschien zelf, voor een deel
althans, uit de lucht mee naar beneden ge
nomen.
Zelfs op de kortstondige ijsbergen is nog
plantengroei geconstateerd ; deze bacteriër
waren ongetwijfeld meegebracht uit het lanc
waar de ijsbergen uit kalvende gletschen
geboren werden.
Noch de uiterste koude, noch voor ons
ondraaglijke hitte, mits er geen vlam bi
te pas komt en evenmin een bijna
volPELTrlRIJEN!
ONDER HET GROOTE ASSORTIMENT
BEVINDEN ZICH NOG VERSCHEIDENE
ZEER MOOIE EXEMPLAREN
ZOOWEL IN ENKELE BONT-COIS ALS
COMPLETE eARfirrUREN WELKE TE6ET1
INVENTARIS PRIJZENwoRDEn
UITVERKOCHT.
MAGAlIJrtDE BUEMKORF:
DAMRAK ? AMSTERDAM.
rende moderne apotheose der vrouwelijke
babbelzucht, die ons door den man verweten
wordt.
* * *
Matroosje.
Men schrijft mij:
Als vrouwelijke matroos volgt Anna Jensen,
eene Noorweegsche, de opleidingscursus voor
stuurman. Zij draagt de gewone
matrozenkleedij, met dit onderscheid, dat het buis
overgaat in een korte, geplooide rok.
Een vrouw als stuurman is niet zoo bijster
vreemd. Hoe vaak ziet men niet op de bin
nenvaart vrouwen aan het roer staan. En
hoe menig meisje loos" heeft niet al willen
varen voor licht matroos" ?
Lastige schoonheid.
Men kan ook te schoon zijn. De gravin
van Castiglione, een beroemdheid uit den
tijd van Napoleon III, leed aan dit euvel.
Zij maakte haar eerste apparitie op een
hofbal, en toen zij binnenkwam staakten de
dansers, en zelfs de muzikanten hielden op
met spelen Het was als een
betoovering... me»drong, en reikhalsde om haar
te zien. Op straat te wandelen was voor
haar een kwelling... zij verwekte soms een
volksoploop.
ALLEGRA.
IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIHIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIII
maakt droge lucht, zijn in staat op aarde het
plantenleven geheel te onderdrukken. Alleen
in den zandwoestijn schijnen plekken te
bestaan die geheel zonder leven blijven;
toch is dit slechts aan de oppervlakte van
het gloeiendheet zand het geval. Elders niet;
men kan wel degelijk van een woestijnflora
spreken, al staan er de planten in het rulle
zand niet mannetje aan mannetje. Zelfs op
ongekleurde stereoscoop-foto's is het te zien,
dat van af stand tot af stand doornige of bezem
achtige bosjes opsteken, struiken van een
of andere plantensoort. En ook op de
meeste plaatsen, waar voor het ongewapend
oog niets levends te zien is, waar alleen
het heete witte zand de zonnestralen weer
kaatst, daar is dikwijls op enkele deci
meters onder de oppervlakte al vocht te
vinden; en, waar vocht is daar is leven;
al heeft het zich teruggetrokken in onzicht
bare sporen. Bij de enkele zeldzame regen
bui zal het te voorschijn komen, als
kleine planten, die snel groeien en bloeien,
vruchten en zaden doen rijpen. Of, als het
een korstmos is, zooals op de bovengenoemde
steenen van Damaraland, zal het bij hitte
indrogen tot schijnbaar levenlooze korsten; of
alleen maar vlekken nalaten op het zand of
den steen; maar die vlekken zijn
sporenhouders, het zijn de ware dragers van het
leven, dat weer ontspruiten zal, zoodra het
levenwekkend water te hulp komt.
Dikwijls ook liggen in andere deelen van
de Afrikaansche en in de Arabische woestijn
ander soorten van zulke eisch-looze plantjes
als een dikke stoffige en roestige korst op
de woestijnsteenen. De droogte en de wind
kunnen ze ten slotte tot poeder maken en
doen verstuiven, maar dood zijn ze ook
dan nog niet. Als ge zoo'n steen of een
saamgewaaid klompje van mossoorten be
vochtigt, zwelt de korst op tot een dikke
gelei-achtige laag van saamgeklonterde
korrels; die stellen elk een klein napje voor,
ze toonen een hoogen rand en een deuk
in het midden. Dit is het historische Manna,
een soort van korstmos uit het geslacht
Lecanora een cryptogaam, die eetbaar
is en dan ook den wetenschappelijken naam
draagt van Lecanora esculenta.
E. HEIMANS