De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 18 januari pagina 7

18 januari 1914 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

18 Jan. '14. No. 1908 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND B. H. HELDT f De stichter van het Werkliedenverbond nu llllliin man in de Bureaux adviseert, zonder dat iemand een mêening tegenover de zijne stellen kan. 2. De vraag van den heer R. H. is verkeerd gesteld. Ze moet niet luiden: Op welke gronden behoort de postzegel tot het vak van den graveur? Ze moet luiden: Op welke gronden behoort de postzegel tot het vak van den architect? De postzegels zijn immers oorspronkelijk, ook in ons land, grootenxleels gegraveerd en er is aldus menig goed werk tot stand gekomen. Maa%gesteld eens, ?dat door den heer R. H. was aangetoond dat lithografie of houtsnede verkieselijk ware boven de burijn-gravure, dan valt het eerst recht op hoe verkeerd men handelde door bij deze moeilijke keuze voorlichting «n steun te zoeken bij een architect! 3. De heer R. H. had letterlijk geschreven, dat hij de meededeeling omtrent het ver langen van hooger hand" gehoord had. Dat was ook niet onnatuurlijk geweest. Hij had het kunnen hooren zoo goed als een ^nder. Maar met de vriendelijke verzekering dat hij het niet gehoord maar gelezen heeft, daarmede is hij er niet af. Hij had (bereid ?om over deze penibele aangelegenheid te «chrijven) er voor moeten zorgen, dat wij omtrent de arbeidsvoorwaarden bij deze opdracht beter werden ingelicht; hij had iets moeten hooren! en nog wachten wij te «eniger tijd gaarne vollediger berichten. 4. Ay mij-welk een vergissing! Wij spreken over een portret, met de daarbij passende omranding, en dit alles voor een postzegel. Het is werkelijk verwarrend daarbij te her inneren aan de schoone kunst van vór de Renaissance, die den muurschilder tot op wekking en leering zijta moet. Toen bestond «r noch burijn-gravure, noch ornamentaal omlijst portret, en hoeverre was men van het denkbeeld van een... postzegel! Elk begrip, maatschappelijk en artistiek, van zulke dingen is aan die vroege tijden vreemd. Wie de postzegel aanvaardt, verlaat op dat moment de ideeën-sfeer der tijdperken van vór de Renaissance e« vindt zijn onover troffen voorbeelden in de werken waarop ik wees. 5. Ik geef toe dat het moeilijk is de volle vrijheid van den kunstenaar als een schade lijke illusie te erkennen, waar zij voor som mige artiesten een noodzakelijke levens voorwaarde is. Wij leven nog te zeer onder den invloed van een tijd, waarin hetschromelijkste verval geen andere keuze toeliet dan deze: Laat mij vrij! Het vrije schilderij is ongetwijfeld een daad van den kunstenaar ?allén; het werk in opdracht is dit niet. Willens of niet, de lastgever heeft daar aandeel aan, door besluit of onthouding, door accepteeren of afwijzen, door het ?stellen of het niet stellen van voorwaarden, en niemand kan hem de verantwoordelijk heid ontnemen, die hij door de lastgeving «Ive op zich nam. Daarom mag, naar het «>ij voorkomt, de ontboezeming van den lieer R. H. geen bijstemming vinden. Wij hebben immers ook veel deugdelijker mid delen tegen tyranieke voorwaarden. Vooreerst het weigeren van opdrachten die onder zulk beding worden aangeboden. Men verwacht wel dat de nederigste arbeiders, om reden van beginselen, een opdracht afwijzen zullen! Zijn wij daartoe artiesten om ons tot zulke geestkracht niet in staat te rekenen? Ver volgens is ook voor ons een goede organi satie de kracht, die wij tegenover elke tyrannie stellen moeten, en die de individuen tegen overmacht verdedigen moet. Dat zijn de middelen, en daèrdoor leert men elkander naderen en begrijpen, de lastgever en de kunstenaar. Het zou mij spijten, indien mijn verzet tegen de opdracht van den postzegel aan den geachten Bouwmeester de Bazel, en legen de uiteenzettingen van den niet minder geachten schilder Roland Holst, te scherp waren of te kort deden aan de mildheid waartoe men bij zulk dispuut steeds verplicht is. Maar nog meer zou het mij spijten, indien mijn meening niet duidelijk genoeg was uitge sproken. Voor eenige jaren werd ik uitgenoodigd zitting te nemen in een commissie die een beeld wenschte te stichten ter herinnering aan een man, die ik steeds om zijn karakter en zijn levens-werk vereerd had. Toen ik ter vergadering kwam bleek, tot mijn ontstel tenis, dat over dit beeldhouwwerk reeds onderhandelingen gevoerd waren met een, ja weer... met een achitect; met een archi tect, voor wien ik overigens eveneens de hartelijkste gevoelens had. Ik heb onmiddellijk aangeboden mij terug te trekken, omdat dit denkbeeld mij steeds in verzet zou vinden. Een beeldhouwwerk behoort aan een beeld houwer, niet aan een architect te worden opgedragen. Nu wordt waarlijk niet alleen voor de postzegels de hulp van een archi tect ingeroepen, maar mijn oude vriend Roland Holst wil ons zelfs doen gelooven, dat dit een vreugdevol teeken" is. Hoe anderen hierover ook denken, ik wensen mijn afkeu ring hierover zoo duidelijk en positief ge zegd te hebben, dat ik mij ontslagen mag rekenen van de onaangename verplichting om nog op de zaak te moeten terug komen. A. J. DER KINDEREN * * * Muziek in de Hoofdstad Laden Capet-kwartet. Het is voldoende te zeggen: ik heb Capet gehoord, daar de drie anderen van dit quatuor Hewitt en de beide Casadesus, ongeveer musiceeren gelijk Capet. Hun aanvoerder is een fanatiker van harts tocht en stilte. Beethovens cis-moll adagio, waar volgens Wagner, God en mensch samenspraken in den boezem der godheid, het dankgezang verder in den lydischen toon, strijkt hij zoo roerloos, zoo strak en ver-weg zwevend, dat de hoorder alles en zelfs den onbewogen klank zou vergeten, wanneer niet de te origineele en schielijk opdoemende invallen van den laatsten" Beethoven hem uit dat oogen-stille luisteren wegrukten. Aldus kan ik hem een fanatiker noemen der mystieke stilte, want in die lange, melodieuse momenten, klank zonder vreugde, zonder smart, vergetelheidsherinneringen, zachte rythmen zonder accent, ontdoet hij zijn toon van het allerlaatste, dat nog van eenig bewust getuigt: den gevoeligen vibrato, dezen microphoon van de schuwste ontroering, en 'in gelijke mate wordt dan zijn streek hartstochteloos en ontzind. Maar als hij zigeuner-muziek tegenkomt gelijk de finale van 135, dit dolende, stormachtige thema, dan weer dien toon dan weer een anderen najagend in onbevredigde ver rukking, de eene warmer en gepassioneerder dan de vorige, of de eerste allegro van 131, waar Berlioz het gelukkige liefdeslied voor Romeo en Julia vond, dat hier echter klinkt als de smart van een gestigmatiseerden ah! hoe zweepte Capet 't er uit, en met welke onuitsprekelijke kreten! Vier maten schenen me trouwens genoeg om tot de overtuiging te komen, dat men Capet moet eeren als een der wonderbaarste kunstenaars, de vier maten uit de Cavatine van 130. waarbij Beethoven noteert beklemmt". Wat wij van Berlioz en Mahler kennen als de diepst-menschelijke uiting van den mo dernen tijd, den weemoed der zonnestralen, de melancholie van ieder geluk en de plot selinge hallucinatorische angst en beklem ming, is hier uitgedrukt met danteske bondigheid. Ik wist echter niet hoe Capet dit spelen zou, ik vermoedde zelfs niet, dat me dit door merg en been zou zingen. Nu, het werd een open wonde, het voer op uit den avond als een bovenmenschelijke sid dering, een demonische schreeuw, een na tuurgeluid, ingezet met het raadselachtige flautato, sublieme aarzeling!, en toen los brekend, onbeschrijfbaar. Zoo is Capet de fanatiker van den hartstocht. Er heerscht een eigenaardige harmonie in dit ensemble en wanneer ik zeg, dat de overige drie ongeveer spelen als Capet, moet men dit niet te letterlijk opvatten. Het timbre der vier klinkt zuidelijk, bijna aromatisch, bedwelmend, brandend en tege lijkertijd half geaetheriseerd door een hon derdvoudig toegepast en gewijzigd quasiflageolet, dat in al zijn schemerachtige teerheid gloeiend blijft en mannelijk; het is een ras-timbre. Doch behalve zulken toon hoorde ik nimmer een zoo geniaal rubato (inderdaad een atomischen gevoelsstroom) als van Capet, die tot mijn groot genoegen de volgende maand optreedt in het Concert gebouw (met den altist Casadesus) en ik hoop dan over beide kunstenaars het overige te schrijven. " MATTHIJS VERMEULEN * * * Raoul Pugno t Pugno stierf Zondag 4 Januari te Moskou en s' middags hoorde men 't bericbt reeds in het Concertgebouw. Hij was de voor naamste der weinige Fransche musici, die toegang hebben tot ons degelijk vergermaniseerd enthousiasme (zooals ge weet heeft Isaïe gezworen niet meer in Amsterdam te rug te komen, waar hij altijd leege zalen kreeg) en dezen winter zou hij hier nog optreden. Pugno, die gedurende de Commune een paar dagen directeur was der Grand Opéra (op achttienjarigen leeftijd en met een eigen opera in portefeuille!) begon zijn loopbaan als organist. De Parijsche kerkkoren schij nen een gelukkiger en artistieker psyche te emaneeren (hoevele voortreffelijke kunste naars stonden zij af!) dan de Hollandsche of Duitsche en Pugno bleef organist tot 1892, toen hij harmonie-leeraar werd aan het Con servatorium. Hij hield van zijn orgel en op zijn atelier in de Rue de la Tour d'Auvergne bespeelde hij nog liever zijn grooten Cavaill Coll dan zijne twee concert-piano's, Hij componeerde ook. In 't begin operettes, balletten, pantomines, en na eene lange rust periode, toen hij zijn grootste triomfen vierde als pianist, La Ville morte, lyrisch drama op het gedicht van Gabriele d'Annunzio, dat binnenkort in de Opéra comique te Parijs (en in de Monnaie te Brussel) wordt uit gevoerd. Hij schreef deze compositie (men zegt er veel moois van) met medewerking van Nadia Boulanger, zijne leerlinge, die hem op zijne laatste concertreizen vergezelde en de eerste was die zijn dood moest telegrafeeren. Raoul Pugno was Parijzenaar van geboorte, uit een Italiaanschen vader en Lotharingsche moeder. Zijn spel was onvergelijkelijk geestig, zijne verbeeldingswereld zeer reëel (hij speelde altijd van 't blad) maar buitengewoon betooverend en waarlijk verheven epicurisch, zacht, zangerig, juveniel ondanks zijn zestig jaren, kortom het volmaakte spel, dat men tegenwoordig meent te moeten vergeten voor het barbaarsche en automatische gehamer der Engelschen en Overrijnschen. M. V. * * * Het promoveeren van de studenten te Berkeley De eigenlijke dag, waarop de Amerikaansche student promoveert, heet Commencement day, de dag, dat het leven aan de universiteit eindigt, doch het leven daarbuiten begint. Het promoveeren duurt eigenlijk 3 dagen en gaat met veel ceremoniën gepaard. Op Zondagmiddag verzamelen de promoveerende studenten zich in het Grieksche theater voor de Baccalaureate Sermon, 's Maandags maken zij de Pilgrimage op de campus en op Woensdag verzamelt zich een groote menigte wederom in het theater voor de Commencement day exercises. De staatsuniversiteiten hier, dus ook Ber keley, zijn geen bepaalden godsdienst toege daan. Op de campus vindt men geen kerk. De Baccalaureate Sermon wordt daar ook «Mijiiiitiiiiiiifliimjiiijiiiifiiimmiijiiiiiiiiiiijiiiiiiriftiiiiiiiitmiififirtffimiffiimw St. Moritz-ijsvermaak, door Willy Sluiter gehouden door iemand, niet omdat hij Episcopalian, Methodist, Congregationalist of Unltarian is, maar omdat hij een goed spreker is gebleken. Hij zegt eenvoudige woorden tot de jonge mannen en vrouwen, die daar zitten te luisteren in zwarte toga met de aardige, zwarte Cap" het costuum, dat zij eerst kort vór het promoveeren dragen mogen. Het geheele publiek luistert mee, en als er meer warmte en gloed in de rede gelegd wordt en hij weet ze te boeien met hartelijke woorden dan gaat er ook een spontane sympathie uit van alle toehoorders voor de jongelui, die vol idealen het leven gaan beginnen. De Pilgrimage is aardig om te zien. En optocht, stellen de promoveerende stUT denten zich in beweging en trekken de compus rond van het eene gebouw naar het andere met een laatst vaarwel Musiceerende studenten gaan voorop, daarop volgen de meisjes in 't wit, zij hebben witte parasols in de hand met groene linten, dan de jongens met strooien hoeden en witte pantalons (zie de afb.) Er was een tijd, dat de. heeren hooge hoeden droegen, welke een eenigszins grappig effect maakten. Nu, terwijl het aanzien der universiteit zoozeer gestegen is, heeft men dit hoofddeksel, als niet overeenkomende met academische waar digheid verbannen. De studenten met hun vrienden en familieleden groupeeren zich om ieder gebouw en luisteren naar de afscheidsrede van den professor, die hen toespreekt. Soms hoort men hoe hij ze plaagt en voor den gek houdt, dan weer hoe hij ze weet te treffen met bemoedigende woorden Hij herinnert ze er aan hoe onvolmaakt zij waren toen zij als freshmen 4 jaren geleden de universiteit betraden. Doch hij troost ze weer door te zeggen, dat er wel eenigen vooruitgang te bespeuren viel en dat hij niet wanhoopte voor de toekomst! Soms spreekt een medestudent tot hen, meest iemand, die in wetenschap of sport eer heeft behaald of de spreker is de presi dent van de Students' Affair Committee. Dit is het college, dat recht spreekt over de studenten; welk een goede instelling dit is, is lang reeds gebleken. Het ruwe optreden is zooveel minder geworden, er wordt min der gedaan aan onnoodige kwellingen ten opzichte van pas aankomende studenten en wat ook van belang is, er wordt minder gespierd" bij examens. Er valt mij hierbij het goede oude verhaal in, dat in Berkeley verteld wordt. Er was eens,.. een privaatdocent, wiens studenten schriftelijk examen deden. Hij zag, hoe n van hen tersluiks in een boekje keek; niet openlijk den student aan de kaak willende stellen, beval hij, dat de student, die niet eerlijk was geweest bij het werk, zich den volgenden morgen om 9 uur zou moeten melden. Toen de klok 9 sloeg verschenen... 9 studenten. Sedert de studenten zelf recht spreken, is werkelijk het gedrag der studeerenden be wonderenswaardig te noemen. Een student, die iets misdreven heeft, komt voor een jury bestaande uit seniors =. 4e jaarschstudenten. Al naar den graad van zijn mis drijf wordt hij gestraft, 't zij met een repri mande, 't zij, dat hij tijdelijk of voor goed wordt geschrapt. Natuurlijk helpt de one-mile-liquor-law reeds in een vorig artikel gemeld, volgens welke de studenten op de campus en binnen den omtrek van een mijl geen sterken drank kunnen krijgen, en zoo komt het, dat bij een groot aantal studenten, 7700, er nooit een zeer ernstig misdrijf voorkomt, en men zich ten allen tijde op de campus en daarbuiten volkomen veilig voelt. Nadat de jongelui de verschillende gebou wen vaarwel gezegd hebben wordt de college hymn gezongen en de collegeyell geschreeuwd. Aan de Amerikaansche universiteiten is de yell van groot gewicht en de yell-leader een voornaam persoon. De yell in Berkeley is als volgt: Oski-wow wow (I) Whiskey-wee wee (ü) Ole-Berkelei (!!!) Olö-Mucker (!!!!) California (!!!!!) Word (!!!!!!) Voor den oningewijde hoogst vreemd, vooral een eerste keer als men 't aanhoort. Men moet toch vooral niet denken aan onze football schreeuwers, neen, dit is een gebrul, een oorverdoovend geloei, een overblijfsel van de echte Indiaansche strijdkreet, die, overgenomen door deze jongelingen wel zeer in kracht moet zijn toegenomen. Doch ... de ysll wekt spontaan enthousiasme en als meerdere luidruchtige zaken, doet ze geen kwaad. Dan komt Commencement Day pp den 2den Woensdag in Mei bijna altijd een zonnigen dag. Wederom verzamelt zich een reusachtige menigte in het Gri eksche theater waar de plechtigheid plaats heeft. Vooraf gegaan door den president van de univer siteit komen zij allen binnen, de regenten, de professoren, de gasten en de promoveerenden. Laatstgenoemden nemen plaats in het diazoom, het publiek is gezeten op de steenen banken van het theater, het tooneel wordt ingenomen door de profes soren en andere aanwezigen. Midden op 't tooneel staan 2 machtige stoelen, n voor den president, en n voor den geestelijke. Pilgrimage der Studenten Deze geeft den zegen en de ceremoniën beginnen. Vijf studenten van verschillende faculteiten houden een rede, een ieder sprekend over een onderwerp zijner studie. Ik had groot medelijden met n van hen, die zoozeer door tooneelvrees scheen aangegrepen, dat hij niet verder kon, alvorens hij zijn aanteekeningen had geraadpleegd. Dan overhandigt de president een zware gouden medaille aan hem, die, het afgeloopen jaar, zich van alle medestudenten, het meest onderscheiden heeft. De president herinnert den student er aan, dat de medaille niet slechts zwaar in gewicht is, doch ook een zware verantwoordelijkheid oplegt. Van zulk een student immers mag men iets ver wachten. Vervolgens krijgt men een finantieel over zicht te hooren van den president. Vele zijn de gaven, die de universiteit verstrekt worden; nu hoort men van een gift, let wel, een particuliere gift van 2Vs millioen dollar voor een instelling voor medisch onderzoek. Het volk wil altijd geven aan zijn univer siteiten, 't zij een voorwerp van historische waarde, 't zij een beurs voor arme studenten. Dan houdt de president een redevoering tot hen die promoveeren. Hij is niet altijd ernstig putting in many a joke, making them laugh; doch n ding drukt hij ze goed op 't hart. Zij hebben gratis kunnen studeeren, 4 jaar lang, nu mag het volk eischen dat zij iets volbrengen gaan. De bullen staan netjes gepakt op tafels. De studenten passeeren in rijen langs presi dent en professoren, en teruggekeerd in het diazoom wordt de bul hun uitgereikt (zie foto). Zij, die 4 jaar hebben gestudeerd krijgen de gewone graden als de B. S. (Bachelor of Science) of de B. A. (Bachelor of Arts). Den graad van dokter krijgen zij, die verder zijn gegaan en na nog eenige jaren studie, een wetenschappelijk werk hebben geschreven. Deze studenten worden ieder afzonderlijk door den professor voor wien zij gewerkt hebben, aan de aanwezigen voorgesteld. Er wordt in korte trekken ge zegd, waarover hun proefschrift handelt, dan reikt de president hun de hand, terwijl een ander de blauwe en gele linten om de schouders hangt. Bijzonder indrukwekkend was 't verleenen van den Z. L. D. titel aan 5 bejaarden mannen. Het is een groote eer, door een universiteit deze titel waardig gekeurd te worden. De president stelt de candidaten voor, zegt welke verdiensten ieder van hen heeft. Het publiek juicht en ook deze mannen (allen met sneeuwwit haar) worden omhan gen met het geel en het blauw, de kleuren van Berkeley. Eén van hen was dit jaar Gohn Muir, de schrijver en natuurkundige. Het was zeker indrukwekkend dit schouw spel in volle zomerzon. Een academische ernst tegen de klassieke zuilen van het too neel reikend ver uit tot de menigte. De 8 a 9000 toeschouwers waren zich bewust van hoeveel gewicht een groote instelling als Berkeley voor heel het volk is. Een groot aantal colleges kunnen door iedereen, student of niet, worden bezocht. De landman stuurt vele dingen ter onderzoek. Alles, alles vrij. Talloozen komen er voor de wetenschap, talloozen ook komen voor de kunst, voor concerten of tooneelstukken in het Grieksche theater, prof. Galery leest daar zijn Shakespeare stukken voor studenten en niet studee renden. Sara Bernhard heeft er Phèdre gespeeld, Margaret Anglin de Antigone, Gulia Marlow Machette, Mande Adam L'Aiglon en As you like it. Schuman Heink en Tetrazïni hebben er gezongen. Ysaye speelde er eenige weken geleden Beethoven's concert. Verder worden 's avonds in de universi teitszalen gedurende het geheele studiesei zoen, tallooze lezingen gehouden met of zonder stereopticon. Ook komen ... kunst tentoonstellingen voor, doch op 't gebied van kunst is men nog heel in 't begin. Toch, de poging is er. Ja het is curieus, het gevoel, 't welk een Hollandsche krijgt temidden van die duizenden Het uitreiken der doctersbullen in de open lucht

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl