Historisch Archief 1877-1940
N". 1909
Zondag 25 Januari
AÜ.19J4
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA 6 WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels /1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
?0.25
.0.30
,0.40
INHOUD
Blz. l: En Attendant.". Kroniek:
De Boeren en de Staking. J. van
Hettinga Tromp: Directeuren van Ge
meentebedrijven. Just Havelaar over
boeken van Ch. Bischoff. 2: Feuil
leton naar Conan Doyle. 3: Alb.
Plasschaert over Tholen, Akkeringa. J.
Terwey over Hodler e.a. 5: J. H.
Rössing: Tooneelspeelsters. v. d. H.-J.:
Uit een Dagboek. Allegra. E. Hei
mans : Gele-koortsmuggen. 6: Prof.
dr. J. J. Salverda de Grave: Bernardin
de St. Pierre. Matthijs Vermeulen:
Röntgens Agnete. 7: Picquart.
Rinke Tolman: Waling Dijkstra. Dr.
P. van Olst: Onderzeebooten.
Charivarius : Jan Ligthart. 8 : Charivari.
9: Fin. Kroniek door v. d. M. W :
Italië's fin. toestand door v. d. S.
Herman Hana: Uw Ideaal.
Planimetrisch Puzzle. Ingez.: Benthem
contra 't Hooft over zeeschepen. // :
Schaakspel door R. J. Loman.
Damspel door J. de Haas. Teekening Joh.
Braakensiek: de Watervoorziening.
Bijvoegsel: Teekening Johan Braaken
siek: Wilhelm Provocateur.
HIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIII
EN ATTENDANT...
In Amsterdam bestaan verscheidene
liefdadige genootschappen, inrichtingen
voor kostelooze behandeling van zieken,
tehuizen voor dakloozen, toevluchten
voor hongerigen. Zij hebben hun
eereleden en dames-patronessen, hun bestu
ren en bestuurtjes, ieder met een voorzitter
en een penningmeester of penningmees
teres, zij zijn neutraal of leven voor en
door een kerkgenootschap. Zij worden
beheerd door bijna altijd welmeenende,
soms voor het leed van den naaste wer
kelijk gevoelige personen. Want met het
bestuurslidmaatschap erft in die welda
dige kringen van weigestelden ook de
gevoeligheid wel over, die anders bij
jjhilanthropen een zeldzame erfenis is.
Al deze armoed-genootschappen nu
der... weldoorvoeden hebben op tijd hun
moeilijkheden, hun debets, hun werkver
gaderingen, hun feestelijke nabroodjes,
zelfs hun uitbreidingen en hun jubilea.
De Toevlugt der Behoeftigen" op de
Passeerdergracht te Amsterdam bestaat
70 jaar, en dezer dagen heeft daarvan
een Album kond gedaan, dat in het
materieele welwillend" geleverd werd door
met name genoemden papierhandelaar,
clichémaker en drukfter, en welwillend"
geredigeerd op illustraties, die met wel
willende" toestemming van Steinlen
prince, que fais-tu dans cette galèrei? uit
zijn oeuvre waren overgenomen. Nu zijn
Steinlens teekeningen uit zijn besten tijd
in 't Album gedeeltelijk gereprodu
ceerd van een grootschen, de burger
maatschappij hatenden geest doortrokken,
weshalve Jhr. Jan Feith ze dan ook op
de hem eigene manier met zijne litera
tuur heeft aangepast aan de psyche der
Amsterdamsche weldadigen, welke psyche
bewerkt moet worden, wil de directrice
van het Toevlugt met het uitreiken van
porties voedsel" en het verstrekken van
nachtverblijf" kunnen doorgaan.
Wij zagen in dit Album de bekende
plaat: La République, soep scheppend
voor de hongerigen, waarboven Steinlen
zelf met pootige letters schreef: EN
ATTENDANT! En attendant wat? Welk
is hierop wel uw antwoord, rustige
regenten van hofjes en gezaglievende
bestuurderen van toevluchten ? En atten
dant ... Wat droomde Steinlen dan toch
als dat andere, dat grootere, waardoor dit
storten van 'n beetje soep in de nappen
der verkleumde ellendigen zou onnoodig
worden ?
Het Album zegt:
V> EN ATTENDANT"
Steinlen geeft mér dan een gewone
illustratie op een geval, dat hij zag.
Draagt niet de soep-uitdeelster de
Phrygische muts ? is ze niet de Fransche
Republiek zelve?
Toch is de teekening niet minder
geschikt, om te dienen voor het goede
doel, dat de Toevlugt" beoogt.
Dagelijks is hier voor de armsten
voeding en slaapgelegenheid te vinden.
Men heeft den zwervers op straat
slechts een bonnetje te geven voor een
warm maal, of voor nacht-logies.
Neen, niemand behoeft hierin Amster
dam te verhongeren; niemand behoeft
meer in den winternacht buiten te slapen.
Deze bonnetjes kosten slechts enkele
centen; en niettemin moeten de warme
porties, boonen met vleesch voor n
stuiver, smakelijk en royaal zijn; en
het bed voor tien cent zindelijk en
warm...
Reeds zeventig jaarschepte men in de
Toevlugt" aan de Passeerdergracht de
porties op voor de hongerigen; hield
men er eiken nacht de bedden gereed
voor de dakloozen.
Zal men de Toevlugt" voldoende
steunen, om het ook in de volgende
zeventig jaar tot dezelfde weldaden in
staat te stellen ?
En attendant...
Weldadige instellingen als deze wach
ten altijd weer op uwe gaven.
Ziedaar dus water wordt van Steinlens
EN ATTENDANT, in den klank waarvan
de stormklok luidt van zijn révolution
sociale...
En attendant" ... uwe weldadige pen
ningen dus!, opdat de Toevlugt" nog in
de volgende zeventig jaren tot dezelfde
weldaden in staat is.
God verhoede het. Niet dat gij, goede
lezer, er geld aan geeft want dat zullen
wij voprloopig, en attendant, wel moeten
doen, in 't gezicht van de ellende ,
maar dat armenzorg en bedeeling en
bonnetjes nog zeventig jaren noodig
zullen zijn. En toch is dit de geest van
de armenzorg, door dit Album zeer goed
begrepen, de geest van betrekkelijke zelf
tevredenheid. Ware die geest een andere,
een betere, ware hij aldus, dat hij zich
op dezen Steinlen van den Chambard
socialiste (dit woord is kiesheidshalve
uit 't Album weggehouden) beroepen
mocht, hij plaatste in den gevel van zijn
toevluchten: Werkt aan onze vernie
tiging."
D. w. z. werkt aan onze overbodigheid.
Werkt mee aan de tot stcndkoming
van een wetgeving waardoor geen
regenten en bedeelingen en slaapplaat
sen-als-aalmoes meer noodig en denk
baar zijn.
***
Maar is het dan niet in de orde der
dingen, en dus in het góde bestel dezer
wereld, dat uit het goud der en
attendants, en van andere nog ongevormde
meeningen, de munt geslagen wordt van
de meer alledaagsche idealen? Ver
derop in dit blad heeft de heer Hana
er een vers over, dat al even pessimis
tisch klinkt als dit al te droeve betoog.
Zie den heer K. Terlaan burgemeester
worden van Zaandam en in die
overheidsqualiteit weldra de zoo vurig bestreden
kapitalistische orde, door hem reeds
genoemd het algemeen belang", ver
dedigen, met op zijn lippen dat is
dan tenminste te verwachten? het
Steinlensche en attendant" Hoelang
zwerven zulke woorden op lippen, die
in naam des Konings spreken, en blijven
er hun eigen klank houden?
Vinden wij dan, dat de heer Terlaan
niet burgemeester van Zaandam moest
wezen? Het is ons verre. Beter hij aan
het hoofd van zijn geestverwante meer
derheid in den Raad dan iemand, die
die meerderheid niet vertegenwoordigt.
De geest echter, waarin zulke nieuwig
heden hare intrede doen, is een geest
van aanpassing, het zij gezegd met het
zachtste woord. In het officieel orgaan
van 'sheeren Terlaans partij leest men
tegenwoordig telkens de oproepen van
wege de politie om opsporing van den
een of anderen ellendige, die volgens de
leer der meer wetenschappelijke
partijgenooten de behandeling, welke hem bij
de Justitie wacht, niet verdient, terwijl
hij er ook geen nut van trekt. Nog on
langs vroeg dat blad naar de herkomst
van een kistje, waarin gevonden was
het lijkje van een kind, dat onverlangd
geboren werd Wij zouden er liever
voor passen aan het gruwelijke, dat men
zich denken kan als voorafgaande aan
zoo'n kinderworging, nog den Justitieelen
gruwel toe te voegen, die op de vondst
van de moeder te volgen pleegt. Wat
zal men echter een krant hard val
len, die en attendant aan de maat
schappelijke orde zich aanpast, nu alles
zich zoekt aan te passen? Hoe zou men
't bovendien willen doen, nu de heer
Terlaan als hulpofficier van justitie ver
plicht kan wezen zulke moeders op te
sporen en ze in handen te leveren eener
Rechterlijke Macht waarvan het beste,
dat wij hopen kunnen zou wezen, dat ook
zij veranderen" wil, een bétje, en
attendant?
Kom! met Schapers woorden: Wo
alles liebt kan derjudex allein nicht hassen.
KRONIEK
DE AFRIKAANSCHE BOEREN
EN DE WERKSTAKING
Men zou wel eens willen weten, of er
hier te lande nog menschen zijn, die soms
aan de Zuid-Afrikaansche Boeren denken.
En als zij er aan denken, hoe zij er aan
denken, nu een Boerenregeering, met nie
mand minder dan de Held Botha aan het
hoofd en niet zonder daadwerkelijke hulp
van ettelijke Boeren-commando's, een op
zichzelf geenszins onredelijke werkstaking
in letterlijken zin neergeslagen heeft
Men zou, zeg ik, wel eens willen weten,
of ook hier de Boerenvrienden, gelijk in
Engeland, het beschamende van dit geval
beseffen voor menigeen hunner, die in deze
dingen al te zeer aan idealisme geloofde.
Een vijftien jaar geleden werden de Boeren
hier eigenlijk als zooveel Vrijheidshelden
geëerd. Een Vrijheidsheld nu is iemand, die
welvaart, gezin en leven over heeft voor
het ideaal goed der vrijheid van dat andere
ideale goed, zijn vaderland. Zooiets zien wij
graag. Het beteekent de heerschappij van
den geest over de stof, de zegepraal van
ideale eenheid boven stoffelijke afzonderlijk
heid, in laatste instantie: onveranderlijkheid
en eeuwigheid boven het sterfelijke en leeg
wisselende. Om niet zoo licht na te speuren
redenen zien wij dat graag. Maar wij moeten
ons wachten het te spoedig en te veel te
willen zien. En vooral ons hoeden voor de
meening, dat een opofferend vaderlander
daarom ook in 't algemeen een edelmoedig,
hooggeestig mensen zou zijn.
In den tegenwoordigen tijd is de idee
vaderland en nationale onafhankelijkheid
zoo zeer in waarde en geestelijken inhoud
gedaald, dat men zelfs bijna het tegendeel
mag aannemen van hen, die er nog zoo
bijzonder werk van maken als de Boeren
deden. Nu dezen het zelf veer redelijk wél
hebben, blijken zij doof en blind voor andere
vrijheidsklachten en steunen, zonder eenige
idealiteit, met alle macht dejohannesburgsche
Randmagnaten'', om wier wil en door wier
toedoen zij thans een Engelsche kolonie zijn.
Hun eigen vrijheidsbegeeren was dan ook
een heel ander geval!
Zoo oordeelden eveneens de oude Hol
landers, onze vaderen, toen zij, nog gloeiend
van vrtjhridskooris, zich lustig er toe zetten
al die heidensche volken in den Indischen
archipel te onderwerpen Zoo oordeelen wij
nog heden ten dage, als wij, onze bevrij
ding uit het Fransche Juk" vierende, de
schuchtere onaf hankelijkheids-be wegingen
op Java, scherp afkeurend, tegengaan.
Dat is alles zeer menschelijk, doch men
moet het maar beseffen en liever de zaken
bij hun (leelijken) naam noemen. Misschien
doen de Boeren dat ook wel, als zij onder
elkaar zijn. In dat geval mogen wij hen
weer achten. Cynisme is toch vaak beter
dan sentimenteel zelfbedrog, dat het
gruwlijkst egoïsme niet buitensluit. En eerlijk
heid tegenover zichzelf dient een mensch
bovenal aan te kweeken.
* * *
* * *
Naar aanleiding van het
water-debat
De afloop van het debat in den
Amsterdamschen Gemeenteraad over de water
voorziening heeft weer eens een zwakke
stee van het vigeerende stelsel van
gemeentebeheer bloot gelegd, waarop ik meen dat de
aandacht dient gevestigd te worden, opdat
versterking daar ter plaatse kunne ge
schieden.
De door den Gemeenteraad benoemden
Directeur der Waterleidingen heeft over de
wijze, waarop z. i. spoedig in den
dreigenden waternood moet worden voor
zien, voorstellen gedaan aan Burgemeester
en Wethouders. Dit College diende een voor
dracht in bij den Raad, strekkende tot het
nemen van maatregelen overeenkomstig de
inzichten en de plannen van den Directeur.
Die voordracht werd verworpen.
Wat moet nu het gevolg zijn van die
verwerping? Natuurlijk, dat de Directeur
heengaat, hoort men wel zeggen.
Is dat zoo natuurlijk? Het Handelsblad
heeft dienaangaande de meening gevraagd
van den Directeur zelf. En wat bleekteen?
De Directeur dacht er niet aan, zijn ontslag
te vragen. Ik ben ambtenaar, zei hij. Als
zoodanig heb ik slechts uit te voeren wat
men mij opdraagt. Het Gemeentebestuur
heeft maar te zeggen hoe hij de
waterj voorziening hebben wü, ik moet en zabmij
l daarnaar gedragen. Niet een voorstel vrn !
den Directeur is verworpen, doch een voor
stel van B. en W. De Directeur kan geen
voorstellen doen aan den Raad; de Raad
heeft alleen met B. en W. te maken en dat
j College is tegenover hem en de burgerij
l verantwoordelijk.
l Dit standpunt is onmiskenbaar volkomen
in overeenstemming met de regelen, door
den Raad zelf gesteld. Het beheer en bestuur,
de regeling van n het toezicht op den dienst"
is volgens art. l der betreffende verordening
opgedragen aan Burgemeester en Wethouders,
daarin bijgestaan door een vaste commissie
uit den Raad. Voorts zegt art. 2 wel dat
aan hetihoofd van den dienst een directeur
geplaatst is, doch aan hem is niet anders
opgedragen dan de regeling van alle
werkzaamheden" volgens door anderen
vastgestelde plannen. In overeenstemming
hiermee zegt art. l van de instructie van
den Directeur dat hij volgt in alle zaken,
den dienst betreffende, de voorschriften hem
door of namens Burgemeester en Wethou
ders gegeven- Hij is den Burgemeester,
het College van Burgemeester en Wethouders
en den Wethouder aan wien de zorg voor
den dienst der gemeentelijke waterleidingen
is opgedragen, behulpzaam in alle zaken
dien dienst betreffende en dient van bericht
en raad op alle stukken door hen in zijne
handen gesteld." Volgens art. 8 woont hij
de vergaderingen der Commissie van Bijstand
bij, voorzooveel betreft de waterverzorging
der Gemeente" en slechts indien hij daartoe
uitgenoodigd" wordt.
Deze regeling der gemeentehuishouding
past ongetwijfeld bij de nog vrij algemeen
heerschende begrippen omtrent democratie,
die voor de gekozenen der burgerij alle eer
en macht opeischen en aan de door die
gekozenen zelf benoemde hoofdambtenaren
een bescheiden rol van ondergeschikte toe
bedeelt. Ondergeschikte en dus ... niet
aansprakelijke.
De vraag mag gesteld worden of deze
opvatting in de practijk houdbaar is ge
bleken bij de groote uitbreiding die het
gemeentelijk beheer in de laatste jaren heeft
ondergaan en in de toekomst nog meer
ondergaan zal. Klopt bovengeciteerde
kleinhoudende omschrijving van de positie van
den Directeur met de werkelijkheid ?
Zullen in werkelijkheid B. en W. en
de Raadsleden, die met B. en W.
medegingen niet ongeveer aldus geredeneerd
hebben? Wij hebben een door den Raad
benoemden directeur, die geacht moet worden
door opleiding, studie en ervaring verstand
te hebben van watervoorziening; wij niet,
althans niet in die mate, als de Directeur;
het geldt hier een belangrijke kwestie en
de Directeur heeft daarin een gevestigde
stellige meening. Voor zoover wij die
beoordeelen kunnen, lijkt zij ons niet onjuist,
maar wij achten ons tot zelfstandig oordeelen
niet competent. Brengt nu het feit, dat de
door den Raad eenmaal aan 't hoofd van den
dienst gestelden Directeur, zegt zoo moet
het", niet mede dat wij in een zoo belang
rijke kwestie hém volgen? Zoo niet, dan
zou een andere directeur benoemd moeten
worden. Wij wenschen de verantwoordelijk
heid voor een van de inzichten van den
Directeur afwijkend voorstel niet te dragen".
Dus in belangrijke zaken, als de nood
aan den man komt en zware verantwoorde
lijkheid aanvaard moet worden, heeft men
den directeur te volgen ; in andere gevallen
is de Directeur ondergeschikte, die zelf te
volgen heeft?
Maar is 't dan niet waardiger en rationeel
tevens, dat de Raad het beheer en bestuur van
den dienst legt in handen van hem, die de ver
antwoordelijkheid daarvoor in werkelijk
heid draagt, moet dragen en ook alleen
kan dragen, den Directeur? Hij moet dan
voorstellen doen aan den Raad en die door
zijn eigen verdediging tot aanneming zien
te brengen. B. en W. werden daardoor van
een te drukkenden last ontheven; voor den
Raad werd de verhouding tot den Directeur
veel gezonder en voor den laatste kan die
verandering ook niet anders dan
begeerenswaard geacht worden. Maar lukt het hem
dan niet, in belangrijke kwesties, zijn in
zichten te doen volgen dan behoort er ook
geen kwestie van te zijn of hij moet heen
gaan. Stel, dat nu, na het gevallen votum,
de verantwoordelijke wethouder die de
voordracht verdedigde heenging, dan zou
toch ieder gevoelen dat hier de verkeerde
man werd getroffen en de situatie zou in
wezen niet belangrijk veranderen.
Intusschen mag er op gewezen worden
dat de Gemeentewet zich er geenszins tegen
verzet het beheer van een dienst aan een
Directeur op te dragen in plaats van aan
B. en W. Integendeel, gezegd kan worden,
dat zij dat zelfs eischt. Immers volgens
art. \!Qg dier wet moeten B. en W. slechts
met het toezicht op het beheer worden be
last; wat veronderstelt opdracht van het
beheer zelf aan anderen. Want wien belast
men nu met het toezicht op zijn eigen
handelingen?
Wil men beslist 't tegenwoordige stelsel
behouden, volgens hetwelk B. en W.
beheeren en besturen, welnu laat men dan de
hoofden van dienst voortaan eenvoudig
wethouder" noemen inplaats van directeur".
In de Gemeentewet behoeft dan slechts de
mogelijkheid te worden geopend, wethouders
te benoemen buiten de leden van den Raad.
Ten slotte nog dit. Ik zei boven: dan
behoort de Directeur heen te gaan", leder
zal dat zoo met mij gevoelen. tMaar dan ;
behoort er eerst nog iets anders te geschie- ;
den; de Raad moet het dien directeur mogelijk
maken heen te gaan. Als van een minister
belangrijke voorstellen door de Kamer ver
worpen mochten worden, vraagt hij zijn
ontslag; en ook overigens, als men in zijn
beleid geen vertrouwen meer stelt om welke
reden ook zal men hem door 't aannemen
van een motie tot aftreden dwingen. De
volksvertegenwoordiging zou ? haar eersten
plicht verzaken, als zij anders deed. Daar
ligt voor den minister niets oneervols in;
integendeel zijn eer zou pas geschaad worden
als hij niet aftrad. Maar... 't is hem mogelijk
gemaakt af te treden, zonder vrees voor
het bestaan van hem zelf en de zijnen; hij
krijgt pensioen.
Hier is 't geval echter anders. De Raad
heeft nog steeds niet de rechtspositie der
Gemeenteambtenaren geregeld. Het geval
kan zich nu voordoen, - en doet zich
voor dat een Gemeenteambtenaar zich
door de in dienst ondervonden behandeling
ten zeerste in zijn eer voelt gekrenkt en
zeker niet zou aarzelen zijn ambt ter be
schikking te stellen, indien hij de geldelijke
gevolgen daarvan kon dragen ; hij kan thans
niet anders dan in zijn onmacht berusten
en hem dat tot eer doen strekken. Of in 't
geval van den Directeur der waterleidingen
de finantieele kwestie een rol speelt is mij
gansch onbekend. Maar 't is rationeel, dat
in 't algemeen wel aan te nemen. En ik
vraag overigens, zou het rechtsgevoel be
vredigd zijn, zou de Raad kunnen gedoogen
dat, voor 't geval die Directeur oordeelde
dat zijn eer vorderde heen te gaan
uit 't interview van 't Handelsblad blijkt
dat hij het i. c. juist zijn plicht acht,
aan te blijven , hij ging zonder een be
hoorlijke geldelijke uitkeering ? Pensioen kan
hij (vór 't 65e jaar) slechts krijgen, indien
hij, na zich te hebben onderworpen aan een
onderzoek van geneeskundigen, lichamelijk
ongeschikt kan worden bevonden.
Hier is een leemte in de regeling der ge
meentehuishouding. Moet deze niet eerst
worden aangevuld, de finantieele gevolgen
geregeld zijn, voordat de Raad kan ver
langen, dat een Directeur met wien hij niet
opschieten kan, het neerleggen van zijn ambt
in overweging nemen zal ? En voor het on
gevraagd eervol ontslag verleenen geldt dit
natuurlijk a p.lus forte raison.
J. VAN HETTINGA TROMP
Amst., 16. 1. 14.
tilllHIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIimillllllllllllllllimiHIIIIIIIilllimil Illllllll
Twee biographieën
Amalie Dietrich." Ein Leben
erzahlt von Charitas Bischoff.
Bilder aus meinem Leben." Cha
ritas Bischoff.
(G. Grothesche Verlagsbuchhandlung
Berlin.)
Deze twee biographieën hooren bijeen:
de tweede, die verleden jaar verscheen,
voegt zich geheel bij de eerste, vult lacunes
aan en vertelt verder, vertelt van de jaren
en van de levens, die volgden. Maar de
eerste, de Amalie Dietrich," blijft toch de
verreweg voornaamste.
Zelden heb ik zoo'n onhandig geschreven
en roerend en levend verhaal gelezen! Een
biographie, d.w.z. de dochter gaf het levens
relaas der moeder; en omdat deze dochter
maar zoo luttel psychisch inzicht had, en
omdat ze voorts haar moeder eigenlijk alleen
in haar kinderjaren en toen nog slechts
bij tusschenpoozen van nabij had gekend,
omdat dus de dochter zoo bitter weinig van
haar moeder wist, daarom... ja, daarom
gaf ze haar biographie maar liever in roman
vorm. Dat spreekt eigenlijk van zelf. Mis
schien ook vond ze een roman" de eenig
leesbare litteratuur-uiting. Wellicht zelfs
dacht ze zich een geboren roman-schrijfster,
sinds ze immers zoo gevoelig" was en zoo
levendig typeeren" kon. ..
Dit boek had veel kans gedurende eenige
weken of maanden de bedweepte lektuur
van een duizendtal dames te worden, om
dan zacht en discreet weer te sterven, als
een baby die aan een intensief soort En
gelsche ziekte" zou lijden (welke kwaal toch
minstens evenveel romans als kinderen heeft
aangetast.) Maar geenszins zoo! Want be
halve de teerhartige dochter was er ten
slotte k: de Moeder. En wat 'n vrouw,
deze schijnbaar zoo onmoederlijke moeder!
Zij, meisje uit den kleinen handwerkers
stand, woonde met haar ouders, met haar
koppigen, boersch-bekrompen vader en met
haar schrandere, spontaan-levende moeder,
in een klein Saksisch dorpje. Haar broertjes
en zusjes waren alle doodgegaan, op n na,
een jongen, die echter al vroeg de wereld
ingezworven was en weinig van zich liet
hooren. Al de beschikbare ouderliefde hoopte
zich dus samen op het kleine Malchen".
Edoch, toen ze ouder werd, daar had je de
heillooze poppen aan 't dansen: Malchen
zat maar te lezen en te leeren, vriendinnen
had ze niet en alle vrijers, waaronder zelfs
voornaamheden als de molenaars-zoon, waren
in haar oog als lucht en leegte. De oude
Gottlieb werd er kwaad en kriebelig van;
maar de moeder verdedigde 't kind, dat
geestiger en gewikster was dan al die vrijers
bij elkaar en dat trouwens haar best immers
deed en vader braaf hielp bij zijn werk.
't Zou nog wel erger worden. Een jong,
pedant, armoedig heer, Wilhelm Dietrich,
kwam in 't dorp neergestreken als
Natur