De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 1 februari pagina 5

1 februari 1914 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

J Febr. '14. No. 1910 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Punch Suffragette (na een schouwburg in brand te hebben gestoken en een stads-tuin te hebben vernield): Maud, wat hoor ik, heb je weer een ruit ingegooid met je balspelen ? ?iimffiiniiiiiimiijfi digste harer kunstzusters in het buitenland. In enkele opzichten heeft zij veel bij deze voor.; De levensverhoudingen van de vrouw aan het tooneel in Nederland eischen af zonderlijke behandeling. Ook van de Nederlandsiche actrice kan men echter zeggen, dat haar geheele leven gelijk is aan een langen en harden werkdag. J. H. RÖSSINQ ; * * f Vacantie-kolonies He^ klinkt misschien wat buitensporig of grillig in deze dagen van wintersche triest heid Van den zomer te spreken? Wij doen het om te gewagen van vacantie-kolonies, welke, in 't bizonder herinnering aan zomersch vertier en zonnigheid wakker roepen, maar die het buiten den winter niet stellen kunnen, om dat dit de tijd is, waarin het zomerwerk wordt voorbereid, de tijd, waarin nieuwe plannen worden overwogen en nieuwe steun wordt gezocht. Het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies, dat in zeven tehuizen het lichamelijk welzijn van door de afdeelingen uitgezonden kinderen behartigt, voelt dat het, nolens volens, nog belangrijk te kort komt in zijn taak. Nu zal alle philantropie, dus ook deze, telkens opnieuw tot het inzicht moeten geraken, dat zij, ondanks systematische uitbreiding, tot de kern van de sociale kwesties bij lange na niet doordringt. Philantropie, en zelfs de meest sympathieke als dit verplegingswerk in koloniehuizen, beweegt zich uiteraard heel aan de oppervlakte van het maatschap pelijk leven, doch zoolang de samenleving nog niet de radicale zuivering ondergaan heeft, welke zij behoeft, zoolang kan onze geldelijke steun niet worden ontbeerd. En .wij zullen te gêreeder het Centraal Genootschap voor financieelen steun aan bevelen, omdat het persoonlijk, ijdel-makend aandeel in het werk zoo gering is en omdat llltf-mMIMHIIIIIIIIIIIimillllllllllllllllMllltllllimilllllMM Illllllllliil UIT DE NA TUUR DLXIV. IJsvogeltjes In de weken van ijsvermaak, toen heel wat hokvaste stedelingen buiten de wallen zijn gekomen, zullen allicht enkelen van hen het genoegen gehad hebben, kennis te maken met een van onze mooist gekleurde vogeltjes. Het diertje zelf is anders op kennismaking met menschen heelemaal niet gesteld en niet zonder reden. In de eerste plaats is het een rivier-visscher van professie; en dat vak schijnt onder de dieren, zoowel als onder de menschen neiging tot eénzelvigheid te verwekken. Althans, trek tot gezelligheid zal men zelden bij deze visschers opmerken, ieder houdt zich liefst apart; zij dulden geen indringers op het terrein, dat zij te recht of ten onrechte als hun jachtgebied beschouwen. De mooie ijsvogels houden inderdaad zoo weinig van gezelschap, dat het mannetje zelfs zijn eigen wijfje verjaagt van het terrein, waaromheen hij zijn denkbeeldige gebiedpalen heeft gezet. Alleen enkele weken in het vroege voorjaar, tegen den broedtijd, die al in Februari of Maart kan vallen is hem de natuur te sterk; dan ontwaakt ook bij dezen singulaar een kortstondig begeeren naar gezelschap. Toch blijven mannetje en wijfje afzonderlijk visschen; alleen als het wijfje broedt, brengt hij voedsel aan. En dit laatste is, schijnt het, nog een regel, met veel uitzonderingen. Dat zich de ijsvogels in den zomer goed weten te verbergen, wordt wel bewezen door het feit, dat zoo wei nig menschen, ook onder de dorpsbewo ners, het diertje ken nen. En zij die het wel eens gezien hebben, vertellen er altijd bij, dat er toen ijs in het water was. Het is mogelijk, dat deze vogel niet zeld zaam is, en toch niet vaak wordt opge merkt. Dat lijkt onge looflijk voor een dier, dat zoo buitenge woon opzichtig ge kleurd is. Hij werd immers door de dich ters de vliegende edelsteen" genoemd, een beeldspraak die volstrekt niet over dreven is, eigenlijk niet eens sterk ge noeg. Er bestaan geen safieren en malachieten, geen robijnen en lazuurkristallen, die 200 in het rood, blauw, groen kunnen glinsteren en fonkehet buitendien geldt aan kinderen iets goed te maken. Van het standpunt van den hygiënist is zomerverpleging van zwakke kinderen te beschouwen als een preventieve maatregel tegenover volksziekten, doch er schuilt ook in: een (misschien ongewilde) behartiging van sociale rechtvaardigheid. Nu het Genootschap aan zijn zeven tehui zen niet genoeg heeft, rust op allen, die kunnen meewerken, wel eenigszins de plicht den bouw van het achtste huis, een kinder herstellingsoord, mogelijk te maken. Dit Genootschap is geen Leger des Heils, dat, het is gebleken, het met de philantropie en menschlievendheid niet zoo nauw neemt, doch een zuiver belanglooze stichting. Men kan het Genootschap voor het oogenblik bedenken, door de penningmeesteresse van het Hoefijzerverbond" (mejonkvr. J. v. d. Santheuvel, Den Haag) een donatie te zenden. Dit Hoefijzer-verbond is een dames-comité, gevormd om de gelden noodig voor den bouw van het herstellingsoord bijeen te zamelen. Die echter in den edelen wedijver dezer dames geen behagen schept, kan lid of begunstiger van het Genootschap zelf worden. Inlichtingen geeft de administrateur, de heer A. C. Bos, Egmond aan Zee, die ook zilverpapier, theelood, enz. gaarne in ontvangst neemt. Er wordt veel gevraagd, doch onder alle instellingen komt zeker het Centraal Genoot schap mee het eerst voor steun in aan merking, welke ook te verleenen is door het oprichten van nieuwe afdeelingen, die op haar beurt weer kinderen kunnen uit zenden, die tot dusverre van een zomersche verkwikking bleven verstoken. ? ? ? Kinderspeelgoed Dit is een teer onderwerp, vooral voor minder welgestelden, die hun kinderen gaarne veel moois en boeiends toedenken, maar het niet kunnen bekostigen; het is echter een belangrijk onderwerp tevens. De len als de veeren van ons ijsvogeltje. Alleen enkele weer-schijnvlinders, ook de fasanten en pauwenveeren, vertoonen zulke goud- en metaalglansen; een spreeuwenpakje is er dof en donker bij. Want zijn borst is koperrood, zijn schou ders en vleugels lichtend groen, zijn rug groenblauw, zijn korte staartjejhelder hemels blauw; over zijn bruine oogen gaat een wijnroode vlek; daarboven weer blauwgroen met goudschittering, daaronder een zacht blauw met zwarte stippen, dat een roomwitte vlek omsluit; ook zijn pooten zijn opzichtig lakrood; alleen de snavel is donker rood aan den wortel, overigens zwart. Zulke kleuren moeten wel de aandacht trekken, want dit is het tegengestelde van een schutkleur; het feit dat het diertje's zo mers zoo zelden wordt opgemerkt, moet dus een oorzaak hebben buiten de kleur om. En die kan wel gelegen zijn in het lang durig stilzitten van het dier. Het ijs vogeltje kan uren en uren onbeweeglijk, inelkaar gedoken zitten, op een tak boven het water, op een stevigen rietstengel of op een wilgenstam; een enkelen keer op een steen of paal, die open en bloot vlak aan het water ligt of staat. Vliegt hij daarvan weg, dan is zijn bewe ging ongelooflijk vlug, een flikkering, die niet met de oogen is te volgen; zijn duik in het water is een snelle flits als een blik semstraal. Komt de vogel met een vischje boven, dan valt hij beter in het oog; dan is hij tenminste te volgen in zijn vlucht; maar om de visch op te happen, gaat hij gewoonSchetsen van Ijsvogels in verschillende houdingen waarde van het spel, voor de opvoedingen karaktervorming van het kind, wordt in dezen paedologischen tijd eerder over- dan onderschat, en van het spel is in de meeste gevallen het speelgoed een integreerend deel. Het is te begrijpen dat de geleerde opvoed kundigen het er nog niet over eens zijn, welke maximum- en minimum-hoeveelheid speelgoed moet worden voorgeschreven voor een kind met bepaalden aanleg, en er is klaarblijkelijk nog niet eens berekend hoeveel percent van het voor een kind bestemde speelgoed het mag aanwenden louter voor ontspanning, hoeveel percent voor ontwik keling zijner geestelijke vermogens, hoeveel percent voor beide samen, enz. Doch vór wij tot zoo bewonderenswaardige wetenschappelijke hoogte zijn gestegen,maakt misschien ieder gezin in samenwerking zijn eigen speelgoed. In het door kinderen onder leiding of met hulp vervaardigd speelgerei schuilt een bizondere waarde, en ook voor opvoedkundigen heeft deze manier om al te roekelooze uitgaven te voorkomen interesse. Men denke eens aan de zelfwerkzaamheid, het gezamenlijk overleg, het ontwikkelen van inzicht en handigheid, enz. Het voornaamste echter is, dat in het leven van het volkskind het eigen gemaakt speelgoed een bizonder en eigen karakter zal hebben, en het was wel gezien, dat zij, die gaan inrichten de ten toonstelling Schoonheid in het leven van het Volkskind" een afdeeling inruimden voor speelgoed, dat in het gezin zelf is vervaardigd. Huisvlijt, zwierig geknutsel en monstruositeiten worden natuurlijk geweerd, doch alles wat paedagogisch en aesthetisch door den beugel kan, zal gaarne worden aanvaard voor de tentoonstelling. De dames, die zich voor dezen arbeid hebben gespannen, zijn zeer gesteld op adressen en namen van bezitters of vervaardigers van het bedoelde speelgoed. Hun, die door het opgeven van adressen of anderszins, het comitévan dienst willen zijn, wordt verzocht zich te wenden tot mej. H. Gantvoort, Utrecht, Oude Gracht TZ19ö/s. Een fleurige en omvangrijke ten toonstelling zal zeker voor vele ouders een aanwijzing zijn voor de oplossing van vele moeilijkheden en zij zullen minder bekom merd kunnen denken aan iets eigenlijk zoo prettigs als kinderspeelgoed. H. J. Allerlei Overbeschaving In zekere ijzer-fabriek in een kleinere Fransche plaats had de vrouw van den directeur er aanstoot aan genomen, dat de werklieden in hun spreken tot elkander zoo ruw en weinig voorkomend waren. Zij heeft thans een premie uitgeloofd voor een tiental werklieden, die gedurende het jaar 1914 blijk zullen geven van de grootste beschaving en hoffelijkheid in den omgang. Men zal in deze fabriek nu gesprekken kunnen hooren als dit: Och, mon ami, zou je me 't bizondere genoegen willen doen, mij die nijptang eens te overhandigen ?... Zeker, zeker, m'n waarde: ik reken 't mij tot een hooge eer en onderscheiding. Pardonneer mijn linkerhand, m'n rechter torscht reeds een hamer. O, ten zeerste verplicht!... Ik houd mij voor spoedige wederdienst aanbevolen. Sans compliments!... Ik ben ten allen tijde tot uw beschikking... # Somber. Een somber allegraatje" ditmaal, maar niettemin de vermelding van een oordeel lijk tusschen het riet of de boomblaren zit ten en is dan weer niet te zien. Een paar malen heb ik kennissen gebracht op een plek, waar ik wist dat ijsvogels vertoefden, nestelden zelfs; verleden zomer nog aan het ververschingskanaal vlak bij Am sterdam. Toen bleek het mij, dat bij helderen zonneschijn het dier ondanks zijn glinsterend pak of misschien wel juist daardoor toch niet zoo gauw in het oog valt, als ik dacht. Wanneer een ijsvogel herhaaldelijk snel na elkaar duikt en maar even met den snavel onder water stoot, zijn het in den regel geen visschen die hij buit maakt. Dan is hij aan het insecten vangen; watertorren en hun larven, scorpioenen en ruggezwemmers vullen dan zijn maag. Of het bij gebrek aan beter is, of dat de ijsvogels de torren juist als lekkernij en toespijs gebruiken, durf ik niet te zeggen: maar ik geloof het wel. Want het vogeltje, dat ik bij dit jachtbedrijf eens bespieden mocht, deed het con amore, uren lang; toch was er veel visch in het water; bovendrijvers ook; wij schepten dien mid dag uit hetzelfde kanaal verscheidene jonge rivier-donderpadden en kleine voornachtige vischjes voor het aquarium. Ook heb ik er eens een bespied, bij Zwolle, die heelemaal niet dook, maar de libellen ving die langs hem heenschoten bij de cirkelvlucht, die ze om een vijver hielden. Ik zat daar verscholen in een prieeltje van een theetuin, om eens te zien of het waar was wat de eigenaar vertelde. De man beweerde name lijk dat het zoogenaamd schuwe ijsvogeltje uit het vijvertje de goudvisschen haalde, die voor het amusement van de kinderen der bezoekers daarin werden gebracht. Hij beweerde zelfs, dat het niets bijzonders was; dat hij eens bij zijn oom een dood ijs vogeltje gevonden had, met een grooten, een voor het diertje blijkbaar te grooten goudvisch in zijn bek; en nu had hij lijm stokken gezet rondom den vijver om de mooie vischdieven onschadelijk te maken. Tot nu toe evenwel had hij nog geen ijsvogels gelijmd; toch minderden de goudvisschen. Ik dacht, dat het wel een andere roover, een rat of een kat kon zijn, die zich in stilte op goudvisschen onthaalde; en daar ik vacantie had, kwam ik 's morgens al heel vroeg in het prieel zitten en ging water planten teekenen. De ijsvogels waren bezig een nest te bouwen op vijf minuten afstand, onder de brug in den klei-oever van het kanaal; dat wist ik zeker. Het vermoeden dat er een op de goudvis schen azen zou, was dus niet geheel uit de lucht gegrepen; al strookt het niet met de ge woonten van het dier te komen proviandeeren in zoo'n kleine ruimte, die hier nog wel omdat de kinderen er de vischjes voerden en er in konden vallen met een ijzeren hekje omringd was. Van ratten of een otter zag ik niets; wel een paar witte streepen op een lagen tak van een populier, die over het water reikte; de kans op een ijsvogeltje aan dezen Kikiriki DE SCHRIK DER STRAAT, het compleet bontgarnituur der moderne vrouw iMiimmiiMiiiiimiiMimliinillllimimmiiiiiiiHiiiimiil dat de vrouw tot eer strekt. De directeur van een groot Duitsch ziekenhuis is tot de conclusie gekomen, dat de vrouw in som mige opzichten veel meer moed heeft dan de man. Hij schrijft in het December-nummer van het tijdschrift Psychicoï': Wanneer ik aan mannen, zelfs aan geharde militairen mededeelde, dat op hun ziekte of kwaal de dood moest volgen, dan toonden zij zich bijna zonder uitzondering zeer nerveus en wanhopig. Vrouwen echter hoorden mij kalm aan en bleven rustig liggen, als om het onafwendbare lot af te wachten. Merk waardig was ook het verloop, indien ik de patiënten mededeelde, dat alleen een zeer hachelijke operatie, die in de meeste ge vallen doodelijk was, hen misschien nog redden kon. Was !de patiënt een man, dan wenschte hij schier nimmer de kans te wagen; de vrouwen evenwel grepen zich onmiddellijk aan 't stroohalmpje vast en besloten tot de operatie." Slechts een bewijs te meer, dat voor ons de benaming van het zwakke geslacht", een zeer ongepaste is. * * Uitvinding. De grappige vierkante badkoetsjes, die knusse, kleine, kamertjes op wielen, die des zomers aan het strand van onze badplaatsen een huiselijke gezelligheid geven, zijn nog niet zoo heel oud. In 1950 zal men het 200-jarig feest van hun uitvinding kunnen vieren. De eerste, die er mee voor den dag kwam als een verbetering der strandzeden, was een vroom man, Beale. Hij trachtte er in 1750 propaganda voor te maken aan het strand van de Engelsche badplaats Margate. De nieuwheid was daar echter volstrekt niet gewild, en wekte den lachlust der baders. Men vond het veel eenvoudiger zich op z'n kamer voor het bad te kleeden en dan in een badmantel strandwaarts te stappen. Beale verspeelde aan zijn onder neming heel wat geld, en toen hij goed en wel geruïneerd was, kwam een ander, die er handig reclame voor maakte, en toen binnen eenige jaren veroverde het badkoetsje de wereld, die het nog immer in eere houdt. * * * Voorraad Aan het Engelsche hof is de diensbodenplaag onbekend tengevolge van een zeer listig-bedachten en zeer ouden plicht, die op enkele Peers rust. De Markies van Dufferiu en de Earl of Crewe, hebben tot erfelijke verplichting, om aan het koninklijk huis goede dienstvijver achtte ik daardoor al iets grooter. Het duurde niet lang of ik hoorde tus schen al de spreeuwen en merelklanken en het letterlijk eentonig wijsje van den tjiftjaf of het piepertje" zooals ik het toen nog noemde en dat pas was aangekomen een mij vreemd geluid; kort en fluitendpiepend, dat voortdurend, met kort tusschenpoozen, herhaald werd. En nu kreeg ik een paar ijs-vogeltjes in het oog, die met elkaar speelden. De eene, waarschijnlijk het man netje, joeg het andere na, dat vluchtte, weer stil zat, en dan 1 jie-tjie riep, het ging met echt kokette maniertjes van het wijfje; wegloopen, omkijken, en lokken om de beurt; een paar maal kwamen zij in mijn gezichts veld, maar naar de goudvisschen taalden ze niet. Eerst een uur of wat later, toen er al matineuze zomegasten kwam opzetten om in de open lucht te ontbijten en er al kinderen op den schommel zaten, zag ik een ijs vogeltje zitten. Het was op den populiertak met de witte streepen, die ik van begin af zoo nu en dan in het oog had gevat. Het dier zat onbeweeglijk in elkaar gedoken, den snavel schuin op het water gericht; het scheen mij nog niet opgemerkt te hebben. Zijn veeren glinsterden in de zon, een blauwgroen met rood satijnen bal met een donkere priem er in. Ofschoon de goudvisschen zoo duidelijk zichtbaar waren, dat de ijsvogel stellig niet lang op een goede gelegenheid tot grijpen behoeft te wachten, bleef hij wel een uur lang onbeweeglijk zitten, altijd met zijn snavel op het water gericht, of hij er zoo in neer zou schieten. Zoo maakte ik een paar schetsjes. Het begon mij al geducht te vervelen, of liever, te vermoeien, dat gestadig opletten, toen ik beweging in zijn kop zag komen. Eerst dacht ik, dat ik mij verraden had; maar hij volgde blijkbaar met de oogen een voorwerp, dat ik niet zag; want hij wendde den kop als een kat, die een vlieg met de oogen volgt. En nu zag ik hem opspringen zonder vleugelbeweging, iets uit de lucht happen, weer neer strijken op denzelfden tak, en iets inslikken. Dat ging zoo een keer of zes. Als ik er toen al op verdacht was geweest, dat een ijsvogel ook nog wel iets anders vangt dan visch, zou ik het misschien dadelijk hebben ogemerkt. Nu duurde het een poos eer ik begreep, dat hij de pracht-libellen ving, de vleugels zwart met blauwe vlek, die boven het water zweefden. Blij met de waarneming van iets, dat mij toen geheel nieuw was, bleef ik stil zitten kijken. Ook de ijsvogel zat weer of hij sliep. Even dwaalden mijn gedachten af, daar hoorde ik een plomp iets blinkend schoot een eindje in het rimpelend water voort, kwam met een bocht weer boven, keerde om en de vogel sloot den cirkel met een boog naar zijn vorige zitplaats. Ik hoorde de korte vleugels roffelen in de vlucht. Daar zat hij een oogenblik stil en ik zag het oranje-roode goud van een vischje blinken tegen het glanlltlMIIIMIIIIIMtlMIlmmlItllmlIIIIIIHIIMttlllMI 1111)11 boden te leveren. En dit geschiedt niet als eene dienst uit vriendelijkheid, maar ze moeten er op straffe van ongenade voor zorgen, dat de leverantie prompt en snel geschiedt, en ze zijn bovendien ten volle verantwoordelijk voor de personen, die ze aanstellen. Ze recruteeren dus doorgaans het hofpersoneel uit personen, die bij hen of bij hun vrienden reeds langer tijd zijn in dienst geweest, en de vuurproef der voortreffelijk heid hebben doorstaan ... Welk een ideale toestand in de konink lijke huishouding van Engeland ... zou men ook voor ons burgeresjes niet eens zulk een dienstboden-proef-instituut kunnen in richten. Dat zou ons menige zucht en menige traan besparen. * * Tot in den dood The Birmingham-Gezette vertelt het kleine aandoenlijke historietje van een intelligenten en trouwen hond, een Airedal e-setter, die door zijn meester aan een vriend geschonken werd, welke hem op een spoorreis meenam, meer dan tweehonderd kilometer van zijn oude huis. Ruim 14 dagen later vond de eerste eigenaar, toen hij des morgens de deur opende, het arme dier vermagerd en zieltogend op den drempel liggen Het thad den weg naar zijn ouden meester terug gevonden, om bij hem te sterven. Alle pogingen om 't hondje bij te brengen mislukten, en na een uur was hij dood. * * * Eetschool In Chicagp heeft men dezer dagen een cursus opgericht in table-etiquette for Young men." Deze cursus voorziet in een echt Amerikaansche behoefte. Amerika is namelijk bij uitstek het land der parvenu's. Wie van loopjongen opklimt tot ambtenaar in een groote zaak, is nog maar niet zoo dadelijk op de hoogte, hoe hij zich in beschaafde kringen gedragen moet, en zijn gebreken in dit opzicht komen het duidelijkst aan den dag, wanneer hij op diners verschijnen moet. Daarin voorziet de eet-cursus" Men gaat er dineeren als aan een gewone dagelijksche tafel, en de professor in de diner-etiquette geeft, onder het diner, door opmerkingen en wenken college. Hij doet dit geestig en ge zellig, want hij is een Franschman en de gratie van zijn bewegingen, zijn hoffelijkheid, zijn een beter leerschool dan het voor treffelijkste Handboek der wellevendheid.'^ ALLEGRA zend rood, groen en blauw van de ijsvogel veeren. De visch, bij den staart vastgehouden, boog en kromde, zwaaide om; de vogel sloeg hem een paar maal tegen den tak, hakte hem in den kop en toen zat de roode goud visch al met den kop naar voren in de groote keel van den kleinen ijsvogel; met een paar schokken was de buit binnen; de vogel zat weer stil te loeren. Ik had mij door de opwinding stellig wat te veel bloot gegeven; de vogel zag mij, denk ik, schrikte ten minste, en vloog snel weg. Toch een goudvischdief! De kastelein had gelijk. Het speet mij. Want nu was er weer een reden meer om het mooie vogeltje te lijf te gaan. In streeken waar forellen in de beek gekweekt worden, is hij al geheel uitgeroeid. In de buurt van karpervijvers en andere vischkweekerijen wordt het dier op allerlei manieren gevangen en gedood. De ijsvogel biedt geen andere voordeelen dan aesthetische, en daar geeft de practijk niet om. Ook in heel Midden-Europa wordt het dier steeds schaarscher, de visch kweekerijen lokken het natuurlijk aan en de dieren vinden er bij tientallen den dood. Er zijn vernuftige middelen aanbevolen om n de kweekvisch en de ijsvogels te be houden, maar het rechte is nog niet ge vonden. Ook is de schade erg overdreven; tien vischjes van een pink lengte zijn vol doende dag-rantsoen voor een volwassen ijsvogel. Maar in den broedtijd, ja, dan eten de jongen mee. Dan teren er soms zeven op n vischboer, en dat is wel wat veel; later verspreiden ze zich wel, maar dan is al heel wat jonge visch de ijsvogelmaag in gegaan. Dat wij hier de prachtig gekleurde vogels, met hun schijnbaar slecht geproportionneerd lichaam, juist ? in onze strenge winters nog zoo dikwijls te zien krijgen, ondanks de vervolging waaraan het diertje al jaren lang blootstaat, zal ook wel een natuurlijke oorzaak hebben. Bij ons zijn er ook 's winters, al . ligt het water dicht, nog open bijten en | natuurlijke wakken genoeg. Dan komen er zeer waarschijnlijk ijsvogels afzakken uit het Noord-Oosten en Noorden waar alles langzamerhand dicht raakt. Die vogels zijn geen menschen gewoon en hebben lang honger geleden; vandaar dat ze zoo weinig schuw zijn en op de brugleuning blijven zttten, als er schaatsenrijders onder door glijden. Eergisteren zat er een te loeren, om half negen 's morgens, op een lantaren van de brug over de Singelgracht bij het Weesperpoort-station te Amsterdam; auto's en tram men en karren en honderden schoolkinderen passeerden de brug; maar hij bleef staren in het stukje open water tegen den wal. Ook in het Oosterpark is er nu weer een, evenals verleden jaar. E. HEIMANS ? ? a

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl