Historisch Archief 1877-1940
J Febr. '14. No. 1910
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Punch
Suffragette (na een schouwburg in brand te hebben gestoken en een stads-tuin te hebben
vernield): Maud, wat hoor ik, heb je weer een ruit ingegooid met je balspelen ?
?iimffiiniiiiiimiijfi
digste harer kunstzusters in het buitenland.
In enkele opzichten heeft zij veel bij deze
voor.; De levensverhoudingen van de vrouw
aan het tooneel in Nederland eischen af
zonderlijke behandeling. Ook van de
Nederlandsiche actrice kan men echter zeggen,
dat haar geheele leven gelijk is aan een
langen en harden werkdag.
J. H. RÖSSINQ
; * * f
Vacantie-kolonies
He^ klinkt misschien wat buitensporig of
grillig in deze dagen van wintersche triest
heid Van den zomer te spreken? Wij doen
het om te gewagen van vacantie-kolonies,
welke, in 't bizonder herinnering aan zomersch
vertier en zonnigheid wakker roepen, maar
die het buiten den winter niet stellen kunnen,
om dat dit de tijd is, waarin het zomerwerk
wordt voorbereid, de tijd, waarin nieuwe
plannen worden overwogen en nieuwe
steun wordt gezocht.
Het Centraal Genootschap voor
Kinderherstellings- en Vacantiekolonies, dat in
zeven tehuizen het lichamelijk welzijn van
door de afdeelingen uitgezonden kinderen
behartigt, voelt dat het, nolens volens, nog
belangrijk te kort komt in zijn taak. Nu zal
alle philantropie, dus ook deze, telkens
opnieuw tot het inzicht moeten geraken, dat
zij, ondanks systematische uitbreiding, tot
de kern van de sociale kwesties bij lange na
niet doordringt. Philantropie, en zelfs de
meest sympathieke als dit verplegingswerk
in koloniehuizen, beweegt zich uiteraard
heel aan de oppervlakte van het maatschap
pelijk leven, doch zoolang de samenleving
nog niet de radicale zuivering ondergaan
heeft, welke zij behoeft, zoolang kan onze
geldelijke steun niet worden ontbeerd.
En .wij zullen te gêreeder het Centraal
Genootschap voor financieelen steun aan
bevelen, omdat het persoonlijk, ijdel-makend
aandeel in het werk zoo gering is en omdat
llltf-mMIMHIIIIIIIIIIIimillllllllllllllllMllltllllimilllllMM Illllllllliil
UIT DE NA TUUR
DLXIV. IJsvogeltjes
In de weken van ijsvermaak, toen heel
wat hokvaste stedelingen buiten de wallen
zijn gekomen, zullen allicht enkelen van hen
het genoegen gehad hebben, kennis te maken
met een van onze mooist gekleurde vogeltjes.
Het diertje zelf is anders op kennismaking
met menschen heelemaal niet gesteld en
niet zonder reden. In de eerste plaats is het
een rivier-visscher van professie; en dat vak
schijnt onder de dieren, zoowel als onder
de menschen neiging tot eénzelvigheid te
verwekken. Althans, trek tot gezelligheid zal
men zelden bij deze visschers opmerken,
ieder houdt zich liefst apart; zij dulden geen
indringers op het terrein, dat zij te recht of
ten onrechte als hun jachtgebied beschouwen.
De mooie ijsvogels houden inderdaad zoo
weinig van gezelschap, dat het mannetje zelfs
zijn eigen wijfje verjaagt van het terrein,
waaromheen hij zijn denkbeeldige
gebiedpalen heeft gezet. Alleen enkele weken
in het vroege voorjaar, tegen den broedtijd,
die al in Februari of Maart kan vallen
is hem de natuur te sterk; dan ontwaakt
ook bij dezen singulaar een kortstondig
begeeren naar gezelschap. Toch blijven
mannetje en wijfje afzonderlijk visschen;
alleen als het wijfje broedt, brengt hij
voedsel aan. En dit laatste is, schijnt het,
nog een regel, met veel uitzonderingen.
Dat zich de ijsvogels in den zomer goed
weten te verbergen, wordt wel bewezen door
het feit, dat zoo wei
nig menschen, ook
onder de dorpsbewo
ners, het diertje ken
nen. En zij die het wel
eens gezien hebben,
vertellen er altijd bij,
dat er toen ijs in het
water was.
Het is mogelijk, dat
deze vogel niet zeld
zaam is, en toch niet
vaak wordt opge
merkt. Dat lijkt onge
looflijk voor een dier,
dat zoo buitenge
woon opzichtig ge
kleurd is. Hij werd
immers door de dich
ters de vliegende
edelsteen" genoemd,
een beeldspraak die
volstrekt niet over
dreven is, eigenlijk
niet eens sterk ge
noeg. Er bestaan geen
safieren en
malachieten, geen robijnen en
lazuurkristallen, die
200 in het rood,
blauw, groen kunnen
glinsteren en
fonkehet buitendien geldt aan kinderen iets
goed te maken. Van het standpunt van den
hygiënist is zomerverpleging van zwakke
kinderen te beschouwen als een preventieve
maatregel tegenover volksziekten, doch er
schuilt ook in: een (misschien ongewilde)
behartiging van sociale rechtvaardigheid.
Nu het Genootschap aan zijn zeven tehui
zen niet genoeg heeft, rust op allen, die
kunnen meewerken, wel eenigszins de plicht
den bouw van het achtste huis, een kinder
herstellingsoord, mogelijk te maken. Dit
Genootschap is geen Leger des Heils, dat,
het is gebleken, het met de philantropie en
menschlievendheid niet zoo nauw neemt,
doch een zuiver belanglooze stichting.
Men kan het Genootschap voor het
oogenblik bedenken, door de penningmeesteresse
van het Hoefijzerverbond" (mejonkvr. J. v. d.
Santheuvel, Den Haag) een donatie te zenden.
Dit Hoefijzer-verbond is een dames-comité,
gevormd om de gelden noodig voor den bouw
van het herstellingsoord bijeen te zamelen.
Die echter in den edelen wedijver dezer dames
geen behagen schept, kan lid of begunstiger
van het Genootschap zelf worden. Inlichtingen
geeft de administrateur, de heer A. C. Bos,
Egmond aan Zee, die ook zilverpapier,
theelood, enz. gaarne in ontvangst neemt.
Er wordt veel gevraagd, doch onder alle
instellingen komt zeker het Centraal Genoot
schap mee het eerst voor steun in aan
merking, welke ook te verleenen is door
het oprichten van nieuwe afdeelingen, die
op haar beurt weer kinderen kunnen uit
zenden, die tot dusverre van een zomersche
verkwikking bleven verstoken.
? ? ?
Kinderspeelgoed
Dit is een teer onderwerp, vooral voor
minder welgestelden, die hun kinderen
gaarne veel moois en boeiends toedenken,
maar het niet kunnen bekostigen; het is
echter een belangrijk onderwerp tevens. De
len als de veeren van ons ijsvogeltje. Alleen
enkele weer-schijnvlinders, ook de fasanten
en pauwenveeren, vertoonen zulke goud- en
metaalglansen; een spreeuwenpakje is er
dof en donker bij.
Want zijn borst is koperrood, zijn schou
ders en vleugels lichtend groen, zijn rug
groenblauw, zijn korte staartjejhelder hemels
blauw; over zijn bruine oogen gaat een
wijnroode vlek; daarboven weer blauwgroen
met goudschittering, daaronder een zacht
blauw met zwarte stippen, dat een
roomwitte vlek omsluit; ook zijn pooten zijn
opzichtig lakrood; alleen de snavel is
donker rood aan den wortel, overigens
zwart.
Zulke kleuren moeten wel de aandacht
trekken, want dit is het tegengestelde van
een schutkleur; het feit dat het diertje's zo
mers zoo zelden wordt opgemerkt, moet
dus een oorzaak hebben buiten de kleur om.
En die kan wel gelegen zijn in het lang
durig stilzitten van het dier. Het ijs
vogeltje kan uren en uren onbeweeglijk,
inelkaar gedoken zitten, op een tak boven
het water, op een stevigen rietstengel of op
een wilgenstam; een enkelen keer op een
steen of paal, die open en bloot vlak aan het
water ligt of staat.
Vliegt hij daarvan weg, dan is zijn bewe
ging ongelooflijk vlug, een flikkering, die
niet met de oogen is te volgen; zijn duik in
het water is een snelle flits als een blik
semstraal. Komt de vogel met een vischje
boven, dan valt hij beter in het oog; dan is
hij tenminste te volgen in zijn vlucht; maar
om de visch op te happen, gaat hij
gewoonSchetsen van Ijsvogels in verschillende houdingen
waarde van het spel, voor de opvoedingen
karaktervorming van het kind, wordt in
dezen paedologischen tijd eerder over- dan
onderschat, en van het spel is in de meeste
gevallen het speelgoed een integreerend deel.
Het is te begrijpen dat de geleerde opvoed
kundigen het er nog niet over eens zijn,
welke maximum- en minimum-hoeveelheid
speelgoed moet worden voorgeschreven voor
een kind met bepaalden aanleg, en er is
klaarblijkelijk nog niet eens berekend hoeveel
percent van het voor een kind bestemde
speelgoed het mag aanwenden louter voor
ontspanning, hoeveel percent voor ontwik
keling zijner geestelijke vermogens, hoeveel
percent voor beide samen, enz.
Doch vór wij tot zoo bewonderenswaardige
wetenschappelijke hoogte zijn gestegen,maakt
misschien ieder gezin in samenwerking zijn
eigen speelgoed. In het door kinderen onder
leiding of met hulp vervaardigd speelgerei
schuilt een bizondere waarde, en ook voor
opvoedkundigen heeft deze manier om al te
roekelooze uitgaven te voorkomen interesse.
Men denke eens aan de zelfwerkzaamheid,
het gezamenlijk overleg, het ontwikkelen van
inzicht en handigheid, enz. Het voornaamste
echter is, dat in het leven van het volkskind
het eigen gemaakt speelgoed een bizonder
en eigen karakter zal hebben, en het was wel
gezien, dat zij, die gaan inrichten de ten
toonstelling Schoonheid in het leven van het
Volkskind" een afdeeling inruimden voor
speelgoed, dat in het gezin zelf is vervaardigd.
Huisvlijt, zwierig geknutsel en
monstruositeiten worden natuurlijk geweerd, doch alles
wat paedagogisch en aesthetisch door den
beugel kan, zal gaarne worden aanvaard
voor de tentoonstelling. De dames, die
zich voor dezen arbeid hebben gespannen,
zijn zeer gesteld op adressen en namen van
bezitters of vervaardigers van het bedoelde
speelgoed. Hun, die door het opgeven van
adressen of anderszins, het comitévan dienst
willen zijn, wordt verzocht zich te wenden
tot mej. H. Gantvoort, Utrecht, Oude Gracht
TZ19ö/s. Een fleurige en omvangrijke ten
toonstelling zal zeker voor vele ouders een
aanwijzing zijn voor de oplossing van vele
moeilijkheden en zij zullen minder bekom
merd kunnen denken aan iets eigenlijk zoo
prettigs als kinderspeelgoed.
H. J.
Allerlei
Overbeschaving
In zekere ijzer-fabriek in een kleinere
Fransche plaats had de vrouw van den
directeur er aanstoot aan genomen, dat de
werklieden in hun spreken tot elkander zoo
ruw en weinig voorkomend waren. Zij heeft
thans een premie uitgeloofd voor een tiental
werklieden, die gedurende het jaar 1914 blijk
zullen geven van de grootste beschaving en
hoffelijkheid in den omgang.
Men zal in deze fabriek nu gesprekken
kunnen hooren als dit:
Och, mon ami, zou je me 't bizondere
genoegen willen doen, mij die nijptang eens
te overhandigen ?...
Zeker, zeker, m'n waarde: ik reken 't
mij tot een hooge eer en onderscheiding.
Pardonneer mijn linkerhand, m'n rechter
torscht reeds een hamer.
O, ten zeerste verplicht!... Ik houd
mij voor spoedige wederdienst aanbevolen.
Sans compliments!... Ik ben ten allen
tijde tot uw beschikking...
#
Somber.
Een somber allegraatje" ditmaal, maar
niettemin de vermelding van een oordeel
lijk tusschen het riet of de boomblaren zit
ten en is dan weer niet te zien.
Een paar malen heb ik kennissen gebracht
op een plek, waar ik wist dat ijsvogels
vertoefden, nestelden zelfs; verleden zomer
nog aan het ververschingskanaal vlak bij Am
sterdam. Toen bleek het mij, dat bij helderen
zonneschijn het dier ondanks zijn glinsterend
pak of misschien wel juist daardoor
toch niet zoo gauw in het oog valt, als ik
dacht.
Wanneer een ijsvogel herhaaldelijk snel
na elkaar duikt en maar even met den snavel
onder water stoot, zijn het in den regel geen
visschen die hij buit maakt. Dan is hij aan
het insecten vangen; watertorren en hun
larven, scorpioenen en ruggezwemmers vullen
dan zijn maag. Of het bij gebrek aan beter
is, of dat de ijsvogels de torren juist als
lekkernij en toespijs gebruiken, durf ik niet
te zeggen: maar ik geloof het wel. Want
het vogeltje, dat ik bij dit jachtbedrijf eens
bespieden mocht, deed het con amore, uren
lang; toch was er veel visch in het water;
bovendrijvers ook; wij schepten dien mid
dag uit hetzelfde kanaal verscheidene jonge
rivier-donderpadden en kleine voornachtige
vischjes voor het aquarium.
Ook heb ik er eens een bespied, bij Zwolle,
die heelemaal niet dook, maar de libellen
ving die langs hem heenschoten bij de
cirkelvlucht, die ze om een vijver hielden. Ik zat
daar verscholen in een prieeltje van een
theetuin, om eens te zien of het waar was wat
de eigenaar vertelde. De man beweerde name
lijk dat het zoogenaamd schuwe ijsvogeltje
uit het vijvertje de goudvisschen haalde,
die voor het amusement van de kinderen
der bezoekers daarin werden gebracht.
Hij beweerde zelfs, dat het niets bijzonders
was; dat hij eens bij zijn oom een dood ijs
vogeltje gevonden had, met een grooten,
een voor het diertje blijkbaar te grooten
goudvisch in zijn bek; en nu had hij lijm
stokken gezet rondom den vijver om de mooie
vischdieven onschadelijk te maken. Tot nu
toe evenwel had hij nog geen ijsvogels
gelijmd; toch minderden de goudvisschen.
Ik dacht, dat het wel een andere roover,
een rat of een kat kon zijn, die zich in stilte
op goudvisschen onthaalde; en daar ik
vacantie had, kwam ik 's morgens al heel
vroeg in het prieel zitten en ging water
planten teekenen. De ijsvogels waren bezig
een nest te bouwen op vijf minuten afstand,
onder de brug in den klei-oever van het
kanaal; dat wist ik zeker.
Het vermoeden dat er een op de goudvis
schen azen zou, was dus niet geheel uit de
lucht gegrepen; al strookt het niet met de ge
woonten van het dier te komen proviandeeren
in zoo'n kleine ruimte, die hier nog wel
omdat de kinderen er de vischjes voerden
en er in konden vallen met een ijzeren
hekje omringd was.
Van ratten of een otter zag ik niets; wel
een paar witte streepen op een lagen tak
van een populier, die over het water reikte;
de kans op een ijsvogeltje aan dezen
Kikiriki
DE SCHRIK DER STRAAT,
het compleet bontgarnituur der moderne vrouw
iMiimmiiMiiiiimiiMimliinillllimimmiiiiiiiHiiiimiil
dat de vrouw tot eer strekt. De directeur
van een groot Duitsch ziekenhuis is tot de
conclusie gekomen, dat de vrouw in som
mige opzichten veel meer moed heeft dan
de man. Hij schrijft in het December-nummer
van het tijdschrift Psychicoï': Wanneer ik
aan mannen, zelfs aan geharde militairen
mededeelde, dat op hun ziekte of kwaal de
dood moest volgen, dan toonden zij zich
bijna zonder uitzondering zeer nerveus en
wanhopig. Vrouwen echter hoorden mij
kalm aan en bleven rustig liggen, als om
het onafwendbare lot af te wachten. Merk
waardig was ook het verloop, indien ik de
patiënten mededeelde, dat alleen een zeer
hachelijke operatie, die in de meeste ge
vallen doodelijk was, hen misschien nog
redden kon. Was !de patiënt een man, dan
wenschte hij schier nimmer de kans te
wagen; de vrouwen evenwel grepen zich
onmiddellijk aan 't stroohalmpje vast en
besloten tot de operatie."
Slechts een bewijs te meer, dat voor ons
de benaming van het zwakke geslacht",
een zeer ongepaste is.
* *
Uitvinding.
De grappige vierkante badkoetsjes, die
knusse, kleine, kamertjes op wielen, die des
zomers aan het strand van onze badplaatsen
een huiselijke gezelligheid geven, zijn nog
niet zoo heel oud. In 1950 zal men het
200-jarig feest van hun uitvinding kunnen
vieren.
De eerste, die er mee voor den dag kwam
als een verbetering der strandzeden, was
een vroom man, Beale. Hij trachtte er
in 1750 propaganda voor te maken aan
het strand van de Engelsche badplaats
Margate. De nieuwheid was daar echter
volstrekt niet gewild, en wekte den lachlust
der baders. Men vond het veel eenvoudiger
zich op z'n kamer voor het bad te kleeden
en dan in een badmantel strandwaarts te
stappen. Beale verspeelde aan zijn onder
neming heel wat geld, en toen hij goed en
wel geruïneerd was, kwam een ander, die
er handig reclame voor maakte, en toen
binnen eenige jaren veroverde het
badkoetsje de wereld, die het nog immer in
eere houdt.
* * *
Voorraad
Aan het Engelsche hof is de
diensbodenplaag onbekend tengevolge van een zeer
listig-bedachten en zeer ouden plicht, die
op enkele Peers rust.
De Markies van Dufferiu en de Earl of
Crewe, hebben tot erfelijke verplichting,
om aan het koninklijk huis goede
dienstvijver achtte ik daardoor al iets grooter.
Het duurde niet lang of ik hoorde tus
schen al de spreeuwen en merelklanken
en het letterlijk eentonig wijsje van den
tjiftjaf of het piepertje" zooals ik het toen
nog noemde en dat pas was aangekomen
een mij vreemd geluid; kort en
fluitendpiepend, dat voortdurend, met kort
tusschenpoozen, herhaald werd. En nu kreeg ik een
paar ijs-vogeltjes in het oog, die met elkaar
speelden. De eene, waarschijnlijk het man
netje, joeg het andere na, dat vluchtte, weer
stil zat, en dan 1 jie-tjie riep, het ging met echt
kokette maniertjes van het wijfje;
wegloopen, omkijken, en lokken om de beurt;
een paar maal kwamen zij in mijn gezichts
veld, maar naar de goudvisschen taalden
ze niet.
Eerst een uur of wat later, toen er al
matineuze zomegasten kwam opzetten om in
de open lucht te ontbijten en er al kinderen
op den schommel zaten, zag ik een ijs
vogeltje zitten. Het was op den
populiertak met de witte streepen, die ik van begin
af zoo nu en dan in het oog had gevat. Het
dier zat onbeweeglijk in elkaar gedoken, den
snavel schuin op het water gericht; het
scheen mij nog niet opgemerkt te hebben.
Zijn veeren glinsterden in de zon, een
blauwgroen met rood satijnen bal met
een donkere priem er in.
Ofschoon de goudvisschen zoo duidelijk
zichtbaar waren, dat de ijsvogel stellig niet
lang op een goede gelegenheid tot grijpen
behoeft te wachten, bleef hij wel een uur
lang onbeweeglijk zitten, altijd met zijn
snavel op het water gericht, of hij er zoo
in neer zou schieten. Zoo maakte ik een
paar schetsjes.
Het begon mij al geducht te vervelen, of
liever, te vermoeien, dat gestadig opletten,
toen ik beweging in zijn kop zag komen.
Eerst dacht ik, dat ik mij verraden had;
maar hij volgde blijkbaar met de oogen een
voorwerp, dat ik niet zag; want hij wendde
den kop als een kat, die een vlieg met de oogen
volgt. En nu zag ik hem opspringen zonder
vleugelbeweging, iets uit de lucht happen,
weer neer strijken op denzelfden tak, en iets
inslikken. Dat ging zoo een keer of zes.
Als ik er toen al op verdacht was geweest,
dat een ijsvogel ook nog wel iets anders
vangt dan visch, zou ik het misschien dadelijk
hebben ogemerkt. Nu duurde het een poos
eer ik begreep, dat hij de pracht-libellen
ving, de vleugels zwart met blauwe vlek,
die boven het water zweefden.
Blij met de waarneming van iets, dat mij
toen geheel nieuw was, bleef ik stil zitten
kijken. Ook de ijsvogel zat weer of hij sliep.
Even dwaalden mijn gedachten af, daar hoorde
ik een plomp iets blinkend schoot een
eindje in het rimpelend water voort, kwam
met een bocht weer boven, keerde om
en de vogel sloot den cirkel met een boog
naar zijn vorige zitplaats. Ik hoorde de korte
vleugels roffelen in de vlucht. Daar zat hij
een oogenblik stil en ik zag het oranje-roode
goud van een vischje blinken tegen het
glanlltlMIIIMIIIIIMtlMIlmmlItllmlIIIIIIHIIMttlllMI 1111)11
boden te leveren. En dit geschiedt niet als
eene dienst uit vriendelijkheid, maar ze
moeten er op straffe van ongenade voor
zorgen, dat de leverantie prompt en snel
geschiedt, en ze zijn bovendien ten volle
verantwoordelijk voor de personen, die ze
aanstellen.
Ze recruteeren dus doorgaans het
hofpersoneel uit personen, die bij hen of bij hun
vrienden reeds langer tijd zijn in dienst
geweest, en de vuurproef der voortreffelijk
heid hebben doorstaan ...
Welk een ideale toestand in de konink
lijke huishouding van Engeland ... zou men
ook voor ons burgeresjes niet eens zulk
een dienstboden-proef-instituut kunnen in
richten. Dat zou ons menige zucht en menige
traan besparen.
* *
Tot in den dood
The Birmingham-Gezette vertelt het kleine
aandoenlijke historietje van een intelligenten
en trouwen hond, een Airedal e-setter, die
door zijn meester aan een vriend geschonken
werd, welke hem op een spoorreis meenam,
meer dan tweehonderd kilometer van zijn
oude huis.
Ruim 14 dagen later vond de eerste eigenaar,
toen hij des morgens de deur opende, het
arme dier vermagerd en zieltogend op den
drempel liggen Het thad den weg naar
zijn ouden meester terug gevonden, om bij
hem te sterven. Alle pogingen om 't hondje
bij te brengen mislukten, en na een uur
was hij dood.
* * *
Eetschool
In Chicagp heeft men dezer dagen een
cursus opgericht in table-etiquette for Young
men."
Deze cursus voorziet in een echt
Amerikaansche behoefte. Amerika is namelijk bij
uitstek het land der parvenu's. Wie van
loopjongen opklimt tot ambtenaar in een
groote zaak, is nog maar niet zoo dadelijk
op de hoogte, hoe hij zich in beschaafde
kringen gedragen moet, en zijn gebreken
in dit opzicht komen het duidelijkst aan den
dag, wanneer hij op diners verschijnen moet.
Daarin voorziet de eet-cursus" Men gaat
er dineeren als aan een gewone dagelijksche
tafel, en de professor in de diner-etiquette
geeft, onder het diner, door opmerkingen en
wenken college. Hij doet dit geestig en ge
zellig, want hij is een Franschman en de
gratie van zijn bewegingen, zijn hoffelijkheid,
zijn een beter leerschool dan het voor
treffelijkste Handboek der wellevendheid.'^
ALLEGRA
zend rood, groen en blauw van de ijsvogel
veeren.
De visch, bij den staart vastgehouden, boog
en kromde, zwaaide om; de vogel sloeg
hem een paar maal tegen den tak, hakte
hem in den kop en toen zat de roode goud
visch al met den kop naar voren in de
groote keel van den kleinen ijsvogel; met
een paar schokken was de buit binnen; de
vogel zat weer stil te loeren. Ik had mij
door de opwinding stellig wat te veel bloot
gegeven; de vogel zag mij, denk ik, schrikte
ten minste, en vloog snel weg.
Toch een goudvischdief! De kastelein
had gelijk. Het speet mij. Want nu was er
weer een reden meer om het mooie vogeltje
te lijf te gaan. In streeken waar forellen
in de beek gekweekt worden, is hij al
geheel uitgeroeid. In de buurt van
karpervijvers en andere vischkweekerijen wordt
het dier op allerlei manieren gevangen en
gedood. De ijsvogel biedt geen andere
voordeelen dan aesthetische, en daar geeft de
practijk niet om. Ook in heel Midden-Europa
wordt het dier steeds schaarscher, de visch
kweekerijen lokken het natuurlijk aan en de
dieren vinden er bij tientallen den dood.
Er zijn vernuftige middelen aanbevolen om
n de kweekvisch en de ijsvogels te be
houden, maar het rechte is nog niet ge
vonden. Ook is de schade erg overdreven;
tien vischjes van een pink lengte zijn vol
doende dag-rantsoen voor een volwassen
ijsvogel. Maar in den broedtijd, ja, dan eten
de jongen mee. Dan teren er soms zeven
op n vischboer, en dat is wel wat veel;
later verspreiden ze zich wel, maar dan is
al heel wat jonge visch de ijsvogelmaag
in gegaan.
Dat wij hier de prachtig gekleurde vogels,
met hun schijnbaar slecht geproportionneerd
lichaam, juist ? in onze strenge winters nog
zoo dikwijls te zien krijgen, ondanks de
vervolging waaraan het diertje al jaren lang
blootstaat, zal ook wel een natuurlijke oorzaak
hebben. Bij ons zijn er ook 's winters, al
. ligt het water dicht, nog open bijten en
| natuurlijke wakken genoeg. Dan komen er
zeer waarschijnlijk ijsvogels afzakken uit
het Noord-Oosten en Noorden waar alles
langzamerhand dicht raakt. Die vogels zijn
geen menschen gewoon en hebben lang
honger geleden; vandaar dat ze zoo weinig
schuw zijn en op de brugleuning blijven
zttten, als er schaatsenrijders onder door
glijden. Eergisteren zat er een te loeren, om
half negen 's morgens, op een lantaren van
de brug over de Singelgracht bij het
Weesperpoort-station te Amsterdam; auto's en tram
men en karren en honderden schoolkinderen
passeerden de brug; maar hij bleef staren
in het stukje open water tegen den wal.
Ook in het Oosterpark is er nu weer een,
evenals verleden jaar.
E. HEIMANS
? ? a