Historisch Archief 1877-1940
8 Febr. '14. No. 1911
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BOUWT TE HUHSPEET.
Mooie boschrijke terreinen.
Spoor, Tram, Electrisch licht, Telephoon.
Inlichtingen M.ij DE VELUWE", Nunspeet.
Voor
eerste
klis
PIANO
10 JAAR
_ _ GARUNTIE
KUNSTSPEL en ELECTR: PIANO'S, VLEUGELS IsHtT ADRES
|BF~KESSELS'KON.FABRIEK. TILBURG
VRAAGT CATALOGUS OOK TFRMÜNBETAL1NG
CANNES (Rivièra.)
HOTEL SUISSE.
QUARTIER DU CERCLE NAUTIQUE.
Hollandsen Familie Hotel. Zeer modern
Ingericht. Appartem. met Bad en W. C.
Kamera met Kond- en Warnmaterleidlng.
Progp. Intern. Verkeersbur., Amst.,
Baadhniügtraat 16 en Den Haag, Papestraat 5
of door den Eigenaar A. E E L L E E.
Men heeft van deze onderscheiding vaak
misbruik gemaakt door te beweren dat Thijs
Maris zijn vroegere werk niet meer' wil
erkennen. Meestal geschiedde dat in den
kunsthandel bij het aanprijzen van zeer
dubieuse stukken.
Tot 1877 is hij in Parijs gebleven. Toen
werd hij naar Londen gelokt door den
Schotschen kunsthandelaar Daniël Cottier,
die hem in het vooruitzicht gaf om ein
delijk dan ongestoord zijn diepte op het
doek te zullen kunnen uitzeggen. Vanaf
1875 had hij al voor hem gewerkt. In '74
had Cottier den heer E. J. van Wisselingh,
vór dien tijd in betrekking bij Coupil en
een vriend van Thijs Maris, naar zich toe
gehaald als een fijn man die kunst kon
koopen en verkoopen.
In Londen werd het leven voor Maris
echter nog zwaarder dan in Parijs. Cottier
bleek een speculant en Maris werd op de
ergerlijkste wijze geëxploiteerd.
Hij had van allerlei werk voor hem te
doen. Van dien tijd dagleekenen de
Monticelli's, de Diana van Bellanger (in het bezit
thans van den kunsthandelaar W. Marchant
te Londen), eenige bloemstukken en de
panneaux décoratifs" met The Dancing
Figures, dat alles voor Cottier geretoucheerd,
overschilderd en gemodeleerd. Wie door zijn
groote concepties is geroerd, die bijna alle
zijn in buitenlandsch privé-bezit, voor hem
staat vast hoe ver die over- en opgewerkte
stukken afstaan van den eigenlijken Matthijs
Maris.
En dat die stukken thans hier in Holland
moeten doorgaan voor zelfs Thijs Maris op
zijn best en hieronder dan nog door het
materieele wereldje verstaan Thijs Maris in de stuk
ken, waar de handelaren steeds de beste zaken
mee hebben kunnen doen... The Dancing
Figures, meesterwerken, 40 jaar geleden door
den grooten kunstenaar vervaardigd, precies
in het jaar van Vlinders!"... geen wonder
dat de oude man wrevelig en zér bitter
gestemd zijn hoofd schudt.
Ongeveer een jaar voor den dood van
den heer E. J. van Wisselingh*) vertelde deze
mij na tafel in zijn gastvrij mooi huis te
Northwood de geheele geschiedenis van die
dansende vrouwenfiguren, waarvan ik toen
juist een paar afbeeldingen had gezien in
een ouden catalogus van een tentoonstelling
in Edinburgh. Kort daarop bevestigde mij
dat verhaal Thijs Maris zelf, in het najaar
van 1912 heb ik die schilderingen gezien
bij Mevr. de Wed. Hamilton Bruce te
Walkerburn, en thans bezit ik twee brieven van
den heer Maris van 16 en 19 Januari 1.1.
waarin hij mij het verhaal nog aanvult.
In den tijd dat de heer Van Wisseling
voor Cottier nog zaken deed (tot 1882) werd
hij op een keer (Thijs Maris was toen al
enkele jaren in Londen) door hem naar Parijs
gezonden hoofdzakelijk voor het inkoopen
van Monticelli's bij den kunstkooper Qérard.
Thijs Maris moest mee als beoordeelaar.
Niet alleen schilderijen werden dan op zoo'n
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIMIIIIII
aan het hoofdaltaar en een groote,
forschgebouwde slager onder hen, een jonge man,
had zijn wit voorschot afgedaan en het zich
om den hals gehangen, zoodat het hem als
een mantel over de schouders viel, en al
dus droeg hij met wilde, dolzinnige woor
den en gebaren, vol ontuchtige en gods
lasterlijke bedoeling, het H. Misoffer op:
en een oudachtige, kleine dikbuik, lenig eri
vlugvoetig ondanks zijn zwaarlijvigheid,
met een gezicht als een geschilde kalebas,
misbediende als koorknaap en respondeerde
met liederlijke en afschuwelijke verdraaiin
gen van den gewijden tekst, en hij knielde
en boog en keerde het altaar den rug toe
en luidde met de zilveren schel als met
narrenbellen en zwaaide het wierookvat in
een woeste cirkel rond om; en de andere
beschonkenen lagen op de treden in on
beschaamde houdingen, en schokten van
het lachen en hikten van den drank.
En de geheele kerk bespotte de vreemde
lingen en riep hun toe, dat zij op zouden
letten, of zij wel verstonden, op welke wijze
hier in Oud-Bergamo hun God werd geëerd.
Want het was niet in de eerste plaats hun
booze bedoeling God te beleedigen, waar
zij genoten een lage vreugde te zien hoe
ledere godslastering het hart dezer Heiligen
als met doornen sloeg.
De vroomen stonden te zaam in het midden
schip der kerk, kreunend van pijn, hun harten
kookten van haat en wraak-begeeren, en zij
smeekten met handen en oogen op naar
hun God, dat Hij zijn toorn zoude doen neer
komen op de hoofden van die hem hoonden
in zijn Huis, zij wilden tezamen met deze
vermetelen omkomen, indien Hij slechts Zijn
macht toonen zoude; met wellust vertreden
worden door zijn voet, indien Hij slechts
zegevieren en kreten van ontzetting, wanhoop
en berouw, te laat, uit hun in den doods
angst beklemde borst losscheuren zoude.
En zij hieven opnieuw een miserere aan,
die in iederen toon van den hemel dien
zwavelregen af te bidden scheen, die een
maal op Sodom neergevallen was, en af
smeekte de macht, die in het uiterste Simson
had bezeten, toen hij de zuilen in den tempel
der Philistijnen met de armen brak. Zij
bestormden den hemel met het geweld hun
ner zingende gebeden, en ontblootten de
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
Perrier-Jöuet
:." V * Epernay.
Co)i;cc&ionnai,r,es
Sauter &Polfs> Maastricht.
DELAUNAV BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent voor Nederland t
J. LEONARD LANG,
Stadhouderskade,
AMSTERDAM.
IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIItllUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIItlllillllllllHIIMIII
reis gekocht, maar ook kunstvoorwerpen,
en voorwerpen van kunstnijverheid. Cottier
richtte in Engeland en Schotland geheele
huizen in, had zijn eigen decorateurs daar
voor, was oorspronkelijk zelf glasschilder,
en kon die voorwerpen gemakkelijk bij dat
inrichten plaatsen.
Op een avond van een van de laatste
dagen in Parijs op den boulevard dichtbij
de rue Lafitte zagen beide reizigers bij een
tapissier een kamerschut met vier dansende
vrouwenfiguren erop aan de voorzijde, aan
den achterkant vier geschilderde bloem
stukken. Op advies van Maris werd ook
dit scherm nog door van Wisselingh ge
kocht en wel voor de som van 800 francs.
Toen de heer Cottier het echter zag, vond
hij het leelijk, was er zelfs zér over ont
stemd en Maris voelde zich genoodzaakt het te
verfraaien op het kleine zonnige kamertje,
dat de Schot hem voor werkplaatsje had ge
geven boven "zijn zaak in Pall Mail. Het
eerst werden toen door hem de bloemstukken
overschilderd op het doek aan de achter
zijde. Ze brachten 20 p. st. op per stuk. Daarna
werd de voorkant in bewerking genomen,
die geheel geschabloneerd was. De figuren
werden nu delicaat' gerhodeleerd, hier en daar
werd over het geheel wat toon en eenige
retouche aangebracht, vervolgens bleven de
achtergronden zooals zij waren. Als panneaux
décoratifs zijn ze toen door Cottier aan wijlen
den heer Hamilton Bruce verkocht.
In zijn brief van den 16en Jan 1.1. schrijft
mij de heer Maris: Die dingen zijn niet
van mij, noch zijn de origineelen origineel,
ergens van overgenomen. Als ik mij niet
vergis is er een bij naar Couture."
En in een brief, op de beide voornoemde
gevolgd, verzonden van uit Londen den 23
Jan., zegt hij nog over de quaestie: In
beoordeeling comes the nature of the beast
first. Dan konden ze diiect wel zien dat
dit niet van mij is. It is not my nature
doing this sort of thing. Ik heb het alleen
maar mooi gemaakt. Dat is niet doet het
slecht maar bent jezelve" maar doet het
mooi en be not yourself". Dat men zijn
natuur nog lang niet kent, blijkt niet alleen
uit de verhalen, die men al zoo hoort, maar
uit alles wat de pers tot nu toe publiceerde.
Geen kunstkritikus heeft hem uit zijn stuk
ken nog ooit begrepen. Maar het overzicht
in Holland van wat hij zelf zijn 'Own' noemt,
is ook niet heel groot, en wat er is, is nog
grootendeels bedorven:
De Boschrand" in het Stedelijk Museum
te Amsterdam, waarom verbranden ze het
stuk nu maar niet! Nu al jaren geleden ver
telde Thijs Maris mij hoe hij eens een oude
gouden lijst had, maar een mooie lijst,
en een mooie lijst is zeldzaam. Op zijn schoot
hield hij er een nog onbeschilderd doekje
in, en toen zag hij in het verloop van die
lijst daar een boschje, zó, en zómooi....
Dat heeft hij er toen ingeschreven. Begrijp
goed: dat boschje met lijst wasén geheel.
In het najaar van 1890 werd dit stukje
schouders en vielen het eigen lichaam aan.
Daar lagen zij in rijen geknield, tot aan den
gordel het lichaam ontbloot en sloegen met
de van ijzeren punten voorziene Koorden
toe op den gewonden rug. Wild en razend
ranselden zij zonder verpoozen, tot het bloed
uit de open huid parelde en bloed aan de
suizende geesels glinsterde. ledere striem
was een Gode opgedragen offerande en een
gebed. O, konden zij toch nog erger, smar
telijker slaan, konden zij toch hier voor het
oog van God het lichaam in stukken scheuren.
Het lichaam, waarmee zij de zonden bedre
ven tegen God, het moest gekastijd, gefol
terd, vernietigd worden, opdat Hij zien zoude
hoe zij het haatten, hoe zij zich krommen
wilden onder zijn straffende roede, als hon
den, minder dan honden, als het schuifelend
gedierte, dat het stof onder zijn voeten at!
En weer sloegen zij toe, sloegen toe zonder
ophouden tot de armen langs het be
bloede lichaam slap neervielen of kramp
het lijf in ellendige bochten wrong. Daar
lagen zij, rij na rij, met waanzinnige oogen,
het schuim op den mond, onderwijl het
bloed op hun ruggen dreef.
En zij, die dit aanzagen, voelden plotse
ling het hart wilder slaan, bemerkten hoe
het gloeiend rood naar hun wangen steeg,
en het ademen hun moeilijk viel. Het was
of iets kouds onder hun schedelhuid vast
vroor, en hun knieën knikten. Dit greep
hen aan; in hun brein was een
waanzinstop, die dezen waanzin verstond.
Zich te voelen slaaf van de geweldige,
harde godheid, zich te verdeemoedigen in
het stof, haar toe te behooren geheel, niet
in stille vroomheid, niet in lijdelijkheid van
stille gebeden, maar tierend, in een harts
tocht van zelfvernedering, in bloed en
gehuil, onder vochtig-glimmende
geeselkoorden, dit waren zij in staat
te begrijpen, zelfs de slager werd stil en
de tandenlooze oude wijsgeeren bogen het
grijze hoofd, uit vrees voor de klacht der
angstig rondziende oogen.
En het werd nu zeer stil in de kerk,
alleen een diepe zucht ging als deinend water
door de menigte.
Toen stond uit de rijen der geknielde
vreemdelingen een jonge monnik op en
sprak. Hij was bleek als een wade, zijn
Utrechtsche Tricotage Fabriek
WICHER JANSEN.
ttriek voor
in:
ZI7IVE R WO I.
F II, D'ECOSSE
REINE 1HACO, ZIJDE
Enz. Enz.
In:
JACQUARD
HAND OEBORDUURD
GEFLATTEERD
SHOT?EFFECTEW.
ATIATA GARANTIEKOVSEN EN SOKKEN
met 6 maanden garantie.
ZIJDEN SOKKEN
met dubbele zooien, teenen en hielen, in Fil d'Ecosse.
TRI P L Y" ijzersterke wollen fantasiesok, gegarandeerd
tlrie-draads geweven met extra versterkte hielen en teenen.
LUG-ANO
Bötel Bristol.
(1TAL1AANSCHE MEREN). Schoonste
Winter- en Voorjaarsverblijfplaats. 1ste kl.
Hotel, prachtig gelegen, met gr. Panorama.
Kamers vanaf fr. 4.?. Pension vanaf fr. 9.?.
Eig.: C. CAMENZIND. Prosp. gr. en f r.
Intern. Verkeersbur. Raadhuisstraat 16, Amst.
verkocht door den heer E. J. van Wisselingh
aan dr. J. D. C. Titsingh in den Haag, na
wiens dood het in bezit kwam van den
kunsthandel C. M. van Gogh te Amsterdam.
Hier was het dat wijzen die altijd gaarne
van zeer dichtbij zien, een kenmerk voor
wiens blik niet verder dan het oppervlak
gaat hunne hoofden erover bogen, opeens
bij den lijst hunne neuzen trokken in een
zekere plooi, en toen eenstemmig die lijst
vonden een vuile lijst. Zij zagen den toon
niet, dien Thijs Maris er nog zelf had op
gebracht. (Wonder, dat niet meer oude
schilderijen nog van hun toon worden ont
daan oftewel schoongemaakt). Er moest een
nieuw gouden lijst om en?ga zien, lezer,
van wat een smaak die lijst getuigt! In het
museum is het doekje toen nog eens gevernist
waarna er barsten in zijn gekomen als naden
van een halven centimeter breedte. Het
allersubtielsle dat een geest niet schilderde
neen, menschen, dat woord kan hij erzelf
niet eens voor gebruiken, daarom spreekt
hij dan maar van schrijven: ik heb het
erin geschreven wat ik zag" ... dat
allersubtielste, daar wordt zoo mee gehandeld.
En nu het zoogenaamde Bruidje in het
zelfde museum. Dat is nu ook vernietigd.
Men zou het een klok boven Amsterdam
willen doen luiden!
De groote man, die zooveel jaren eraan
gaf om er dat in te brengen wat een mensch
in zijn diepste diepte van verrukking deed
trillen Een bruidje mocht het niet heeten,
het was een veel jonger meisje. Zij luisterde
naar muziek, naar de muziek, die in de
groote ziel zelf verluidde, zij werd er n
mee. En de bewogenheid in ons, toeschou
wers, was van de diepste muziekale bewogen
heid. We konden dan lachen en schreien als
we van haar heengingen.
Zooveel jaren dat er net dat in zou zijn ...
Onthoud dat goed!
Wij weten het allen hoe voor eenige jaren
onoordeelkundig en onbarmhartig in dat
museum is gestookt. Alles barstte. Ten slotte
kwamen er ook in dien Thijs Maris barstjes
en er was zelfs eenige kleurverandering te
bemerken in de vernis.
Welnu in plaats van Thijs Maris zelf om
advies te vragen, heeft de commissie geheel
eigendunkelijk dat stuk toen ter herstelling
in handen gegeven van een restaurateur, en
gaat nu zien: het trillen is verdwenen, het
licht is gedoofd, de jeugd is verlept.
Matthijs Maris moet het wel van zijn land
hebben.
Haarlem, 27 Jan.'14. W. J. G. v.MEURS
*) Oprichter en later tot voor enkele
jaren firmant van de zaak E. J. v. Wisse
lingh & Co. te Amsterdam, the
Gentlemandealer, de man met de reputatie van meer
kunstkenner dan wel kunstkooper te zijn
geweest.
« « *
MHIlllllimillMimilllllMUUmillMIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMUIMIIIIMtlllllMIIII
woeste oogen gloeiden als kolen, die op het
uitdooven zijn, en de vreugdelooze, in ver
driet verharde trekken rond zijn mond waren
als met een mes in hout gesneden, niet als
de uitdrukkingslijnen in het menschelijk
gelaat.
Hij strekte de dunne nerveuse handen in
gebed ten hemel omhoog, en de mouwen
van zijn zwarte pij gleden van de witte,
magere armen af
Dan sprak hij.
Van de hel sprak hij, en daarvan, dat zij
zonder einde was, zooals de hemel eindeloos
was, van de eenzame wereld der ellenden,
die ieder der veroordeelden verduren en
met zijn geschrei vervullen moest, meeren
van zwavel waren daar, velden van schor
pioenen, vlammen, die nauw rond het lichaam
sluiten, als een mantel, stil, glashard ge
worden vuur, dat in het licnaam boort als
een speer,die in de wonde wordt rondgedraaid.
Het werd zeer stil, ademloos luisterden
zij naar zijn woorden, want hij sprak alsof
hij het met eigen oogen had aanschouwd en
zij vroegen zich af: is deze niet een van de
verdoemden, die uit de kaken der hel los
gelaten is om getuigenis af te leggen voorons.
Dan preekte hij lang over de wet en over
de strengheid der wet, dat iedere titel der
wet vervuld moest worden en dat iedere
overtreding waaraan zij zich schuldig maak
ten, hun uitgewogen worden zou tot in ons
en-lood nauwkeurig. Maar Christus is voor
onze zonden gestorven, zoo zegt gij, wij zijn
der wet niet meer onderhoorig.Maar voorwaar
ik zeg u dat de opperste der Duivelen zich niet
misrekenen zal in het bezit van n van u,
en dat daar geen scherpe tand is in het
folterrad der hel, dat niet voor uwe lende
nen is gewet. Gij hebt uw vermetel ver
trouwen gesteld op het kruis van Golgotha,
komt, komt! komt en aanschouwt! Ik leid
u tot aan zijn voet. Het was, zooals gij weet,
op een Vrijdag, dat zij hem uitstieten uit
een der poorten en met het zwaarste einde
van het kruis zijn schouders belaadden, en
het hem torsen deden tot aan een onvrucht
bare plaats voor de stad, en in drommen
gingen zij met hem en joegen het stof op
met hun voeten, dat het als een roode wolk
over de stad hing. En zij scheurden hem
de kleederen van het lijf, en ontblootten
Berichten
FRANCOIS COPPÉE. Den 12en Februari ver
schijnt te Parijs een bundel geschriften van
Frangois Coppée onder den titel Lettres a
sa mère et a sa sceur 1862?1908. Deze
brieven zijn zeer geschikt om den schrijver
goed te leeren kennen. Ze zijn zonder eenige
pretentie, zonder eenige zucht naar literair
mooidoen, eenvoudig en hartelijk.
EX-LIBRIS. H. Alfred Fowler, die reeds
meerdere werken over ex-libris heeft uitge
geven, heeft thans een werkje voltooid over
tooneel-boekmerken. Het boekje is geïllu
streerd en bevat een lijst van de ex-libris
welke den schrijver bekend zijn, alsmede
de beschrijving van sommige en een op
gave van de namen van vele bezitters er
van. Deze uitgave is niet alleen van belang
voor hen die zich voor ex-libris interessee
ren, maar ook voor de geschiedenis der let
terkunde en van het tooneel. Er worden van
dit geschriftje slechts 175 ex. gedrukt, welke
verkrijgbaar zijn bij den schrijver 3 East
Armour Boulevard, Kansas City, Mo. ?
? * ?
Tentoonstellingen en Veilingen
IN DEN KUNSTHANDEL UNGER EN VAN
MENS, ROTTERDAM, Eendrachtsweg 27, zijn
van l Februari tot en met l Maart tentoon
gesteld werken van C. de Neréetot
Babberich.
* * *
Inhoud van Tijdschriften
De Gids, Febr. 1914: Prof. R. C. Boer,
Een reisdagboek uit IJsland. J. Rietema,
Kluizenaarsleed. Prof. G. Kalff, Schilder
kunst en tooneelvertooningen op het einde
van de Middeleeuwen. Helene Swarth,
Uit de Portugeesche Sonnetten. Dr. A.
S. van Oven, Reactie op onderwijsgebied.
Dr. Jan Kalf, Een geschiedenis der
Nederlandsche bouwkunst. Dr. Jan Veth,
Rembrandt's Lucretia. Prof. H. Kern, De
Hollanders op Formosa. Dr. A. Hulshof,
De biograaf van Jacoba van Beieren ontdekt.
Charles M. van Deventer, Het Genoot
schap voor Zuivere Rede. Dr. Jan Veth,
Hermes, Sorbes (gedichten). J. N. van
Hall, Dramatisch Overzicht. Buitenlandsch
Overzicht. Bibliographie.
De Nieuwe Gids, Febr. 1914: Jac. van
Looy, Nieuwe Bijlagen II (De Ar, berijmd
verhaal). Felix Timmermans, Pallieter:
De horen van overvloed. Herman Poort,
Op weg naar Arosa. Dr. Nelly Geerts,
Het proza van Isolde Kurz. Kees Meijer,
De ruimteleer van Kant en het Leven na
den dood. Cornelis Veth, Londensche
Musea. Agnes Ortt. Aan J. Philip van
Goethem (gedicht).?J. Philip van Goethemf,
Gedichten. Dr. E. Bonebakker, Aan den
Vader (gedicht). Hein Boeken,
Aanteekeningen over Kunst en Letteren. Dr. J.
B. Schepers en dr. A. Aletrino, Bibliografie.
hem, gelijk de Uitvoerders der Wet den
misdadiger zich ontkleeden doen, opdat alle
het vleesch zullen zien, dat aan de beulen
is overgeleverd; en zij wierpen hem op het
kruis, en rekten het lichaam uit en sloegen
een nagel in zijn krom-trekkende handen,
en een nagel door zijne over-elkaar gekruiste
voeten, en met hun knodsen sloegen zij de
doornen diep in het bebloede hoofd; en zij
richtten het kruis op en stelden het in een
put der aarde, maar het wiegelde heen
en weer en wilde niet stevig staan; en zij
sjorden het her en der en stampten stutten
en steenen in den grond; en die het deden had
den den rand van hun hoeden omlaag gebogen
opdat niet het bloed uit zijn wonden hun":in
de oogen druppelen zou. En hij omhoog
zag op de soldaten neer, die om zijn
gescheurden mantel dobbelden en op de gan
sene joelende menigte, yoor wie hij den
kruisdood leed, opdat zij verlost worden
zouden; en in de gansene omringende schaar
was niet een medelijdend oog. En die aan
den voet zagen naar hem op, hoe lijdend
en bleek hij was, zij zagen naar het vierkant
plankje boven zijn hoofd, waarop Koning
der Joden" geschreven stond, en zij
hoonlachten en spotten en riepen hem toe:
Welaan, gij die den tempel afbreken en
binnen drie dagen wederom opbouwen zoudt,
verlos u zelven, zoo gij de Christus zijt,
kom af van het kruis! Toen werd Gods
eeniggeboren zoon in zijn eigenwaan ver
toornd en zag dat zij de verlossing niet
waard waren en hij trok zijn voeten los
boven de kopnagels en hij balde de handen
rond de nagels der palmen, en trok ze dus
doende uit het hout, zoodat de dwars
balken van het kruis zich span
den als een boog; en hij sprong van
het kruis af op de aarde en rukte uit het
midden der dobbelaars zijnen mantel, dat
de dobbelsteenen van de helling van Gol
gotha stortten, en hij hing zich zijnen mantel
om met de trots eens konings en voer ten
hemel op. En het kruis stond ledig, en het
groote werk der Verzoening werd niet vol
bracht. Er is geen middelaar tusschen ons
en God; geen Jezus is voor ons aan het
kruis gestorven; geen Jezus is voor ons aan
het kruis gestorven; geen Jezus is voor ons
aan het kruis gestorven."
JAI
DE BESTE
E l. S T bij A H Sf H E M.
in nminiiii
Willem Kloos, Literaire Kroniek. Frans
Netscher, Binnenl. Staatk. Kroniek. Chr.
Nuys, Buitenl. Staatk. Kroniek.
De Beweging, Febr. '14: Albert Verwey,
Nieuwjaarsmorgen (gedicht). Eug. de
Bock, Een huis in het veld. Jacob Israël
de Haan, Voor Russische Vrienden (verzen).
Maurits Uyldert, De Regenboog (gedicht).
Albert Verwey, Enkele gedichten van
Wordsworth (vertaald). G. Burger, Politieke
feiten en richtingen. Albert Verwey, Boe
ken, Menschen en Stroomingen.
Boekbeoordeelingen.
Groot-Nederland, Febr. '14: Helene Swarth,
Verzen. Is. Querido, Saul en David.
Maurits Wagenvoort, La Romanina (V).
J. L. Walch, Ontstijging (gedicht). Her
man Middendorp, Augustusavond bij de stad
(gedicht). Herman van Puymbrouck,
Georges Eekhoud en zijn werk (III). Her
man Poort, Literatuur. Dr. J. L. Walch,
Dramatisch Overzicht.
Vragen van den Dag. Febr. 1914: Dr. H.
Blink, De ontwikkeling van het grondbezit
en boerenleven tn Engeland in verband met
de landpolitiek van Lloyd Qeorge (vervolg).
Prof. Dr. P. van Geer, Idylle in het leven
van een Wijsgeer. K. W. Heuvel, Over
Pinus Sylvestris (slot). J. J. Hof,
Broedzorgen bij visschen. H. Z. Zegers de Beijl,
Iets over de hygiënische toestanden in Indië.
Dr. J. P. B. de Josselin de Jong, Een
mooi boek over onze moedertaal. Van
maand tot maand. Bibliographie.
Op de Hoogte: Febr. 1914: Frontispièce,
Portret van Dr. J. Ed. Stumpff. Geneesh.
Dir. v/h. Binnen-Gasthuis te Amsterdam.
Feiten van den dag. C. Vreedenburgh Jr.,
J. C. Wienecke en zijn werk. G. Marius
Nieuwenhuis, Aan boord van een
OceanStoomer. Rabindranath Tagore, Het
stomme meisje. Prof. Dr. H. Logeman,
Ujt en over Noorwegen. E. de Winter,
De verovering der Zeeën. J. H. Rössing,
Historie en herinnering.
De Hollandsche Revue, No. l: Wereldge
schiedenis. Belangrijke onderwerpen:
Stof en Stofbestrijding. De zijde-cultuur
der wereld. Zelfrichtende reddingbooten.
Universeele Vrede. Karakterschets:
Eduard Verkade. Revue der tijdschriften.
Het Boek van de maand: Het dure
vleesch door Felix Ortt.
De Vrouw en haar Huis, No. 10: De luitspeel
ster. Elis. M. Rogge, Over kantwerk. A.
Broeckman?Klinkhamer, De mutsen van
Huizervrouwen. Annie Boom, Dichtkunst
en Leven. Antoine Barkey, De inrichting
onzer woningen. M. de B. N.?S., Kijk
jes in ons huis II. Marie Berdenis van
Berlekom, Muziek in het huisgezin.
Renaissance-borduursel. Jo Meyer, Een
zuinig en practisch gasfornuis. A. W.
Voor onze kleintjes. F.
Boelens-TelkersBaschlik, Linnen tusschenzetsels voor lakens
en sloopen. Elck wat wils.
Hij zweeg.
Bij de laatste woorden had hij zich over
de menigte heengebogen en als met lippen
en handen zijne uitspraak over haar hoofden
uitgegoten, en een gekreun was langs de
zuilen naar het gewelfde dak gestegen en
in de hoeken hoorde men bedwongen gesnik.
Daar drong de slager met hooggeheven,
dreigende handen, bleek als een doode, naar
voren en schreeuwde: Monnik, monnik,
wil jij hem weer aan het kruis nagelen
dadelijk!" En achter hem klonk het hit
send en heesch: ja, ja, kruisigt, kruisigt
hem!" En uit alle monden weerklonk het
dreigend en bevelend in een geloei van uit
roepen, teruggekaatst door de muren en de
welving omhoog. Kruisigt hem, kruisigt
hem!"
En helder en hoog klonk eene enkel
bevende stem: Kruisigt hem!"
Maar de monnik zag op de toegestrekte
handen neer, op de vertrokken gezichten
met de donkere gaten der jammerende mon
den, waar de tandenrijen wit glinsterden
als de tanden van getergde wilde dieren,
en in een oogenblik van vervoering breidde
hij de armen met opwaartsche palmen uit,
zag ten hemel en glimlachte, prevelend de
woorden, die later stelregel der Jesuieten
zouden zijn: Hoe ook het begin, het einde
is ons." Dan kwam hij af, en zijn met
gezellen hieven de zwavel-regen banieren
omhoog en de leege, zwarte kruisen en
drongen ter kerke uit, en wederom trokken
zij over de markt en door de opening der
toren-poorten.
En die van Oud-Bergamo staarden ze na, als
ze den berg afdalen. De steile, door muren
ingesloten weg was duisterend in het
halflicht der ondergaande zon, die daarbuiten
aan den gezichteinder daalde, maar op den
rooden ringmuur der stad teekenden zich
de schaduwen van hun groote kruisen, die
in het gedrang van de eene zijde naar de
andere zwenkten, zwart en scherp af.
Van verder en verder weerklonk het ge
zang; rood vlamde nog nu en dan een
banier in de zwart-geschroeide verlatenheid
der nieuwe stad op, dan verstierven de
klanken en de kleuren in de lichter vlakte.
* * *