Historisch Archief 1877-1940
icbr. '14. No: 1911
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
VROUWENRUBRIEK
«minimin»mHiiiiiiiiiiliiiiiiiniiiiiilniliminnillliniiniitiMimiHiu
Tutti Frutti
Door de Universiteit te Leipzig werd kort
geleden bekend gemaakt, wie de winners
waren van de door verschillende faculteiten
uitgeschreven prijsvragen. Onder deze
prijswinners bevindt zich voor het eerst een
vrouw, mejuffrouw Elisabeth Wilson uit
Erfurt.
Door de philosophische faculteit was als
onderwerp opgegeven: De versieringskunst
bij de primitieve wolken".
Mejuffrouw Wilson beschreef in haar ver
handeling het begin der versieringskunst,
het ontstaan der ornamentiek en verklaarde
de zucht, die zelfs bij de minst ontwikkelde
volksstammen bestaat, zich zelf op te
smukken. Deze prijsvraag is bovenal een
bijdrage tot de oergeschiedenis der beel
dende kunst.
Het merkwaardige van dezen wedstrijd
is voornamelijk daarin gelegen dat de
prijswinners(sters) tegelijkertijd als gepromoveerd
gelden en deze graad zelfs meer waarde
heelt dan die, welke summa cum laude ver
kregen wordt.
Voor de vele jonge vrouwen, die haar
diploma aan kook- en huishoudschool be
haald hebben en die niet gedwongen zijn
een betrekking te zoeken of daarin niet
dadelijk slaagden, of wel zij, die de opge
dane kennis wel gaarne in praktijk zouden
willen brengen doch daarvoor, in moeders
huishouden, niet altijd gelegenheid vinden,
is de wijze waarop in Duitschland kook-,
wandel-leeraressen werkzaam zijn, wellicht
een voorbeeld ter navolging. Zooals men
hier bij de Ver. Tijdelijke Hulp" vrouwen en
meisjes vindt die zich nuttig wenschen te
maken, door hier en daar eens in te vallen,
waar de huisvrouw extra hulp noodig heeft,
zoo zouden ook gediplomeerden van de
kookjcholen dit kunnen doen, (natuurlijk
tegen behoorlijke vergoeding) om de doch
ters des huizes het kooken te leeren en
vooral om in families, waar men veel
menschen ziet'* en dus veel van het
keukenpersoneel" vergt, dit te onderrichten.
Zulk een wandelleerares heeft dan tevens
gelegenheid om haar kennis op hygiënisch
gebied eens in toepassing te brengen en in
de huishouding waar zij tijdelijk vertoeft,
moderne, practische en hygiënische verbe
teringen aan te brengen.
Tact is natuurlijk het eerst-noodige, daar
elke huishouding weer andere eischen stelt.
Overtuigd, dat de vrouwenbeweging op
de meest afdoende wijze geholpen wordt,
zoo het publiek de ware toestanden slechts
zou leeren kennen, heeft de V. K.-Club
der Engelsche tooneelspeelsters" het looneel
aan de propaganda dienstbaar gemaakt.
Zij hebben daarvoor het Court Theatre
(Sloane Square) gepacht en reeds eenigen
tijd een stuk van Brieux la Femme seule"
door Mevrouw Shaw vertaald en de Hand
schoen" van Björnsterne Björnson door
Parqueharson Sharp vertaald, gespeeld.
Eerste krachten van verschillende schouw
burgen verleenen daarbij hun hulp en een
comité, samengesteld uit leden van alle
V. K.-vereenigingen, zorgt voor de admi
nistratie.
Miss Lena Ashwell speelt de hoofdrol
MIIIMIIMMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllllllllllllliilMIIII
UIT DE NATUUR
DLVI
Een nieuw genre van romans
Al een jaar of vijf geleden had ik maan
den achtereen een boek bij de hand liggen,
een Fransche roman, en liep ik lang met
het plan rond, er u wat over en uit te vertellen.
Maar het is er tot nu toe nooit van geko
men, ofschoon in den winter, als de
zomervoorraad wat te snel uitgeput is geraakt,
de geschikte stof voor mijn feuilleton wel
eens schaarsch wil worden.
Dit uitstellen kwam hoofdzakelijk, doordat
ik niet wist, hoe ik het boek: La Caverne
van Ray Nyst, dat mij bezonder belang in
boezemde, aan moest vatten. Het beste was
wel: den heelen roman te vertalen; maar
zoo'n vierhonderd bladzijden, daar komt
geen eind aan, als je er alleen in snipper
uren aan werken kunt; en brokstukken geven
leek mij groot onrecht doen aan den schrij
ver. Het werk is een te goed geheel. Nu
werd mij onlangs door de redactie weer een
roman gezonden met verzoek om bespreking
en wel een roman, die als pendant van de
eerste zou kunnen doorgaan. Het is ook een
psychologisch werk, waarin de schrijvertracht
een idee te geven van het leven van den
eersten mensch.
Van dit tweede boek is de auteur:
Johannes. V. Jensen. Ik ontving het als een
vertaling; door J. E. Gorter?Keijser, met
vignetten van Jan Wigman. Uitgever is
H. Meulenhoff, Amsterdam 1913.
En nu is het merkwaardig te zien, hoe twee
schrijvers van verschillende nationaliteit, de
eerste een zoon van het midden of zuiden,
de andere uit het hooge noorden van Europa,
hun stof verwerken in overeenstemming met
de natuur van hun woonplaats en met hun
temperament, dat een uitvloeisel is van
hun ras.
Beide schrijvers hebben natuurlijk een
phantasiebeeld gegeven; voor de hoofdper
sonen van hun verhaal izijn de levende
voorbeelden, ook onder de primitieve vol
keren, tegenwoordig niet meer te vinden.
Het is echter een fantasie, welke noodza
kelijk gebreideld werd door de wetenschap
pelijke gegevens, die de moderne geologie
en anthropologie den schrijvers hebben
verschaft. ?
(Therese) in het stuk van Brieux.. Miss
Inez Bensuzan is de organiseerende spil
waarom alles draait.
Werd in de laatste week van October
geprobeerd of dit slagen zou, voor December
is hetzelfde reeds weder aangekondigd. Het
zijn meestal middagvoorstellingen.
Meerdere feministische stukken zijn in
studie genomen.
N. MANSFELDT-DE WITT HUBERTS
? * ?
Ingezonden
Dr. Foerster's Jugendlehre
Geachte Redactie,
Het zij mij vergund het volgende in het
midden te brengen naar aanleiding van het
stukje des heeren Kleefstra over Karakter
vorming, de Hollandsche bewerking van het
bovenstaande boek, met een inleiding van
mijn hand bij den heer Ploegsma verschenen.
Ik wensch echter alleen iets te zeggen over
de vermakelijke wijze.waarop de heerKleefstra
den heer dr. Gunning tegen Foerster's
opvoedkunde en mij uitspeelt.
Het is n.l. dezelfde dr. Gunning die een
Hollandsche bewerking verzorgd heeft, een
paar jaar geleden, van Schule und Charakter
van dienzelfden dr. Foerster. Nu is het echter
ook waar, dat die Hollandsche bewerking
lang niet genoeg heelt doen uitkomen, dat
er een organisch verband bestaat tusschen
Jugendlehre en Schule und Charakter. Onmid
dellijk bij het verschijnen der Hollandsche
bewerking van het laatste boek heb ik in
De Vrouw er op gewezen, dat het Duitsche
werk herhaaldelijk en nadrukkelijk verwijst
naar Jugendlehre. Schule und Charakter is
een voortzetting ervan; tusschen de beide
werken is dezelfde verhouding als tusschen
een huis en -zijn fundeering. Dat doet de
Hollandsche bewerking van dr. Gunning niet
uitkomen, maar in het Duitsche boek is het
zoo klaar als de dag. De Foerster van Jugend
lehre is dezelfde als die van zijn andere
werken. Men heeft slechts uit het DUITSCHE
School en Karakter bladzijden over te
schrijven om het te bewijzen.
Dat ter weerlegging van de legend?, alsof
Jugendlehre niet de opvoedkunde van dr.
Foerster zou geven. Al zijn andere boeken
zijn uit dit werk voortgekomen. Dit ook
tegenover het beweren, alsof Jugendlehre een
slip of the pen" zou zijn, zooals de heer
Kleefstra het durft neerschrijven!
Het zou beneden de waardigheid van een
opvoedkundige als dr. Foerster zijn, indien
ik iets anders gaf dan deze uiteenzetting
van feiten na een beschouwing" als die
van den heer Kleefstra.
Met dank voor de plaatsing, geachte
Redactie,
Hoogachtend,
Uwe dienstw.
IDA HEIJERMANS
* * *
C. G. Pekelharing-Doyerfonds
Dadelijk na het heengaan van mevrouw
Pekelharing-poyer heeft zich in zeer ruimen
kring de innige behoefte doen gevoelen een
blijvende herinnering aan deze vrouw tot
stand te brengen. En de allerbeste wijze
om haar te eeren, heeft ons geleken dat
souvenir zoo te kiezen, dat het betrekking
Nyst nu zoowel als Jensen hebben beiden
hun best gedaan hun lezers duidelijk te
maken, dat wat zij fantaseerden, niet in de
lucht hangt; dat het geen puur verzinsel met
wat ware natuurtafereelen is, maar dat zij
een wetenschappelijk werk hebben geleverd,
een verhaal hebben gecomponeerd, dat in
vrijen vorm de feiten illustreert, die als
onbetwistbaar vaststaande door de weten
schap zijn aangenomen, of andere, die als
aannemelijke hypothesen worden erkend.
Het zijn geschiedkundige romans; met een
geschiedenis evenwel, die niet berust op ge
schreven documenten welke desverlangd te
controleeren zijn in een of ander archief, doch
op goed geconstateerde prehistorische feiten,
op stoffelijke restanten en op daarop weer
rustende conclusies van de historische geolo
gie. In dit opzicht hebben noch Nyst noch
Jensen iets verzuimd, van wat elke schrijver
van een goede historische roman behoort te
doen; en, zooals ik al zeide, beiden hebben
getracht, dit hun lezers ook duidelijk te
maken. Deze poging nu, om namelijk den
lezers onder het lezen te laten gevoelen
dat zij niet moeten meenen zoo maar iets
gewoons als een alledaagsch romannetje
onder de oogen te hebben, draagt nood
zakelijk gevolgen in zich, die aan de kunst
waarde, of laat ik maar zeggen aan het boei
ende van den roman afbreuk moeten doen.
En ik kan mij voorstellen, dat beide wer
kelijk mooie en goede boeken voor een
aantal ontwikkelde lezers anderen komen
geen tien bladzijden ver zoo goed als
onleesbaar zijn geworden. Niet evenwel
voor hen, die al wat van de ethnographie
der oervolken wisten; zulke geroutineerde
lezers elimineeren de storende explicaties wel,
of vatten ze op als noten, die nu eens niet
onder aan de bladzijde zijn gezet, maar door
de rest heen zijn gedrukt.
Verreweg het minst storend, doch niet
omdat zij het minst in aantal en omvang
voorkomen, zijn de bedoelde uiteenzettingen
in den roman La Caverne", van Nyst. Dat
wil zeggen er zijn er veel meer; 115 blz.
van de 441. Maar Nyst heeft zijn bewijzen,
deze steunsels van zijn fantasie, de funda
menten van zijn roman, voorop gesteld en
samengevat in een soort wetenschappelijke
inleiding voor leeken. Wie daarvan niet ge
diend is, of wie dat allemaal wel weet,
begint op blz. 119 bij het hoofdstuk Le
heeft op het werk dat zij tot het laatste toe
heeft gediend, waaraan ze, hoewel reeds
lijdende, tot kort voor haar dood haar liefde
en toewijding heeft geschonken. Dat werk
was haar taak als bestuurslid van de
Industrieschool voor Meisjes in Groningen. Het
meest sympathieke plan, dat we hebben
kunnen bedenken, is het bijeenbrengen van
een fonds, groot genoeg om daarvoor een
C. G. Pekelharing-Doyer-plaats aan deze
Industrieschool te schenken. Dit souvenir
toch blijft door alle tijden heen als de beste
herinnering aan haar die n als oprichtster
en bestuurslid van zooveel uitnemende
vereenigingen n als presidente van de Nati
onale tentoonstelling van Vrouwenarbeid n
vooral als voorbeeld", zooveel voor de jonge
Nederlandsche Vrouw is geweest. Laat
daarom allen die gaarne aan dit plan mee
doen zoo spoedig mogelijk hunne bijdragen
zenden. Elke gift, groot of klein, zal van
harte gaarne in ontvangst worden genomen
door
A. ROMKES?NIJHOF,
Pres. Vrouwenbond,
Hooge der All, Groningen.
# * *
Allerlei
Hansje-kruip-in
Onze kleine zangvogeltjes zijn
koudkleumen, en vooral het roodborstje is berucht
om zijn kouwelijkheid.
Maar de kleine springertjes weten zich te
helpen en zoeken op grappige wijze allerlei
schuilhoeken op, waar 't zoo warm is als
bij de kachel. Niet zelden kiezen ze de dikke
wolvacht der schapen uit als winterwoning
en dit komt hun soms duur te staan, want
ze raken weieens, met de pootjes verward
in de lange witte krullen der wol, en moeten
dan van honger sterven.
. * *
Geluksboden
Laat u nimmer verontrusten door het
Hollandsche bijgeloof, dat de prachtige parel
met haar stillen, matten zilverglans, het
mooiste en sjiekste sieraad dat men zich
denken kan, tranen beteekent."
Wanneer dus de n of ander zoo buiten
gewoon beminnelijk is, u een of meer parelen
ten geschenke te geven, accepteer ze dan
met een gerust hart, want... in Engeland is
't bijgeloof precies andersom. Daar beteekent
het droomen van parelen", dat u een groot
geluk zal te beurt vallen...
*
* *
Huwelijksreis
Indien ik jok, doe ik het in commissie...
maar men heeft mij vodr waar verteld, dat
een zekere Flemming, een Amerikaansche
millionair het merkwaardigste huwelijksbootje
en het modernste tevens, heeft gekozen, dat
ooit de liefde over de kabbelende golven
droeg... hij gaat namelijk zijn huwelijksreis
maken in een duikboot, welke hij speciaal
voor deze gelegenheid laat bouwen. Zijn
bruidje, pok voor geen klein geruchtje ver
vaard, vindt het een prachtig idee, en het
gevaarlijke huwelijksbootje wordt bij alle
beknoptheid prachtig en- artistiek ingericht.
Ver van de wereld, zacht voortglijdend
onder den zeespiegel, zullen ze een ideale
honey-moon doorleven... ten minste, als er
geen stoornis komt.
Haar eerste desillusie heeft de a.s. mevrouw
De Japansche prinsjes. Geheel links de kroonprins en vermoedelijke troonopvolger
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIItllllllllllMllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllflIIIIIIMIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllHI
Flemming reeds moeten ondervinden. Na lang
zoeken had ze eindelijk de onontbeerlijke
kamenier gevonden, die dapper genoeg was,
om tegen een salaris van 10 pond, (?120)
per week, de reis mee te maken. Na het
verongelukken der laatste Engelsche
submarine echter, is deze amazone der wilde
wateren 'haar zenuwachtig en schreiend
komen verklaren, dat ze voor geen geld ter
wereld mee zou gaan...
Never mind!" heeft de heer Flemming
gezegd, we gaan toch... al moest ik je
zelf je haar opmaken!" De bruid echter is er
zeker van, dat ze een gedienstige zal vinden,
die even moedig is als zij... zij biedt thans
20 pond in de week. Wie heeft er zin ?...
* * *
Schrik
De photographen, die voor film-maat
schappijen werken, hebben soms grappige
trucs, om de scène precies te krijgen zooals
ze die hebben willen. De uitdrukking der
emoties moet namelijk op de film (veel
meer dan op het tooneel) nogal sterk ge
markeerd worden, en soms kunnen de
regisseurs dit van hun sujetten, die op de
tooneelschool geleerd hebben zich voor
smakelooze overdrijving te hoeden, dat niet
naar hun zin gedaan krijgen.
Zoo was het met een zeker fijn, geestig,
Fransen actricetje, in dienst bij Pathé, die
zich verzette tegen zekere snelle verande
ring van het grime, dat plotseling van een
lach tot een uitdrukking van razenden schrik
en angst moest overgaan. Reeds driemaal
had zij de scène doen mislukken, doordat
zij (een beetje koppig en eigenwijs) de
stemmings-omslag niet snel genoeg deed plaats
hebben. Toen trachtte de regisseur haar de
zaak niet meer duidelijk te maken, maar
op het oogenblik, dat de angst en schrik
er moesten zijn, knalde er, zonder dat ze
op iets verdacht was, vlak naast haar een
pistool-schot, en... toen was de uitdrukking
van angst en schrik er, zoo prachtig als
't maar kon
* *
Buit
In de rivier de Tweed, in Schotland, heeft
men dezer dagen aan den hengel een zalm
gevangen, die 54 pond woog. Men heeft
me verteld, dat een jonge dame, op een
vischpartijtje, met dit katvischje werd op
gescheept. Men heeft haar echter een handje
moeten helpen voor ze de buit op het drooge
had.
* * *
Nacht en dag
Ik meen, dat ergens in 'de wet gesproken
wordt van den voor den nachtrust bestem
den tijd."
Deze tijd" volgt echter zijn bestemming"
lang niet overal, en in de groote steden is
er een belangrijk deel van de bevolking,
dat van den nacht een dag maakt, als post-,
telegraaf- en telephoonbeambten, werklieden
van den reinigings-dienst, nacht-redacteurs
der dagbladen, nacht-politie, verpleegsters,
dokters en bakers, enz.
Alleen in de stad Londen werken eiken
nacht 120,000 menschen. De hoofdstad van
Engeland is dus te verdeelen in een
dagstad, die slaapt, en een nachtstad, die werkt
en... fuiff
* * *
Lotswisseling
Zonderling is soms het lot van oude kerk
gebouwen. In de lersche stad Huil is Wesley
Hall Chapel dezer dagen tot groentemarkt
en fruithal ingericht. Dergelijke curiosa
treft men echter ook in ons land wel aan.
Te Utrecht, in de Heerenstraat, is een
oude katholieke kerk, die geruimen tijd tot
lucifers-fabriek diende. De kort daarna aan
gewende pogingen om er een variet
schouwburg van te maken, stuitten af op
een belemmerende bepaling in de koopakte.
Niet minder zonderling was het lot van
de kleine Hernhutterskerk Tecum Hibita"
(thans Heerengracht 248) te Amsterdam, die
in het laatst van de 18e eeuw als bedehuis
der broedergemeente werd ingewijd.
Ongeveer dertig jaar later echter, werden
er danspartijen en concerten gegeven, en in
1833 liep men er storm, om de Siameesche
tweelingen, Chang en Eng te zien.
Gebouwen, hebben hun lotgevallen, zoo
goed als menschen.
ALLEORA
Vignetten van Jan Wigman in Een mythe van den eersten mensch"
Couple humain en heeft verder maar heel
weinig last van storende verklaringen.
Wie dit doet, maar aan het eind gekomen,
niet geneigd is te gelooven wat de schrijver
hem als moeurs et gestes van zijn oudste voor
zaten gelieft voor te stellen, die mag dan de
inleiding nog eens lezen, en hij zal moeten
toegeven dat, zoo de schrijver hier of daar
gefaald mocht hebben, dit niet te wijten is
aan gebrek aan voorbereiding voor zijn werk,
en dat hij, zoo al iets gewaagds, toch niets
onmogelijks of onverdedigbaars heeft ge
fantaseerd.
Het laatste gedeelte van de Fransche
prehistorisch-ethnographische roman is daar
door een kunstwerk gebleven, dat behalve
dan die enkele psychologisch-evolutionnaire
regels of zelfs bladzijden ontroeren kan,
zij het ook niet steeds in aangenamen
zin. Het kan er soms geweldig cru" zijn;
maar dat brengt het onderwerp mee en is
iets dat aan bijna alle ethnographische romans,
voor zoover ze primitieven opvoeren, eigen is.
Heel anders heeft Jensen het aangepakt,
en het probleem, veel minder knap, opgelost;
het is wel zógoed uitgevoerd dat een wel
willend lezer, die de moeilijkheden van het
nieuwe genre inziet, er met genoegen over
heen stapt. Hinderlijk hoog evenwel moet
hij stappen, die den roman alleen als kunst
uiting en niet als wetenschappelijk werk of
als opvoedingsmiddel voor het groote publiek
wil beschouwen.
Het klinkt inderdaad of er een barst in
een fluit komt, als ge in een boeiend ver
haal van een eenzaam mensch die zich als
een Robinson gaat behelpen in een ijsland,
van een man, die worstelt tegen de elementen,
HVIPBcJORfl
. VAAR
Vignetten van Jan Wigman in Een mythe van den eersten mensch"
omdat hij niet omkomen wil van koude en
gebrek, als ge in zoo'n verhaal gestoord
wordt door een geologische uitdrukking, die
bar technisch aandoet.
Dit is echter niet zoo erg fout als het ons
Nederlanders toelijkt. De Scandinaviëts van
thans zijn van hun jeugd af aan dergelijke
uitdrukkingen gewend; vooral de historie
van de ijstijd in hun land is op de lagere
scholen e.en zaak die besproken wordt, als
bij ons het ontstaan van de Zuiderzee of
het bouwen van zeedijken. Jensen sprak voor
zijn landgenooten van bekende dingen. Het
is dan ook niet te verwonderen, dat ondanks
deze wetenschappelijke inlasschingen, die
echter vrij goed verborgen zijn, De
Gletscher", dit werk van Jensen dadelijk groote
opgang gemaakt heeft bij zijn landgenooten.
Er is behalve in kunstwaarde nog een
ander groot verschil in beide romans. Jensen
noemt zijn boek bij wijze van sous-titre:
Een mythe van den eersten mensch. Dit met
den hoofdtitel samen, geeft duidelijk aan,
dat hij den diluvialen mensch bedoelt en
een wezen ten tooneele voert, dat niet alleen
wat den lichaamsbouw betreft, maar ook
wat de geestesontwikkeling aangaat, al vrij
ver staat boven den nog veel dierlijker
mensch uit de tijden vór de
vergletschering van Europa.
Zijn held komt voort uit een stam, die al
behouwen steenen wapens gebruikt en ook
al het vuur kent; al is de wijze van ont
staan nog een geheim, zoodat zij het niet
ontsteken kunnen. Jensens hoofdpersonen
hebben ook al namen, eigennamen. De stam
waaruit Dreng als knaap werd verjaagd,
kent al iets van recht en wet, heeft symbo
len die verbanning en ter-dood-brengen
beteekenen; het zijn menschelijke wezens; maar
nadenken doen zij nog niet. Dreng daaren
tegen wel, hij deuitgestootene, komt in strijd
met de koude. Hij ondervond geweldigen
weerstand en hij wordt door den felsten
nood gedwongen tot verweer, tot het uit
vinden van kleeding en eindelijk tot het
bewust zoeken naar een middel om vuur
te maken. Dit denken en vinden, schijnt
Jensen als het criterium te beschouwen voor
het mensch-worden. En hij is schitterend
geslaagd in het aannemelijk maken van de
mogelijkheid ervan.
Ook Nyst geeft zijn Caverne" een
soustitre: Histoire pittoresque d une familie
humaine de vingt-neuf personnes a l poque
des luxuriantes Forêts tertiaires et des
Saisons clémentes dans lEurope centrale.
Hieruit blijkt dat de Adam van Ray Nyst een
veel oudere moet zijn dan die van Jensen.
De held van La Caverne" is de
grottenmensch, een stamvader van Dreng en de fami
lie uit De Gletscher.' Het milieu van de men
schen uit La Caverne is feitelijk zeer genadig
voor de eerstelingen van het menschdom;
zij lijden nog weinig van de toch al nade
rende koude; zij hebben alleen te worstelen
tegen de wilde dieren, hun mededingers op
de jachtvelden.
De personen bij Nyst zijn nog wilden,
die geen steenen wapenen kennen, alleen
een stok of knots; want de bewoners van La
Caverne weten niets van vuur of vuursteen,
eerst door een toeval en den nood in het
gevecht met een beer zullen de kinderen het
gebruik van een scherf leeren.
Karakteristiek voor beide boeken, is het
gebrek aan dialoog. De menschen spreken
niet, ze handelen. Ook Jensen durft zijn
menschen nog geen taal geven, hij laat al
wel geluiden met beteekenis voortbrengen.
Toch had hij er wel een begin mee kunnen
maken; daar hij zijn roman over een veel
langer periode laat loopen en opeenvol
gende geslachten laat optreden.
Mocht men irts willen aanmerken op het
wetenschappelijke in Jensens roman, dan zou
het dit kunnen wezen: Hij laat n mensch
de geheelen overgang va»het warme tijd
perk in de gletscherperiode beleven; dat is
natuurlijk den romanschrijver wel geoorloofd,
maar het is verwarrend voor den leek in de
aardgeschiedenis, die niet weet dat daar
over duizenden en duizenden jaren zijn
heengegaan. De poging van Jens^n om deze
dichterlijke vrijheid als zoodanig aan te
duiden, acht ik niet wel gelukt. Toch zijn
deze hoofdstukken met de schildering van
het naderend ijs, dat de palmwouden van
Midden-Europa zal vernietigen, bijzonder
mooi en treffend door plastiek.
Maar in het beschrijven van actie lijkt mij
Nyst verreweg het best geslaagd. In beide
werken komt een gevecht op leven en dood
voor tusschen een holenbeer en den
oermensch. Dit laat een eerlijke vergelijking
toe. Ook enkele der zielsuitingen van den
mensch-zonder-taal heeft Nyst meesterlijk
beschreven. De volgende week hoop ik
daarvan een paar staaltjes te geven.
E. HEIMANS