De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 8 februari pagina 5

8 februari 1914 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

icbr. '14. No: 1911 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VROUWENRUBRIEK «minimin»mHiiiiiiiiiiliiiiiiiniiiiiilniliminnillliniiniitiMimiHiu Tutti Frutti Door de Universiteit te Leipzig werd kort geleden bekend gemaakt, wie de winners waren van de door verschillende faculteiten uitgeschreven prijsvragen. Onder deze prijswinners bevindt zich voor het eerst een vrouw, mejuffrouw Elisabeth Wilson uit Erfurt. Door de philosophische faculteit was als onderwerp opgegeven: De versieringskunst bij de primitieve wolken". Mejuffrouw Wilson beschreef in haar ver handeling het begin der versieringskunst, het ontstaan der ornamentiek en verklaarde de zucht, die zelfs bij de minst ontwikkelde volksstammen bestaat, zich zelf op te smukken. Deze prijsvraag is bovenal een bijdrage tot de oergeschiedenis der beel dende kunst. Het merkwaardige van dezen wedstrijd is voornamelijk daarin gelegen dat de prijswinners(sters) tegelijkertijd als gepromoveerd gelden en deze graad zelfs meer waarde heelt dan die, welke summa cum laude ver kregen wordt. Voor de vele jonge vrouwen, die haar diploma aan kook- en huishoudschool be haald hebben en die niet gedwongen zijn een betrekking te zoeken of daarin niet dadelijk slaagden, of wel zij, die de opge dane kennis wel gaarne in praktijk zouden willen brengen doch daarvoor, in moeders huishouden, niet altijd gelegenheid vinden, is de wijze waarop in Duitschland kook-, wandel-leeraressen werkzaam zijn, wellicht een voorbeeld ter navolging. Zooals men hier bij de Ver. Tijdelijke Hulp" vrouwen en meisjes vindt die zich nuttig wenschen te maken, door hier en daar eens in te vallen, waar de huisvrouw extra hulp noodig heeft, zoo zouden ook gediplomeerden van de kookjcholen dit kunnen doen, (natuurlijk tegen behoorlijke vergoeding) om de doch ters des huizes het kooken te leeren en vooral om in families, waar men veel menschen ziet'* en dus veel van het keukenpersoneel" vergt, dit te onderrichten. Zulk een wandelleerares heeft dan tevens gelegenheid om haar kennis op hygiënisch gebied eens in toepassing te brengen en in de huishouding waar zij tijdelijk vertoeft, moderne, practische en hygiënische verbe teringen aan te brengen. Tact is natuurlijk het eerst-noodige, daar elke huishouding weer andere eischen stelt. Overtuigd, dat de vrouwenbeweging op de meest afdoende wijze geholpen wordt, zoo het publiek de ware toestanden slechts zou leeren kennen, heeft de V. K.-Club der Engelsche tooneelspeelsters" het looneel aan de propaganda dienstbaar gemaakt. Zij hebben daarvoor het Court Theatre (Sloane Square) gepacht en reeds eenigen tijd een stuk van Brieux la Femme seule" door Mevrouw Shaw vertaald en de Hand schoen" van Björnsterne Björnson door Parqueharson Sharp vertaald, gespeeld. Eerste krachten van verschillende schouw burgen verleenen daarbij hun hulp en een comité, samengesteld uit leden van alle V. K.-vereenigingen, zorgt voor de admi nistratie. Miss Lena Ashwell speelt de hoofdrol MIIIMIIMMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllllllllllllliilMIIII UIT DE NATUUR DLVI Een nieuw genre van romans Al een jaar of vijf geleden had ik maan den achtereen een boek bij de hand liggen, een Fransche roman, en liep ik lang met het plan rond, er u wat over en uit te vertellen. Maar het is er tot nu toe nooit van geko men, ofschoon in den winter, als de zomervoorraad wat te snel uitgeput is geraakt, de geschikte stof voor mijn feuilleton wel eens schaarsch wil worden. Dit uitstellen kwam hoofdzakelijk, doordat ik niet wist, hoe ik het boek: La Caverne van Ray Nyst, dat mij bezonder belang in boezemde, aan moest vatten. Het beste was wel: den heelen roman te vertalen; maar zoo'n vierhonderd bladzijden, daar komt geen eind aan, als je er alleen in snipper uren aan werken kunt; en brokstukken geven leek mij groot onrecht doen aan den schrij ver. Het werk is een te goed geheel. Nu werd mij onlangs door de redactie weer een roman gezonden met verzoek om bespreking en wel een roman, die als pendant van de eerste zou kunnen doorgaan. Het is ook een psychologisch werk, waarin de schrijvertracht een idee te geven van het leven van den eersten mensch. Van dit tweede boek is de auteur: Johannes. V. Jensen. Ik ontving het als een vertaling; door J. E. Gorter?Keijser, met vignetten van Jan Wigman. Uitgever is H. Meulenhoff, Amsterdam 1913. En nu is het merkwaardig te zien, hoe twee schrijvers van verschillende nationaliteit, de eerste een zoon van het midden of zuiden, de andere uit het hooge noorden van Europa, hun stof verwerken in overeenstemming met de natuur van hun woonplaats en met hun temperament, dat een uitvloeisel is van hun ras. Beide schrijvers hebben natuurlijk een phantasiebeeld gegeven; voor de hoofdper sonen van hun verhaal izijn de levende voorbeelden, ook onder de primitieve vol keren, tegenwoordig niet meer te vinden. Het is echter een fantasie, welke noodza kelijk gebreideld werd door de wetenschap pelijke gegevens, die de moderne geologie en anthropologie den schrijvers hebben verschaft. ? (Therese) in het stuk van Brieux.. Miss Inez Bensuzan is de organiseerende spil waarom alles draait. Werd in de laatste week van October geprobeerd of dit slagen zou, voor December is hetzelfde reeds weder aangekondigd. Het zijn meestal middagvoorstellingen. Meerdere feministische stukken zijn in studie genomen. N. MANSFELDT-DE WITT HUBERTS ? * ? Ingezonden Dr. Foerster's Jugendlehre Geachte Redactie, Het zij mij vergund het volgende in het midden te brengen naar aanleiding van het stukje des heeren Kleefstra over Karakter vorming, de Hollandsche bewerking van het bovenstaande boek, met een inleiding van mijn hand bij den heer Ploegsma verschenen. Ik wensch echter alleen iets te zeggen over de vermakelijke wijze.waarop de heerKleefstra den heer dr. Gunning tegen Foerster's opvoedkunde en mij uitspeelt. Het is n.l. dezelfde dr. Gunning die een Hollandsche bewerking verzorgd heeft, een paar jaar geleden, van Schule und Charakter van dienzelfden dr. Foerster. Nu is het echter ook waar, dat die Hollandsche bewerking lang niet genoeg heelt doen uitkomen, dat er een organisch verband bestaat tusschen Jugendlehre en Schule und Charakter. Onmid dellijk bij het verschijnen der Hollandsche bewerking van het laatste boek heb ik in De Vrouw er op gewezen, dat het Duitsche werk herhaaldelijk en nadrukkelijk verwijst naar Jugendlehre. Schule und Charakter is een voortzetting ervan; tusschen de beide werken is dezelfde verhouding als tusschen een huis en -zijn fundeering. Dat doet de Hollandsche bewerking van dr. Gunning niet uitkomen, maar in het Duitsche boek is het zoo klaar als de dag. De Foerster van Jugend lehre is dezelfde als die van zijn andere werken. Men heeft slechts uit het DUITSCHE School en Karakter bladzijden over te schrijven om het te bewijzen. Dat ter weerlegging van de legend?, alsof Jugendlehre niet de opvoedkunde van dr. Foerster zou geven. Al zijn andere boeken zijn uit dit werk voortgekomen. Dit ook tegenover het beweren, alsof Jugendlehre een slip of the pen" zou zijn, zooals de heer Kleefstra het durft neerschrijven! Het zou beneden de waardigheid van een opvoedkundige als dr. Foerster zijn, indien ik iets anders gaf dan deze uiteenzetting van feiten na een beschouwing" als die van den heer Kleefstra. Met dank voor de plaatsing, geachte Redactie, Hoogachtend, Uwe dienstw. IDA HEIJERMANS * * * C. G. Pekelharing-Doyerfonds Dadelijk na het heengaan van mevrouw Pekelharing-poyer heeft zich in zeer ruimen kring de innige behoefte doen gevoelen een blijvende herinnering aan deze vrouw tot stand te brengen. En de allerbeste wijze om haar te eeren, heeft ons geleken dat souvenir zoo te kiezen, dat het betrekking Nyst nu zoowel als Jensen hebben beiden hun best gedaan hun lezers duidelijk te maken, dat wat zij fantaseerden, niet in de lucht hangt; dat het geen puur verzinsel met wat ware natuurtafereelen is, maar dat zij een wetenschappelijk werk hebben geleverd, een verhaal hebben gecomponeerd, dat in vrijen vorm de feiten illustreert, die als onbetwistbaar vaststaande door de weten schap zijn aangenomen, of andere, die als aannemelijke hypothesen worden erkend. Het zijn geschiedkundige romans; met een geschiedenis evenwel, die niet berust op ge schreven documenten welke desverlangd te controleeren zijn in een of ander archief, doch op goed geconstateerde prehistorische feiten, op stoffelijke restanten en op daarop weer rustende conclusies van de historische geolo gie. In dit opzicht hebben noch Nyst noch Jensen iets verzuimd, van wat elke schrijver van een goede historische roman behoort te doen; en, zooals ik al zeide, beiden hebben getracht, dit hun lezers ook duidelijk te maken. Deze poging nu, om namelijk den lezers onder het lezen te laten gevoelen dat zij niet moeten meenen zoo maar iets gewoons als een alledaagsch romannetje onder de oogen te hebben, draagt nood zakelijk gevolgen in zich, die aan de kunst waarde, of laat ik maar zeggen aan het boei ende van den roman afbreuk moeten doen. En ik kan mij voorstellen, dat beide wer kelijk mooie en goede boeken voor een aantal ontwikkelde lezers anderen komen geen tien bladzijden ver zoo goed als onleesbaar zijn geworden. Niet evenwel voor hen, die al wat van de ethnographie der oervolken wisten; zulke geroutineerde lezers elimineeren de storende explicaties wel, of vatten ze op als noten, die nu eens niet onder aan de bladzijde zijn gezet, maar door de rest heen zijn gedrukt. Verreweg het minst storend, doch niet omdat zij het minst in aantal en omvang voorkomen, zijn de bedoelde uiteenzettingen in den roman La Caverne", van Nyst. Dat wil zeggen er zijn er veel meer; 115 blz. van de 441. Maar Nyst heeft zijn bewijzen, deze steunsels van zijn fantasie, de funda menten van zijn roman, voorop gesteld en samengevat in een soort wetenschappelijke inleiding voor leeken. Wie daarvan niet ge diend is, of wie dat allemaal wel weet, begint op blz. 119 bij het hoofdstuk Le heeft op het werk dat zij tot het laatste toe heeft gediend, waaraan ze, hoewel reeds lijdende, tot kort voor haar dood haar liefde en toewijding heeft geschonken. Dat werk was haar taak als bestuurslid van de Industrieschool voor Meisjes in Groningen. Het meest sympathieke plan, dat we hebben kunnen bedenken, is het bijeenbrengen van een fonds, groot genoeg om daarvoor een C. G. Pekelharing-Doyer-plaats aan deze Industrieschool te schenken. Dit souvenir toch blijft door alle tijden heen als de beste herinnering aan haar die n als oprichtster en bestuurslid van zooveel uitnemende vereenigingen n als presidente van de Nati onale tentoonstelling van Vrouwenarbeid n vooral als voorbeeld", zooveel voor de jonge Nederlandsche Vrouw is geweest. Laat daarom allen die gaarne aan dit plan mee doen zoo spoedig mogelijk hunne bijdragen zenden. Elke gift, groot of klein, zal van harte gaarne in ontvangst worden genomen door A. ROMKES?NIJHOF, Pres. Vrouwenbond, Hooge der All, Groningen. # * * Allerlei Hansje-kruip-in Onze kleine zangvogeltjes zijn koudkleumen, en vooral het roodborstje is berucht om zijn kouwelijkheid. Maar de kleine springertjes weten zich te helpen en zoeken op grappige wijze allerlei schuilhoeken op, waar 't zoo warm is als bij de kachel. Niet zelden kiezen ze de dikke wolvacht der schapen uit als winterwoning en dit komt hun soms duur te staan, want ze raken weieens, met de pootjes verward in de lange witte krullen der wol, en moeten dan van honger sterven. . * * Geluksboden Laat u nimmer verontrusten door het Hollandsche bijgeloof, dat de prachtige parel met haar stillen, matten zilverglans, het mooiste en sjiekste sieraad dat men zich denken kan, tranen beteekent." Wanneer dus de n of ander zoo buiten gewoon beminnelijk is, u een of meer parelen ten geschenke te geven, accepteer ze dan met een gerust hart, want... in Engeland is 't bijgeloof precies andersom. Daar beteekent het droomen van parelen", dat u een groot geluk zal te beurt vallen... * * * Huwelijksreis Indien ik jok, doe ik het in commissie... maar men heeft mij vodr waar verteld, dat een zekere Flemming, een Amerikaansche millionair het merkwaardigste huwelijksbootje en het modernste tevens, heeft gekozen, dat ooit de liefde over de kabbelende golven droeg... hij gaat namelijk zijn huwelijksreis maken in een duikboot, welke hij speciaal voor deze gelegenheid laat bouwen. Zijn bruidje, pok voor geen klein geruchtje ver vaard, vindt het een prachtig idee, en het gevaarlijke huwelijksbootje wordt bij alle beknoptheid prachtig en- artistiek ingericht. Ver van de wereld, zacht voortglijdend onder den zeespiegel, zullen ze een ideale honey-moon doorleven... ten minste, als er geen stoornis komt. Haar eerste desillusie heeft de a.s. mevrouw De Japansche prinsjes. Geheel links de kroonprins en vermoedelijke troonopvolger IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIItllllllllllMllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllflIIIIIIMIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllHI Flemming reeds moeten ondervinden. Na lang zoeken had ze eindelijk de onontbeerlijke kamenier gevonden, die dapper genoeg was, om tegen een salaris van 10 pond, (?120) per week, de reis mee te maken. Na het verongelukken der laatste Engelsche submarine echter, is deze amazone der wilde wateren 'haar zenuwachtig en schreiend komen verklaren, dat ze voor geen geld ter wereld mee zou gaan... Never mind!" heeft de heer Flemming gezegd, we gaan toch... al moest ik je zelf je haar opmaken!" De bruid echter is er zeker van, dat ze een gedienstige zal vinden, die even moedig is als zij... zij biedt thans 20 pond in de week. Wie heeft er zin ?... * * * Schrik De photographen, die voor film-maat schappijen werken, hebben soms grappige trucs, om de scène precies te krijgen zooals ze die hebben willen. De uitdrukking der emoties moet namelijk op de film (veel meer dan op het tooneel) nogal sterk ge markeerd worden, en soms kunnen de regisseurs dit van hun sujetten, die op de tooneelschool geleerd hebben zich voor smakelooze overdrijving te hoeden, dat niet naar hun zin gedaan krijgen. Zoo was het met een zeker fijn, geestig, Fransen actricetje, in dienst bij Pathé, die zich verzette tegen zekere snelle verande ring van het grime, dat plotseling van een lach tot een uitdrukking van razenden schrik en angst moest overgaan. Reeds driemaal had zij de scène doen mislukken, doordat zij (een beetje koppig en eigenwijs) de stemmings-omslag niet snel genoeg deed plaats hebben. Toen trachtte de regisseur haar de zaak niet meer duidelijk te maken, maar op het oogenblik, dat de angst en schrik er moesten zijn, knalde er, zonder dat ze op iets verdacht was, vlak naast haar een pistool-schot, en... toen was de uitdrukking van angst en schrik er, zoo prachtig als 't maar kon * * Buit In de rivier de Tweed, in Schotland, heeft men dezer dagen aan den hengel een zalm gevangen, die 54 pond woog. Men heeft me verteld, dat een jonge dame, op een vischpartijtje, met dit katvischje werd op gescheept. Men heeft haar echter een handje moeten helpen voor ze de buit op het drooge had. * * * Nacht en dag Ik meen, dat ergens in 'de wet gesproken wordt van den voor den nachtrust bestem den tijd." Deze tijd" volgt echter zijn bestemming" lang niet overal, en in de groote steden is er een belangrijk deel van de bevolking, dat van den nacht een dag maakt, als post-, telegraaf- en telephoonbeambten, werklieden van den reinigings-dienst, nacht-redacteurs der dagbladen, nacht-politie, verpleegsters, dokters en bakers, enz. Alleen in de stad Londen werken eiken nacht 120,000 menschen. De hoofdstad van Engeland is dus te verdeelen in een dagstad, die slaapt, en een nachtstad, die werkt en... fuiff * * * Lotswisseling Zonderling is soms het lot van oude kerk gebouwen. In de lersche stad Huil is Wesley Hall Chapel dezer dagen tot groentemarkt en fruithal ingericht. Dergelijke curiosa treft men echter ook in ons land wel aan. Te Utrecht, in de Heerenstraat, is een oude katholieke kerk, die geruimen tijd tot lucifers-fabriek diende. De kort daarna aan gewende pogingen om er een variet schouwburg van te maken, stuitten af op een belemmerende bepaling in de koopakte. Niet minder zonderling was het lot van de kleine Hernhutterskerk Tecum Hibita" (thans Heerengracht 248) te Amsterdam, die in het laatst van de 18e eeuw als bedehuis der broedergemeente werd ingewijd. Ongeveer dertig jaar later echter, werden er danspartijen en concerten gegeven, en in 1833 liep men er storm, om de Siameesche tweelingen, Chang en Eng te zien. Gebouwen, hebben hun lotgevallen, zoo goed als menschen. ALLEORA Vignetten van Jan Wigman in Een mythe van den eersten mensch" Couple humain en heeft verder maar heel weinig last van storende verklaringen. Wie dit doet, maar aan het eind gekomen, niet geneigd is te gelooven wat de schrijver hem als moeurs et gestes van zijn oudste voor zaten gelieft voor te stellen, die mag dan de inleiding nog eens lezen, en hij zal moeten toegeven dat, zoo de schrijver hier of daar gefaald mocht hebben, dit niet te wijten is aan gebrek aan voorbereiding voor zijn werk, en dat hij, zoo al iets gewaagds, toch niets onmogelijks of onverdedigbaars heeft ge fantaseerd. Het laatste gedeelte van de Fransche prehistorisch-ethnographische roman is daar door een kunstwerk gebleven, dat behalve dan die enkele psychologisch-evolutionnaire regels of zelfs bladzijden ontroeren kan, zij het ook niet steeds in aangenamen zin. Het kan er soms geweldig cru" zijn; maar dat brengt het onderwerp mee en is iets dat aan bijna alle ethnographische romans, voor zoover ze primitieven opvoeren, eigen is. Heel anders heeft Jensen het aangepakt, en het probleem, veel minder knap, opgelost; het is wel zógoed uitgevoerd dat een wel willend lezer, die de moeilijkheden van het nieuwe genre inziet, er met genoegen over heen stapt. Hinderlijk hoog evenwel moet hij stappen, die den roman alleen als kunst uiting en niet als wetenschappelijk werk of als opvoedingsmiddel voor het groote publiek wil beschouwen. Het klinkt inderdaad of er een barst in een fluit komt, als ge in een boeiend ver haal van een eenzaam mensch die zich als een Robinson gaat behelpen in een ijsland, van een man, die worstelt tegen de elementen, HVIPBcJORfl . VAAR Vignetten van Jan Wigman in Een mythe van den eersten mensch" omdat hij niet omkomen wil van koude en gebrek, als ge in zoo'n verhaal gestoord wordt door een geologische uitdrukking, die bar technisch aandoet. Dit is echter niet zoo erg fout als het ons Nederlanders toelijkt. De Scandinaviëts van thans zijn van hun jeugd af aan dergelijke uitdrukkingen gewend; vooral de historie van de ijstijd in hun land is op de lagere scholen e.en zaak die besproken wordt, als bij ons het ontstaan van de Zuiderzee of het bouwen van zeedijken. Jensen sprak voor zijn landgenooten van bekende dingen. Het is dan ook niet te verwonderen, dat ondanks deze wetenschappelijke inlasschingen, die echter vrij goed verborgen zijn, De Gletscher", dit werk van Jensen dadelijk groote opgang gemaakt heeft bij zijn landgenooten. Er is behalve in kunstwaarde nog een ander groot verschil in beide romans. Jensen noemt zijn boek bij wijze van sous-titre: Een mythe van den eersten mensch. Dit met den hoofdtitel samen, geeft duidelijk aan, dat hij den diluvialen mensch bedoelt en een wezen ten tooneele voert, dat niet alleen wat den lichaamsbouw betreft, maar ook wat de geestesontwikkeling aangaat, al vrij ver staat boven den nog veel dierlijker mensch uit de tijden vór de vergletschering van Europa. Zijn held komt voort uit een stam, die al behouwen steenen wapens gebruikt en ook al het vuur kent; al is de wijze van ont staan nog een geheim, zoodat zij het niet ontsteken kunnen. Jensens hoofdpersonen hebben ook al namen, eigennamen. De stam waaruit Dreng als knaap werd verjaagd, kent al iets van recht en wet, heeft symbo len die verbanning en ter-dood-brengen beteekenen; het zijn menschelijke wezens; maar nadenken doen zij nog niet. Dreng daaren tegen wel, hij deuitgestootene, komt in strijd met de koude. Hij ondervond geweldigen weerstand en hij wordt door den felsten nood gedwongen tot verweer, tot het uit vinden van kleeding en eindelijk tot het bewust zoeken naar een middel om vuur te maken. Dit denken en vinden, schijnt Jensen als het criterium te beschouwen voor het mensch-worden. En hij is schitterend geslaagd in het aannemelijk maken van de mogelijkheid ervan. Ook Nyst geeft zijn Caverne" een soustitre: Histoire pittoresque d une familie humaine de vingt-neuf personnes a l poque des luxuriantes Forêts tertiaires et des Saisons clémentes dans lEurope centrale. Hieruit blijkt dat de Adam van Ray Nyst een veel oudere moet zijn dan die van Jensen. De held van La Caverne" is de grottenmensch, een stamvader van Dreng en de fami lie uit De Gletscher.' Het milieu van de men schen uit La Caverne is feitelijk zeer genadig voor de eerstelingen van het menschdom; zij lijden nog weinig van de toch al nade rende koude; zij hebben alleen te worstelen tegen de wilde dieren, hun mededingers op de jachtvelden. De personen bij Nyst zijn nog wilden, die geen steenen wapenen kennen, alleen een stok of knots; want de bewoners van La Caverne weten niets van vuur of vuursteen, eerst door een toeval en den nood in het gevecht met een beer zullen de kinderen het gebruik van een scherf leeren. Karakteristiek voor beide boeken, is het gebrek aan dialoog. De menschen spreken niet, ze handelen. Ook Jensen durft zijn menschen nog geen taal geven, hij laat al wel geluiden met beteekenis voortbrengen. Toch had hij er wel een begin mee kunnen maken; daar hij zijn roman over een veel langer periode laat loopen en opeenvol gende geslachten laat optreden. Mocht men irts willen aanmerken op het wetenschappelijke in Jensens roman, dan zou het dit kunnen wezen: Hij laat n mensch de geheelen overgang va»het warme tijd perk in de gletscherperiode beleven; dat is natuurlijk den romanschrijver wel geoorloofd, maar het is verwarrend voor den leek in de aardgeschiedenis, die niet weet dat daar over duizenden en duizenden jaren zijn heengegaan. De poging van Jens^n om deze dichterlijke vrijheid als zoodanig aan te duiden, acht ik niet wel gelukt. Toch zijn deze hoofdstukken met de schildering van het naderend ijs, dat de palmwouden van Midden-Europa zal vernietigen, bijzonder mooi en treffend door plastiek. Maar in het beschrijven van actie lijkt mij Nyst verreweg het best geslaagd. In beide werken komt een gevecht op leven en dood voor tusschen een holenbeer en den oermensch. Dit laat een eerlijke vergelijking toe. Ook enkele der zielsuitingen van den mensch-zonder-taal heeft Nyst meesterlijk beschreven. De volgende week hoop ik daarvan een paar staaltjes te geven. E. HEIMANS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl