De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 8 februari pagina 6

8 februari 1914 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 8 Febr. '14. No. 1911 PAUL DÉROULÈDE na een spreekbeurt op zijn villa aankomend Paul Déroulède ;^ Paul Déroulède was een onvermijdelijke iguur in het Frankrijk van na '70, onver mijdelijk, omdat een ondanks haar ver wording nog altijd lieve, ijdele natiemet-chevalereske-traditiën, troost noodig hebbend na een geweldige Debacle", als vanzelf den, voor realiteiten blinden revanche-organist ontstaan doet een levend muziekstuk met groote aria's, voor de massa leedstelpend en rarnpspoedvermooiend. Daardoor tegelijkertijd helaas rampspoed-verschoonend, en dat is erger. De patriot Déroulède is door duizenden geliefd geworden, en zal vooral door nog meer duizenden nu betreurd worden, die hem niet au sérieux namen , en het is teekenend voor de noodzakelijk heid van zijn figuur, zoogoed als voor de eigenaardige edelmoedigheid van het Fransche volkskarakter, dat het doodsbericht van den man, die betrekkelijk kort geleden een militaire staatsgreep" deed en presidentieele gratie weigerde, het eerst gezonden werd naar den Presi dent der Republiek, en door dezen be antwoord met oprecht gemeend rouw beklag. Al krioelen op de groote Assiette au beurre van dit gebenedijde land van conservatieve kleinbezitters de parasieten der politiek rond, en al raakt het Fransche Parijs zachtjesaan beduimeld van een groezelig cosmopolitisme, de droom van eigen ridderlijke, reine voortreffelijkheid en de kinderlijke zekerheid eene hoogere beschaving te bezitten, leeft zelfs in de officieele k-ringen beminnelijk onbluschbaar voort, en dat die vlam van chau vinisme wordt onderhouden, onderhouden la Déroulède, doet met den naïeven zelfs den cynischen deugd. Een Jange magere gestalte had Dérou lède. Hij zag er knokig uit, omdat hij van afkomst en karakter een militair was, en een beetje weekvleeschig was hij. toch ook, vooral in zijn gezicht, een beetje blond-bol, zooals andere opgewondenen voor een bij voorbaat verloren zaak en zooals opgeschroefden dat kunnen hebben. Cyrano is hij genoemd door iemand, die hem als poëet nam en ge nereuzen Franschman, misschien verge lijkt men hem nog beter bij Don Quichote: overtuigde molensbevechter en naar de uiterlijke gedragingen een gevaarlijke zonderling! Bij Déroulède was het secondant-zijn en het duel op pistolen eens met Jaurès! niet van de lucht, en ik wil u niet veroordeelen tot de lezing van zijn Chants du Soldat, die overigens minder van Pindarus dan van een goedkoope fanfare hadden: naklank van Hugo. Op de gedenkdagen van '70'71, bij de groeve van vereerde snorrebaarden en van bleeke afdeelingspresidenten zijner machtelooze Ligue des Patiotes, rede voerde Déroulède: Aan den voet van nationale monumenten zag men hem boven de anderen uitgeklommen en het middenpunt vormen van de anti-Dreyfusistischewinkelbedienden-bewondering, waarin hij, de groote belangelooze, lang zamerhand verzeild was: Want het lot van idealisten en naleven als Déroulède, die welbespraakt zijn zonder dieper cultuur te bezitten, is dat ze op een goed oogenblik bemerken, geen ander contact meer te hebben dan met een groep kleinen en voor zichzelf angstigen, die rondom dit voor hen levend-romantische, rondom hun Held (van goeden huize liefst) te harder blaten naarmate zij van zijn innerlijke warmte minder bezitten. Welk een gelukkige mengeling van rassen vertoont dit Frankrijk, waar zelfs in zijn nadagen zoovele geheel onder scheiden schitter-schoone figuren voor bijgaan VAN DEN EECKHOUT . Roubille in de Cri de Paris II a vu mainte bataille Et porte plus d'une entaille Depuiéses ch veux jusqu'au front Tara ta ta ta" Charge-teekening op de voornaamste bezigheid van Paul Déroulède in de laatste jaren van zijn leven Qr Ve w Iets over Albanië en de Albaneezen Iemand heeft eens, en zeer terecht, geschreven, dat Albanië het meest ro mantische land van Europa was, en mis schien van geheel de wereld. Het meest romantische in Europa: door zijn prachtige ligging en natuur, en door de vreemde menschen die het bewonen; van de geheele wereld: omdat het hier mogelijk bleek, dat temidden der grootste civilisatie, zoo nabij de meest naar moderniteit strevende landen, oermenschen wonen, met gewoonten, welke nog uit de meest barbaarsche tijden dateeren. Het allerverwonderlijkste is echter nog, dat deze bijna barbaarsche toestanden, die nog te midden van het rijkste en schoonste gedeelte van Europa bleven bestaan,jarenlang zulk een grooten invloed hebben uitgeoefend op de algemeene Europeesche politiek. Albanië is een bergachtig land, met steile rotsen, nauwe passen, smalle, snel-stroömende berg-beken, waarover de Albanees een dunnen boom werpt, dien hij dan als een koorddanser passeert. Met zijn sandalen, vervaardigd uit dieren huiden meestal van varkensleer en beslagen met zware spijkers, klimt hij als een geit tegen de rotswanden op, of rent een steilen berg naar beneden, met even veel gemak, als zijn muilezel, met den kop naar beneden en het lichaam naar boven, loopt te grazen langs eene helling, die een gewoon mensch doet duizelen. Albanië is geen land, waar men voor zijn genoegen eens heen kan gaan, om het binnenland te bezichtigen. De be woners zijn in clans verdeeld, die be staan uit offensieve en defensieve par tijen. Zij zijn allen sterk bewapend. Hun wetten zijn eigengemaakte en zeer streng, hoewel hun ideeën omtrent eer zeer barbaarsch en primitief zijn. Er zijn zoogenaamde Christelijke en Moslemsche Albaneezen. Hun God is eigenlijk hun wapen, en verder hebben zij voor zichzelf gedrags regels vastgesteld, die gewoonlijk uitloopen op een volmacht om alles te dooden wat niet met deze regels samen gaat. Zoo bestaat bij hen bijv. nog de bloedwraak''. Deze wordt toegepast na elke beleediging. Zoo wordt als een beleediging opgevat, wanneer een man eene ongetrouwde vrouw een com pliment zou maken. Voor den Moslemschen Albanees zou het een beleediging kunnen zijn, als een ander te veel geld had; hij zou dien persoon daarvoor kunnen vermoorden en zich den overvloed, die hem zoo hinderde, toeëigenen. De Albanees houdt van opsnijden, en hij kan slecht zwijgen, als hij zich voor genomen heeft een heldendaad te gaan uithalen, vooral als hij gelooft dat deze daad de algemeene goedkeuring zou weg dragen. Zijn gegeven woord, blijft hij, echter ondanks snoeverij, trouw. Daarom hield de Turksche Sultan van hen en werden zij over geheel Macedonië als Kawassen" portiers en lijfwacht gebruikt. Men kan hen tot op zekere hoogte vertrouwen, vooral als er maar goed en in overdaad betaald wordt, en zij niet te veel met verleiding van buiten te strijden hebben. De woningen der Albaneezen zijn als vestingen gebouwd, maar de bewoners toonen zich desniettemin hoogst gastvrij. De vrouwen staan dunkt mijhoogerden de mannen, en worden dit mag wel uitdrukkelijk gezegd door het sterke geslacht met voorkomendheid en respect behandeld. De mannen dragen gewoonlijk witte mutsen, in den vorm van kalotjes, gemaakt van ruig vilt. Hun broeken zijn van boven wijd, van de knie af aan sluitend, met dik zwart koord versierd. Het hemd is, zooals overal in Macedonië, van fijn katoen en soms half van katoen en half van zijde geweven. Verder bestaat de opperkleeding uit een dik vest, dubbel geknoopt, en met rood, geel of zwart borduursel. Voor de winterkoude draagt de Albanees een kepi van wit of bruin vilt, en een leder gevoerde schapenvacht in mantelvorm met lange mouwen. Over den lederen ceintuur draagt hij een breede sjerp van wollen stof; in de plooien worden pistolen en dolken verborgen en over dit alles is nog een breede leeren gordel gevuld met patronen en gewoonlijk voorzien van een pistool met versierd gevest. De kousen zijn van verschillende kleuren wol vervaardigd, en dikwijls met goud gestikt. De vrouwen zijn daarin zeer handig. In het zuiden van Albanië dragen de mannen nog veel de Foustanelles"', net als de Noord-Grieken. Deze dracht be staat uit een stuk breed katoen van ongeveer 16 el lang, dat haast door iedere Albanees, die van huis is, zelf geplooid en genaaid wordt. De rok die op een band is gezet, ziet er ten laatste uit als een soort balletjurk. Wanneer de Albaneezen uitgaan voor een strooptocht of als voorpost om te verkennen, doopen zij deze rokken in olie, gemaakt uit sesaamzaad, die ongereinigd bruin ziet, en zoo zijn zij dan niet licht kenbaar. Ook zijn bij deze rokken wijde mouwen mode. Die worden ook vuil en donker gemaakt. Sommigen dragen den rooden fez bij dit kostuum en dan hebben zij gewoonlijk een veel langere en dikkere donkerblauwe zijden kwast naar voren hangen, dan de Turk, die maar een klein zwart zijden kwastje op zijn fez draagt. Verder heeft de aldus oud-órieksch gekleede Albanees ook een Zeegezicht op Albanië en de stad Durazzo ."fci ,'-,-./f i T? *? >?' .-- - ? " 9 '." l .«BÖ&'i --' '"?* Albaneesche Volksmenigte lange zilveren ketting om den hals; zij valt op den rok, en torst een zilveren horloge. De kleeren zijn zoo zwaar dat enkel pronklust zulk een kostuum toelaat. Hun hoofdhaar is dikwerf kaal gescho ren en enkel van voren komt een lok, en rondom het hoofd een rand haar uit de kleine muts te voorschijn. De mannen zijn knap van uiterlijk, groot en sterk. Zij leven hoofdzakelijk van melk, eieren, kaas, bruin brood, schapenvleesch, boonen of kip met uien en azijn, landwijn, indien hun godsdienst hun dit niet ver biedt. Zij rooken cigaretten en narghileis. Albaneezen zijn Europeanen, waar schijnlijk afstammende van de oude Illiriers. De Turken hebben allen voor uitgang onderdrukt; vandaar dat er geen scholen zijn en er geen bepaalde opvoeding bestaat, behalve die welke elke vader zijn zoon geeft in het hanteeren van een pistool en geweer met de noodige voorschriften voor dagelijksch gebruik. De Albaneezen, evenals al de andere Balkanvolkeren, hunkeren naar opvoeding, maar zij willen niet gedwongen worden: daarvoor zijn zij te wild en te fier, en hebben te veel van den Turk geleden. Overal waar zij kunnen leeren zij, maar zij zijn daarin nog steeds belemmerd door de angst en de jalousie der Grieken, Bulgaren, Serviërs en Turken, waar deze het monopolie reeds verkregen hadden. Aan de verwildering en achteruitzetting is wellicht hun wraakgierigheid te wijten, maar toch moet getuigd worden, dat iedereen veilig is, zoodra hij zich bij vriend of vijand in huis bevindt. Dit gaat zelfs op als iemand het veege lijf tracht te redden in het huis van de vrouw, wier man hem achtervolgt. Den gast, zij hijzelf een v, ;and, wordt het beste voorgezet wat in huis is, en drie dagen wordt hem de tijd gegeven om zich uit de voeten te maken voor hij weer vervolgd wordt. De vrouwen die bij dergelijke vervol gingen dikwijls de vrouw in 't spel" zijn, zijn groote sterke en soms schoone verschijningen, in het binnenland meestal echter vervuild en overwerkt. Terwijl de mannen gewoonlijk uit zijn op roof of tochten in de bergen, blijven de vrouwen te huis en zorgen voor alles. Ze zijn zeer achterdochtig maar overigens goed voor wie zij kennen en voor wie zij eerbied gevoelen. Zij dragen eigen geborduurde kleeren, een gekleurde doek van dik katoen om het hoofd, zij gaan dikwijls mee met de mannen om de kudden prachtige schapen te hoeden, die des zomers in de bergen grazen en des winters naar de vlakte gebracht worden om daar tegen de sneeuw beschut te zijn.. . . * * De kinderen worden vroeg tot schaap herders opgevoed. De dochters werken in het huishouden, op het veld, en spinnen de wol, die zij zelf verven en bereiden. Eigenaardig is, dat de moeders hun kinderen drie, soms vier jaar zoogen en wanneer het een enkele maal voorkomt dat eene moeder haar eigen kind niet zou kunnen voeden, zou het kind moeten sterven, tenzij het door eene buurvrouw gevoed wordt. Men moet echter niet denken dat zulk een vierjarig kind niet anders dan moedermelk krijgt. Zes of zeven maanden na de geboorte eet het suiker uit de hand, korstjes brood, yochurt en van alles een beetje mee; het gevoelt er zich best bij, evenals de moeder. De oudste vrouwelijke persoon in een dorp is vroedvrouw, en zorgt voor elke jonge moeder. Straat in Durazzo

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl