Historisch Archief 1877-1940
8 Febr. '14. No. 1911
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Natuurlijk zijn zij zeer bijgeloovig en
het zou te lang worden hier de frap
pante gebruiken te beschrijven, die in
deze landen nog plaats vinden.
Volgens Turksche gewoonte worden
de meisjes verkocht aan de meest bie
dende en beste partij. Aan het huwelijk
zijn groote festiviteiten verbonden en
bij de plechtigheid zijn oude gewoonten
in zwang.
Op een schoonen zomerdag, eenige
jaren geleden, stond boven op eenen
heuvel, door de felle zon beschenen, een
troepje vrouwen te spinnen. Jonge meis
jes schenen zij; zij waren echter reeds
moeders. Er waren er negen of tien,
dicht bij elkaar geschaard; eene oude
grootmoeder, als duenna in haar midden,
lachte vroolijkmet haar mee. De lange stok,
waaraan het vlas was vastgehecht, had
bovenaan den vorm van een uitgestrekte
hand, met vijf gespreide vingers. Als eene
troep waarzegsters stonden zij daar. Het
feduldige vlas gleed door de handige,
rak beringde bruine vingers, en werd
gesponnen tot een fijnen draad, die met
eene groote kromme breinaald aan het
gewaad was bevestigd.
Zij droegen over het voorhoofd een
dikke vlecht en een snoer oude munten,
om den hals glazen siersels, om de armen
blikken en glazen spangen. Zware rood
«n zwarte schorten, die zoo stijf stonden
als eene mat, waren door eenen dunnen
wollen draad om het middel bevestigd.
Mouwen stijf van borduursel lieten de
bruine armen zien; de rok was van zwaar
wit katoen, met wollen borduurwerk in
geel, wit, rood en zwart.
De korte rokken vertoonden deels
naakte beenen, deels door dikke gekleurde
kousen bekleede voeten, die als zool een
stuk leer hadden.
De open keurs liet een met kralen be
hangen nek zien. Een fijn hemd was het
eenige kleedingstuk, dat, behalve de
kousen, kon gewasschen worden. Zoo
stonden deze vrouwen daar te wachten
tot de zon zou dalen, en de kudden die
onder den heuvel in de vlakte graasden
zouden terugkeeren naar de trelles"
(schaapskooien) waar de herders ze ge
durende den nacht bewaken.
Toen zij eene vreemde vrouw zagen,
vroegen zij waar ik thuis behoorde, en
wat ik kwam doen. Wij hielden een
kort gesprek met elkaar.
Wij vroegen elkander alles, wat wij
in een oogenblik van verrassing van
elkaar wilden weten. Ik verstond haar
en zij verstonden mij, en wij wisten dat wij
elkaar nooit meer zouden zien. Zij noemden
mij zuster" en schertsten over mijn een
voudige kleeren, zooals zij ze nooit eerder
.gezien hadden, en ik voelde dat de tijd
IIIIMIIIIIMIIIHIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
FNKTHAPPF1 UKF V
XCV1
Rook en stof
In het midden ladend of het aangenaam
is in figuurlijken zin onder den rook van
Amsterdam" te wonen, kan men stellig zeg
gen dat deze rook in werkelijken zin hoogst
onaangenaam kan zijn. De klachten, vooral
van menschen, die in de buurt van een groote
fabrieks-schoorsteen leven, zijn dan ook verre
van overdreven. Behalve dat een dikke rook
wolk uit deelen bestaat, die nog verbranden
kunnen, dus nog warmte opleveren kunnen,
?die nu voor de machines, dus ook voor den
fabriekseigenaar verloren gaan?een rookwp k
beteekent dus een leelijke schadepost zij'n
de rook-bestanddeelen ook direct schadelijk
voor de omwonenden. De rook bestaat be
halve uit pnverbrande koolstof oftewel roet,
uit verschillende schadelijke gassen, voor
namelijk koolmqnoxyde of kolendamp,
ammonia, zwavel-waterstof (het stinkende gas,
?dat ook in onze grachten ontstaat), zwavel
zuur en salpeterzuur en verwante zuren.
Het roet vormt het zichtbare deel van de
rookwolk, geholpen door gecondenseerde
waterdamp, die ook bij de verbranding ont
staan is. De schadelijke invloed van de ge
noemde stoffen blijkt gewoonlijk pas na
eenigen tijd, als dierlijke organismen, zooals
wij zelf, er aan onderworpen zijn, maar bij
planten zijn de resultaten gewoonlijk eerder
zichtbaar, vooral bij coniferen, die door het
Fig. 1. ROET-VERZAMELAAR
snel zou komen, waarop deze eenvoudige
kinderen der natuur haar onschuldige
vermaken zouden moeten opgeven, om te
leeren wat civilisatie met zich bracht.
En het tragische van deze gedachte, die
op dat oogenblik door alles nog scheen te
worden gelogenstraft, heeft mij dikwijls
doen terugdenken aan dezen heuvel, Waar
op zich op een zonnigen dag een sprookje
uit een tooverland voor mij afspeelde.
ERNESTINE HADKINSON
?*? * *
Tentoonstelling Huib Luns, Paul
Bodiféeen Henri de Leeuw, in Arti"
Een tentoonstelling, die vooral om de
inzending van Huib Luns, voor sommigen
iets opzienbarends schijnt te hebben. Toch
geloof ik wel, dat menig bezoeker, met wat
nuchteren kijk en rechtschapen kunstzin,
niet goed zal weten, wat hij er, des-gevraagd
van zeggen zal. De meeste tentoonstellingen
van tegenwoordig verwekken een gemelijke
stemming, houden de oogen slechts bezig
tijdens het bezoek, en zoo men er zich al
toe zet aandachtig te beschouwen en naar
verdiensten te apprecieeren, merkt men later
eerst uit het overblijvende gevoel van onver
schilligheid, dat het een inspannende bezig
heid om niet is geweest. Allereenvoudigste
en zekerste maatstaf tot het onderkennen
der waarachtige kunstwaarde uit behendige
en zelfs verdienstelijke kunstigheid
(kunstmakerij) is de mate van gretigheid hij de
aanschouwing. Een schilder' een beeld
houwwerk, moet men trachten te bezien,
te doordringen buiten zijn hoedanigheid
van kunstvoortbrengsel om; laat me, om
misverstand te voorkomen, zeggen: buiten
den snit van de uiterlijke verschijning.
Want ook kunst wordt veelal gewaardeerd
naar zekere behoorlijkheden in het uiterlijk;
de wereld stelt pok hier eisenen van een
(naar haar begrippen en vooroordeelen)
fatsoenlijk voorkomen. Er wordt luidkeels
gejammerd over het kunstverval in onzen
tijd, maar veel jammerlijker nog is de tegen
woordige ontaarding van het kunstinzicht
bij leeken als bij de zoogen, voorlichters.
Als ik me nu afvraag of deze tentoon
stelling met haar enkele (in Holland) opzien
barende verschijningen, de macht heeft om
te boeien, dat is, of ze ons dien staat
van tijdelijk isolement uit het dagelijksch
gedoe kan doeif beleven, door de verrassende
openbaring van wat er schoons en
wonderlijks kan verschijnen voor de oogen of voor
den geestesblik van die enkele uitverkorenen
onder de menschen, welke kunstenaars
heeten, of daar inderdaad werken zijn die
als noodzakelijkheden ontstonden, zoodat de
maker er zich niet opdringt met zijn kenne
lijke pretentie van bekwaam schilderij-ver
vaardiger, of daar iets is uitgezegd, er
op iets voor de massa verborgens werd
heengewezen, zoodat het ons bijblijft, als is
't maar enkele uren na het bezoek,
kortom, of die tentoonstelling kan doen ver
langen naar een herhaalde aanschouwing,
moet ik ontkennend antwoorden.
iiiiimiHliiitiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiin
groot oppervlak der talrijke fijne naalden,
eerder de last van de bedekkende roetlaag
ondervinden en hoe eerder hoe liever naar
de coniferen-hemel verhuizen ver van deze
vrije" roet-natuur.
In October 1913 heeft men in Engeland
en Duitschland de zaak eens systematisch
aangepakt om uit te maken hoeveel
onzuiverheden in vasten toestand (dus roet, stof,
e.d.) de atmospheer van groote steden en
fabriekscentra verontreinigen. Dat er stof in
de lucht was in een dergelijke omgeving
was al lang genoeg bekend aan huismoeders
die over vuile vitrage klagen, maar er waren
tot dat oogenblik geen zuivere metingen ver
richt betreffende de hoeveelheden der zwe
vende vaste bestanddeelen.Geweldige massa's
stof zweven in den dampkring boven groote
steden, en als het regent komt de heele ge
schiedenis met den regen (of andereninêerslag)
naar beneden. Regenwater, dat eigenlijk ge
distilleerd water behoort te zijn, daar de
zon het als zuivere waterdamp uit de zee
heeft pmhooggehaald, zoodat het na con
densatie als zuiver gedistilleerd regenwater
naar omlaag komt, is lang geen zuiver water,
zooals iedereen weet. Onze ruiten worden
lang niet schoon door een regenbui, vooral
als 't een tijd droog weer is geweest, zoo
dat veel stof in de lucht zweeft. Heeft het
een tijd lang geregend dan is de lucht na
tuurlijk vrij zuiver geworden en wat er dan
naar beneden komt is vrijwel gedistilleerd
water. Vandaar dan ook dat na regen- of
sneeuwbuien de sterrenhemel veel fraaier
kan zijn dan na veel droge, zonnige dagen.
Wil men nu precies weten hoeveel vaste
stof er in den dampkring zweeft dan kan
men niet beter doen dan alles op te vangen
wat met den neerslag (dus regen e.d.) naar
beneden komt, voor zoover het reeds niet
uit zichzelf naar beneden valt op de toe
stellen die wij voor het meten ervan
opgesteld hebben. Men kan natuurlijk
zeggen dat er misschien nog wel meer
in de lucht kan zitten dan datgene
wat eruit gehaald wordt en wat naar
beneden komt, maar als men ziet wat
er reeds in den dampkring is gevonden
bij deze methode van onderzoek, dan
wacht men niet af of er nog meer
gevonden kan worden, maar overlegt
hoe of aan dezen onhoudbaren toestand
zoo gauw mogelijk een einde kan ge
maakt worden. Immers, ziet men de
geweldige getallen, die de hoeveelheid
der zwevende roet- en stofdeeltjes aan
geven, en weet men dat alleen na
heftige regenbuien de lucht eenige
aanspraak erop kan maken werkelijk
Duiver en gezond voor de inademing
te zijn, dan staat men versteld over
de verdunde modder", die stadsbe
woners als frissche lucht in hun longen
toelaten. Enkele getallen zullen het
beste aangeven dat deze bewering niet
geheel overdreven is; de gegevens be
treffen enkele Engelsche steden. Londen
gaf nogal uiteenloopende getallen, naar
gelang men de voorsteden of de city
onderzocht, maar de hoeveelheid stof
varieerde hier van 67.000 Kg. per vierk.
kilometer per jaar, tot 225.000 Kg. per
vierk. kilometer, per jaar 'Andere steden
stonden hier lang niet bij ten achter
en de hoofdstad werd schitterend ge
slagen door Glasgow en Coatbridge,
Een tweede vraag, of er dan niets te waar
deeren valt, kan met wat voorbehoud en
onder zekere gezichtspunten op het wezen
der kunst als kunstbedrijf, met een och ja"
beantwoord worden. Kunstschilder is nu
eenmaal een vak geworden in de maatschappij
als ieder ander, gelijk kunstbegrip een zelfde
mate van uiterlijke beschaving voor de bur
gerij aanduidt als fatsoensbegrip. Kunst
werken kunnen ook beoordeeld worden als
niet verwerpelijke bijdragen tot een over
vloed, alleen die overvloed deugt niet, is
van een wanhopige zelfvermenigvuldiging.
Ik denk hier aan de vergelijking van William
Hunt, tusschen het twijfelachtige der geniet
baarheid van een dragelijk" kunstwerk en
een dragelijk ei. Van iets begeerenswaardigs
kan men zoo min in 't eerste als in 't laatste
geval spreken. Het moge nu wel min of meer
verdienstelijk genoemd worden, dat schilderen
van zoovelen, maar is het belangrijk voor
het leven der menschen dat zij braaf blijven
voortborduren op een lap langs een aange
duid schema van patronen?
Wat nu het hier aanwezige driemanschap
in zijn onderlinge verhoudingen aangaat,
zou het oogbegoochelende werk van Huib
Luns het handvaardigste maar te gelijk het
meest irritante kunnen genoemd worden, en
de inzending van Bodifée nog het meest
aangename om te zien.
Het werk van de Leeuw vertoont hier en
daar even de stoute onderneming van een
ongewoon, maar oppervlakkig gezien kleur
effect in het landschap, elders weer een nogal
brute impressionistische bevlieging (als die
groote paardenkop met een jongen er naast,
No. 125) maar laat ons, met uitzondering
misschien van enkele aardige teekeningen,
het meest onverschillig.
Bodifée is op zijn gunstigt als hij schildert
hofjes, of binnenplaatsjes in het rustige
reflexlicht, waar alle schaduwen en diepten
geëffend worden in klaren gedempten schijn;
hij bereikt daarbij soms een zekere
sterepscopische waarschijnlijkheid, die behaaglijk is;
of wel oude buurtjes, waarin hij blijk geeft,
gevoelig waargenomen te hebben als tegen
gestelde kleurvakken, donkere huispartijen
tegen een lichtende blauw-glanzende lucht.
Zijn groote schilderijen zijn 't minst te ge
nieten; een hinderlijk methodische kant aan
zijn werk komt dan vooral bloot.
De inzending van Luns moet hier het
hoofdaandeel van de attractie uitmaken. Hij
is de schilder van de grootscheepsche stijl.
van de groote doening als de Belgen zouden
zeggen, en men kan er werkelijk verbluft
over staan, dat het voor hem niet veel meer
dan een handomdraaien schijnt te wezen
om op zoo'n enorme lap niet minder dan
het Laatste Avondmaal met zooveel figuren,
in allerlei houding en uitdrukking, te schil
deren.
Leonardo gaf zich de overbodige moeite,
buiten al zijn voorbereidende teekeningen,
om de stad langdurig te doorkruisen, en
allerlei uitdrukkingen van verbazing, ont
steltenis etc. voor zijn figuren, op het leven
zelf te bestudeeren. Maar, hij had ook nog
geen voorbeelden uit anderer werk om na
te doen! Huib Luns is ontegenzeggelijk een
knaphandig schilder en een van durf, die
onvervaard zijn werk pleegt aan te pakken,
en behendig weet te manoeuvreeren met
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIMIMItlllllllllllllll
Fig. 2. ROET-VERZAMELAAR,
VAN BOVEN GEZIEN
waar respectievelijk 460.000 Kg. en 670.000
Kg. per vierk. kilometer per jaar naar beneden
kwamen met den regen of in droge tijden
beschikbaar waren als lucht". Rekent men
deze getallen voor kleinere oppervlakken uit,
dan komt het laatstgenoemde, grootste getal
overeen met een stoflaag van ruim zes
en een half ons op een vierkante meter in
een jaar. Welk een heerlijk materiaal om
de groote schoonmaak mee te verdedigen.!!
Met het oog op deze getallen is het een
verheugend feit dat de zaak alleen al eens
nader onderzocht zal worden. Daar de ge
volgde meetmethoden nog al uiteen liepen en
de resultaten dus niet onderling vergelijk
baar zijn, heeft de Internationale conferentie
tegen Rook een standaard-apparaat voorge
steld om de hoeveelheid roet en andere
onzuiverheden in den dampkring te meten.
De gevallen neerslag wordt opgevangen in
een groot >oort regenmeter, waarna het op
gevangen water moet gescheiden worden
van de vaste onzuiverhedtn, die het mee
omlaag heeft gesleurd en die of in vasten
of in opgelosten toestand in dat water zitten.
De regenmeter bestaat (zie fig. l en 2) uit
een gegalvaniseerde ijzeren voet, die een
ronde, geëmailleerd-ijzeren bak draagt van
vier vierkante voet oppervlak (dus bijna 0.4
vierk. meter). Boven deze bak steekt een stuk
kippengaas uit dat van boven open is, en
dat vogels moet beletten op den rand van
de bak te gaan zitten. De bak loopt naar
beneden trechtervormig toe en staat daar,
door middel van een glazen buis en een
gummislang, met een groep van drie of meer
flesschen in verbinding, die onderling ver
bonden zijn en voldoende inhoud hebben
om de neerslag, die gedurende een maand
omlaag komt, te bevatten. Op den bodem
van den grooten bak passeert het water een
glazenfilter met een middellijn van 12 5 cm.,
waarin gaatjes zitten van 3 m.m. Eens per
maand worden de stoffen die zich hier op
dezen filter verzameld hebben, eruit gehaald
en onderzocht, terwijl ditzelfde gebeurt met
het doorgelaten regenwater omdat dit na
tuurlijk nog heel wat opgeloste stoffen bevat,
die oorspronkelijk als vaste deeltjes in den
dampkring zweefden. Dit onderzoek van het
water langs chemischen weg geschiedt ook
volgens vaste voorgeschreven methodes, zoo
dat de verkregen data onderling vergelijk
baar zullen zijn.
Men kan zich afvragen of het werkelijk
de moeite waard is om deze metingen uit
te voeren, maar men moet wel in 'toog
alle technische middelen, ook met truc's zoo
het moet.
Hij heeft het ons overtuigend bewezen,
op alle mogelijke manieren, dat hij voor
gén krachttoer in de schilder-verrichting
staat, dat hij zich even goed kan laten gaan
in de breede coulantheid en bruisende weel
derigheid van de Vlaamsche schilders, als
zich schrap zetten tot een verdiepte en in
getogen arbeid als bij de Primitieven. Dan
in eens weer laat hij zien hoe hij in staat
zou zijn het decoratie-schildersvak tot een
hoog peil op te voeren, waarbij hij hier in
't land den heer Sturm zeker naar de kroon
zou steken. Ook technische geheimen, die
lang verloren gingen, delft hij weer op, en
te prijzen is het zeker, dat hij die zoo gaarne
in de verven brast en zich vertiert in
breideloos golvende lijnen, zich weet in te bin
den tot een zoo langwijlige taak, als een in
mozaïk uitgevoerde achtergrond, of het in
goud incustreeren van een kanten kraagje
en haarlokken, 't Is of hij zich' daar een
versterving oplegt, een penitentie voor zijn
bedreven toomeloosheden.
In dit land, waar het gouden schaaltje
voor het afwegen van gevoelige tintjes en
kleurtjes, lang als het hoogst bereikbare
in de beoefening der schilderkunst werd
beschouwd, zou Huib Luns met zijn luid
ruchtig vertoon van knapheid en veelzijdig
heid, meer effect gemaakt hebben, en wellicht
succes beleefd, als hij een twintig jaar eerder
verschenen was.
Want daar zijn er altijd genoeg, die den prik
kel van het opzienbarende noodig hebben om
in verrukking te raken, en menig burger
man, die op een buitenwandeling ongemerkt
voorbij loopt de duizende intieme bekoorlijk
heden van ons Hollandsche land, spalkt zijn
oogen wijd open in vervoering, als hij in
't buitenland de hooge bergen ziet met hun
gesuikerde kronen, en blauwe meeren.
Maar sinds hebben bioscopische voor
stellingen wel wat van de aardigheid af
genomen om onvoorbereid de verrassing te
ondergaan van zoo'n ongekend natuurtooneel,
en hebben de Vierjaarlijkschen" met de
buitenlandsche inzendingen, voor
ongemeene verschijningen in ons land de succes
kansen sterk verminderd.
W. STEENHOFF
* * *
Muziek in de Hoofdstad
De Lydische Nacht"
Men schijnt er van te houden om de wer
ken van Bruckner en Diepenbrock tegenover
elkaar te stellen; toen Marsyas onlangs uit
gevoerd is ging Bruckners Vierde vooraf, en
de Lydische Nacht, Diepenbrock's jongste
compositie, werd gevolgd door Bruckners
Derde. Ik geloof niet dat men dit in het
Concertgebouw doen zou, wanneer daar de
harmonie der emoties even zorgvuldig werd
gestemd als de instrumenten, want dan merkte
men, dat Bruckner, vór of na Diepenbrock,
die meer en meer afstand doet van zijn
vroegeren stijl, eene schrikbarende mani
festatie wordt van het goede, optimistische
leven. Maar men is in 't Concertgebouw over
't algemeen te weinig bezorgd voor eene
gelukkige inleiding tot de meesterwerken.
houden dat niet alleen de gezondheid on
middellijk bedreigt wordt door het inademen
van ongewenschte stoffen, maar bovendien
indirect doordat een groot deel van het
zonlicht onderschept wordt door het zwe
vende vuil. Voor Leeds wordt zelfs aange
geven dat vijfentwintig tot veertig percent
van het zonlicht op deze wijze wordt tegen
gehouden. Dit verlies van zonlicht is voor
het menschelijk lichaam reeds van belang,
want zóovermatig veel zonlicht krijgt men
reeds niet in onze streken, terwijl toch de
zon voor ons een bron van arbeidsvermogen
is, maar bovendien worden de beste bestrij
dingsmiddelen van ziektekiemen, n.l. zonlicht
en frissche lucht, aan ons onttrokken.
Onze stad Amsterdam behoort weliswaar
tot de gezonde steden, zooals men steeds
weer met genoegen constateert bij het ver
gelijken der wekelijksche sterftecijfers van
Amsterdam en andere Europeesche steden,
maar er bestaan hier nog genoeg bronnen
van stof en roet.die den dampkring vervuilen;
het is zeker de moeite waard wanneer deze
metingen van stof-hoeveelheden ook in
Hollandsche steden gebeurden volgens de
besproken algemeene methode, om uit te
maken welken omvang het kwaad bij ons
reeds gekregen heeft. Meevallen zal het niet,
al zal het vermoedelijk niet zóerg zijn
als in de Engelsche fabrieks-centra.
De vraag is verder of|er iets tegen te doen
is dat deze roet-hoeveelheden in den damp
kring worden gebracht. Een goede bouw
van roosters, en dergelijke onderdeelen van
vuurhaarden, zorgvuldige keuze van brand
stofsoorten, goede stook-methodes kunnen
het kwaad veel verhelpen, tegelijk met het
gebruik van toestellen voor het opslorpen
en vernietigen van rook, net zoolang tot het
ideaal bereikt is, n.l. dat de schoorsteenen
onzer fabrieken alleen de producten van een
volkomen volmaakte verbranding uitstooten,
te weten koolzuurgas en waterdamp en
anders niets. Het toenemend gebruik van
gas en electriciteit voor drijfkracht, is na
tuurlijk een prachtmiddel om de roetplaag
te bestrijden, tegelijk met het localiseeren
der steenkool-verbrandende fabrieken op de
minst schadelijke plaatsen, en niet, zpoals
hier in Amsterdam nog vaak aan te wijzen
is, in de dichtbevolkte buurten.
Een eenvoudig middel om ten deele de
slechte gevolgen van den rook te bestrijden is
gevonden in den dissipator-schoorsteen van
Wislicenus. Tot voor korten tijd werd de
verbetering der werking van
fabrieksschoorsteenen voornamelijk gezocht in een onma
tige verlenging. Zij werden zelfs opgevoerd
tot een maximum van 153 Meter! Maar de
kosten namen alleen enorm toe zonder dat
de hygiënische gevolgen erg groot waren.
Wanneer men de schoorsteengassen (om van
het roet maar niet te spreken, waartegen de
volgende methode niet helpt) wil onscha
delijk maken voor planten en dieren, dan
kan men deze passen zoo vlug mogelijk
vermengen met groote hoeveelheden lucht
bij de rand van de pijp of nog liever: in
de pijp. Maakt men nu de fabriekspijp
zér hoog dan wordt deze lucht-vermenging
niet in de hand gewerkt, daar de hoogere
luchtlagen opmerkelijk armer zijn aan
lughtdraaikolken, die in de lagere luchtlagen ver
oorzaakt worden door allerlei invloeden.
Om de gassen geheel onschadelijk te maken
moeten zij met minstens honderd maal hun
Toen de Lydische Nacht" voor den tweede
keer op 't programma kwam, waren we door
eene buitengewoon melodische en subtiele
vertolking van Mahlers Vierde, deze ver
heerlijking van den droom, dichter pij de
poëzie en zangrijke huivering van
Diepenbrocks muziek dan ooit, toen mej. Gertrude
Foerstel, die het Himmlische Leben gezongen
had met eene stille passie, welke even
onvergetelijk zal blijven als haar gouden
klank, de melomanen meende te moeten
paaien met een aantal hinderlijke liedjes.
Dit is eene zeer slechte verdeeling der im
pressies; een programma mag barok zijn
doch men zorge dat het gecomponeerd" is.
Verder en verder verwijdert Diepenbrock
zich van zijn eersten stijl. Men kan 't niet
alleen waarnemen aan de geleidelijke ver
andering van het orchestrale coloriet, dat
langzaam vervloeide tot eene eenheid van
schaduwende tint, waarover het klare licht
wonderbaar deinst, niet alleen aan de wis
seling van atmosfeer, welke met Marsyas
voor 't eerst doorgloeid werd van zon,
behaaglijk en streelend aanvoelde, waarlijk
niet alleen aan den nieuwen gezichtshoek,
welke gericht is op deze mediterraneesche
bekoorlijkheid. Ook het sentiment spreekt
zich anders uit. Men hoort er den natuur
toon, en niet meer geobserveerd door een
temperament; en klinkt een andere vibrato
door de Lydische Nacht, dieper, inniger,
fluïdieker en magischer, omdat hij naiever
en meer zuiver-menschelijk geïntoneerd
wordt, sterker nog in deze psyche dan
Marsyas of Die Nacht" van Hölderlin. En
de plastiek, welke deze thema's meedragen
en oproepen, is ons duidelijker en nader,
directer en demonischer, hoewel rustig en
lyrisch, want zij dringt ons onmiddellijk in
de ziel.
Het zijn natuur-tonen zonder mystiek,
dezelfde als van Gysbreght, een jeugd-werk
van Diepenbrock, maar in een geheel ge
wijzigde tonaliteit en verschillend accent,
natuurtonen zonder mystiek doch met een
zeer goddelijken achtergrond. Zou Diepenr
broek opnieuw de betooverende wereld
tegemoet gaan en gelijk Beethoven, gelijk
Mahler in den namiddag van zijn leven het
verteederde en blij-smartelijke geluk zingen
der bloeiende aarde? Ik wist al niet of ik
de Lydische Nacht" moest zien als lichte
nacht of verliefd omfloerste dag en wegens
de verre, vredige horizon, welke het einde
dezer nieuwe compositie opent over den
hoorder als een onmetelijke, zonnige morgen,
zijn de laatste regels van het gedicht mis
schien niet zonder biographische beteekenis
voor den componist:
... Hoe na de diepste ontsteltenis
Het leven zalig en vol milde blijheid is."
Het gedicht van Balthasar Verhagen ver
haalt in fijn geciseleerde, aanschouwelijke
en klankrijke verzen, 't symbolische avon
tuur van een jongen Lydischen herder, wien
door de vreemde wpnderen der Nacht een
geheimzinniger en schooner leven openbaar
wordt. Men heeft de belangrijkheid van dit
gegeven betwist, maar ik weet niet waarom
dit verhaal onbelangrijker zou zijn dan
L'Après-midi d'un Faune b.v. vanMallarmé,
of welk ander poëtisch gegeven ook. Men
herinnere zich echter welke draken de
muziek-critiek gewoonlijk te prijzen krijgt.
limillHIMIIHIIIIIMHIIIIHIIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIHHIIIIIIHimHtllllllllllllllM
UDDtD
Fig. 3. DlSSIPATOR-SCHOORSTEEN,
VOLGENS WISLICENUS. LiNKS: dwars
doorsnede ; RECHTS : schoorsteen,
waarvan het niet-doorboorde stuk is
weggelaten en het doorboorde stuk
is afgebeeld; in dit doorboorde ge
deelte wordt de rook voldoende ver
mengd met lucht, eer zij de pijp verlaat
eigen volume aan lucht vermengd worden.
In normale condities geschiedt dit lang
niet gauw genoeg, wel in het eerst als
de rook pas de schoorsteen verlaten heeft;
maar veel langzamer als de rook eenmaal
de snelheid en richting der wind heeft
aangenomen. Prof. Wislicenus heeft een
schoprsteentype ontworpen, dat in de
praktijk bruikbaar is gebleken, en waar
bij deze luchtvermenging veel beter plaats
vindt. In fig. 3 is deze schoorsteen
weergegeven. Het onderste deel is nor
maal zooals bij elke andere pijp, maar
het bovenste deel der schoorsteen is door
boord door talrijke horizontale, trechtervor
mige kanalen, waarvan de smalle uiteinden
naar binnen zijn gekeerd. Waarvandaan de
wind ook waait, de lucht dringt in de
schoorsteen en wordt flink vermengd met
de rook, die uit het niet-doorboorde
schoorsteendeel opstijgt. Een deel dezer rook
ontwijkt, slechts weinig met lucht verdund,
door de onderste gaten, maar het grootste
deel blijft in de pijp stijgen, hoe langer hoe
meer vermengd met lucht, en pas geleidelijk
ontsnappend in voldoend verdunden toestand.
Bij flinke wind is het resultaat dat bijna
geen rook zichtbaar wordt, terwijl bij zwakke
winden alleen maar rook gezien wordt in
de onmiddellijke nabijheid der onderste
openingen. Het niet-doorboorde laagste deel
wordt hoog genoeg gebouwd om voldoende
trek te geven. Bij geforceerde trek worden
een aantal dezer doorboorde schoorsteene
binnen elkaar gebouwd.
Tot zekere hoogte is dit hulpmiddel toch
eigenlijk struisvogelpolitiek; wij zien de
rook niet meer, maar hij is er toch altijd
nog, zoodat veel der slechte gevolgen niet
weggenomen zijn. Voorloopig zal het vast
stellen der hoeveelheid zwevende stof ons
een beter inzicht geven in hetgeen eigenlijk
bestreden moet worden.
P. VAN OLST