Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15 Febr. '14. No. 1912
omdat ik tot een jonger geslacht behoor of
misschien wel omdat ik niet zoo dweepend
. ben aangelegd als zij, overheen ben gegroeid.
Die tweespalt is het verdriet van haar leven
geworden Misschien ben ik niet
heelemaal duidelijk geweest en het is goed dat
ik dit duidelijk zeg: ik bedoel de tweespalt
tusschen de socialistische levensbeschouwing
en de poëzie. De wereld is après tout in
zijn geheel iets grooter dan de sociaal
democratie. Maar voor haar en Gorter is de
sociaal-democratie de roode lap gebleven,
in hun ziel, waar ze altijd min of meer dol
van zijn geworden, en dat, moet ik zeggen,
is ze voor mij nooit geweest.
Je moet de sociaal-democratie een beetje
kunnen zien als een strooming van dezen
tijd, niet als een verzameling van ijzeren
dogma's, die voor de eeuwigheid zijn en
waarin je je zelf opsluit. Je moet toch een
verband houden met de oneindigheid!
al is dat een groot woord. Dat is hun ramp
geweest en heeft hen op de verkeerde weg
gedreven. Ze willen hun kunst opsluiten in
die verzameling van dogma's die band
van dogma's willen ze om hun kunstslaan.
Dat heeft mij van hen verwijderd. Dat deed
mij voelen dat ze een verkeerde richting
insloegen, waar ik persoonlijk hoe langer
hoe scherper en hartstochtelijker tegenover
ben komen te staan.
Dit werd althans voor mij persoonlijk het
dilemma: Ik kreeg de behoefte, mijn levens
beschouwing in overeenstemming te brengen
met mijn kunst, een vast geheel daarvan
op te bouwen, waarop ik mijn kunst kon
vestigen. Ik geloof dat het mij tengoede is
gekomen dat ik van dien kant het socialisme
ben genaderd, omdat het de meer natuurlijke
kant is. Ik wilde de tendenzen die uit mijn
eigen ziel groeiden in overeenstemming zien
met de wereld om mij heen. Wanneer ik
den weg va_n Roland Holst volgde, voelde
ik, zou ik niet tot bevrediging komen. Uit
die overwegingen is toen gegroeid mijn
boek De Grondslagen", waarin ik die
overtuiging heb trachten neer te leggen.
Vooral op het philosophische gedeelte
daarvan zijn wel gegronde opmerkingen te
maken, die ik niet zoo gemakkelijk zou
kunnen beantwoorden, wanneer ik met een
degelijk yak-philosoof, als ik het zoo mag
noemen, in conflict kwam. De wereld is zoo
groot... en je zou vele jaren van je leven
moeten geven om van de zuiver weten
schappelijke kant je zoo te vervolmaken, dat
je in de wereld van de vak-philosophie als
overwinnaar kwam te staan... maar dat
was voor mij niet de hoofdzaak ... de hoofd
zaak was voor mij om voor mijzelf bevre
diging te zoeken....
Hij was al zachter en af getrokkener gaan
spreken, ten slotte alleen voor zich zelf,
meer en meer verzonken in het geestelijk
uitzicht dat zich voor hem opende. Het
eindigde in een verward mompelen. Slechts
enkele woorden, zonder samenhang, drongen
tot mij door. Zijn bovenste vingergewrichten
tegen zijn tanden, als wilde hij die knauwen,
staarde hij over het ruime weiland, waar
het witte paard zich rolde door het
zoetgeurende, versch gemaaide gras, de hoeven
trappelend in de lucht.... Eindelijk draaide
hij zijn wilde knevels op en ging, mij weer
aanziend, verder:
En dat werd voor mij een levensprogram.
Ik voelde dat dit in Holland en in het alge
meen aan de sociaal-democratie ontbrak,
dat ze zich alleen met het economische en
politieke leven had bemoeid, en aan de kunst
nog niet toe was geweest Dat van Morris
was een beetje idealisterij en hield heel
weinig verband met de grondslagen van de
sociaal-democratie. Hij was heelemaal een
kind van de prae-Rafaelitische, utopistische
beweging.
De grondslag die ik toen voor mijn kunst
heb gewonnen heb ik in mijn boek voor mij
zelf, maar ook voor anderen, geloof ik, dui
delijk uiteengezet. En toen ik met mezelf in
het reine was, ben ik van mijn vroegere
geestverwanten verder afgedreven. Die heele
Nieuwe Gids" was mij vreeselijk widrig
geworden, omdat ik er heel sterk het anar
chisme in voelde en het naturalisme, en dat
is voor mij een onding!
Sensitivisme, naturalisme enz. zijn kinderen
van n systeem, dat zich in Holland naar
binnen keerde en naturalisme van de eigen
ziel werd, de moment-opname van het eigen
ziel-gebeuren, zooals Gorter in zijn Verzen"
heeft gegeven, dat je met een groote zwaai
terug kunt brengen tot het naturalisme van
Zola, het document humain". Dat voel ik
om zoo te zeggen als anti-kunst, omdat er
zoo weinig opbouwends zit in de weten
schappelijke ontleding ais kunstbeginsel
dat onechte kind van de rationalistische
wetenschap. Ik ontken heelemaal niet dat er
groote dingen in geschapen zijn, en ik heb
vurig gehouden van L'éducation
sentimentale" dat ik als standaardwerk van natura
lisme kan aanhalen. Maar ik vindt het
eigenlijk, evenals Madame Bovary'', het
meest onartistieke dat je kunt hebben. Ik
voel heel scherp, dat de toekomstige samen
leving dien kant niet uit kan gaan en zich
daarvan los moet maken. Het heele natu
ralisme berust op het op zich laten inwerken
van het leven, maar niet omgekeerd: het
inwerken op het leven door den kunstenaar
zelf. Het heeft nooit synthetisch kunnen
wezen, het naturalisme en alles wat er een
kind van is. En de sociaal-democratie wil
worden de synthese van het leven en de
nieuwe gemeenschap. De kunst die daaruit
moet geboren worden kan nooit een kunst
zijn, die ontledend is, maar moet een kunst
zijn die opbouwend is een nieuwe slijl schept...
een gestyleerd brok van het universum,"
zooals ik in mijn Grondslagen" heb gezegd.
En nu werd in engeren zin in mijn lyriek
het gedicht datgene, waar zoowel bedoeling
als techniek een groote rol in speelt, in dien
zin dat beide er op gericht zijn, om naar
andere menschen te gaan. Daar heeft over
het algemeen de naturalistische en
sensitivistische kunst nooit aan gedacht... U begrijpt
wel, de theorie volgt in zeker opzicht de aan
leg en de praktijk. Ik theoretiseer dat nu zoo,
maar après tout was in mij een sterke,
natuurlijke aanleg in die richting om te be
reiken wat ik theoretisch omschrijf als bereikt
te moeten worden. En ik heb in zekere zin
in mijn lyriek practisch bewezen, dat ik dit
bereikt heb. Het is mij altijd bewust geweest
dat ik wilde bereiken het verband tusschen
mensch en mensch, waar de tachtigers van
afgedreven zijn. Als element dat mij daartoe
gebracht heeft neem ik aan een sterk sociaal
voelen voor mijn medemenschen. Ik geloof
ook dat het taai-element daar een groote rol bij
gespeeld heeft: het door en door Hollandsche
van mijn taalgevoel.
Hier moest ik den verteller even onder
breken. De lezer wete dat ik pas een
bezoek had gebracht aan een paar socia
listische dichters in het Gooi en daar te
hooren had gekregen dat ik, niet op hun
standpunt staande, hun meeningen toch niet
zou begrijpen, zelfs niet objectief zou kunnen
weergeven. Het had mij den heelen avond
al verheugd, dézen socialist opinie's te hooren
uiten, die ik volkomen kon onderschrijven,
en anderzijds bij hem steun te vinden voor
mijn eigen opvattingen waarvan ik in alle
bescheidenheid meen, dat ze het socialisme
achter den rug hebben. Maar nu werd het
mij... ja, mag ik het zeggen... een beetje
al te bont. Deze socialistische dichter deelt
mij mede dat zijn werk er op is ingericht
om te spreken van mensch tot mensch en
de woorden klassenstrijd", klassenkunst",
bourgeoisie" ... zou hij ze misschien inder
haast vergeten ? Het is te mooi om het te
gelooven.
Ik zet mijn onschuldigste gezicht en vraag
of ik het goed heb begrepen, of hij niet
ook sterk het gevoel heeft dat de lieden uit de
bezittende klasse toch niets van zijn kunst
zullen snappen? Of hij nu werkelijk meent
voor het geheele Nederlandsche publiek te
schrijven, of alleen voor het proletariaat ?
Zooveel mogelijk voor het geheele Neder
landsche volk antwoordt hij mij. Dit woordje
volk", lezer is een welverdiende terecht
wijzing aan mijn adres. Ik had van publiek"
gesproken. Hierdoor kwam ik in de aan
dachtige stemming, die noodig is om het
volgende geheel tot zijn recht te doen komen:
In preciese tegenstelling tot Kloos' formu
leering van de tachtigers: een gedicht is de
individueelste expressie van de individueelste
gevoelens" formuleerde ik in mijn Grond
slagen" : een gedicht moet zijn een muziek
stuk van woorden en gedachten, dat door zoo
veel mogelijk onzer medemenschen kan
worden gevoeld en begrepen". Hetgeen niet
wegneemt, dat men natuurlijk zijn poëzie ten
slotte vanuit een bepaalde levensbeschouwing
in dit geval de sociaal-democratische,
componeert. Zoo zal ik weieens de eene
mensch niet geheel bereiken, ook weieens
de andere ook wel eens de eene klasse,
ook weieens de andere klasse we leven
nu eenmaal op de kentering der tijden"
maar in plaats van daarover eeuwig per
soonlijk te lamenteeren ? als mevr. Holst
acht ik dat althans meestal iets moois
en gelukkigs.
Het klinkt wel ijdel, maar ik mag toch
zeggen, dat ik weer het publiek om zoo te
zeggen bereikt heb, met mijn lyriek
althans. De zwaardere dingen, dat moet ik
toegeven, worden niet zooveel gelezen. Dat
heeft me gespeten dat datgene wat
langzamerhand is geworden de diepere
grond, waarin ik mijn levensinzicht wilde
uiten, mijn Levende steden" o.a. niet zoo
zeer het publiek bereikt heeft. Het hoofd
werk Amsterdam", dat ik zelf als mijn beste
werk beschouwd, is betrekkelijk weinig
bekend geworden...
In Amsterdam" heb ik gezocht naar de
oplossing van ethische vragen, want een van
mijn eerste pogingen, voor mij van groot
belang, is geweest in de sociaal-democratie
te vinden den ethischen kant. U spreekt van
zwakke punten en van persoonlijke aan
raking, die teleurstelling geeft, maar voor
mij is het allerbelangrijkste vraagstuk, dat
ik nooit heb kunnen oplossen, dat de sociaal
democratie geen ethiek heeft, absoluut geen
ethische grondslagen heeft. Zij geeft geen
antwoord op die honderd vragen die in den
mensch opkomen, vragen van leven en
moraal, de eeuwige vraag van goed en slecht,
die zich in duizenderlei nuance door het leven
voordoet. Wat de toekomst hierin zal brengen,
hoe die nieuwe moraal groeien moet, dat
vind ik voor den literairen kunstenaar een
van de belangrijkste vraagstukken die het
socialisme brengt. Aan de oplossing van
dit vraagstuk zal m.i. het drama moeten
arbeiden, en dat moet voor den
socialistischen kunstenaar de gang zijn die hij het
liefst gaat: hij moet trachten het nieuwe
drama als zoodanig te bereiken. In de
Grondslagen" heb ik op laatst de naïeve
fout begaan, te zeggen dat ik daarheen wou.
Je moet eigenlijk nooit een program op
stellen voor de buitenwereld. In ieder geval:
de elementen van dit drama heb ik zooveel
mogelijk trachten te ontwikkelen in mijn
Grondslagen", niet waar? En dan kom ik
tot de gevaarlijke bewering, dat het drama
tendenz moet nebben. Dat staat voor mij
als een paal boven water. De duizenderlei
dillemma's die de moraal in deze tijd brengt
moet het drama trachten op te lossen, het
moet trachten zich daarvan te bouwen
Ja ja, dat zijn wel gekke dingen, die we
op het oogenblik bespreken omdat je
allicht het veel-omvattende zegt... maar...
het zijn toch de dingen.... waar altijd
mijn intense belangstelling bij is
geweest?De sociaal-democraten komen
met vage algemeenheden als gemeenschaps
gevoel" en solidariteitsgevoel" en daar
zijn zeker mooie elementen in, maar dat
geeft volstrekt geen antwoord op het wereld
vraagstuk van het practisch-moreele leven
en dat geeft bijv. het Katholicisme wel.
Daarom staat dat zoo sterk
Daarop moet althans het nieuwe drama
gebouwd worden.... Het antwoord dat de
meeste menschen op die honderd kleine
practisch-moreele vragen geven is dat van
de traditioneele moraal, maar daarmede
hebben wij niet het antwoord. Dat zal de
toekomst brengen Ja, dat is zoo, men
zal mij misschien kwalijk nemen, dat ik
deze leemte in de sociaal-democratie zoo
uitdrukkelijk constateer, maar ik heb dat
immers geschreven ook in mijn Grond
slagen" neemt u het maar gerust op
Ik sta er voor.... Ja zeker, u hebt gelijk,
de menschen die beweren dat het socialisme
thans wel een moraal heeft of dat men in
het algemeen een moraal heeft die weten
werkelijk en wezenlijk niet wat behoefte
aan moraal en wat het moraal-probleem in
het algemeen beteekent.
Nu vraagt u wat het socialisme voor mij
als kunstenaar dan nog voor aanlokkelijks
heeft. Ik begrijp wel dat gij van uw kant
dat moet vragen. Maar op het oogenblik
is het socialisme toch het eenige houdbare
levens-systeem en ik vind: men moet het
kind niet met het badwater wegwerpen.
Ik heb in het leven het geluk gehad, na
dat ik enkele omwegen bewandeld had, dat
ik gevoeld heb, welke zijwegen ik niet in
moest slaan. Daarna ben ik bevredigd ge
worden door het leven en mijn eigen levens
taak. Die taak voel ik nog heel sterk als
zijnde aan het begin. Ik voel dat het nog
maar het opbouwen van de basis is. Ik hoop
dat dit in de toekomst een basis zal blijken.
* * *
Heer van De Windroos, in u heb ik wer
kelijk, gedurende onze lange wandelingen
langs bosch en duin, aller streken rust"
aangetroffen. Hoewel met de massa" haar
ideaal deelend, hebt ge tegenover het volk
de houding weten te bewaren, die, naar ik
meen te weten, den dichter betaamt: Voor
geen enkel' wind sluit ge uw huis en blijft
toch als gesloten, wetgevende persoonlijk
heid tegenover al het Andere" staan,
iets wat niet al uw geestverwanten u na
doen. . . Mijn vraag is nu deze : Zoudt ge
nog naar ieder wind en elke verre kust
kunnen schouwen, en zou ook aller streken
rust in u bezonken blijven, indien ge onder
de bet wetende, verbitterde en behoeftige men
schen dagelijks moest strijden en werken?
E. D'OLIVEIRA
Dr. E. H. M. BEEKMAN. Brieven aan een
Baarnsch Jezuïet. Bussum 1913.
II
III. Reversio argumenti.
Van anti-katholieke zijde wordt opgemerkt,
dat het Pausdom het geloof aan den
sexueelen omgang van duivels met vrouwen officieel
heeft ingevoerd in Inn: VIII's Heksenbul
van 1484, na eene periode, waarin dit geloof
op den achtergrond geraakt was, zoodat de
Kerk, die onfeilbaar is, voor de ellende der
heksenvervolgingen aansprakelijk zou zijn.
Een der argumenten van dr. B. komt hierop
neer: de Kerk heeft alleen goddelijk gezag
in geloofszaken, doch de duivels-leeringen
hebben niets met het geloof te maken, ergo. . .
Dit is een allerminst overtuigende
argumentsomkeering, want de these zegt niet iets
omtrent de Kerk als enkel bron voor geloofs
waarheden, doch als gezaghebbend instituut,
waarvan de verantwoordelijkheid evenredig
is met de ontzaggelijke aanspraken en met
het doel.
Let wel, dat dr. B. aan eiken Katholiek,
die zich met dit argument zou willen be
vrijden van de gehoorzaamheidsplicht aan
de Kerk als raadgeefster in tijdelijke zaken,
terstond eene nieuwe omkeering zou toe
voegen van eigen argument, n.l. : de Kerk,
en de paus als haar hoofd, heeft een onfeil
baar leergezag in zaken van geloof en zeden,
maar wordt ook ongetwijfeld in elke harer
overige beslissingen op bijzondere wijze door
God voorgelicht.
IV. Fallacia non causae ut causae.
Leest men Görres 'Christliche Mystik', de
Liguori's 'Glorie di Maria' en honderd andere
werken op dit gebied, dan zal men zoowat
nergens den indruk krijgen, dat deze mannen
bezig zijn geweest, uitsluitend litterarisch
en folkloristisch werk te doen, n.l. bundels
ethnologisch-aardige legenden uit te geven
maar wel degelijk, dat zij hunne eigen over
tuiging omtrent de kwaadaardige en listige
inmengingen van de duivelen in 's menschen
worsteling om het eeuwig heil in de bijzon
dere aandacht van den lezer hebben willen
inprenten en documenteeren met ontwijfel
bare gegevens.
Dr. B. haalt nu uit de voorrede van de
Liguori's boek een plaats aan, waarin de L.
waarschuwt, dat niet alle in den bundel
voorkomende verhalen te vertrouwen zijn,
en concludeert, dat het werk moet worden
opgevat als een poëtisch boek. Uit de pasage
blijkt echter het tegendeel: n.l. dat de be
doeling was een historisch werk te geven.
Voor onjuistheden in een verzameling fictie' s
verontschuldigt men zich niet.
Immers dr. B. weet zoo goed als eenig
ander, dat bijv. S. Alphonsus alle mogelijke
vormen van zonden, gepleegd door men
schen met duivels aannam. Wat het huidige
officieele wondergeloof aangaat, kan men o.a.
veel vinden in P. Hetzenhauers 'Exegesis
Biblica', Romae 1904. Hetzenhauer, professor
in de Heilige Schrift aan het Seminarie van
den Bisschop van Rome, spreekt als een
vaststaand feit uit, dat het huisje in Loretto
door engelen door de luchten uit Palestina
daarheen gedragen is, etc.
Dat vele dier legenden verwonderlijk
schoon zijn, staat voor ieder vast, en zoo
lang men ze uitsluitend als schoone fictie's
wenscht te blijven beschouwen, kan de
kritiek zwijgen. Toch moet men met groote
zorg waken tegen het overbrengen daarvan
op historisch gebied, waar alleszins gevaar
voor is. En aan hem, die daartegen helpt
waken, moest dr. B. eigenlijk niet in snor
kende zinnen toevoegen, dat hij daardoor
blijk geeft geen zin voor schoonheid te
hebben.
Immers is in de R. K. litteratuur geen
voorbeeld bekend, van een werk, dat wegens
klaarblijkelijke lichtgeloovigheid verboden is.
Het pleit in het oog der kerkelijke superi
euren altijd voor den geloovige, het is zoo
als de term luidt pie credituri, om aan
de historische waarheid ook van lang niet
altijd fraaie legendes te gelooven.
Doet men echter iets te kort aan eene
postseculaire vereering van Jeanne d'Arc, wan
neer men weigert de z.g. historisch-kritische
conclusies van den kannunik Dunane in zijne
ad usum Promotoris fidei voor het proces harer
zaligverklaring geschreven uitlegging van
Jeanne d'Arc's afzwering, te aanvaarden?
In Claessens 'Inquisition dans les Pays-Bas
du Passé' wordt de verbranding te Rome
van Giordano Bruno tot de sagen gerekend.
Elders worden sagen bij de geschiedenis
ondergebracht en het gaat zoodoende tot
een bijzonder historisch metier behooren,
om de grenzen tusschen waarheid en ver
dichting onkenbaar te maken. Naar aanleiding
van dr. B's. mededeeling (p. 108) omtrent een
incident in een godsgeleerde-faculteitsverga
dering hier te lande zal de lezer dan ook
wellicht opmerken dat men bij eene be
noeming van een' historicus in de eerste
plaats prijs te stellen heeft op een minimum
van bevooroordeelheid, en dat personen, bij
wie daarvan een maximum te verwachten
is, vanzelf op den achtergrond behooren
te komen.
V. Exemplum in contrarium argumenti.
Dr. B's. tegenstander zegt: Delrio heeft
in zijne 'Disquisitionesmagicae' het leerstellig
en processueel fundament gelegd voor latere
heksenprocessen, en heeft zoo de
afschuwelijkheden etc. etc.
Dr. B. antwoordt: Delrio heeft integen
deel aangemaand, om bij de tortuur geen
bloed te vergieten en heeft over 't ge
heel van zachtheid blijk gegeven. Hier
moet ne uitlating de op grond van den
inhoud van 't geheele werk geuite bewering
weerleggen! Ik lees echter (t- V., p. 48 van
mijn exemplaar Lugduni 1604) dat bij de
tortuur der heksen wel geoorloofd was, om
pezen en beenderen te rekken en uiteen te
scheuren. Het tegen 't argument aangevoerde
voorbeeld blijkt dus niet eens in orde te zijn.
De tegenstander voert vele bewijzen aan
voor het feit, dat de Jezuïetenorde mede voor
de heksenprocessen aansprakelijk is geweest.
Dr. B. voert daarentegen aan: pater Spe's
Cautio criminalis, waarover Leibniz met
zoo grooten lof spreekt in zijne Theodicee.
Spe, de edele voorvechter voor rede en
menschelijkheid, voor recht en naastenliefde.
En Spe was S. J.!" Maar dr. B. vergeet te
zeggen, dat de Cautio criminalis is ver
schenen zonder het absoluut verplicht ge
stelden Imprimatur der superieuren en zonder
vermelding van den naam des schrijvers en
dus tegen den zin en de heerschende lee
ringen der beroemde orde.
Het aangevoerde voorbeeld is dus boven
dien niet geldig.
VI. Diversio argumenti.
Wordt beweerd, dat ten huldigen dage
nog, sommige veel geraadpleegde en gelezen
katholieke auteurs, als Görres, de Liguori,
Lehmkuhl e.a. de mogelijkheid van den
geslachtelijken omgang van duivels met vrou
wen leeren (o. a. onze landgenoot Lehmkuhl
in de door hem zelf in 1896 bezorgde uit
gave zijner Moraaltheologie, I p. 526) dan
antwoordt dr. B. dat Görres etc. zulke be
kwame, heilige, poëtische mannen zijn ge
weest, etc. met tal van bijzonderheden over
den Görresverein etc.
Op deze opmerking, die niets ter zake
doet, volgen dan drukke volzinnen, gonzend
van toorn, en, vol uitbundig gescheld, die
de armelijkheid der wellicht eenig mogelijke,
tegenwerping, moeten bemantelen. Zoo
doende wordt de opmerkzaamheid van
menigen weinig aandachtlgen lezer afge
leid, en als hij bovendien ontvankelijk is
voor de suggestie, die uitgaat van elk brutaal
en heftig optreden, dan zal hij zich neer
leggen bij de triomphante eindconclusie's van
den, opzettelijk alogischen slimmerik, die
zeer goed geweten heeft, op welke econo
mische wijze hij zijne energie had rond te
strooien.
VII. Etc. etc.
Er is geene bladzijde in de brochure, of er
zijn enkele dezer kunstgrepen in toegepast.
Men kan zich voor aankomende logici
dan pok geen amusanter logische
kakographie denken dan dit hier en daar niet
zonder groote handigheid geschreven boekje.
Het schijnt een succes te zijn geweest voor
den uitgever; het is er geen voor den
auteur. Er zullen menschen zijn die meenen,
dat het voor niemand oneervol kan zijn,
qm te weigeren het door dr. B. op zulke
voorwaarden en op die wapenen aangeboden
tweegevecht, aan te nemen.
Moge dr. B. in latere apologetische ge
schriften dezen toon en deze strijdwijze, die
den akademisch ontwikkelde niet voegen,
laten varen en te school gaan bijv.
bij zijne geloofsgenooten Vacandard en
Duchesne, wier grootere kracht is gelegen in
het vermogen, om ook de fouten en zwak
heden in eigen kerk te begrijpen en
open te leggen. De matelopze ruwheid van
dr. B's. boekje, die betwijfelen doet of de
auteur wel in staat is tot het begrip van
een klein deel der ware schoonheden zijner
kerk, zal eene attractie uitmaken alleen voor
hen, op wier oordeel hij geen prijs kan stellen.
Op eene opmerking aan het adres van
steller dezer regelen, door dr. B. als een
wolf in schaapskleeren aangeduid, zal elders
worden geantwoord.
L. H. GRONDIJS
* * *
Louis Bouwmeester
In de bladen is meegedeeld, dat Louis
Bouwmeester met het nieuwe seizoen, het
welk l Sept. begint, wederom verbonden is
aan de Kon. Vereeniging het Nederlandsch
Tooneel'.
Zoo komt dus, na tienjarige zwerftochten,
ook deze Ulysses in zijn woning terug. Er
zijn er onder de nieuwe vrijers" die, als
de toen-ter-tijdsche, minder dergelijken on ver
wachten inval zullen waardeeren, het
uitstekende feit op zichzelf echter, dat
Bouwmeester eindelijk terugkomt op het
Leidsche Plein, waar hij wenscht te wezen
en waar een groot kunstenaar als hij dus
recht heeft te zijn, stemt ons die den strijd
daarvoor hebben meegemaakt, tot groote
voldoening. Het is van den nieuwen secretaris,
die den Raad van Beheer is komen ver
sterken, een goede en een verstandige zet,
dat hij de meerderheid van belangwekkende
personen in dien Raad, die zich zoo buiten
gewoon tegen Louis Bouwmeester en de
openbare meening verzet heeft, tot eene
minderheid heeft doen slinken.
Het is waar, dat zich thans wel de vraag
zal voordoen wat de heeren, die deze minder
heid vormen, voor gevolg kunnen geven aan
de gevallen beslissing. Het zou niet zonder
bedenking wezen, indien zij, gelijk andere
hooge waardigheidsbekleeders dat gewoon
zijn, hun ontslag aanboden, om dit besluit.
Een intellectueele verzwakking kan de Raad
van Beheer misschien moeilijk dragen en ons
dunkt dat van dit plan (hetwelk hun eergevoel
hun zal ingeven) de heeren moeten worden
teruggebracht. Der rampen hebben wij nu
voldoende!
Louis Bouwmeester aan het Ned. Tooneel:
dat beteekent een verlevendiging van dit
gezelschap. Groot, zér groot acteur van
een roemrijke oude generatie, die hij is, moet
men Bouwmeester in de gelegenheid stellen
in al de rollen zich te geven, welke door
romantiek, monumentaliteit, of eenvoudig
realisme in zijn genre liggen en die toch
tevens den jongeren niet onwelkom zijn.
Wat al mogelijkheden geeft hem b.v. de
grootste der nog altijd levende schrijvers,
geeft hem Shakespeare, welk een acteur toont
Bou wmeesterzich in de stukken van Delavigne,
en hoe blaast hij het lachende en schreiende
leven in een eenvoudigen, realistischen
eenacter, die hem voor typeering en expanzie
van gevoel de figuren geeft.
Wij zijn dus verheugd Maar wij voegen
er aan toe: Moge het nimmer meer voor
komen, dat bij conflict tusschen een groot
man en eenige burgerheeren dezen laatsten
wordt toegestaan jaren lang zichzelf te doen
prevaleeren.
* * *
Tooneelcauserieën
PRO DOMO BIJ HEIJERMANS
Op een causeuse zat straks het tweejarig
dochtertje van een mijner germaine nichten
de lieftalligste dezer nichten , en ik
sprak met de zeer kleine dame over alle
de wereldjes, waarin ze mogelijkerwijs be
lang kon stellen. Hare jurkvouwen streek ik
zachtjes glad, en al pratende koersde ik,
met -mijn heele mannelijke ervaring in een
bevlagd klompje, over de binnenzee van haar
muggenverstandje. Ik koersde. Alles was n.l.
wel klein en peuterig van verhouding op die
aardige tocht de menschen werden wel
dwergen, de bergen molshoopen en de ver
beelding viel popperig uit, maar we leefden
logisch (in duodecimo)... Ik tenminste, die
meende, dat het kleine het kinderlijke is. Maar
op het onverwachtst apropos zette de lieve
een grót keeltje op, en zij bleef zoozeer
in paroxisme van onredelijkheid allergrilligst
volharden, dat ik met mijn eigen wezenlijk
heid het onderste boven ging en er zér nabij
aan was deze kleine tegen-redelijke
spinnekop fijn te knijpen.
Hare zusjes integendeel begonnen nu juist
tegen mij te praten, alsof ik ze nog verstaan
kon, en schenen het heele geval zeer in orde
te vinden.
Op dit oogenblik trad de nurse binnen,
hetgeen een familiedrama voorkwam.
Ik behoefde u 't bovenstaande niet te
vertellen!, want gij gemartelden als ik
gij weet het evengoed, dat het kinderlijke
niet is het kleine, maar het a- en
antilogische, dat het is het verwarde, het
wanredelijke en kaleidoskopische, waaruit, in de
broeikas van de H. B. S. of in de vrije lucht,
de logos nog groeien moet. Gij zegt het daar:
Door het kinderlijke loopt geen draad, er
liggen slechts wat losse draadjes in.
Mijn hemel hier dacht ook ik aan, toen ik
bij de tiende voorstelling van Pro Domo, reeds
onwelvoegelijkerwijze genoemd Po D6me,
Romantisch Tooneelspel" van Jhr. A. W. G.
va.n Riemsdijk?,den schouwburg tot den nok
gevuld zag met de juichende Massa, die kind
is. Geen kunst geeft Van Riemsdijk in klein
formaat als hij een klein kunstenaar was
zou men hem niet toejuichen , maar hij
geeft de onsamenhangende, fragmentarisch
verbeelding-prikkelende, dooreengeklutste
naieve voorstelling van menschen en van
zaken, die bij het melodrama behoort als
onredelijkheid bij eene baby. En de Massa
is er gek op. De Massa schijnt hier te
begrijpen wat voor u en mij chaos is van
het tegenpsychologische. De Massa leeft
in die onwereld als een visch in het water.
De engelenbak, net als bij Roger de Ge
schandvlekte, bemoeit zich met de
ontknooping en verzet zich tegen de hartelooze
gravin-1913, door duidelijk mopperen. In
de stalles wordt geschreid om de wanhoop
van een onbestaanbaren vader, en menige
jonkman, die de champagne ziet schuimen
in dat kleine Trianon, hetwelk Heyermans
op de planken heeft afgebeeld, huivert van
dezen poel van Parijsche zonden in Amster
dam en zou alle dag willen zondigen, mits
zijn vader geen graaf bleek die in de
nachtcafé's op zoek gaat naar den zoon, en met
oogen als die van Bouwmeester!
Een enorm tooneelstuk, als dit, kan zijn
oorzaak vinden in een kleinigheid! De auteur
kan daarbij een zachtaardig mensch zijn,
goed van hart. Ik heb een brave, goeiige tante
gehad, die door alle bedelaars werd be
drogen, en die nooit anders las dan
rooversverhalen. Hebt gij een kleinen jongen, een
besten krullekop, wel eens een wurm in drie
stukjes zien knippen met de schaar zijner
mama ? Ongetwijfeld hebt gij dit, en gij hebt
gedacht: zoo deden de later beste menschen in
hun prille jeugd, toen ze nog misdadigertjes
waren en hun moeders hen dpdden vonden.
Zoo iets moet Van Riemsdijk hebben ge
zien, zoo'n jongetje en zop'n wurmpje. En
toen is dat voor zijn schijnbaar ongewone
maar eigenlijk heel gewone fantazie een uit
gangspunt geworden: De lieve knaap werd
natuurlijk twintig jaar later" een Jago; stel
u voor, dat de knaap een gravezoon ware :
hij zou worden een gravelijk dégénéré(want
de gravenstand gaat zichtbaar ten onder),
en dit bedenkende, heeft toen, met
nachtcafé, adelsstamboom, tango, moederliefde
en trots, met revolver, asperine,
harnassement en wanhoop, gedeeltelijk ouderwetsch
en gedeeltelijk modern, de reeds geziene
auteur een ... zeer aantrekkelijk drama ge
schreven.
Ik heb het me ten minste zeer aangetrok
ken, en het publiek ook!
Ik heb het me aangetrokken, zij het in
mindere mate dan bij de vorige stukken:
het nieuwe drama is minder rumoerig; haast
zei ik: Riemsdijk wordt rustiger... Nog
wat perfectie wensche ik hem toe en dan
meer archaïsme en uitheemschheid, ridder
tijd en b.v. Amerikaansche verafheid, z
kan het melodrama melodrama zijn!
Gij zoudt intusschen zoo'n stuk, een beetje
beter of een beettje slechter, wel willen geven
ter vermaling in een electrische worst
machine, zooals ik het germaine achternichtje
wel had willen verpoeieren, indien er
geen gevaar bestond den Auteur daarmee een
iets grooter leed" te doen, dan hem volgens
het Strafwetboek toekomt, en indien ge na
zulk een wreed proces nog in al haar lief
talligheid kondt behouden de bekoorlijke
bezoeksters der nachtsocieteit" Betsy van
Westerhoven, Mary van der Lugt, Corry de
Boer, u, Annie van der Smagt en Hesje Rijken.
Ik heb dezer gratiën tango-dans niet ge
zien, maar kan mij dat denken. Ik denk daar
zelfs zeer gaarne aan, want bergt niet ieder
man in zich een Herodes, belust op het zien
van dansen ? De nederigste onder ons koestert
das ewig manliche! Wat mij betreft, al
moest ik het betalen met op zilveren schalen
de hoofden te zien aandragen van eenige
bepaalde Amsterdammers (wier namen ik u
ter fine hiervan op een briefje wil geven),
ik zou het ervoor over hebben!, Salomé, ik
zou het ervoor over hebben!
HONORÉDE LA BAIGNOIRE
* * *
Berichten
STRINDBERG'S NALATENSCHAP. Strindberg
heeft een groot aantal onuitgegeven ge
schriften nagelaten, tooneelstukken, gedich
ten, studiën en romans, verschillende zoo
goed als klaar voor de pers. Prof. Carlheim
Gyllnsköld, die met de uitgave er van be
last is, heeft eenige titels medegedeeld.
Onder de drama's wordt het eerst genoemd
een groot religieus werk in drie afdeelingen:
Door de Woestijn naar het Beloofde Land