De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 15 februari pagina 7

15 februari 1914 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

,3 Febr. '14. No. 1912 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Prof. BART VAN HOVE f te bespeuren welke deed vermoeden dat dit werkzame leven zoo snel zou eindigen. Ik heb hem slechts de laatste jaren gekend, maar er was niet zoo'n langen tijd van omgang en samenwerking noodig om zijn goede hoedanigheden te leeren waardeeren. Men voelde zich in zijn gezelschap al spoedig thuis. Zijn kalme besliste wijze van doen, die steeds gepaard ging met met groote hoffelijkheid, wekte vertrouwen en vriend schap. En wanneer hij zoo ronduit en een voudig weg zijn meening zeide, voelde men dat op hem staat te maken was en dat hij altijd even oprecht en royaal, even open hartig zou spreken, zonder zich te laten beïnvloeden door wat ook. Dat zijn zelf bewust en waardig optreden, zijn hoffelijkheid en makkelijke omgang hem vele vrienden en relaties bezorgden,hem menigmaal in verschillende commissies deed gekozen worden, en hem gedurende een langen tijd als Arti's voorzitter deed optreden is te begrijpen. En zijn verdiensten als zoodanig zijn steeds gewaardeerd. Ook zijn werk zaamheden als hoogleeraar aan de Rijks academie van Beeldende Kunsten téAm sterdam waaraan hij sinds 1900 verbonden was, werden zeer op prijs gesteld, en zijn verlies zal zoowel door de inrichting' als door zijne-leerlingen ernstig gevoeld worden. Hij was een kundig en smaakvol beeld houwer, die over veel vormenkennis be schikte. Zijn portretbusten, en hij heeft er veel gemaakt, troffen door gelijkenis, waren altijd breed en makkelijk gedaan, soms geestig en getuigden steeds van grondige studie. Vermoedelijk zal Arti haar gewezen voorzitter die haar zoo menigmaal vertegen woordigde binnenkort nog eens in een eenig.zins representatieve tentoonstelling van zijn werken willen eeren, wat dan een gereede aanleiding mag wezen zijn qualiteiten als uit voerend kunstenaar uitvoeriger te bespreken. Enkele korte biographische détails mogen hier echter misschien nog even in herinnering gebracht worden: Bart v. Hove werd in 1850 te 's Gravenhage geboren. Hij ving zijn studies aan op de Haagsche academie om later deze te Antwerpen onder leiding van Jos. Qeefs, en te Parijs bij Cavalier te voltooien. Zooals reeds hierboven vermeld werd was hij sinds 1900 aan de Rijksacademie ver bonden; daarvoor echter aan de Quellinusschool, eerst als leeraar later als directeur. Zoowel in het Rijks-Museum, waar hij ook een gedeelte der plastische decoratie der gevels uitvoerde, als in het Sted. Museum vindt men beelden en portretten van zijn hand. Trouwens zijn werkzaamheden als versierend beeldhouwer zijn meer geweest dan die aan 't Rijks Museum alleen, ook aan andere gebouwen als Teylers Museum (Haarlem), Het Loo, de gewezen Stads schouwburg, 't Gymnasium te Amsterdam werkte hij1 mee, terwijl ook verschillende monumenten als 't graf van mevr. BosboomToussant en 't standbeeld van Jan van Schaft laar door hem gemodeleerd werden. Naast verscheidene bekroningen die hij met zijn inzendingen op exposities in 't binnenen buitenland verwierf, werden zijn vele werkzaamheden officieel erkend door ver schillende onderscheidingen als 't Legioen van Eer, de Oranje-Nassau orde e.a. J. J. AARTS ? * ? Muziek in de Hoofdstad Dirk Scha/er Toen ik een paar weken geleden Raoul Pugno's necrologie schreef, vermoedde ik niet, dat wij zijn uitnemendsten opvolger in ons midden hebben en bijrfa dagelijks zijne wandeling zien maken door het Vondelpark. Pas hoorde ik Alfred Cortpt nog op een Bechstein en ik zag hem zijn beste hoeda nigheden: helle,'transparante klanken ietwat melancholische, moede aanslag, verliezen op het Duitsche instrument, dat Schafer speelt met harp-gouden parelingen of chorale, koperen klanken. Maar ik wist reeds lang dat hij de piano in zijn macht heeft, ik erken echter betwijfeld te hebben in niij zelf of hij het magnetisme bezat van den «fiiiiiimiiiitniiiiitiHiiiiilii Amsterdammers X Teekening van P. Jacob Israël de Haan kunstenaar en ging dus zonder animo naar zijn vorig concert, als een onverschillige die pas zijn krant opvouwt, wanneer de solist begint. Schafer ving aan met eene sonate van Muzio Clement!, Clement! wiens vingeroefeningen de bedachtzame mensch in het tegenwoordig Amsterdam nergens meer kan ontvluchten evenmin als de zoete argeloosheden van Schumann, welke vibreeren door alle muren. Het eerste deel nu van die sonate was niet interessant; virtuoos voorgedragen maar onbelangrijk. Het tweede deel was dat Clement! l een stuk vol innigheden, suggestief, o! van het begin tot 't eind, streelend in zijn klagelijke accenten, zijn dralende melopee met vele schuchtere en tintelende wendingen, onvergelijkelijk poëtisch gespeeld. Hoe zou ik het beschrij ven? Schafer heeft den menschelijken toon, een ongehoord instinctieve aanvoeling van elke muziek. Hij vindt voor elk stuk het afzonderlijke timbre, voor elke melodie het haar aangeboren rubato, hij assimileert zich eene compositie in 'n oogwenk (hij is zelf altijd een weinig de betooverde) en men kan niet zeggen dat hij dezen avond ooit de psyche miste, ook niet in het kleinste détail. Na Clement! werd de muziek van dit pro gramma slechter en slechter, de reproductie aldoor geestiger, spirituëeler en boeiender. Eerst in de tiende sonate van Schubert ont loken de groote inventie en de groote voor dracht weer samen. Ik behoef 'maar te herin neren aan den tweeden andante, lyrisch, snikkend, een geresigneerd appassionato, buitengewoon roerend en zangrijk. Wat ik zeg van Schubert zeg ik natuurlijk ook van Schafer. Ik zou hem dus dubbel moeten roemen in Weber en Mendelssohn, waar de muziek weer onbeteekenend werd; in Weber veel theatrale praal en klanklooze pathetiek in Mendelssohn (Variatons sérieuses) veel sentimentaliteit, drooge phantasie en ieder oogenblik gevaar voor een fuga. Doch z gespeeld, 't een en 't ander, dat ik me voortaan tot de vereerders zal rekenen van Schafeiy Juventus" van Johan Manen Van Deyssel publiceerde eens enkele sonetten met de waarschuwing: zij zien er goed uit, maar deugen toch niet. Joan Manen (Spanjaard) is de eerste componist, die hem dat nadoet. In 't eerste deel van Juventus (?Jeugd, lente des levens!") zocht hij een nieuwen weg voor zijne kunst, welken nog niemand vór hem bewandeld heeft" (naive beeldspraak!); in 't tweede deel meent hij dien gevonden te hebben in 't zeldzaam vreemdsoortige" doch raakt in verwarring en slaat op de vlucht, naar de toelichting van den auteur zelf; in 't derde komt de kunstenaar tot rust, verdiept zich in de klassieken, van wie hij echter geen bevre diging krijgt; in de finale eindelijk ontdekt hij zijne leid-ster, zijne persoonlijkheid. Een geestig academiker zou zulk een scenario nemen om een satyre te schrijven op de nieuwe stijlen, doch Joan Manen is een droog academiker, vat alles zeer ernstig op en ik moet veronderstellen dat hij in II waarlijk iets zeldzaam-vreemdsoortigs wilde maken. Waar blijft dan mijn respect voor zijn gezond verstand, 't eenigéwaarvoor ik nog respect mocht hebben? Dit tweede deel immers is plat geconcipieerd als een tafel en gekleurd met het bedenkelijkste conservatisme. Van het begin der symphonie staat alles onafgebroken in een coulante driekwarts-maat, 'n motief, overgenomen uit een der laatste kwartetten van Beethoven, krinkelt door de stemmen (op papier lijkt dat aardig) paradeerend gelijk de haan rond zijn kippen, en alles zou ongehinderd verloopen, wanneer de beduimelde klank der gedempte bazuinen met andere mengelingen het geval niet iets buitengewoons gaf. De technische structuur is dus onexpres sief berekend en bovendien merkte men, dat Manen, hoewel strevend naar dramatische actie in het werk als geheel, een deel afzon derlijk niet rythmisch of levend kon ont werpen. De tendenz der muziek is evenwel ook onexpressief, wijl de drie eerste deelen een negalieve strekking hebben. Het blijft nu de vraag of een truc, welke effect maakt in de litteratuur, dat effect behoudt in de muziek: de negatieve opzet, gelijk ik citeerde bij van Deyssel. Men herinnere zich dan dat Manen aan deze symphonie minstens n jaar werkte, want zoo omslachtig is de materieele arbeid van den musicus. Men ga verder na of eene muzikale sensatie op eenigéwijze negatief kan zijn. Dit is misschien een te kort der muziek, maar zelfs hare onaangename ge waarwordingen als slaperigheid, ontstem ming etc. zijn positief. Men kan dus niet de stelling gaan componeeren zoo moet 't niet", afgezien nog van hare zonderlinge, onlogische verhonding tot het magische, innerlijke leven, waaraan muziek inhaerent is en dat, wanneer 't zich roeren zou, gesust moet worden. En ten laatste: voor welk dilemma zou Manen ons geplaatst hebben, wanneer zijne muziek geniaal ware geweest, nu hij verzekert zoo moet 't niet"! Manen, die in dit werk, tweemaal ge dirigeerd door Mengelberg, niet verder komt dan Strauss, bezit niettemin een aanzienlijk talent. Het ontbreekt hem slechts aan titels en onderwerpen en daarom wil ik hem sommige gegevens wijzen, welke in ieder geval nog niet gecomponeerd zijn: Symphonische transcriptie over het gedruis van den Val van Adam ; variaties voor de Stem des Bloeds; concert voor eenhoorn; cantate, waarin het malen van Gods molen kan worden weergegeven of de Stormen der Jeugd Piernc contra Casals. Pablo Casals zou op een der Colonne concerten te Parijs het cello-concert spelen van Dvorak onder leiding van Pierné. Piern scheen zeer geagaceerd door deze muziek en op den morgen der generale repetitie, ter wijl hij den Spaanschen violoncellist aan wijzingen vroeg over de tempi, brak hij plotseling los, duwde Casals de partituur onder den neus en schold Dvoraks compositie uit voor ignoble musique", hetgeen ze slechts ten halve verdient. Casals weigerde toen op te treden en wenschte dit besluit en de motieven per deurwaarder aan 't pu bliek bekend te maken, wat Piernéwederom weigerde. Casals trad echter niet op en de dirigent stelde een eisch in tot schadever goeding van 10,000 franc*. Het proces is eene curiositeit en daarom vermeld ik het. Casals kon zich slechts zwakjes en niet juridisch verdedigen: hij voelde zich niet meer in 't volle bezit van de noodige koelbloedigheid en had boven dien geen vertrouwen meer in den orchestleider. Doch de vijfde kamer concludeerde eenigédagen geleden dat de cellist niet in DE INSTALLATIE VAN DEN HEER K. TER LAAN ALS BURGEMEESTER VAN ZAANDAM Van links naar rechts (staande): een bode, v. d. Schalk, v. Bohemen, Kuit, Borsjes, Baas, Prins, Fris, twee ambtenaren en een bode. Zittend: Wagenaar, Groen, Kraan (gem. secr.), Van der Laan (weth.), Donia (weth., plaatsverv. burg.), de nieuwe burgemeester, Kamphuis (weth.), Duys (weth.), Francken, Brinkman, v. Delft, Feisser, v. d. Veen De volksmenigte, voor het Zaandamsch raadhuis afwachtend de verschijning van den juist geïnstalleerden burgervader IIIIIIMIIMIIIIII flHMIIIIllllMIIIHMIIIIMMIMIIIIUHltllllllllllllllllllllMMIIIIIIIIIIMIMIIMIIIIIIIMIMIIIIMIIIIIIIIIlHIUIIIItlinillllllllllllllltUIIHItM de absolute onmogelijkheid was om zijn partij te spelen en dat zijn kunstenaarsroem, sinds lang een feit, niet zou geleden hebben dooreene, overigens onwaarschijnlijke,tekortkoming. Eigenaardige conclusie! Casals ver loor en Piernékreeg 3000 francs. MATTHIJS VERMEULEN * * * Ach! Van der Voort en Van der Molen! (?Er is nu eenmaal niets meer aan te doen. De Minister heeft de Commissie z saamgesteld, dat heel onze Partij voelt: We zijn niet tot ons recht gekomen. Iets wat te meer zeer doet, daar de overige partijen in geheel andere con ditie verkeeren." Stand.) Ach, Van der Voort en Van der Molen! Wat hebt gij, stumpers, toch misdaan, Dat Kuyper u zoo onvertiolen Zijn minachting heeft doen verstaan? De samenstelling der Commissie," Zoo schrijft de oude Stokebrand, Is diep vernederend dat issie! Een schade en schande voor het land!" Ach, Van der Voort en Van der Molen! Hebt gij niet altijd trouw verricht Wat dr. Kuyper had bevolen, Vanwaar dan thans die bliksemschicht? Wat is het, dat er op uw beider Gehoorzaamheid te zeggen valt. Dat de van God gegeven Leider De politieke vuisten balt ? We zijn niet tot ons recht gekomen. Die twee," schrijft Bram, dat i's niet veel!" ... Hebt gij niet steeds in acht genomen Het Godgevallig ritueel: Als gij besteld hadt, op de Witte, Uw biefstuk of uw Schotsche rib, Badt gij niet steeds, bij 't nederzitte' Devoot, met prevelende lip? Ach, Van der Voort en Van der Molen! Wat waarde wordt er nog gehecht Aan wat gij over onze scholen In d' Onderwijscommissie zegt ? Steeds zal 't gehoor voor oogen zweven, Als gij wat goeds zegt, of wat raaks, Dat dr. Kuyper heeft geschreven: Dietwee och, die zijn niet veelzaaks!" Ach, Van der Voort en Van der Molen ! Pleizierig is het niet, dat 's waar. Maar hoopt gij nu eens vuurge kolen Op 't hoofd van d' ouden Mopperaar: Gij moet Hem zacht-genegen blijven, Eén ding dient steedsdoor bedacht: Dat gij het juist door Kuyper's drijven Toch nog zooverre hebt gebracht! CHARIVARIUS * * * Charivari De burgemeester van Delft heeft aan de N. R. Ct. het volgende medegedeeld: Dat hij de opvoering van De Spaan se h Vlieg verboden heeft, omdat dit stuk naar zijne meening aanstootelijk is voor de eer baarheid. Het toezicht op het gehalte van de in de gemeente Delft vertoonde tooneelstukken (ook op de niet vertoonde Char.) is toevertrouwd aan een van de hoogere politieambtenaren, iemand met een gymna siale opleiding. Tezamen met dezen ambte naar heeft de burgemeester toen overwogen, of het niet mogelijk was, zekere passages er uit te lichten. Dat bleek echter onmogelijk zonder het geheel hopeloos te verminken". Wij laten hier het gesprek volgen, zooals mmMMHHIIIIItlH IHtlllllllllltHHMtMMIIHimilMtlttlMIIHHIIIHHMIIIHIH llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIMItHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIItlllllllllllllUIIM Een Amerikaansch slagschip doorvarend onder de Brooklynbrug, tusschen Long Island en New-York

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl