Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
22 Febr. '14. No. 1913
lend van leven terstond na het schrijven en
bij het ontvangen, worden zij heel gauw
oud en bevreemden door hun,
duurzaamheid, als volmaakt overbodige, wezenlooze
dingen, die in het tegenwoordige geen ver
band en geen functie meer hebben.
Doch veel later'krijgen zij weer een weinig
leven terug en een geheimzinnige belang
rijkheid, juist als oude couranten. Het is of
hun fluisterstemmen dan weer duidelijker
gehoord worden, als alles uit den tijd van
hun ontstaan rondom ons verzonk.
En zoo zijn dan ook deze brieven van
mevrouw Bosboom belangwekkend, zeer
zeker om haar zelve, maar toch bovenal
om den reuk van het gansche, begin-19e
eeuwsche leven, die er uit opstijgt en ons
aandoet met de stille en ietwat pijnlijke
verwondering, waarvan ik boven sprak,
omdat dit alles ons reeds zoo ver en vreemd
is. Zoo vreemd en weinig genietbaar inder
daad, als wel het grootste deel van de litte
ratuur dezer menschen. Hoe zonderling staart
in, deze brieven twee letterkundige kunste
naars tegenover hun kunst, schijnt het ons.
Mevrouw B. spreekt over haar romans, of
het even zooveel verhandelingen waren, die
zij uit bronnen samen stelt.',' Over rythme
en klank van proza, over het woord en den
zinsbouw denken zij blijkbaar allerminst.
Dat alles spreekt en gaat van zelf en alleen
het sujet" komt ter overweging in aan
merking. Mevrouw ? B. heeft het bij voor
keur historisch, om het dan half moreel,
half romantisch te behandelen. Vooral moreel.
In Lauernesse (schrijft zij) meende ik in
waarheid van het beginsel te zijn uitgegaan:
Christus sterker dan de hartstogten... Mijn
lieden onderschikken er de hunne aan...
maar Gij gaat denken dat ik nog met alle
autheurswarmte aan de poppen hang,
die ik eens heb laten opdansen. En waar
voor de anderen de sympathie reeds lang
verloren hebben." En verder:
Welnu, wat zou ik er bij verliezen zoo
Gij mij deedt inzien, dat ik in Ximenes
advocaat van de slechte zaak was geweest.
Zou ik er niet veeleer bij winnen ook van
een andere zijde te leeren zien wat ik eerst
met sympathie anders had bekeken."
Later spreekt zij over een te geven critiek
op Leicester in Nederland." Aan uwe hand
of die van Mensinga zou ik het veilig toe
vertrouwen, want waar die de kunstenaresse
van de overtredingen tegen de kunst of
tegen de historie of tegen de taal of
tegen wat ook te beschuldigen hadden
zouden zij de vrouw weten te sparen."
Als wij nu nog opgemerkt hebben, dat
mevr. B. van Potgieter spreekt, als van den
vriend, die mij niet slechts voor mij maar
zelfs voor de kunst behoedzaamheid
toewenscht tegen de hartstogten," en hoopt dat
Bakhuizen van den Brink haar niet tot de
rust der antieken bekeeren zal", dan hebben
wij hier, in kort bestek, zou ik zeggen, het
gansche Hollandsche leven in kunst en
critiek van dien tijd voor ons uitgelegd.
De allereerst zedelijke strekking van zulk
een verhaal, goed- of afkeuring van histo
rische gebeurt enissen?de minachting voor
de eigen figuren, die aldus niet meer dan
spreekbuizen voor persoonlijke meeningen
blijken en waarvoor anderen" sympathie
moeten gevoelen... ziedaar voor ons pijnlijke
inlichtingen over de toenmalige litteraire
kunst, waarbij vervolgens de critiek toezag
minimi m nu tiiiiinn iinmiiimiini nul
FEUILLETON
iininiiiiiiililn mi nniiiii nnnnliin m i
MONNA VANNA
DOOR
MAURICE MAETERLINCK
VERTALING VAN FRANS MIJNSSEN
Uitgave van Meulenhoff en Co., Amsterdam
(Wij drukken hier bijna het geheele derde
- bedrijf af van Monna Vanna. In korte woor
den kan wat aan dit bedrijf voorafgaat aldus
Worden-samengevat: Prinzivalle, een
beisepsgeneraal.zooals de Renaissance er kende:
die zich verhuurden aan een goedbetalenden
staat, heeft voor Pisa het beleg geslagen.
De stad zal ongetwijfeld genomen worden
en een groote vrees doorhuivert de bevolking.
Dan laat Prinzivalle weten, dat hij de be
legering zal doen mislukken, indien de vrouw
van vorst Guido, die binnen Pisa woont,
Op een avond in zijn tent komt, onder haar
mantel onomhuld. Om haar stad te redden
gaat Monna Vanna aan dezen barbaarschen
eisch gehoor geven. Zij offert zich. Zij treedt
de tent binnen als het hol van een wild dier.
Zij vindt echter in Prinzivalle een zachten,
droomerigen vriend uit haar kinderjaren...,
die in eenzame, hooggespannen liefde voor
haar gebleven, tot zijn gruwelijk verlangen
slechts komen kon uit reactie van te lange
onbeantwoorde liefde. Hij raakt haar niet
aan. Hij stort zijn gemoed uit. Hij is vol
komen gelukkig. Vanna, die de grootheid
en de zuiverheid van zijn liefde peilt, ver
klaart voor goed haar Guido trouw te zijn,
hem, Prinzivalle, een goed hart toe te dragen,
en nooit werkelijk de zijne te zullen wezen.
Dan brengt de gevaarlijke werkelijkheid
n Prinzivalle, wiens verraad" klaarblijkelijk
werd, n Monna Vanna tot een kort besluit.
Terwijl de troepen aankomen, die den ver
rader" zullen arresteeren, neemt Vanna hem
mee: Aan haar man, aan Guido, zal zij deze
wonderbare redding doen kennen en hoog
zal Prinzivalle in Pisa worden geëerd. Guido,
Guido, zal alles begrijpen !
In dezen geest komen Vanna en Prinzi
valle binnen Pisa. Guido's vader Marco
wacht haar op het terras. RED.)
DERDE BEDRIJF
Marco. O Vanna! mijn Vanna!... Zijt
gij het wel, die ik zie, daar op de eerste
trede? (Hij wil ijlings de trappen afdalen
om Vanna tegemoet te gaan, wordt echter door
Borso en Torello teruggehouden). Stijg op,
stijg op, Vanna l... Hierheen Vanna !... Zij
houden mij hiertegen! Zij vreezen de vreugde!
Hierheen, hierheen, Vanna! die schooner zijt
dan Judith en reiner dan Lucretia!... Hier
heen, hierheen, Vanna, stijg op temidden van
de bloemen! (Snelt naar de marmeren vazen
en rukt er met volle handen bloemen uit, die
hij neerwerpt aan den voet van de trap). Ook
ik heb bloemen om het leven te begroeten!...
Ook ik heb leliën en laurieren en rozen om
den roem te kronen!
(De toejuichingen worden steeds wilder.
Vanna, vergezeld van Prinzivalla, ver
schijnt boven" aan de trap en werpt zich
of ook tegen de taal,, déhistorie of de
kunst" gezondigd wordt. Alles onder het
motto: in godsnaam geen hartstochtelijkheid t
Waar mevr. B. zich een enkelen keer zelve
tot critiek Iaat verleiden, zooals over Van
Lenneps Klaasje Zevenster, daar luidt het
aldus:
Waarheid is dat het vierde deel amusant
leest. Maar in vollen ernst, al houdt Gij nog
zooveel van actie, van losheid, van het praten
en handelen der dagelijksche menschen, is
dit schoone kunst? Is dit het hoogste dat
men van een auteur kan vragen ? Handigheid
is er en benijdenswaardig gemak om
zichzelven en zijne figuren te laten bewegen;
maar is er eenige diepte, is er n hoofd
stuk, dat men van buiten zou willen leeren ?
De rijke rentenier, Amsterdammer van de
Bocht van de Heerengracht is naar het
leven, helaas! Maar is het niet erg genoeg
dat er dezulken zijn, en zouden ze er beter
van worden als zij zichzelven dus in den
spiegel konden zien ? Is het wezenlijk een
roman de moeurs? Het zijn de zeden en
gewoonten van 't kringetje waarin v. Lennep
en de zijnen ronddraaien, van mevr.
Doertoghe af tot mevr. Mietje toe zal men ze
allen in zijne familie kunnen aanwijzen. Maar
is dat het heele land ? En is dat scheppen ?"
Blijkbaar wilde mevr. B. hier zeggen, dat
oppervlakkige romantiek van het dagelijksch
leven allicht amusanter en aantrekkelijker is
dan zware historische geschiedenissen met
zwaar zedelijke strekking. Doch dat dit nog
geen verdienste beteekent. En dat zoo direct
naar het leven copieeren nog maar kleine
kunst is, zeker niet beter, in haar schijnbaar
meerdere levendigheid, dan haar eigen
methode van personifieering der eigen ge
dachten en beginselen, zoo dat er poppen"
van komen.
Het een, zoowel als het ander, echter lijkt
ons niet zoo heel veel waard.
Uit deze brieven verschijnt ons mevr. B.
als een beminlijk eenvoudige vrouw, die zich
op haar weten noch op haar kunnen liet voor
staan en niet meer ijdel, dan precies noodig
was. Haar vroomheid had niets hatelijks of
eigengerechtigds. Zij voelt ruim en zacht
zinnig, ook tegenover haar haters en
benijders, en veel liever dan zich te verdiepen
in eigen recht of onrecht en dwaasheid van
tijdgenooten, gaat zij tot het leven van
vroeger, om zich daarin te vergeten. Zij
schijnt krachtig maar gematigd, en de harts
togten," waarvoor Potgieter waarschuwde,
waren misschien geen hartstochten, doch
enkel iets persoonlijk impulsiefs, iets
eigenwilligs, dat... in den tijd niet scheen te passen.
En ziedaar dan wat ons voornamelijk als
het merk van dien tijd bijblijft: het
verstandelijk-gematigde en begrensde. Hetgeen in
het tweede deel der 18e eeuw in Frankrijk
en Duitschland had gebloeid, de levendig
heid van geest, het wat droog vernuftige
en geestig-sceptische, dat vond men op de
helft der 19e eeuw eindelijk ook hier, waar
de Romantiek nooit leven had. Op een on
dergrond van zwaarwichtig burgerlijke ge
meenschappelijkheid, vonkte in de beste
geesten dat spiritueele, dat zoomin als het
burgerlijke, de hartstochten kende of toeliet,
maar tegelijk de eigen scepcis niet volkomen
aandurfde. Het was de tijd, toen allerlei
zaken van godsdienst, moraal en kunst nog
vast en onaantastbaar schenen, toen het
leven nog vormen had, die de weldenkenden,
in de armen die Marco, staande op de
laatste trede, naar haar uitstrekt. Het
volk neemt de trap, het terras, de por
tieken in, houdt zich echter op een afstand
van de groep die gevormd wordt door
Vanna, Prinzivalle, Marco, Borso en
Torello).
Vanna (terwijl zij zich in de armen van
Marco werpt) Mijn vader ik ben gelukkig
Marco (haar innig omhelzend). Ik ook,
mijn kind, want ik heb je weer!... Door
onze kussen heen moet ik je aanzien
Stralend ben je, als keerde je weer van de
bronnen van dien hemel, die heden de glorie
van je terugkomst zingt!... En de afschu
welijke vijand heeft geen lichtstraal van je
oogen, geen glimlach van je lippen vermogen
weg te nemen
Vanna. Mijn vader, ik zal u zeggen
Doch waar is Guido ?... Vór allen moet
ik hém bevrijden?Hij weet nog niet
Marco. Kom, Vanna, hij is hier Kom,
ik wordt verstooten, en rechtvaardig is dat
misschien; doch uwe heerlijke schuld wordt
u vergeven, en in zijne armen ga ik u thans
voeren, opdat mijn laatste groet, mijn laatste
blik, u weder in liefde vereenigd vinden
(In dit oogenblik treedt Guido op Vanna
toe. Zij wil spreken en maakt eene be
weging als wilde zij zich in zijne armen
werpen; doch Guido houdt haar met eene
ruwe beweging tegen en stoot haar terug;
zegt dan tegen degenen die hem om
ringen :)
Guido (kort, scherp en gebiedend). Laat
ons alleen!
Vanna. Neen, neen !... Guido, gij weet
niet... Ik zal het u zeggen, ik wil het aan
allen zeggen!... Guido, rein keer ik weer;
en niemand kan ...!
Guido (onderbreekt haar, stoot haar
terug en spreekt met verheffing van stem,
door toorn overmeesterd). Nader mij niet;
raak mij nog niet aan... (Loopt op het volk
toe, dat de zaal begint te vullen en voor hem
terugwijkt). Hebt gij mij begrepen?... Ik
verzoek u heen te gaan en ons alleen te
laten. Gij zijt heer in uw huis, ik in het
mijne Borso en Torello, roept de wachten
hier. Zeker, ik begrijp u wel!... Gij verlangt
nog een vertooning na het groote feest
Doch gij zult die niet hebben; zij is niet
voor u bestemd, gij zijt haar niet waard
Gij hebt vleesch er»wijn; ik heb voor u
allen betaald, wat verwacht gij dan nog
meer ?... Minder kan ik, dunkt mij niet
vragen, dan dat men mij mijne smart late....
Gaat heen en eet! Gaat heen en drinkt! Ik
heb andere zorgen en ik zal er op passen
dat gij mijne tranen niet ziet Gaat henen,
zeg ik u!... (Stille beweging onder het volk,
dat langzaam terugtrekt). Aarzelt nog
iemand ?... (Zijn vader heftig bij den arm
grijpend). Gij ook! Gij vooral! Gij eerder
nog dan de anderen, omdat het uwe schuld
is!... Gij zult mij die tranen niet zien
weenen !... Ik wil alleen zijn, eenzamer nog dan
in het graf, opdat ik eindelijk wete, dat wat
ik weten moet!... (Prinzivalle bemerkend, die
zich nog niet heeft bewogen) En gij ?... Wie
zijt gij die daar staat als een standbeeld vór
zijne onthulling?... Zijt gij wellicht de
schande of de dood die mijner wa«hten ?
Hebt gij niet begrepen, dat gij moet
heenals mevr. B., zich beijverden na te komen,
omdat zij, burgerlijk zelven, er de burger
lijke kleinheid niet van inzagen, waar im
mers de beste geesten ook niet boven den
algemeenen standaard uitrezen. Een was er,
die tenminste voor de helft inzag, waaraan
het hier in kunst en samenleving ontbrak:
Busken Huet. En zijn Lidewijde is een ont
roerende poging geworden.
Maar het geraisaan hartstocht en gevoel was
toch niet het eenig bezwaar, dat men tegen
dien tijd van omstreeks '50 der vorige eeuw
hebben kan. Der gemeenschap van toen en het
individualisme, dat er op volgde (en dat de
tijdgenooten gebrek aan karakter" noemden)
ontbrak het, en heeft het tot op het huidige
oogenblik ontbroken, aan grootheid.
Er ging maar eens een ruime adem door
het leven van dit land ---- Doch desniettemin
is de te gebonden kracht van een mevr.
Bosboom, zoo al niet meer rechtuit
genietelijk in haar litteraire verbijzonderingen,
dan toch in haar geheel wel een treffend
schouwspel in dat verleden, waarmede wij
zoo zonderling weinig meer gemeen hebben.
FRANS COENEN
*
The Dancing Figures"
n Matthijs Alaris
(Ingezonden)
De groote man, die mijn mond stem ver
leent, is groot om de enorme diepte, die zijn
geest heeft bereikt en geopenbaard in de
weinige stukken, die hij dan ook uitsluitend
zijn Own" kan noemen. Niet naar buiten
leeft hij met de schoonheid van het opper
vlak, maar diep in zijn wezen troont het
mysterie dat de kern zelf der dingen betast.
Zoo komen de revelaties der eeuwige waar
heden, niet de schijnen der werklijkheid.
Dat was het wat Da Vinci groot maakte,
dat was het wat Rembrandt groot maakte
in die. stukken, die ook zij dan hun 'own'
kunnen noemen. Naar die diepte is door
competente beoordeelaren nog altijd de
wereldliteratuur gemeten, naar die diepte is
de hoogte van alle kunst te bepalen.
De hoogste kunst zijn de gemoedsvolle
geestesconcepties. Zoo is Ophelia er eene.
De plastische beschrijving eener krank
zinnige door een psychiater is een repre
sentatie. Lager dan de conceptie staat de
representatie.
Maar lager nog dan deze staat het verfijnde
oppervlak eener kunstenaarsziel in het door
hem verdelicate werk van een ander.
De waarde echter voor elk dezer rubrieken
op zichzelf is voor de verschillende kunste
naren evenredig met de grootte hunner
talenten voor elk zoo'n rubriek.
De eenige competente beoordeelaar is hij,
wiens geest de hoogste kunstuitingen heeft
kunnen benaderen. Daartoe heeft hij over
heel wat heuvelen en door dalen moeten
gaan, maar eenmaal die hoogte bereikt, blijft
hij er voor altoos, om van daaruit de ver
schillende hoogten in zuiver overzicht met
juistheid te kunnen aangeven.
De intense bekoorlijkheid van sommige
stukken der laagste rubriek zal immer oor
zaak zijn, dat deze voor het hoogste worden
gehouden door wie op de vlakte staan of
op een nog zeer kleinen heuvel, terwijl voor
diezelfden, die den geest met het gevoel
missen om hooger te stijgen, de hoogste
gaan ?... (Grijpt den hellebaard van een der
wachten). Moet ik u met den hellehaard weg
jagen ?... Gij tast naar uw degen ? ... Ik
ook heb een degen, doch ik zal haar niet
tot dit doel gebruiken Zij zal mij nog
slechts dienen tegen n man: tegen een
enkelen slecht Dien andere?Doch wat
beteeken die doeken, die uw hoofd verber
gen ?... Ik ben niet gestemd tot
vastenavondgrappen Gij antwoordt niet ? Ik
wil zien wie gij zijt; ik wil... (Hij nadert
Prinzivalle en wil hem de windsels afrukken.
Vanna werpt zich tusschen hem en Prinzi
valle en houdt hem tegen).
Vanna. Raak hem niet aan !...
Guido (verbaasd inhoudend). Hoe,
Vanna ? ... Vanna, gij ? Van waar deze
plotselinge kracht ?...
Vanna. Hij is het, die mij heeft gered
Guido. Aha! Hij heeft u gered!...
Gered... daarna Toen het te laat was
Hij heeft een nobel werk verricht Het
ware beter geweest
Vanna (koortsachtig). Laat ik het u dan
eindelijk mogen zeggen !... Ik smeek u,
Guido Eén woord en gij weet alles. Hij
heeft mij gered, zeg ik u Hij heeft mij
niet aangeraakt Hij komt hierheen onder
mijne hoede Ik heb mijn woord gegeven,
het uwe, ons aller woord Wacht, totdat
uw toorn Laat mij u zeggen Hij heeft
geen woord gesproken, geen beweging ge
maakt die niet...
Guido. Maar wie is hij dan, wie ?...
Vanna. Prinzivalle
Guido. Wie ? ... Hij ?... Wie ? ... Die
man daar?... Hij, Prinzivalle?...
Vanna. Ja, ja; hij is uw gast Hij
stelt vertrouwen in u !... Hij is onze redder
Guido (na een oogenblik van verstom
ming en met een kracht en een opwinding
die onder het volgende steeds sterker worden
en het Vanna onmogelijk maken zijne woor
den te stuiten). O! dit mijn Vanna O,
dit valt eindelijk als een kuische dauw uit
aller hemelen hemel!... O, Vanna, mijn
Vanna!... Gij zijt groot en ik heb u lief,
en eindelijk begrijp ik !... Ja, gij hebt gelijk,
toen het gedaan moest worden, moest het
zóworden gedaan! Ja! ik doorzie uw list
die sterker was dan zijn misdaad! Doch ik
wist niet, ik vermoedde niet Een ander
zou hem hebben gedood, zooals Judith
Holofernes ter dood bracht Doch zijn mis
daad is grooter dan die van Holofernes en
eischte grooter wraak Hij moest worden
meegevoerd zóals gij het wist te doen
Hij moest gebracht worden te midden van
zijne slachtoffers die dra zijn beulen zullen
zijn?De zegepraal is schitterend!... Zacht
moedig, teeder, volgde hij uwe kussen, gelijk
een lam een takje bloemen volgt!... Wat
voor waarde hebben kussen die men in haat
geeft!... Hij is in den val Ja, gij hadt
gelijk; indien gij hem daarginds hadt gedood,
in zijn tent, alleen, na de afschuwelijke mis
daad, het ware niet voldoende geweest; er
was twijfel over gebleven; men zou hem
niet hebben gezien leder kende het gruwe
lijk verdrag; iedereen moet vernemen wat er
het gevolg van is, wanneer onze
menschelijke natuur zoo diep wordt gehoond
Doch hoe mocht het u gelukken ? ... Het is
de grootste zegepraal die de eer van eene
kunstuitingen zeer begrijpelijk nevelig en
daardoor onwezenlijk moeten worden.
In deze impotentie ligt ook de verklaring
dat het hoogste in de beeldende kunsten
altijd zooveel gevaar bedreigt vór restau
ratie par n' importe qui.
Vanuit dit standpunt en dit is het
eenig ware, wijl toch de geest in het kunst
werk voor het hoogste geldt Thijs Maris
beschouwd, behoort hij tot de koningen der
eeuwen, niet met een kroon op het hoofd
maar glansrijk in het hart, tot de diepst
menschelijke koningen denkbaar: ay, every
inch a king."
In hoeverre een nulliteit zij worden, die
in hunne geborneerdheid laat staan om
lage motieven den meester voor den
wereld willen verkleinen, laat ik aan hunne
hoogerstaanden ter beoordeeling over.
O, kostelijke spiegel der journalistiek, o
wondere spiegel der waarheid, waarin, als
de quaesties een tijdje maar duren, alle
zaakjes zóhumoristisch naakt verschijnen,
dat wel grooter aandacht gij waard zijt dan
de menschen u dagelijks schenken.
Toen Thijs Maris nog alleen maar wist
dat The Dancing Figures het eigendom
waren geworden van een Amsterdamschen
kunsthandel, en nog geen persberichten
erover had gelezsn, schreef hij mij in een brief
van den 16den der vorige maand:
Als die dingen in Tessaro 1) zijn handen
kwamen, zoude hij er mee handelen als
met de Norman Maclepd Macdougall. Dan
moeten ze toch van mij zijn."
Thijs Maris stelt hiermee de dansende
figuren op een lijn. De Norman Macleod
Macdougall zijn de bekende Twee Zusters"
in het bezit van den heer W. Burrell te
Glasgow. Deze eigenaar is een van de
meest met smaak begaafde collectionneurs.
Zijn huis is een waar paleis van kunst
schatten in fijne harmonie gerangschikt. En
zoo groot zijn hieraan zijne bezittingen, dat
hij nog van de subliemste stukken btwaart
in een kamer opgeborgen.
Hij weet dat de Twee Zusters" een door
Thijs Maris verdelicaat schilderij is van den
Schotschen glasschilder Norman Macleod
Macdougall, die eertijds in Londen voor
Cottier werkte. Niettegenstaande deze
wetenschap heeft het toch een plaats in
zijn eerezaal waar zijn mooie Velasquez
hangt. En waarlijk de bekoring ervan is niet
gering. Het draagt alle kenmerken van het
verfijningsvermogen van den grooten meester:
in het verdelicate modelé, de gevoelige
zachte kleuren en de heerlijke toon die het
geheel verbindt 2).Maarzij n geestesdiepte moet
er niet in worden gezocht. Het behoort tot de
laagste rubriek van zijn ceuvre, 1ot dezelfde
waartoe 'The Dancing Figures' behooren.
Het is niets minder dan deze panneaux, het
zou moeilijk zijn te zeggen aan welke van
beide werken de voorkeur te geven.
Het moeten van Jan Veth wel de wilde
jaren zijn geweest, waar meer medewerkers
van het weekblad De Kroniek toen in leefden,
dat dit schilderij, toen het in het begin van
1895 in den kunsthandel van de firma Buffa
te Amsterdam was geëxposeerd, zoo geheel
en al in zijn artikel van den lOden Maart
van dat jaar omlaag moest worden gehaald.
Hij noemt het daarin halfslachtig werk van
Thijs Maris. Daarin heeft hij gelijk, zoo zijn
'The Dancing Figures' ook halfslachtig.
Maar een uit goedigheid opgelapt doek,
vrouw Wacht, gij zult het hun zeggen!...
(Snelt naar het terras en roept luidkeels:)
Prinzivalle! Prinzivalle !... De vijand is in
onze macht!...
Vanna (ijlt hem na en tracht hem terug
te houden). Neen, neen; hoor mij aan
Neen, zoo is het niet Guido, ik smeek
u Neen, Guido, gij bedriegt u
Guido (maakt zich los en roept met ver
dubbelde kracht). Laat mij; gij zult zien
Allen moeten zij het weten... (Het volk terug
roepend). Thans moogt gij, móet gij
terugkeeren!... En ook gij, mijn vader, wiens hoofd
zich ginds tusschen twee zuilen der balustra
den doorwringt om mijn lot te bespieden, als
verwachtet gij eindelijk een god te zien op
staan die het kwaad herstelt dat gij hebt aan
gericht, en ons den vrede terugbrengt! Keer
weder! De vrede is gekomen en een groot
wonder is geschied!... Wat er.thans gaat
geschieden, moeten zelfs de steenen hooren
en mede aanzien!... Ik verberg mij niet
meer en mijne schande verdwijnt!... Straks
zal ik van hier gaan, reiner dan de reinsten
en gelukkiger dan zij die niets hadden ver
loren ! Thans moogt gij mijne Vanna toe
juichen ! Met u juich ook ik haar toe, en
luider dan gij allen !... (Hij drijft de men
schen, die zich op het terras bevinden, in de
zaal). Ditmaal zult gij uwe vertooning heb
ben !.. ? Er bestaat een gerechtigheid !...
O, ik wist het wel, doch ik had niet gedacht,
dat zij zoo snel zou opstaan.... Ik geloofde,
dat ik jaren en jaren naar haar zou moeten
uitzien !... Ik dacht, dat ik mijn leven zou
moeten slijten met op haar te loeren, bij de
kromming van voetpaden, in de bosschen,
in de straten En ziet, daar bevindt zij
zich plotseling in deze zaal, vlak tegenover
mij, tegenover ons allen, op deze trappen.. ..
Door welk ongelooflijk wonder?... Wij
zullen het vernemen; Vanna heeft het vol
bracht !... Doch daar zij hier is, behoort zij
haar werk te voltooien.... (Tot Marco terwijl
hij hem bij den arm vat). Gij ziet dien man
daar ?
Marco. Ja ; wie is hij ? ...
Guido. Gij hebt hem toch gezien; gij
hebt met hem gesproken, gij, zijn gedienstige
boodschapper
(Prinzivalle wendt het hoofd naar Marco,
die hem herkent).
Al a r c o. Prinzivalle !
(Beweging onder het volk).
Guido. Ja zeker, hij is het, hijzelf, er is
geen twijfel mogelijk Kom toc.h naderbij,
zie dan toch, geef hem de hand, spreek met
hem Wellicht heeft hij u eene nieuwe
boodschap op te dragen?... O, zeker, dit
is niet meer de schitterende Prinzivalle;
doch mijn medelijden is verre!... Door on
gekende, monsterachtige list heeft hij mij
het eenige op heel de wereld ontroofd wat
ik niet vermocht te geven En zelf is hij
gekomen, meegevoerd door de gerechtigheid,
en door een andere list, schooner nog dan
de gerechtigheid, om mij hier de eenige be
looning te vragen, die ik geven kan Had
ik niet het recht een wonder te beloven!...
Komt naderbij, zijt niet bevreesd; hij zal
niet ontsnappen Doch sluit de deuren
goed !... Er mag geen tweede wonder komen,
dat hem ons ontvoert!... Maar nog niet
dadelijk zullen wij hem te lijf gaan Wij
dat daar trouwens voor iemand die oogen
heeft het kenmerk van draagt"... dat is
tegenover dit stuk een onwaardige min
achtende uiting.
Het is heelemaal niet te verwonderen, dat,
evenals thans is geschied met die dansende
vrouwen-figuren, toentertijd dit werk zoo
dithyrambisch" is aangeprezen als een
heerlijke uiting van des eenigen meesters
genie," zooals Jan Veth het met deze be
woordingen constateert in de artikelen van de
betrokken publicisten, die hij de dupe vindt
geworden van hunne beklagenswaardige
maar gevaarlijke onbevoegdheid" (sic). En
terecht oordeelde hij het noodig dat tusschen
de werkelijke hoogte van Thijs Maris' kun
stenaarsvermogen en het niveau van dit
schilderijtje wel in het openbaar een streepje
dient te worden getrokken" (sic). En dat
doet hij dan toch eigenlijk alleen maar met
een citaat uit een brief van Thijs Maris aan
een vriend, dat hij noemt een document
van te veel belang om de waarde, die door
den schilder zelf aan dit werk wordt gehecht"
(sic) dan dat het voor het publiek zou
mogen worden verzwegen.
Zeide ik boven niet. dat Thijs Maris de
beide gevallen van toen en nu precies gelijk
stelt? zij zijn het ook.
Dat citaat is het volgende (wat erin tus
schen haakjes staat zijn woorden van
Veth):
I cannot ttfink that the little thing I
touched up for... (hier staat de naam van
iemand wien Th. M. in zijn goedigheid wel
voorthelpt) the two bairns (Schotsch voor
kinderen) by Norman Mc. Leod Mc. Dougall
(een glasschilder die ook wel eens schilderijen
probeert) has found its way to Amsterdam.
l cannot think... to be dishonest in selling
under my name."
En Jan Veth voegt daar dadelijk aan toe:
Welnu de ongenoemde blijkt zoo dishonest
te zijn geweest."
Toen mijn artikel van den 8sten Febr. 1.1.
in drukproef verscheen, vroeg ik dubbele
revisie en ik zond daar Thijs Maris dadelijk
eene van toe. De brief dien ik den 4en Febr.
van hem daarop ontving, begon met wat
voor een ieder duidelijk is, die het harte
draagt op de rechte plaats: Well man I
think you may congratulate yer-sel' in doing
a good deed and give it them hot." En hij ver
beterde nog voor mij a slip of the pen. In
de drukproef stond een oude houten lijst,"
wat een oude gouden lijst" moest zijn.
Hij zegt daarover in dienzelfden brief: it was
nae old wood un, but a real comparatively
modern-gilded-new one, uit de tijd before
de gepolijsten krullen fabrikaat fashion."
Op wien geregeld leeft in het heerlijk
frissche woud zijner krachtige uitingen, moest
de vertooning van Jan Veth in zijn artikel
van 11 Februari 1.1. in De N. Kotterdammer
wel een pijnlijke indruk maken.
Och, och de heele toon van dat artikel!
Zijn dans voor die panneaux met dat glas
nectar!
En neen, maar, dat: echt als goud..."
U gaat zeker veel om met menschen in
oudhedens?
Maar het is erger Jan Veth, het is hél,
hél erg: de hoogste kunst-ideeën met je
bacchanten-dans te willen vertreden. Dat is
onvergeeflijk, dat blameert je voor altijd.
De Zaaier noem je een reproductie, wat
je er ook dan nog aantoevoegt, met opzet
om dat idee reproductie. Zilcken in zijn
iimimmiimiiiiilmiiimniniiiillHiiiiniiiiinilliinniMniliiiiniMliinii
bewaren hem voor langduriger genoegens...
O gij, mijn arme broederen, die hij zoozeer
heeft doen lijden, die hij verdelgen wilde,
wier vrouwen en kinderen hij had verkocht:
aanziet hem; hij behoort mij toe, u, ons
toe ; hoort gij wel ? ... Doch hij heeft u
niet doen lijden zóals mij; Gij zult hem
straks hebben.... Mijn Vanna brengt hem
ons, opdat onze wraak onze schande
uitwissche !... (Zich meer onmiddellijk tot het
volk richtend). Allen zijt gij thans hier en
gij zult getuige zijn Het moet u duidelijk
worden Hebt gij het wonder der held
haftigheid goed begrepen ?... Deze man
heeft Vanna in bezit gehad. Er was niets
tegen te doen, gij hebt het allen gewild; en
gij hadt haar verkocht Ik vloek niemand;
wat gedaan is, is gedaan; en gij hadt het
recht uw leven te verkiezen boven mijn arm
geluk Doch wat zoudt gij er op hebben
gevonden, indien gij de liefde hadt te her
scheppen met datgene wat haar doodt?...
Gij hebt weten te vernielen ; thans geldt het
weer op te bouwen !... Welnu, Vanna heeft
het gedaan Zij dacht iets veel beters uit
dan Lucretia of Judith !... Lucretia heeft
zichzelve gedood; Judith doodde Holofer
nes O, dat was werkelijk te eenvoudig.
en .il te geruischloos !... Vanna doodt nie
mand in een gesloten tent, doch levend en
voor aller oogen voert zij het offerdier hier
heen Wij zijn het, die de schandvlek,
welke mede door ons is ontstaan, zullen
uitwisschen Hoe heeft zij het volbracht?...
Zij zal het ons zeggen
Vanna. Ja, ik zal het u zeggen; doch
anders was het, geheel anders !...
Guido (Vanna onderbrekend, gaat hij
naar haar toe om haar te omhelzen). Laat ik
eerst u omhelzen, opdat elkeen ervare....
Vanna (hem met kracht terugstootend).
Neen, neen, neen, nog niet!... Neen, neen,
neen, nooit meer, indien gij mij niet verstaat!
Luister naar mij, Guido Het gaat hier
thans om een wezenlijker eer, en een ander
geluk, dan die u op een dwaalspoor bren
gen ! O, ik ben wel gelukkig, dat zij allen
zijn teruggekeerd! Zij zullen mij wellicht
verstaan, vórdat gij mij verstaat; zij zullen
misschien begrijpen, vórdat gij begrijpt
Hoor mij aan, Guido Ik kom niet in
uwe armen dan nadat gij zult weten
Guido (haar nogmaals onderbrekend;
drukt haar weder tegen zich aan). Ik zal het
weten, ik zal het weten; maar vór alles
wil ik
Vanna. Hoor mij aan,, zeg ik!... Ik heb
nimmer onwaarheid gesproken ; doch heden
zeg ik de innige waarheid, de waarheid die
men niet dan nmaal uitspreekt, en die
doodt of doet leven Luister naar mij,
Guido, en zie mij aan, indien gij mij nog
nimmer gezien hebt vór dit uur, dat u de
eerste en eenige gelegenheid geeft mij lief
te hebben zóals ik wil dat men mij lief
heeft Ik spreek thans tot u in naam van
ons leven, van alles wat ik ben, van alles
wat gij mij zijt Wees in staat te gelooven
wat niet geloofd kan worden Deze man
heeft mij niet aangeraakt?Hij vermocht
alles; men had mij immers aan hem over
gegeven Hij heeft mij niet aangeraakt;
en ik heb zijn tent verlaten, als verliet ik
liet huis van een' broeder...