De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 22 februari pagina 2

22 februari 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 22 Febr. '14. No. 1913 lend van leven terstond na het schrijven en bij het ontvangen, worden zij heel gauw oud en bevreemden door hun, duurzaamheid, als volmaakt overbodige, wezenlooze dingen, die in het tegenwoordige geen ver band en geen functie meer hebben. Doch veel later'krijgen zij weer een weinig leven terug en een geheimzinnige belang rijkheid, juist als oude couranten. Het is of hun fluisterstemmen dan weer duidelijker gehoord worden, als alles uit den tijd van hun ontstaan rondom ons verzonk. En zoo zijn dan ook deze brieven van mevrouw Bosboom belangwekkend, zeer zeker om haar zelve, maar toch bovenal om den reuk van het gansche, begin-19e eeuwsche leven, die er uit opstijgt en ons aandoet met de stille en ietwat pijnlijke verwondering, waarvan ik boven sprak, omdat dit alles ons reeds zoo ver en vreemd is. Zoo vreemd en weinig genietbaar inder daad, als wel het grootste deel van de litte ratuur dezer menschen. Hoe zonderling staart in, deze brieven twee letterkundige kunste naars tegenover hun kunst, schijnt het ons. Mevrouw B. spreekt over haar romans, of het even zooveel verhandelingen waren, die zij uit bronnen samen stelt.',' Over rythme en klank van proza, over het woord en den zinsbouw denken zij blijkbaar allerminst. Dat alles spreekt en gaat van zelf en alleen het sujet" komt ter overweging in aan merking. Mevrouw ? B. heeft het bij voor keur historisch, om het dan half moreel, half romantisch te behandelen. Vooral moreel. In Lauernesse (schrijft zij) meende ik in waarheid van het beginsel te zijn uitgegaan: Christus sterker dan de hartstogten... Mijn lieden onderschikken er de hunne aan... maar Gij gaat denken dat ik nog met alle autheurswarmte aan de poppen hang, die ik eens heb laten opdansen. En waar voor de anderen de sympathie reeds lang verloren hebben." En verder: Welnu, wat zou ik er bij verliezen zoo Gij mij deedt inzien, dat ik in Ximenes advocaat van de slechte zaak was geweest. Zou ik er niet veeleer bij winnen ook van een andere zijde te leeren zien wat ik eerst met sympathie anders had bekeken." Later spreekt zij over een te geven critiek op Leicester in Nederland." Aan uwe hand of die van Mensinga zou ik het veilig toe vertrouwen, want waar die de kunstenaresse van de overtredingen tegen de kunst of tegen de historie of tegen de taal of tegen wat ook te beschuldigen hadden zouden zij de vrouw weten te sparen." Als wij nu nog opgemerkt hebben, dat mevr. B. van Potgieter spreekt, als van den vriend, die mij niet slechts voor mij maar zelfs voor de kunst behoedzaamheid toewenscht tegen de hartstogten," en hoopt dat Bakhuizen van den Brink haar niet tot de rust der antieken bekeeren zal", dan hebben wij hier, in kort bestek, zou ik zeggen, het gansche Hollandsche leven in kunst en critiek van dien tijd voor ons uitgelegd. De allereerst zedelijke strekking van zulk een verhaal, goed- of afkeuring van histo rische gebeurt enissen?de minachting voor de eigen figuren, die aldus niet meer dan spreekbuizen voor persoonlijke meeningen blijken en waarvoor anderen" sympathie moeten gevoelen... ziedaar voor ons pijnlijke inlichtingen over de toenmalige litteraire kunst, waarbij vervolgens de critiek toezag minimi m nu tiiiiinn iinmiiimiini nul FEUILLETON iininiiiiiiililn mi nniiiii nnnnliin m i MONNA VANNA DOOR MAURICE MAETERLINCK VERTALING VAN FRANS MIJNSSEN Uitgave van Meulenhoff en Co., Amsterdam (Wij drukken hier bijna het geheele derde - bedrijf af van Monna Vanna. In korte woor den kan wat aan dit bedrijf voorafgaat aldus Worden-samengevat: Prinzivalle, een beisepsgeneraal.zooals de Renaissance er kende: die zich verhuurden aan een goedbetalenden staat, heeft voor Pisa het beleg geslagen. De stad zal ongetwijfeld genomen worden en een groote vrees doorhuivert de bevolking. Dan laat Prinzivalle weten, dat hij de be legering zal doen mislukken, indien de vrouw van vorst Guido, die binnen Pisa woont, Op een avond in zijn tent komt, onder haar mantel onomhuld. Om haar stad te redden gaat Monna Vanna aan dezen barbaarschen eisch gehoor geven. Zij offert zich. Zij treedt de tent binnen als het hol van een wild dier. Zij vindt echter in Prinzivalle een zachten, droomerigen vriend uit haar kinderjaren..., die in eenzame, hooggespannen liefde voor haar gebleven, tot zijn gruwelijk verlangen slechts komen kon uit reactie van te lange onbeantwoorde liefde. Hij raakt haar niet aan. Hij stort zijn gemoed uit. Hij is vol komen gelukkig. Vanna, die de grootheid en de zuiverheid van zijn liefde peilt, ver klaart voor goed haar Guido trouw te zijn, hem, Prinzivalle, een goed hart toe te dragen, en nooit werkelijk de zijne te zullen wezen. Dan brengt de gevaarlijke werkelijkheid n Prinzivalle, wiens verraad" klaarblijkelijk werd, n Monna Vanna tot een kort besluit. Terwijl de troepen aankomen, die den ver rader" zullen arresteeren, neemt Vanna hem mee: Aan haar man, aan Guido, zal zij deze wonderbare redding doen kennen en hoog zal Prinzivalle in Pisa worden geëerd. Guido, Guido, zal alles begrijpen ! In dezen geest komen Vanna en Prinzi valle binnen Pisa. Guido's vader Marco wacht haar op het terras. RED.) DERDE BEDRIJF Marco. O Vanna! mijn Vanna!... Zijt gij het wel, die ik zie, daar op de eerste trede? (Hij wil ijlings de trappen afdalen om Vanna tegemoet te gaan, wordt echter door Borso en Torello teruggehouden). Stijg op, stijg op, Vanna l... Hierheen Vanna !... Zij houden mij hiertegen! Zij vreezen de vreugde! Hierheen, hierheen, Vanna! die schooner zijt dan Judith en reiner dan Lucretia!... Hier heen, hierheen, Vanna, stijg op temidden van de bloemen! (Snelt naar de marmeren vazen en rukt er met volle handen bloemen uit, die hij neerwerpt aan den voet van de trap). Ook ik heb bloemen om het leven te begroeten!... Ook ik heb leliën en laurieren en rozen om den roem te kronen! (De toejuichingen worden steeds wilder. Vanna, vergezeld van Prinzivalla, ver schijnt boven" aan de trap en werpt zich of ook tegen de taal,, déhistorie of de kunst" gezondigd wordt. Alles onder het motto: in godsnaam geen hartstochtelijkheid t Waar mevr. B. zich een enkelen keer zelve tot critiek Iaat verleiden, zooals over Van Lenneps Klaasje Zevenster, daar luidt het aldus: Waarheid is dat het vierde deel amusant leest. Maar in vollen ernst, al houdt Gij nog zooveel van actie, van losheid, van het praten en handelen der dagelijksche menschen, is dit schoone kunst? Is dit het hoogste dat men van een auteur kan vragen ? Handigheid is er en benijdenswaardig gemak om zichzelven en zijne figuren te laten bewegen; maar is er eenige diepte, is er n hoofd stuk, dat men van buiten zou willen leeren ? De rijke rentenier, Amsterdammer van de Bocht van de Heerengracht is naar het leven, helaas! Maar is het niet erg genoeg dat er dezulken zijn, en zouden ze er beter van worden als zij zichzelven dus in den spiegel konden zien ? Is het wezenlijk een roman de moeurs? Het zijn de zeden en gewoonten van 't kringetje waarin v. Lennep en de zijnen ronddraaien, van mevr. Doertoghe af tot mevr. Mietje toe zal men ze allen in zijne familie kunnen aanwijzen. Maar is dat het heele land ? En is dat scheppen ?" Blijkbaar wilde mevr. B. hier zeggen, dat oppervlakkige romantiek van het dagelijksch leven allicht amusanter en aantrekkelijker is dan zware historische geschiedenissen met zwaar zedelijke strekking. Doch dat dit nog geen verdienste beteekent. En dat zoo direct naar het leven copieeren nog maar kleine kunst is, zeker niet beter, in haar schijnbaar meerdere levendigheid, dan haar eigen methode van personifieering der eigen ge dachten en beginselen, zoo dat er poppen" van komen. Het een, zoowel als het ander, echter lijkt ons niet zoo heel veel waard. Uit deze brieven verschijnt ons mevr. B. als een beminlijk eenvoudige vrouw, die zich op haar weten noch op haar kunnen liet voor staan en niet meer ijdel, dan precies noodig was. Haar vroomheid had niets hatelijks of eigengerechtigds. Zij voelt ruim en zacht zinnig, ook tegenover haar haters en benijders, en veel liever dan zich te verdiepen in eigen recht of onrecht en dwaasheid van tijdgenooten, gaat zij tot het leven van vroeger, om zich daarin te vergeten. Zij schijnt krachtig maar gematigd, en de harts togten," waarvoor Potgieter waarschuwde, waren misschien geen hartstochten, doch enkel iets persoonlijk impulsiefs, iets eigenwilligs, dat... in den tijd niet scheen te passen. En ziedaar dan wat ons voornamelijk als het merk van dien tijd bijblijft: het verstandelijk-gematigde en begrensde. Hetgeen in het tweede deel der 18e eeuw in Frankrijk en Duitschland had gebloeid, de levendig heid van geest, het wat droog vernuftige en geestig-sceptische, dat vond men op de helft der 19e eeuw eindelijk ook hier, waar de Romantiek nooit leven had. Op een on dergrond van zwaarwichtig burgerlijke ge meenschappelijkheid, vonkte in de beste geesten dat spiritueele, dat zoomin als het burgerlijke, de hartstochten kende of toeliet, maar tegelijk de eigen scepcis niet volkomen aandurfde. Het was de tijd, toen allerlei zaken van godsdienst, moraal en kunst nog vast en onaantastbaar schenen, toen het leven nog vormen had, die de weldenkenden, in de armen die Marco, staande op de laatste trede, naar haar uitstrekt. Het volk neemt de trap, het terras, de por tieken in, houdt zich echter op een afstand van de groep die gevormd wordt door Vanna, Prinzivalle, Marco, Borso en Torello). Vanna (terwijl zij zich in de armen van Marco werpt) Mijn vader ik ben gelukkig Marco (haar innig omhelzend). Ik ook, mijn kind, want ik heb je weer!... Door onze kussen heen moet ik je aanzien Stralend ben je, als keerde je weer van de bronnen van dien hemel, die heden de glorie van je terugkomst zingt!... En de afschu welijke vijand heeft geen lichtstraal van je oogen, geen glimlach van je lippen vermogen weg te nemen Vanna. Mijn vader, ik zal u zeggen Doch waar is Guido ?... Vór allen moet ik hém bevrijden?Hij weet nog niet Marco. Kom, Vanna, hij is hier Kom, ik wordt verstooten, en rechtvaardig is dat misschien; doch uwe heerlijke schuld wordt u vergeven, en in zijne armen ga ik u thans voeren, opdat mijn laatste groet, mijn laatste blik, u weder in liefde vereenigd vinden (In dit oogenblik treedt Guido op Vanna toe. Zij wil spreken en maakt eene be weging als wilde zij zich in zijne armen werpen; doch Guido houdt haar met eene ruwe beweging tegen en stoot haar terug; zegt dan tegen degenen die hem om ringen :) Guido (kort, scherp en gebiedend). Laat ons alleen! Vanna. Neen, neen !... Guido, gij weet niet... Ik zal het u zeggen, ik wil het aan allen zeggen!... Guido, rein keer ik weer; en niemand kan ...! Guido (onderbreekt haar, stoot haar terug en spreekt met verheffing van stem, door toorn overmeesterd). Nader mij niet; raak mij nog niet aan... (Loopt op het volk toe, dat de zaal begint te vullen en voor hem terugwijkt). Hebt gij mij begrepen?... Ik verzoek u heen te gaan en ons alleen te laten. Gij zijt heer in uw huis, ik in het mijne Borso en Torello, roept de wachten hier. Zeker, ik begrijp u wel!... Gij verlangt nog een vertooning na het groote feest Doch gij zult die niet hebben; zij is niet voor u bestemd, gij zijt haar niet waard Gij hebt vleesch er»wijn; ik heb voor u allen betaald, wat verwacht gij dan nog meer ?... Minder kan ik, dunkt mij niet vragen, dan dat men mij mijne smart late.... Gaat heen en eet! Gaat heen en drinkt! Ik heb andere zorgen en ik zal er op passen dat gij mijne tranen niet ziet Gaat henen, zeg ik u!... (Stille beweging onder het volk, dat langzaam terugtrekt). Aarzelt nog iemand ?... (Zijn vader heftig bij den arm grijpend). Gij ook! Gij vooral! Gij eerder nog dan de anderen, omdat het uwe schuld is!... Gij zult mij die tranen niet zien weenen !... Ik wil alleen zijn, eenzamer nog dan in het graf, opdat ik eindelijk wete, dat wat ik weten moet!... (Prinzivalle bemerkend, die zich nog niet heeft bewogen) En gij ?... Wie zijt gij die daar staat als een standbeeld vór zijne onthulling?... Zijt gij wellicht de schande of de dood die mijner wa«hten ? Hebt gij niet begrepen, dat gij moet heenals mevr. B., zich beijverden na te komen, omdat zij, burgerlijk zelven, er de burger lijke kleinheid niet van inzagen, waar im mers de beste geesten ook niet boven den algemeenen standaard uitrezen. Een was er, die tenminste voor de helft inzag, waaraan het hier in kunst en samenleving ontbrak: Busken Huet. En zijn Lidewijde is een ont roerende poging geworden. Maar het geraisaan hartstocht en gevoel was toch niet het eenig bezwaar, dat men tegen dien tijd van omstreeks '50 der vorige eeuw hebben kan. Der gemeenschap van toen en het individualisme, dat er op volgde (en dat de tijdgenooten gebrek aan karakter" noemden) ontbrak het, en heeft het tot op het huidige oogenblik ontbroken, aan grootheid. Er ging maar eens een ruime adem door het leven van dit land ---- Doch desniettemin is de te gebonden kracht van een mevr. Bosboom, zoo al niet meer rechtuit genietelijk in haar litteraire verbijzonderingen, dan toch in haar geheel wel een treffend schouwspel in dat verleden, waarmede wij zoo zonderling weinig meer gemeen hebben. FRANS COENEN * The Dancing Figures" n Matthijs Alaris (Ingezonden) De groote man, die mijn mond stem ver leent, is groot om de enorme diepte, die zijn geest heeft bereikt en geopenbaard in de weinige stukken, die hij dan ook uitsluitend zijn Own" kan noemen. Niet naar buiten leeft hij met de schoonheid van het opper vlak, maar diep in zijn wezen troont het mysterie dat de kern zelf der dingen betast. Zoo komen de revelaties der eeuwige waar heden, niet de schijnen der werklijkheid. Dat was het wat Da Vinci groot maakte, dat was het wat Rembrandt groot maakte in die. stukken, die ook zij dan hun 'own' kunnen noemen. Naar die diepte is door competente beoordeelaren nog altijd de wereldliteratuur gemeten, naar die diepte is de hoogte van alle kunst te bepalen. De hoogste kunst zijn de gemoedsvolle geestesconcepties. Zoo is Ophelia er eene. De plastische beschrijving eener krank zinnige door een psychiater is een repre sentatie. Lager dan de conceptie staat de representatie. Maar lager nog dan deze staat het verfijnde oppervlak eener kunstenaarsziel in het door hem verdelicate werk van een ander. De waarde echter voor elk dezer rubrieken op zichzelf is voor de verschillende kunste naren evenredig met de grootte hunner talenten voor elk zoo'n rubriek. De eenige competente beoordeelaar is hij, wiens geest de hoogste kunstuitingen heeft kunnen benaderen. Daartoe heeft hij over heel wat heuvelen en door dalen moeten gaan, maar eenmaal die hoogte bereikt, blijft hij er voor altoos, om van daaruit de ver schillende hoogten in zuiver overzicht met juistheid te kunnen aangeven. De intense bekoorlijkheid van sommige stukken der laagste rubriek zal immer oor zaak zijn, dat deze voor het hoogste worden gehouden door wie op de vlakte staan of op een nog zeer kleinen heuvel, terwijl voor diezelfden, die den geest met het gevoel missen om hooger te stijgen, de hoogste gaan ?... (Grijpt den hellebaard van een der wachten). Moet ik u met den hellehaard weg jagen ?... Gij tast naar uw degen ? ... Ik ook heb een degen, doch ik zal haar niet tot dit doel gebruiken Zij zal mij nog slechts dienen tegen n man: tegen een enkelen slecht Dien andere?Doch wat beteeken die doeken, die uw hoofd verber gen ?... Ik ben niet gestemd tot vastenavondgrappen Gij antwoordt niet ? Ik wil zien wie gij zijt; ik wil... (Hij nadert Prinzivalle en wil hem de windsels afrukken. Vanna werpt zich tusschen hem en Prinzi valle en houdt hem tegen). Vanna. Raak hem niet aan !... Guido (verbaasd inhoudend). Hoe, Vanna ? ... Vanna, gij ? Van waar deze plotselinge kracht ?... Vanna. Hij is het, die mij heeft gered Guido. Aha! Hij heeft u gered!... Gered... daarna Toen het te laat was Hij heeft een nobel werk verricht Het ware beter geweest Vanna (koortsachtig). Laat ik het u dan eindelijk mogen zeggen !... Ik smeek u, Guido Eén woord en gij weet alles. Hij heeft mij gered, zeg ik u Hij heeft mij niet aangeraakt Hij komt hierheen onder mijne hoede Ik heb mijn woord gegeven, het uwe, ons aller woord Wacht, totdat uw toorn Laat mij u zeggen Hij heeft geen woord gesproken, geen beweging ge maakt die niet... Guido. Maar wie is hij dan, wie ?... Vanna. Prinzivalle Guido. Wie ? ... Hij ?... Wie ? ... Die man daar?... Hij, Prinzivalle?... Vanna. Ja, ja; hij is uw gast Hij stelt vertrouwen in u !... Hij is onze redder Guido (na een oogenblik van verstom ming en met een kracht en een opwinding die onder het volgende steeds sterker worden en het Vanna onmogelijk maken zijne woor den te stuiten). O! dit mijn Vanna O, dit valt eindelijk als een kuische dauw uit aller hemelen hemel!... O, Vanna, mijn Vanna!... Gij zijt groot en ik heb u lief, en eindelijk begrijp ik !... Ja, gij hebt gelijk, toen het gedaan moest worden, moest het zóworden gedaan! Ja! ik doorzie uw list die sterker was dan zijn misdaad! Doch ik wist niet, ik vermoedde niet Een ander zou hem hebben gedood, zooals Judith Holofernes ter dood bracht Doch zijn mis daad is grooter dan die van Holofernes en eischte grooter wraak Hij moest worden meegevoerd zóals gij het wist te doen Hij moest gebracht worden te midden van zijne slachtoffers die dra zijn beulen zullen zijn?De zegepraal is schitterend!... Zacht moedig, teeder, volgde hij uwe kussen, gelijk een lam een takje bloemen volgt!... Wat voor waarde hebben kussen die men in haat geeft!... Hij is in den val Ja, gij hadt gelijk; indien gij hem daarginds hadt gedood, in zijn tent, alleen, na de afschuwelijke mis daad, het ware niet voldoende geweest; er was twijfel over gebleven; men zou hem niet hebben gezien leder kende het gruwe lijk verdrag; iedereen moet vernemen wat er het gevolg van is, wanneer onze menschelijke natuur zoo diep wordt gehoond Doch hoe mocht het u gelukken ? ... Het is de grootste zegepraal die de eer van eene kunstuitingen zeer begrijpelijk nevelig en daardoor onwezenlijk moeten worden. In deze impotentie ligt ook de verklaring dat het hoogste in de beeldende kunsten altijd zooveel gevaar bedreigt vór restau ratie par n' importe qui. Vanuit dit standpunt en dit is het eenig ware, wijl toch de geest in het kunst werk voor het hoogste geldt Thijs Maris beschouwd, behoort hij tot de koningen der eeuwen, niet met een kroon op het hoofd maar glansrijk in het hart, tot de diepst menschelijke koningen denkbaar: ay, every inch a king." In hoeverre een nulliteit zij worden, die in hunne geborneerdheid laat staan om lage motieven den meester voor den wereld willen verkleinen, laat ik aan hunne hoogerstaanden ter beoordeeling over. O, kostelijke spiegel der journalistiek, o wondere spiegel der waarheid, waarin, als de quaesties een tijdje maar duren, alle zaakjes zóhumoristisch naakt verschijnen, dat wel grooter aandacht gij waard zijt dan de menschen u dagelijks schenken. Toen Thijs Maris nog alleen maar wist dat The Dancing Figures het eigendom waren geworden van een Amsterdamschen kunsthandel, en nog geen persberichten erover had gelezsn, schreef hij mij in een brief van den 16den der vorige maand: Als die dingen in Tessaro 1) zijn handen kwamen, zoude hij er mee handelen als met de Norman Maclepd Macdougall. Dan moeten ze toch van mij zijn." Thijs Maris stelt hiermee de dansende figuren op een lijn. De Norman Macleod Macdougall zijn de bekende Twee Zusters" in het bezit van den heer W. Burrell te Glasgow. Deze eigenaar is een van de meest met smaak begaafde collectionneurs. Zijn huis is een waar paleis van kunst schatten in fijne harmonie gerangschikt. En zoo groot zijn hieraan zijne bezittingen, dat hij nog van de subliemste stukken btwaart in een kamer opgeborgen. Hij weet dat de Twee Zusters" een door Thijs Maris verdelicaat schilderij is van den Schotschen glasschilder Norman Macleod Macdougall, die eertijds in Londen voor Cottier werkte. Niettegenstaande deze wetenschap heeft het toch een plaats in zijn eerezaal waar zijn mooie Velasquez hangt. En waarlijk de bekoring ervan is niet gering. Het draagt alle kenmerken van het verfijningsvermogen van den grooten meester: in het verdelicate modelé, de gevoelige zachte kleuren en de heerlijke toon die het geheel verbindt 2).Maarzij n geestesdiepte moet er niet in worden gezocht. Het behoort tot de laagste rubriek van zijn ceuvre, 1ot dezelfde waartoe 'The Dancing Figures' behooren. Het is niets minder dan deze panneaux, het zou moeilijk zijn te zeggen aan welke van beide werken de voorkeur te geven. Het moeten van Jan Veth wel de wilde jaren zijn geweest, waar meer medewerkers van het weekblad De Kroniek toen in leefden, dat dit schilderij, toen het in het begin van 1895 in den kunsthandel van de firma Buffa te Amsterdam was geëxposeerd, zoo geheel en al in zijn artikel van den lOden Maart van dat jaar omlaag moest worden gehaald. Hij noemt het daarin halfslachtig werk van Thijs Maris. Daarin heeft hij gelijk, zoo zijn 'The Dancing Figures' ook halfslachtig. Maar een uit goedigheid opgelapt doek, vrouw Wacht, gij zult het hun zeggen!... (Snelt naar het terras en roept luidkeels:) Prinzivalle! Prinzivalle !... De vijand is in onze macht!... Vanna (ijlt hem na en tracht hem terug te houden). Neen, neen; hoor mij aan Neen, zoo is het niet Guido, ik smeek u Neen, Guido, gij bedriegt u Guido (maakt zich los en roept met ver dubbelde kracht). Laat mij; gij zult zien Allen moeten zij het weten... (Het volk terug roepend). Thans moogt gij, móet gij terugkeeren!... En ook gij, mijn vader, wiens hoofd zich ginds tusschen twee zuilen der balustra den doorwringt om mijn lot te bespieden, als verwachtet gij eindelijk een god te zien op staan die het kwaad herstelt dat gij hebt aan gericht, en ons den vrede terugbrengt! Keer weder! De vrede is gekomen en een groot wonder is geschied!... Wat er.thans gaat geschieden, moeten zelfs de steenen hooren en mede aanzien!... Ik verberg mij niet meer en mijne schande verdwijnt!... Straks zal ik van hier gaan, reiner dan de reinsten en gelukkiger dan zij die niets hadden ver loren ! Thans moogt gij mijne Vanna toe juichen ! Met u juich ook ik haar toe, en luider dan gij allen !... (Hij drijft de men schen, die zich op het terras bevinden, in de zaal). Ditmaal zult gij uwe vertooning heb ben !.. ? Er bestaat een gerechtigheid !... O, ik wist het wel, doch ik had niet gedacht, dat zij zoo snel zou opstaan.... Ik geloofde, dat ik jaren en jaren naar haar zou moeten uitzien !... Ik dacht, dat ik mijn leven zou moeten slijten met op haar te loeren, bij de kromming van voetpaden, in de bosschen, in de straten En ziet, daar bevindt zij zich plotseling in deze zaal, vlak tegenover mij, tegenover ons allen, op deze trappen.. .. Door welk ongelooflijk wonder?... Wij zullen het vernemen; Vanna heeft het vol bracht !... Doch daar zij hier is, behoort zij haar werk te voltooien.... (Tot Marco terwijl hij hem bij den arm vat). Gij ziet dien man daar ? Marco. Ja ; wie is hij ? ... Guido. Gij hebt hem toch gezien; gij hebt met hem gesproken, gij, zijn gedienstige boodschapper (Prinzivalle wendt het hoofd naar Marco, die hem herkent). Al a r c o. Prinzivalle ! (Beweging onder het volk). Guido. Ja zeker, hij is het, hijzelf, er is geen twijfel mogelijk Kom toc.h naderbij, zie dan toch, geef hem de hand, spreek met hem Wellicht heeft hij u eene nieuwe boodschap op te dragen?... O, zeker, dit is niet meer de schitterende Prinzivalle; doch mijn medelijden is verre!... Door on gekende, monsterachtige list heeft hij mij het eenige op heel de wereld ontroofd wat ik niet vermocht te geven En zelf is hij gekomen, meegevoerd door de gerechtigheid, en door een andere list, schooner nog dan de gerechtigheid, om mij hier de eenige be looning te vragen, die ik geven kan Had ik niet het recht een wonder te beloven!... Komt naderbij, zijt niet bevreesd; hij zal niet ontsnappen Doch sluit de deuren goed !... Er mag geen tweede wonder komen, dat hem ons ontvoert!... Maar nog niet dadelijk zullen wij hem te lijf gaan Wij dat daar trouwens voor iemand die oogen heeft het kenmerk van draagt"... dat is tegenover dit stuk een onwaardige min achtende uiting. Het is heelemaal niet te verwonderen, dat, evenals thans is geschied met die dansende vrouwen-figuren, toentertijd dit werk zoo dithyrambisch" is aangeprezen als een heerlijke uiting van des eenigen meesters genie," zooals Jan Veth het met deze be woordingen constateert in de artikelen van de betrokken publicisten, die hij de dupe vindt geworden van hunne beklagenswaardige maar gevaarlijke onbevoegdheid" (sic). En terecht oordeelde hij het noodig dat tusschen de werkelijke hoogte van Thijs Maris' kun stenaarsvermogen en het niveau van dit schilderijtje wel in het openbaar een streepje dient te worden getrokken" (sic). En dat doet hij dan toch eigenlijk alleen maar met een citaat uit een brief van Thijs Maris aan een vriend, dat hij noemt een document van te veel belang om de waarde, die door den schilder zelf aan dit werk wordt gehecht" (sic) dan dat het voor het publiek zou mogen worden verzwegen. Zeide ik boven niet. dat Thijs Maris de beide gevallen van toen en nu precies gelijk stelt? zij zijn het ook. Dat citaat is het volgende (wat erin tus schen haakjes staat zijn woorden van Veth): I cannot ttfink that the little thing I touched up for... (hier staat de naam van iemand wien Th. M. in zijn goedigheid wel voorthelpt) the two bairns (Schotsch voor kinderen) by Norman Mc. Leod Mc. Dougall (een glasschilder die ook wel eens schilderijen probeert) has found its way to Amsterdam. l cannot think... to be dishonest in selling under my name." En Jan Veth voegt daar dadelijk aan toe: Welnu de ongenoemde blijkt zoo dishonest te zijn geweest." Toen mijn artikel van den 8sten Febr. 1.1. in drukproef verscheen, vroeg ik dubbele revisie en ik zond daar Thijs Maris dadelijk eene van toe. De brief dien ik den 4en Febr. van hem daarop ontving, begon met wat voor een ieder duidelijk is, die het harte draagt op de rechte plaats: Well man I think you may congratulate yer-sel' in doing a good deed and give it them hot." En hij ver beterde nog voor mij a slip of the pen. In de drukproef stond een oude houten lijst," wat een oude gouden lijst" moest zijn. Hij zegt daarover in dienzelfden brief: it was nae old wood un, but a real comparatively modern-gilded-new one, uit de tijd before de gepolijsten krullen fabrikaat fashion." Op wien geregeld leeft in het heerlijk frissche woud zijner krachtige uitingen, moest de vertooning van Jan Veth in zijn artikel van 11 Februari 1.1. in De N. Kotterdammer wel een pijnlijke indruk maken. Och, och de heele toon van dat artikel! Zijn dans voor die panneaux met dat glas nectar! En neen, maar, dat: echt als goud..." U gaat zeker veel om met menschen in oudhedens? Maar het is erger Jan Veth, het is hél, hél erg: de hoogste kunst-ideeën met je bacchanten-dans te willen vertreden. Dat is onvergeeflijk, dat blameert je voor altijd. De Zaaier noem je een reproductie, wat je er ook dan nog aantoevoegt, met opzet om dat idee reproductie. Zilcken in zijn iimimmiimiiiiilmiiimniniiiillHiiiiniiiiinilliinniMniliiiiniMliinii bewaren hem voor langduriger genoegens... O gij, mijn arme broederen, die hij zoozeer heeft doen lijden, die hij verdelgen wilde, wier vrouwen en kinderen hij had verkocht: aanziet hem; hij behoort mij toe, u, ons toe ; hoort gij wel ? ... Doch hij heeft u niet doen lijden zóals mij; Gij zult hem straks hebben.... Mijn Vanna brengt hem ons, opdat onze wraak onze schande uitwissche !... (Zich meer onmiddellijk tot het volk richtend). Allen zijt gij thans hier en gij zult getuige zijn Het moet u duidelijk worden Hebt gij het wonder der held haftigheid goed begrepen ?... Deze man heeft Vanna in bezit gehad. Er was niets tegen te doen, gij hebt het allen gewild; en gij hadt haar verkocht Ik vloek niemand; wat gedaan is, is gedaan; en gij hadt het recht uw leven te verkiezen boven mijn arm geluk Doch wat zoudt gij er op hebben gevonden, indien gij de liefde hadt te her scheppen met datgene wat haar doodt?... Gij hebt weten te vernielen ; thans geldt het weer op te bouwen !... Welnu, Vanna heeft het gedaan Zij dacht iets veel beters uit dan Lucretia of Judith !... Lucretia heeft zichzelve gedood; Judith doodde Holofer nes O, dat was werkelijk te eenvoudig. en .il te geruischloos !... Vanna doodt nie mand in een gesloten tent, doch levend en voor aller oogen voert zij het offerdier hier heen Wij zijn het, die de schandvlek, welke mede door ons is ontstaan, zullen uitwisschen Hoe heeft zij het volbracht?... Zij zal het ons zeggen Vanna. Ja, ik zal het u zeggen; doch anders was het, geheel anders !... Guido (Vanna onderbrekend, gaat hij naar haar toe om haar te omhelzen). Laat ik eerst u omhelzen, opdat elkeen ervare.... Vanna (hem met kracht terugstootend). Neen, neen, neen, nog niet!... Neen, neen, neen, nooit meer, indien gij mij niet verstaat! Luister naar mij, Guido Het gaat hier thans om een wezenlijker eer, en een ander geluk, dan die u op een dwaalspoor bren gen ! O, ik ben wel gelukkig, dat zij allen zijn teruggekeerd! Zij zullen mij wellicht verstaan, vórdat gij mij verstaat; zij zullen misschien begrijpen, vórdat gij begrijpt Hoor mij aan, Guido Ik kom niet in uwe armen dan nadat gij zult weten Guido (haar nogmaals onderbrekend; drukt haar weder tegen zich aan). Ik zal het weten, ik zal het weten; maar vór alles wil ik Vanna. Hoor mij aan,, zeg ik!... Ik heb nimmer onwaarheid gesproken ; doch heden zeg ik de innige waarheid, de waarheid die men niet dan nmaal uitspreekt, en die doodt of doet leven Luister naar mij, Guido, en zie mij aan, indien gij mij nog nimmer gezien hebt vór dit uur, dat u de eerste en eenige gelegenheid geeft mij lief te hebben zóals ik wil dat men mij lief heeft Ik spreek thans tot u in naam van ons leven, van alles wat ik ben, van alles wat gij mij zijt Wees in staat te gelooven wat niet geloofd kan worden Deze man heeft mij niet aangeraakt?Hij vermocht alles; men had mij immers aan hem over gegeven Hij heeft mij niet aangeraakt; en ik heb zijn tent verlaten, als verliet ik liet huis van een' broeder...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl