De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 8 maart pagina 2

8 maart 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 8 Maart '14. ~ No. 1915 hetgeen door menigeen in zijn eigen vader land niet gaarne wordt gezien Van Pierre de Craon maakt men, naar ik meen, daar een bouwmeester van de Kathedraal van Ulm en van de kroning van Karel VII, eene van den een of anderen du'itschen Keizer uit de middeleeuwen. Men is een weinig bevreesd dat met Claudel hetzelfde gebeuren zal als met Gobineau, namelijk dat het brand punt van zijn glorie niet Frankrijk maar Duitschland zal zijn. Doch daarvoor is voor eerst nog geen gevaar, want er is nog geen tweede Nietzsche opgestaan om hem tot een dergelijke positie in Duitschland op te heffen. Een groote en grenzenlooze bewondering van een beperkten kring menschen maakt iemand altijd belangrijk. Dit is b.v. het geval met Walt Whitman, die nog altijd eene kleine menigte van fervente aanbidders heeft. Doch achter den sectaris breidt zich de achtergrond der algemeene litteratuurkerk uit en deze is het die ten slotte toch hare finale toestemming moet geven. Zij kan ook zwijgen en zwijgen is hier zeer dikwijls goedkeuring, maar, wanneer zij uitdrukkelijk haar veto heeft doen kennen, wordt de repu tatie van een schrijver voor het minst ge nomen bedenkelijk. Het algemeen stemrecht der litteratuur heeft zich tot nog toe niet ten volle met Claudel bezig gehouden. Toch mag nu reeds gezegd worden, dat Claudel bij sommige momenten het hoogste heeft bereikt, maar ook moet worden erkend, dat hij als wereldlitterator nog niet voldoet. Hij heeft een groot hulpmiddel en dat is zijn katholiek geloof, dat inderdaad, naar wat men verneemt, op degelijke zielgronden schijnt te berusten. Het katholieke geloof §eeft de scherpe en tragische wroeging aan e hand en de vernietiging der laatste ziele smetten. Het omvat het heden, verleden en toekomst, het geeft de hel en het vagevuur en het paradijs hier op aarde en hiernamaals in plastische beelden, tot stabele vormen geconsolideerd, het omvat den mensch in zijn geheel, het verbrandt met den vuurgloed lichaam en ziel en doet den rook opstijgen in vorm van gebed tot de eeuwige rust der Godheid. Het is de wereld der gruwbaar simpele dingen," der groote gelijkheid der menschen onderling, die de moeder is van het simpele, en die den katholiek de hoovaardij verbiedt. Van dit hulpmiddel, dat zijn geloof is, maakt de dichter van L'annonce faite a Marie een ruim gebruik. Dat is zijn recht. Wij kunnen er hem geen verwijt van maken en niemand kan dat. Heeft hij niet juist bij de meest ongeloovigen zijn grootsten triomf gevierd ? En nu de titel: deze is eenigszins duister en zal men moeten aannemen, dat hij als gelijkenis en symbool is bedoeld. Zooals na de boodschap aan de heilige maagd Maria de Heiland werd geboren, zoo geeft Violaine het leven terug aan het kind door de werking van haar zuiver geloof buiten die van de materie. Zoo is ten minste eenige uitlegging mogelijk. Er zouden nog eenige andere ver klaringen kunnen worden gegeven misschien, maar deze lijkt mij de meest klare en tegelijk de meest diepzinnige. Claudel is de zoon van Lotharingen, uit de buurt van Bresec. Hij kan zijn stamboom tot het jaar 1530 opvoeren, tot Jacques Claudel en zijne 14 kinderen. Zijne voorvaderen waren landbouwers. Zijn vader was een hoogge plaatst staatsambtenaar, die hem als kind veel op dienstreizen meenam, waarna hij in Parijs de rechten heeft gestudeerd. In dien tijd behoorde hij tot den kring van Mallarmé, van welken, al heeft deze zelf niet veel ge produceerd, eene groote suggestie van denken en voelen uitging. Hij was een verhevene, een man wiens woorden met een aureool schenen omgeven, woorden die in oneindige hoogten hun spel van buiteling schenen te drijven, zoodat zij den blik vasthielden. Waarschijnlijk heeft Claudel daar ook Villiers IIUIIIIIII11IIIIIIHI1IIIIIIIIIIIII FEUILLETON linillHHIIIIIIIIIIHIIIIHIIIUUIIIIIIIIIIIMim EEN ANGSTIGE NACHT Uit Charles Reade: The Cloister and the Hearth", roman behandelende de lotgevallen van de ouders van Desiderius Erasmus. Anno 1859. [Op hun avontuuriqke Wanderschaft wor den Gerard, toekomstig vader van Erasmus, en zijn vriend Denys in een stadje in Bourgondië door een bende struikroovers belaagd. Een meisje, tot die bende behoorend, doet van het beraamde plan mededeeling aan Denys, daartoe door haar liefde tot hem bewogen]. * * * De nevelen der geheimzinnigheid schenen zich te verdichten en Denys, die door onop houdelijk vragen daarin eenige helderheid had trachten te brengen, zweeg ten laatste om te zien, of het niet vanzelf klaren zou, waarop het meisje, niet langer in hare ge dachten gestoord, ten prooi scheen aan een innerlijken strijd. Ten laatste zeide zij, ter wijl zij over hare vrees zegevierde : Goed dan, ik zal spreken; onze lieve Vrouwe moge mij moed geven! Wat deert het, of zij mij dooden, nu hij toch dood is. Sol daat, de herbergier is heengegaan ?" Zoo ?" Waartoe zouden herbergiers hun taveernes alleen laten, op dit uur van den nacht? En in zulk boos weer? Hier staan wij be sehut. Maar aan gene zijde raast de storm." Denys antwoordde niet. Hij is de bende gaan halen." De bende ? Welke bende ?" Die het op jullie leven hebben gemunt en op je goud. Waarom was je zoo dom om je goud voor zijn oogen te laten blinken!" De schok kwam zoo onverwacht, dat Denys een oogenblik zij»zelfvertrouwen verloor, hoewel hij toch gemeenzaam was met het altijd dreigende gevaar. Hij mom pelde n enkel woord, maar het had een veel-beduidenden zin Gerard!" Gerard! Wat bedoel je ? O, het is de naam van je kameraad. Arme vent. Ga hem gauw daar vandaan halen, vór ze komen. En vlucht naar de stad." En jij?" Mij zullen ze dooden." Neen, dat zullen ze niet. Vlucht met ons". Dat zal me weinig helpen. Eén uit de bende zal er voor aangewezen worden. Zij hebben een eed gezworen. Ieder, die hen verraadt, moet sterven." Ik neem je mee naar het land, waar ik de l'Isle Adam ontmoet den meer schitterenden causeur. Op 21 -jarigen leeftijd verliet hij zijn land en bereisde Indië en Japan, nadat hij reeds consul-plaatsvervanger te Boston was geweest. Niet lang geleden was hij nog consul in China en kwam daarna in gelijke betrekkingen naar Praag en van daar naar Duitschland, waar hij nu, zooals ik zeide, in Hamburg bij den erfvijand veel vrienden heeft. Het is LugnéPole met zijn Theatre de l'CEuvre die 's dichters naam vooral in zijn vaderland tot glorie heeft gebracht en bij ons heeft mej. Marie Kalf ten onzent daartoe bijgedragen. Het is nog slechts weinige dagen geleden, dat een medewerker van Le Temps een onderhoud had met Francis Jammes, den vriend van Claudel en teekenend en merk waardig zijn de woorden, toen door den dichter van Les Georgigues Chrétiennes over hem gesproken : Claudel !" zeide hij, nooit zal ik mijn eerste ontmoeting met hem ver geten. Hij was al groot bij velen van ons. Ik zie nog die kleine kamer, waar men ons liet binnengaan mijn kameraad, die bij mij was en mij. Het was een soort leege cel; drie dingen vestigden mijne aandacht: een rozenkrans, L' Appel au soldat van Barrès en een paroissien, zooals oude vrouwen hem gebruiken. Hij verscheen. Het romeinsche marmeren beeld ging spreken. Hij voelde antipathie tegen den man, die bij mij was. Ik hoor den droogen en snijdenden toon van zijne korte antwoorden. Des anderen daags dejeuneerde ik met Schwob en hem. Het ijskoude marmer van daags te voren kreeg leven in : dat was voor mij een ver rukking. Het katholicisme kwam mijn leven binnen." Na nog verteld te hebben, dat hij een bewonderenswaardigen brief vol troost en wijze leering van Claudel had gekregen eenige dagen daarna, kwam deze bij hem in Orthez. Ik had het geluk hem bij mij te zien. Hij sprak mij over het katholicisme als een groot wijsgeer en een geleerde. Wij baden te samen" en verder noemt hij hem zijn engelbewaarder. Uit deze woorden en uit dien invloed op een der merkwaardigste dichters van heden uitgeoefend schijnt een vaste en nobele overtuiging te blijken. Zij is, zooals ik zeide, een groot hulpmiddel voor iemand van genialen aanleg. Zal Claudel dit middel gebruiken om ons een definitief werk te geven, een meesterstuk, dat onze kritische neigingen tot zwijgen brengt, zoodat wij bij zijn woord ons rustig kunnen neerzetten en de schoone visioenen aanschouwen, die hij aan ons laat voorbijgaan? Wij hopen het. Tot nu toe is onze twijfel nog niet tot zekerheid ver smolten. FRANS ERENS Tooneelcauserieën O DIE POES! IN 'T PANOPTICUM Het laatste bedrijf van dit zóonverge lijkelijke tooneelstuk, dat gij sedert de antie ken waarlijk geen Amsterdamscher Oedipus hebt gezien, schijnt reddeloos verloren ge raakt: Tenminste geen commentator gewaagt er van, en ik denk dus dat de Telegraafkruier het voor een waardeloos billet doux van den auteur, of voor een strooibillet hield en het vernietigd heeft, vernietigd dit laatste bedrijf van Barbarossa's tragedie, hetwelk ik kon 't me niet anders denken bestaan moest uit de critiek van Barbarossa zelf op zijn eigen stuk in het ochtendblad volgend op de première. Elkeen, die den doordringenden geest (een geest die in den neus prikkelt, zoodat men luid lachen moet en niezen tegelijk) van den hoofdredacteur van De Telegraaf, tevens tooneelcriticus Barbarossa" kent, en die het quantum snedigheid en onbedeesdheid van onzen Athener van het asfalt apprecieert, geboren ben, wel dertig mijlen hier vandaan. En daar zal je veilig wonen bij mijn moeder en niemand zal je leed durven aandoen. Maar nu eerst Gerard redden. Blijf hier staan tot ik met hem terug ben!" Als hij op het punt was heen te rennen, greep het meisje hem krampachtig vast met al de' groote kracht, die angst aan vrouwen verleent. Houd mij niet tegen! om Godswil", riep hij uit, het is een zaak van leven ofidood." Sht! Sht!" fluisterde het kind, terwijl zij zijn mond met den druk harer hand sloot, haar bleeke lippen vlak bij zijn oor bracht, terwijl haar oogen, binnen-in ziende, den afstand schenen te meten. Hij hoorde voetstappen, vele schuifelende voetstappen; maar geen stemmen. Zij fluis terde in zijn oor: Zij zijn het." En beefde als een blad. Denys begreep, dat het waar was. Reizi gers in zoo grooten getale zouden niet zoo behoedzaam zijn genaderd. Nu waren de voeten vlak bij de deur. Hoeveel?" zeide hij, nauw ademhalend. Stil!" en zij bracht haar mond nog dichter bij zijn oor. En wie, die deze jonge man en dat meisje in het donker in zulk een houding hadden gezien, zouden vermoed hebben, dat zókil hun harten waren, en zoo schrikkelijk ge fluister tusschen hen gewisseld werd ?" Zeven." Hoe gewapend ?" Met zwaard en dolk; en de reus met zijn bijl. Zij noemen hem de abt." En mijn kameraad ?" Verloren. Niets kam hem redden. Beter n van twee dan beide vermoord. Vlucht!" Denys voelde zijn bloed bevriezen op het hooren van dezen hardvochtigen raad. Arm schepseltje, jij weet niet, wat vriendschap is van een soldaat." Hij bedekte zich een oogenblik de oogen met de hand en honderdlei plannen van mogelijke uitredding uit het gevaar door warden zijn brein. Luister, kind. Eén kans is er, als jij te vertrouwen bent. Loop zoo hard als je kan naar de stad; ga er de eerste de beste taveerne binnen en vertel er aan de soldaten, dat er hier een van hun kameraden leelijk in de knel zit, maar dat hij gewapend is en er het leven af kan brengen, als zij zich slechts haasten willen Dan naar de Schout. Maar eerst naar de soldaten. Neen, geen woord, maar kus me, deern, en vlieg. Je loopt met de dood om het hardst!" Zij strookte haar jurk op tot aan de knieën. Hij geleidde haar tot aan den weg; zag haar dien oversteken, krimpend van vrees, dan henen-ijlen, dan worden tot een rechtop staande schaduw, dan zich oplossen in de bruising van den storm. had nooit gedroomd, dat de beste gelegen heid om te doen zien hoe genereuze en boven kleinigheden verheven moordenaar hij is, door dezen bekkesnijder zou zijn ver waarloosd. Men ging in 't Panopticum een ThebaanschAmsterdamsche Revue zien enkel en alleen natuurlijk om den volgenden ochtend des te beter te kunnen waardeeren hoe, op eigen terrein weergekeerd, Barbarossa dit nieuw geschapen monstrum zou hebben aan flarden gescheurd en den auteur" ervan voor half idioot uitgekreten. In plaats van zoodanig cor rect optreden te laten zien gaf de hoofdredac teur, die het pseudoniem draagt, aan een zijner redacteurs de opdracht: hem te critiseeren... De medewerker deed het met eere. Maar ach, hoe moest hier van den auteur blijken, dat wie met een harde borstel in de hand nooit anderer figuur ontziet, voor zijn eigen ikkepik een deftige shampooingprefereert. En zie er was alle aanleiding geweest om op dit O die Poes" losbandig veel te schel den, want het is met uw welnemen een werkelijk wel half-aardige studentikooze grap die, door een zeker cachet, dat ook de grpenentooneelen hebben kunnen, een heel eind reikt boven de gewone platte revues" van kleine theaters: het is het onbeholpen pro beersel van iemand, die door beter qualiteiten gekweld wordt dan de lieden hebben, die 't beter kunnen dan hij: een misgeboorte van Geest op planken, waar de burgermanskinders der geesteloosheid en grappigheid gewoonlijk rondloopen. Een door 't publiek mal aangestaard interessant foetus dus : Op gebouwd met Thebaansche grijsaards, Amsterdamsche burgemeesters, een uit 't Groene Weekblad geschaakte Ned. Maagd, en altemaal door Raemaekers aangekleede meisjens, die zóbuitengemeen lief hare beenen zwengelden in dit beknopte tenue, dat gij Raemaekers zoudt willen benoemd zien tot Schoonheidscommissie voor de Vrouwenkleeding in geheel Amsterdam. Maar buiten den amusanten heer Swaaf (en de lieve zwijgende meisjes en den fijnkleedenden Raemaekers) was er toch op de planken eigenlijk niemand, die begreep wat kant het uit moest. De echo van Royaards' wanhopigste geluid galmde dank zij Swaaf tegen alle wanden: dat was een kruidnagel in deze zonderling heterogene pastei. MONNA VANNA BIJ HEIJERMANS De Roomsche ijveraars en zëlatrices van mijn kennis, die de zedelijkheid willen red den (prachtig doelwit), gebruiken om dit te bereiken wel eens minder geëigende midde len. Zij meenen het daarom wel goed, zijn echter te ijverig en te zelotisch. Zoo geloof ik, dat toch wel een beetje verkeerd is hun aanval op de edelvrouw Monna Vanna, die de redding van duizende levens en half zooveel eerbaarheden met de opoffering van haar eigen eerbaarheid koopen wil. Hiervan gruwende, hebben mijn lieve vrienden, dunkt me, niet gedacht aan die ontroerende legende van de heilige Egyptiaca, welke immers hare eerbaarheid aan veerlieden prijs gaf, zeggende: wat is het lichaam?, toen ze zonder zulke verloochening Christus' graf niet zou kunnen zien? Nu van het naaktzijn en het zich overleveren Maeterlinck repte, kwetste hij mijn zoo fijngevoelige Nijmegenaars, en zij zetten het hem betaald! Zij willen de Onzedelijkheid hinderen in haar Vaart, en om dit te doen hinderen zij Maeterlinck. Zij gelijken tezeer op dien pastoor, die in 't land van Maas en Waal woonde en die het onzedelijk vond dat vrouwen op de fiets zaten: Ge zult zeggen dat is lang geleden en ik spreek ook inderdaad van wel vijftien jaar terug... Deze ijverende zieleherder, op redding van Eer en Deugd bedacht, leerde dan zijn keffertje alle voorbijrijdende vrouwen bij hare rokken van de fiets te trekken. Het is zoo waar als ik het u zeg. Mij dunkt, lllllillllllllllll iiiiiiiiMiltlillllliliilililiillllllllliiiiiiiiilliHlllliltllinimi En nu moest hij naar Gerard toe. Maar hoe ? Want hij had het op te nemen alleen tegen de heele bende. Zouden zij hem aan vallen zoodra hij de keuken binnenkwam ? Dan moest hij hun zoo weinig mogelijk tijd daartoe laten. juist als hij de hand naar de klink uit strekte, doorschoot een schrikkelijke gedachte zijn hersens: Zoo zij zich al hadden ver grepen aan Gerard. Wel, dan", dacht hij, blijft er niets anders over dan er eerst zoo veel mogelijk neer te leggen en daarna zelf den dood te zoeken" en hij spande zijn boog en liep nu snel op de keuken toe. Er waren zeven afschuwelijke tronies rond het vuur, terwijl de herbergier bezig was de onversneden jenever in de glazen te schenken. Wat ? bezoek ?" riep Denys vroolijk 'n oogenblik, jongs, en ik kom bij jullie zitten" en hij nam vlug een kandelaar van de tafel, opende de deur, die naar de trap leidde en naar boven klauterende riep hij: ,,Hé, Gerard, waar zit je, kameraad." Er kwam geen antwoord en luider riep hij: Gerard, hoor je nu niet ?" Na een oogenblik van angstig wachten hoorde hij een vreemd, half rochelend ge luid dat uit het kamertje boven aan de trap kwam. Denys stortte naar binnen, en vond er Gerard rustig liggen slapen. Goddank', zeide hij met een half-verstikte stem, en begon dan luid, op zeer onmuzi kale wijze, verwarde deuntjes te zingen. Gerard ontwakend, stopte zijn vingers in z'n ooren; maar dadelijk daarop ontwaarde hij in Denys gelaat een ontzetting, die in vreemde tegenspraak was met zijn onbegrij pelijke uitgelatenheid. Wat scheelt je", zei hij, terwijl hij rechtop overeind ging zitten. Stil', antwoordde Denys en zijn hand scheen nog meer te zeggen dan zijn lippen. Luister goed." Denys ging nu, onderwijl hij naarde deur wees, ter waarschuwing dat er scherpe luis teraars in de buurt waren, voort met zingen, maar mompelde er tusschen door af gebroken woorden : (?Ons leven is') (?In gevaar") (?Dieven") (?Je wammes',) (?Je zwaard") (?Ze komen ons") (?Helpen") (?Tijd winnen") Dan luid Nou, motte we nou ook geen fleschje drinken ? Zeg neen." Nee, merci." Maar 't is een gezellige boel benede. Vermoeid." Het spijt me, maar ik heb te veel slaap", zei Gerard. Maar ga jij." men bezigt in Nijmegen nog altijd zulke middelen ter meerdere glorie der Deugdzaam heid. Alleen is er variatie... in wat men on zedelijk noemt, variatie in de keffertjes, variatie in de lieden, die men van hun fiets trekt. En intusschen speelt Pine Belder op opmerkelijke wijze deze rol van Monna Vanna, waarvoor zij de volheid der natuur lijke gaven kan missen, maar die haar een velen onverwachte volheid van lyrisch lalent heeft doen ontplooien: de eenige zij, van de gansche bent van Direktor Heijermans, welke in den geest speelde van den dichter. Hoe zonderling ageert de Tooneelvereeniging overigens met hare krachten... en zwak heden. Aan Brondgeest -Prinzivalle's rol toe te bedeelen kan vergeefelijk schijnen, hoe valsche toontjes de acteur er per slot ook uithaalde, maar een Guido geeft men toch niet aan een goedwillig doch voor zulk een rol vél te onvolleerde jonge acteurl Hoe zou een zich inbindende Bouwmeester aan den zwenkenden hartstocht van dezen primitieven mensch geweldige openbaring kunnen geven. HONORÉDE LA BRE Ingezonden Audiatur et altera pars Waarde lezer, Een oogenblikje kom ik uw aandacht vragen, om enkele onjuistheden te herstel len, welke de heer Grondijs in zijn ree. maakte. Allereerst, lezer, haat ik noch von Hoensbroech, noch Vernhout, hoezeer ik ook afkeerig ben van hun werk en als zoodanig van den schrijver. Moet ik nu noodwendig ook den persoon haten? Dat ik mijn ver ontwaardiging uiting gaf in een toon, welke ree. niet bevalt, mij goed. Statige overmenschen, zegt Chesterton, gaan er trotsch op, hun toorn in te houden. Christus wierp meubelstukken van de tempeltrappen, schold zijn tegenstanders voor huichelaars en adderengebroedsels. Dit mag iemand niet bevallen, maar ree. had hierin nimmer een analogie mogen zoeken met praktijken, gevolgd in 2e hands-apologien. Allereerst toch, omdat ik uitdrukkelijk vermeldde, hoe en waarom ik tot dien toon kwam. Boven dien mag iemand, die telkens herhaalt: Hoe ik ze haat, die jezuïten" niet meenen onge grond onvriendelijk te worden bejegend. En als men dan persoonlijke aangelegen heden in 't spel haalt, is H. zelf daar schuld aan, waar hij deze zelf, tot schoonvader incluis, er bij te pas brengt. Komisch is 't echter als ree. een grapje over de gravin diepzinnig gaat toelichten als een hoon op een huwelijk a la Luther! Dacht ik zelf nooit daaraan, over al dat gesneer" is ook noch bij Cardauns, noch bij Fonck, noch bij Mausbach of Jansen, de bekendste tegenstanders, een woord te ontdekken. En voorts, als H. bij herhaling doet, alsof 't hem zeer doet, dat hij, de fijnvoelende, over zoo ietsschunnigs, als daar is, de Kath. moraal, moet schrijven; is 't dan niet geoorloofd, de moraalpraktijken van dien mensch na te vorschen uit zijn eigen werk, om te doen zien, wat men over zoo'n weeklagen heeft te denken ? Dat ik niet terugschrik, zelfs tegen de censuur in, minderwaardige praktijken mijner eigen geloofsgenooten, openlijk aantevallen, weet ree. zeer goed. Eenmaal deed ik t zelfs in dit weekblad. Waarom moet ik nu op eens hooren, als zou ik met twee maten meten ? Stom was mijn verbazing, toen ik hoorde, hoe een objectief criticus, die meent 't kath. te kennen, H. werk poogt te redden, als zoude hem in den grooten citatenrijkdom enkele onjuistheden zijn ontvallen. Wat be duiden vergissingen van anderen (ik denk aan den schooljongen van ree.) bij vergis singen", die bedoelen een blaam te werpen op den tegenstander? Is hier geen dubbele Neen, neen!" Daarop ging hij naar de deur en riep met vroolijke stem: Ouwe, die jonge melkmuil wil zijn bed niet uit. Geef de maats een extra-borrel van ons. Morgen zal ik 't wel betalen." Hij hoorde een woest en judasachtig ge grinnik. Na aldus bevonden te hebben, dat de deur van de keuken gesloten was en de bende op dit oogenblik niet luisterde, onderzocht hij de deur van zijn kamer nauwkeurig; dan sloot hij ze kalm, maar grendelde ze niet: en daarop inspecteerde hij het raam. Het was te klein om er door te kruipen en daarenboven was er een ijzeren stang voorgemetseld om het nauwer te maken; en juist toen hij deze ontdekking had ge maakt, hoorde hij de buitendeur met een luiden slag in het slot werpen. En Denys mompelde : De val is gesloten." Maar zouden de dieven hen aanvallen terwijl zij nog wakker waren ? Dat was niet waarschijnlijk. En om hun beste kansen niet te verspelen trachtten nu de beide arme kerels op een toon als voerden zij een doodgewoon discours, met elkaar het dringendste te bespreken. En zoo ook vernam Gerard alles, wat was geschied, en dat het meisje hulp was gaan halen. De Hemel geev', dat d'r onderweg de angst niet besluipt', zei Denys b- kommerd. Ik zou nog niet eens zoo bang zijn, Gerard als de abt er niet bij was. Ik kende hem dadelijk d'r uit. Grooter dan jij, en dikker dan wij tweeën tesamen. Hij vecht met een bijl. Ik zal hem dooden van nacht, of hij mij. Maar 't laatste is het waarschijnlijkst." Dat verhoede onze lieve Vrouwe! Schiet hem neer bij de deur! Wat kan zijn lichaams kracht uitwerken tegen je wapen ?" Ik loer op 'm; maar komt het tot handgevecht, zorg dan dat je blijft binnen de slaglengte van zijn arm. Ik verzeker je, geen van ons tweeën overleeft een slag met die bijl. Zoo'n kerel heb ik nog nooit gezien." Gerard wilde de deur grendelen; maar Denys liet hem zien hoe de helft van de deurpost naar buiten draaide op een schar nier, en dat de grendel maar was voor den schijn. Nee, ik heb met opzet den grendel niet voorgeschoven, om te maken dat zij niet zullen denken, dat wij op onze hoede zijn." Ongeveer een uur verliep. Het scheen een eeuw. Toch was het nog niet eens een uur en de stad op wel meer dan een mijl afstand van daar gelegen. En de stemmen in de keuken klonken nu verhit en boosaardig. Zij zullen niet lang meer wachten", zei Denys, en onze eenige kans is dat zij op geen tegenstand verdacht zijn." Ik zal doen, zoo als jij goed vindt", zei Gerard gedwee. zonde? Vergissingen? Och kom, lezer. Bij Naumann telde ik 202 vergissingen" van H. Van onschuldigen aard. zijn ze, voorwaar t Meestentijds staat er 't omgekeerde van den werkelijken tekst, vele malen is de nood- ? zakelijke contekst vergeten. En is 't juist, dan worden veroordeelde stellingen of schrijvers geciteerd. Nimmer is de geest van het geschrevene juist weergegeven. In de controle van ree. kan ik alzoo weinig ver trouwen stellen. Naumann, geen speciale kath. vriend concludeerde dan ook, dat hem in heel de literatuur geen boek bekend was, zoo schandelijk en gemeen, als dat van H. en hij zou 't succes er van een ernstig symptoom vinden, zoo hij niet begreep, dat de naam ex-jezuit misleidend was. Dat velen het spijtig vinden, dat hun goed geordende bronnen zoo leeg loopen, kan ik niet helpen. Over heksenproc. ben ik zeker te populair geweest, want ree. rangschikt de geschiedenis der prot. processen onder de arg. ad hom., waar ik zelf nooit aan dacht. Ik heb alleen willen doen zien, dat pausel. bullen er over (net als over zoovele zaken!) van volkomen onwaarde zijn, dat heksenpr. niet typisch roomsen, wel typisch germaansch waren; ik zocht de oorzaken op te sporen, ging de veel heviger prot. processen na en liet zien, dat, o wonder, kath. en in 't bijzonder jezuïten daartegen op kwamen; alles juist andersom als H. beweert. Protest, behoeven zich hier evenmin iets aan te trekken, als de kath. zich iets gelegen behoeven te laten liggen aan bullen van Inn. Die voorvaders werden alleen wakker geschud door 't rumoer van H. en V. Dat ook Leibniz, Hugo de Groot, Sailer, Ph. Neri e. d. vrienden waren van de be lijders der immoraal van brutaliteit vergat ree. te melden. Dat de ascetische Pascal een andere was dan de jezuitenvreter, zoodat men zelfs geschreven heeft over de be keering van P.", schijnt hij niet te weten. Dat Delrio geen foltering toestond, schreef ik nooit; wel dat hij op verzachting aandrong en dat hem dit door prot. juristen en dominees hoogst kwalijk werd genomen. Dit is volgens ree. niet in orde! Ree. vindt schijnbaar de folterbeschrijvingen bij D. niet zachtzinnig, ik ook niet. Maar men dient dit toch te zien in 't licht van dien tijd, zoo dunkt mij. Als Delrio o.m. vindt, dat iedere beschuldigde een verdediger moet hebben (1.5, q, 38), zal ree. 't wellicht vreemd vinden, dat men daar moord en brand over schreeuwde. Spe's werk verscheen anonym, echter om een andere reden dan ree. meent. Dat hij in den geest handelde der oversten, kon ree. weten, als hij had gelezen, wat ik citeerde uit brieven 'van Ignatius, Laynez, Aquaviva en als hij bedacht, dat Spe's werk op dat van Tanner steunde, wiens werk de hooge goedkeuring wegdroeg en waarom T. als de wijste en vroomste der theologen" werd geroemd door ordebroeders. Grappig is de propaganda met Hetz. werk over 't huisje uit Loreto. Jammer, dat dit officieele" wondergeloof (wat is dat?) een allerscherpste kritiek onderging, zoodat vrij algemeen H. als volkomen verslagen wordt beschouwd! Ook officieel. (Lit. in Hochl. 1913). En als ten leste ree. mij nog een kleine kans geeft, om de schoonheid der kerk te waardeeren, en ik dus veronderstellen moet, dat hij die wel zeer zal apprecieeren, dan doet me dat denken, dat ik eens in een kathedraal kunstlieveade" reizigers praktisch aesth. studies" zag maken en glimlachend kijken naar een vrouwtje, dat stillekens binnen sloop en aan een zijaltaar ging bidden. Ik vraag me af, wie zou er beter begrijpen? In 't epistel van dezen Zondag las ik bij den apostel Paulus tot de wijsgeerige Korinthiërs: Gij verdraagt gaarne de dwazen, daar gij zelf verstandig zijt". 15 Febr. 1914. E. H. M. BEEKMAN Er was een kast aan dezelfde zijde der kamer als de deur; tusschen de deur en het raam. Hij reikte bijna tot aan den grond. Denys opende de kast en zette Gerard op een stoel er achter. Als zij op het bed toeloopen, mik dan alleen op hun nek! een houw daar is altijd doodelijk of stelt tenminste builen gevecht." Hij schikte dan de peluws en zette de schoenen op een wijze die ieder die in de deur staande de kamer intuurde, moest mis leiden. Daarop trok hij het bedgordijn voor het hoofdeneind. Ondertusschen was Gerard op de knieën gezonken. Denys bleef zwijgend op post en toen Gerard weer opstond zagen beide vrienden elkaar aan, met een blik, dien zij verstonden. Zij namen nu hun plaatsen in. Denys blies de kaars uit. Laien we nu stil zijn." Maar in de vreeselijke spanning van dat uur bemerkten zij, dat zij iedere fluistering, ook de zwakste, konden verstaan. Zij hoor den bij tusschenpoozen eikaars harten bonzen. Goed nieuws!" fluisterde Denys, terwijl hij aan de deur luisterde. Zij werpen het lot". God geev', dat het de abt zal zijn." Waarom ?" Als hij alleen komt, kan 'k hem onscha delijk maken." Denys!" Wat ?" Ik geloof dat ik gek word van angst, als ze niet dadelijk komen." Zal ik net doen of ik «laap? Zal ik snurken ?" Zou 't....?" Misschien." Goed, doe 't dan. En God zij ons genadig." Denys snurkte bij tusschenpoozen. Er was een geschuifel van voeten in de keuken. Dan was opnieuw alles stil. Denys nam weer zijn plaats in bij de deur. Maar hij, of zij, op wie het lot was gevallen, scheen besloten zich niet op roekelooze wijze aan gevaar bloot te stellen. En handelde niet overhaast. Toen zij bijna verkleumd waren van de koude onder het angstige wachten ging de deur beneden aan de trap open, zachtjes, en werd ook weer behoedzaam gesloten. Dat was al. Dan opnieuw een martelende stilte. Dan een lichte voetstap op de treden. Niets meer. Dan een licht, dat onderaan de deur door scheen. Niets meer. Dan was er een zacht geritsel, niet half zoo luid als het getrip van een muis en de nagemaakte deurpost opende voorzichtig en

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl