Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
8 Maart '14. ~ No. 1915
hetgeen door menigeen in zijn eigen vader
land niet gaarne wordt gezien Van Pierre
de Craon maakt men, naar ik meen, daar
een bouwmeester van de Kathedraal van
Ulm en van de kroning van Karel VII, eene
van den een of anderen du'itschen Keizer
uit de middeleeuwen. Men is een weinig
bevreesd dat met Claudel hetzelfde gebeuren
zal als met Gobineau, namelijk dat het brand
punt van zijn glorie niet Frankrijk maar
Duitschland zal zijn. Doch daarvoor is voor
eerst nog geen gevaar, want er is nog geen
tweede Nietzsche opgestaan om hem tot een
dergelijke positie in Duitschland op te heffen.
Een groote en grenzenlooze bewondering
van een beperkten kring menschen maakt
iemand altijd belangrijk. Dit is b.v. het geval
met Walt Whitman, die nog altijd eene
kleine menigte van fervente aanbidders heeft.
Doch achter den sectaris breidt zich de
achtergrond der algemeene litteratuurkerk
uit en deze is het die ten slotte toch hare
finale toestemming moet geven. Zij kan ook
zwijgen en zwijgen is hier zeer dikwijls
goedkeuring, maar, wanneer zij uitdrukkelijk
haar veto heeft doen kennen, wordt de repu
tatie van een schrijver voor het minst ge
nomen bedenkelijk. Het algemeen stemrecht
der litteratuur heeft zich tot nog toe niet
ten volle met Claudel bezig gehouden. Toch
mag nu reeds gezegd worden, dat Claudel
bij sommige momenten het hoogste heeft
bereikt, maar ook moet worden erkend, dat
hij als wereldlitterator nog niet voldoet. Hij
heeft een groot hulpmiddel en dat is zijn
katholiek geloof, dat inderdaad, naar wat
men verneemt, op degelijke zielgronden
schijnt te berusten. Het katholieke geloof
§eeft de scherpe en tragische wroeging aan
e hand en de vernietiging der laatste ziele
smetten. Het omvat het heden, verleden en
toekomst, het geeft de hel en het vagevuur
en het paradijs hier op aarde en hiernamaals
in plastische beelden, tot stabele vormen
geconsolideerd, het omvat den mensch in
zijn geheel, het verbrandt met den vuurgloed
lichaam en ziel en doet den rook opstijgen
in vorm van gebed tot de eeuwige rust der
Godheid. Het is de wereld der gruwbaar
simpele dingen," der groote gelijkheid der
menschen onderling, die de moeder is van
het simpele, en die den katholiek de
hoovaardij verbiedt.
Van dit hulpmiddel, dat zijn geloof is,
maakt de dichter van L'annonce faite a Marie
een ruim gebruik. Dat is zijn recht. Wij
kunnen er hem geen verwijt van maken en
niemand kan dat. Heeft hij niet juist bij de
meest ongeloovigen zijn grootsten triomf
gevierd ?
En nu de titel: deze is eenigszins duister
en zal men moeten aannemen, dat hij als
gelijkenis en symbool is bedoeld. Zooals na
de boodschap aan de heilige maagd Maria
de Heiland werd geboren, zoo geeft Violaine
het leven terug aan het kind door de werking
van haar zuiver geloof buiten die van de
materie. Zoo is ten minste eenige uitlegging
mogelijk. Er zouden nog eenige andere ver
klaringen kunnen worden gegeven misschien,
maar deze lijkt mij de meest klare en tegelijk
de meest diepzinnige.
Claudel is de zoon van Lotharingen, uit
de buurt van Bresec. Hij kan zijn stamboom
tot het jaar 1530 opvoeren, tot Jacques Claudel
en zijne 14 kinderen. Zijne voorvaderen waren
landbouwers. Zijn vader was een hoogge
plaatst staatsambtenaar, die hem als kind
veel op dienstreizen meenam, waarna hij in
Parijs de rechten heeft gestudeerd. In dien
tijd behoorde hij tot den kring van Mallarmé,
van welken, al heeft deze zelf niet veel ge
produceerd, eene groote suggestie van denken
en voelen uitging. Hij was een verhevene,
een man wiens woorden met een aureool
schenen omgeven, woorden die in oneindige
hoogten hun spel van buiteling schenen te
drijven, zoodat zij den blik vasthielden.
Waarschijnlijk heeft Claudel daar ook Villiers
IIUIIIIIII11IIIIIIHI1IIIIIIIIIIIII
FEUILLETON
linillHHIIIIIIIIIIHIIIIHIIIUUIIIIIIIIIIIMim
EEN ANGSTIGE NACHT
Uit Charles Reade: The Cloister
and the Hearth", roman behandelende
de lotgevallen van de ouders van
Desiderius Erasmus. Anno 1859.
[Op hun avontuuriqke Wanderschaft wor
den Gerard, toekomstig vader van Erasmus,
en zijn vriend Denys in een stadje in
Bourgondië door een bende struikroovers belaagd.
Een meisje, tot die bende behoorend, doet
van het beraamde plan mededeeling aan
Denys, daartoe door haar liefde tot hem
bewogen].
* * *
De nevelen der geheimzinnigheid schenen
zich te verdichten en Denys, die door onop
houdelijk vragen daarin eenige helderheid
had trachten te brengen, zweeg ten laatste
om te zien, of het niet vanzelf klaren zou,
waarop het meisje, niet langer in hare ge
dachten gestoord, ten prooi scheen aan een
innerlijken strijd. Ten laatste zeide zij, ter
wijl zij over hare vrees zegevierde : Goed
dan, ik zal spreken; onze lieve Vrouwe
moge mij moed geven! Wat deert het, of
zij mij dooden, nu hij toch dood is. Sol
daat, de herbergier is heengegaan ?"
Zoo ?"
Waartoe zouden herbergiers hun
taveernes alleen laten, op dit uur van den nacht?
En in zulk boos weer? Hier staan wij be
sehut. Maar aan gene zijde raast de storm."
Denys antwoordde niet.
Hij is de bende gaan halen."
De bende ? Welke bende ?"
Die het op jullie leven hebben gemunt
en op je goud. Waarom was je zoo dom
om je goud voor zijn oogen te laten blinken!"
De schok kwam zoo onverwacht, dat
Denys een oogenblik zij»zelfvertrouwen
verloor, hoewel hij toch gemeenzaam was
met het altijd dreigende gevaar. Hij mom
pelde n enkel woord, maar het had een
veel-beduidenden zin
Gerard!"
Gerard! Wat bedoel je ? O, het is de
naam van je kameraad. Arme vent. Ga hem
gauw daar vandaan halen, vór ze komen.
En vlucht naar de stad."
En jij?"
Mij zullen ze dooden."
Neen, dat zullen ze niet. Vlucht met ons".
Dat zal me weinig helpen. Eén uit de
bende zal er voor aangewezen worden. Zij
hebben een eed gezworen. Ieder, die hen
verraadt, moet sterven."
Ik neem je mee naar het land, waar ik
de l'Isle Adam ontmoet den meer schitterenden
causeur. Op 21 -jarigen leeftijd verliet hij zijn
land en bereisde Indië en Japan, nadat hij
reeds consul-plaatsvervanger te Boston was
geweest. Niet lang geleden was hij nog
consul in China en kwam daarna in gelijke
betrekkingen naar Praag en van daar naar
Duitschland, waar hij nu, zooals ik zeide, in
Hamburg bij den erfvijand veel vrienden
heeft. Het is LugnéPole met zijn Theatre de
l'CEuvre die 's dichters naam vooral in zijn
vaderland tot glorie heeft gebracht en bij
ons heeft mej. Marie Kalf ten onzent daartoe
bijgedragen.
Het is nog slechts weinige dagen geleden,
dat een medewerker van Le Temps een
onderhoud had met Francis Jammes, den
vriend van Claudel en teekenend en merk
waardig zijn de woorden, toen door den
dichter van Les Georgigues Chrétiennes over
hem gesproken : Claudel !" zeide hij, nooit
zal ik mijn eerste ontmoeting met hem ver
geten. Hij was al groot bij velen van ons.
Ik zie nog die kleine kamer, waar men ons
liet binnengaan mijn kameraad, die bij mij
was en mij. Het was een soort leege cel;
drie dingen vestigden mijne aandacht: een
rozenkrans, L' Appel au soldat van Barrès en
een paroissien, zooals oude vrouwen hem
gebruiken. Hij verscheen. Het romeinsche
marmeren beeld ging spreken. Hij voelde
antipathie tegen den man, die bij mij was.
Ik hoor den droogen en snijdenden toon
van zijne korte antwoorden. Des anderen
daags dejeuneerde ik met Schwob en hem.
Het ijskoude marmer van daags te voren
kreeg leven in : dat was voor mij een ver
rukking. Het katholicisme kwam mijn leven
binnen."
Na nog verteld te hebben, dat hij een
bewonderenswaardigen brief vol troost en
wijze leering van Claudel had gekregen
eenige dagen daarna, kwam deze bij hem
in Orthez. Ik had het geluk hem bij mij te
zien. Hij sprak mij over het katholicisme
als een groot wijsgeer en een geleerde. Wij
baden te samen" en verder noemt hij hem
zijn engelbewaarder.
Uit deze woorden en uit dien invloed op
een der merkwaardigste dichters van heden
uitgeoefend schijnt een vaste en nobele
overtuiging te blijken. Zij is, zooals ik zeide,
een groot hulpmiddel voor iemand van
genialen aanleg. Zal Claudel dit middel gebruiken
om ons een definitief werk te geven, een
meesterstuk, dat onze kritische neigingen
tot zwijgen brengt, zoodat wij bij zijn woord
ons rustig kunnen neerzetten en de schoone
visioenen aanschouwen, die hij aan ons laat
voorbijgaan? Wij hopen het. Tot nu toe is
onze twijfel nog niet tot zekerheid ver
smolten.
FRANS ERENS
Tooneelcauserieën
O DIE POES! IN 'T PANOPTICUM
Het laatste bedrijf van dit zóonverge
lijkelijke tooneelstuk, dat gij sedert de antie
ken waarlijk geen Amsterdamscher Oedipus
hebt gezien, schijnt reddeloos verloren ge
raakt: Tenminste geen commentator gewaagt
er van, en ik denk dus dat de
Telegraafkruier het voor een waardeloos billet doux
van den auteur, of voor een strooibillet hield
en het vernietigd heeft, vernietigd dit laatste
bedrijf van Barbarossa's tragedie, hetwelk
ik kon 't me niet anders denken bestaan
moest uit de critiek van Barbarossa zelf op
zijn eigen stuk in het ochtendblad volgend
op de première.
Elkeen, die den doordringenden geest (een
geest die in den neus prikkelt, zoodat men
luid lachen moet en niezen tegelijk) van
den hoofdredacteur van De Telegraaf, tevens
tooneelcriticus Barbarossa" kent, en die het
quantum snedigheid en onbedeesdheid van
onzen Athener van het asfalt apprecieert,
geboren ben, wel dertig mijlen hier vandaan.
En daar zal je veilig wonen bij mijn moeder
en niemand zal je leed durven aandoen.
Maar nu eerst Gerard redden. Blijf hier
staan tot ik met hem terug ben!"
Als hij op het punt was heen te rennen,
greep het meisje hem krampachtig vast met
al de' groote kracht, die angst aan vrouwen
verleent. Houd mij niet tegen! om Godswil",
riep hij uit, het is een zaak van leven ofidood."
Sht! Sht!" fluisterde het kind, terwijl zij
zijn mond met den druk harer hand sloot,
haar bleeke lippen vlak bij zijn oor bracht,
terwijl haar oogen, binnen-in ziende, den
afstand schenen te meten.
Hij hoorde voetstappen, vele schuifelende
voetstappen; maar geen stemmen. Zij fluis
terde in zijn oor: Zij zijn het."
En beefde als een blad.
Denys begreep, dat het waar was. Reizi
gers in zoo grooten getale zouden niet zoo
behoedzaam zijn genaderd.
Nu waren de voeten vlak bij de deur.
Hoeveel?" zeide hij, nauw ademhalend.
Stil!" en zij bracht haar mond nog dichter
bij zijn oor.
En wie, die deze jonge man en dat meisje
in het donker in zulk een houding hadden
gezien, zouden vermoed hebben, dat zókil
hun harten waren, en zoo schrikkelijk ge
fluister tusschen hen gewisseld werd ?"
Zeven."
Hoe gewapend ?"
Met zwaard en dolk; en de reus met
zijn bijl. Zij noemen hem de abt."
En mijn kameraad ?"
Verloren. Niets kam hem redden. Beter
n van twee dan beide vermoord. Vlucht!"
Denys voelde zijn bloed bevriezen op het
hooren van dezen hardvochtigen raad. Arm
schepseltje, jij weet niet, wat vriendschap
is van een soldaat."
Hij bedekte zich een oogenblik de oogen
met de hand en honderdlei plannen van
mogelijke uitredding uit het gevaar door
warden zijn brein.
Luister, kind. Eén kans is er, als jij te
vertrouwen bent. Loop zoo hard als je kan
naar de stad; ga er de eerste de beste
taveerne binnen en vertel er aan de soldaten,
dat er hier een van hun kameraden leelijk
in de knel zit, maar dat hij gewapend is en
er het leven af kan brengen, als zij zich
slechts haasten willen Dan naar de Schout.
Maar eerst naar de soldaten. Neen, geen
woord, maar kus me, deern, en vlieg. Je
loopt met de dood om het hardst!"
Zij strookte haar jurk op tot aan de knieën.
Hij geleidde haar tot aan den weg; zag
haar dien oversteken, krimpend van vrees,
dan henen-ijlen, dan worden tot een rechtop
staande schaduw, dan zich oplossen in de
bruising van den storm.
had nooit gedroomd, dat de beste gelegen
heid om te doen zien hoe genereuze en
boven kleinigheden verheven moordenaar
hij is, door dezen bekkesnijder zou zijn ver
waarloosd.
Men ging in 't Panopticum een
ThebaanschAmsterdamsche Revue zien enkel en alleen
natuurlijk om den volgenden ochtend des
te beter te kunnen waardeeren hoe, op eigen
terrein weergekeerd, Barbarossa dit nieuw
geschapen monstrum zou hebben aan flarden
gescheurd en den auteur" ervan voor half
idioot uitgekreten. In plaats van zoodanig cor
rect optreden te laten zien gaf de hoofdredac
teur, die het pseudoniem draagt, aan een zijner
redacteurs de opdracht: hem te critiseeren...
De medewerker deed het met eere. Maar
ach, hoe moest hier van den auteur blijken,
dat wie met een harde borstel in de hand
nooit anderer figuur ontziet, voor zijn eigen
ikkepik een deftige shampooingprefereert.
En zie er was alle aanleiding geweest om
op dit O die Poes" losbandig veel te schel
den, want het is met uw welnemen een
werkelijk wel half-aardige studentikooze grap
die, door een zeker cachet, dat ook de
grpenentooneelen hebben kunnen, een heel eind
reikt boven de gewone platte revues" van
kleine theaters: het is het onbeholpen pro
beersel van iemand, die door beter qualiteiten
gekweld wordt dan de lieden hebben, die
't beter kunnen dan hij: een misgeboorte
van Geest op planken, waar de
burgermanskinders der geesteloosheid en grappigheid
gewoonlijk rondloopen. Een door 't publiek
mal aangestaard interessant foetus dus : Op
gebouwd met Thebaansche grijsaards,
Amsterdamsche burgemeesters, een uit 't Groene
Weekblad geschaakte Ned. Maagd, en
altemaal door Raemaekers aangekleede
meisjens, die zóbuitengemeen lief hare beenen
zwengelden in dit beknopte tenue, dat gij
Raemaekers zoudt willen benoemd zien tot
Schoonheidscommissie voor de
Vrouwenkleeding in geheel Amsterdam.
Maar buiten den amusanten heer Swaaf
(en de lieve zwijgende meisjes en den
fijnkleedenden Raemaekers) was er toch op de
planken eigenlijk niemand, die begreep wat
kant het uit moest. De echo van Royaards'
wanhopigste geluid galmde dank zij Swaaf
tegen alle wanden: dat was een kruidnagel
in deze zonderling heterogene pastei.
MONNA VANNA BIJ HEIJERMANS
De Roomsche ijveraars en zëlatrices van
mijn kennis, die de zedelijkheid willen red
den (prachtig doelwit), gebruiken om dit te
bereiken wel eens minder geëigende midde
len. Zij meenen het daarom wel goed, zijn
echter te ijverig en te zelotisch. Zoo geloof
ik, dat toch wel een beetje verkeerd is hun
aanval op de edelvrouw Monna Vanna, die
de redding van duizende levens en half
zooveel eerbaarheden met de opoffering van
haar eigen eerbaarheid koopen wil. Hiervan
gruwende, hebben mijn lieve vrienden, dunkt
me, niet gedacht aan die ontroerende legende
van de heilige Egyptiaca, welke immers
hare eerbaarheid aan veerlieden prijs gaf,
zeggende: wat is het lichaam?, toen ze
zonder zulke verloochening Christus' graf
niet zou kunnen zien? Nu van het
naaktzijn en het zich overleveren Maeterlinck
repte, kwetste hij mijn zoo fijngevoelige
Nijmegenaars, en zij zetten het hem betaald!
Zij willen de Onzedelijkheid hinderen in
haar Vaart, en om dit te doen hinderen zij
Maeterlinck. Zij gelijken tezeer op dien pastoor,
die in 't land van Maas en Waal woonde en die
het onzedelijk vond dat vrouwen op de fiets
zaten: Ge zult zeggen dat is lang geleden
en ik spreek ook inderdaad van wel vijftien
jaar terug... Deze ijverende zieleherder, op
redding van Eer en Deugd bedacht, leerde
dan zijn keffertje alle voorbijrijdende vrouwen
bij hare rokken van de fiets te trekken. Het
is zoo waar als ik het u zeg. Mij dunkt,
lllllillllllllllll iiiiiiiiMiltlillllliliilililiillllllllliiiiiiiiilliHlllliltllinimi
En nu moest hij naar Gerard toe. Maar
hoe ? Want hij had het op te nemen alleen
tegen de heele bende. Zouden zij hem aan
vallen zoodra hij de keuken binnenkwam ?
Dan moest hij hun zoo weinig mogelijk tijd
daartoe laten.
juist als hij de hand naar de klink uit
strekte, doorschoot een schrikkelijke gedachte
zijn hersens: Zoo zij zich al hadden ver
grepen aan Gerard. Wel, dan", dacht hij,
blijft er niets anders over dan er eerst zoo
veel mogelijk neer te leggen en daarna zelf
den dood te zoeken" en hij spande zijn
boog en liep nu snel op de keuken toe. Er
waren zeven afschuwelijke tronies rond het
vuur, terwijl de herbergier bezig was de
onversneden jenever in de glazen te schenken.
Wat ? bezoek ?" riep Denys vroolijk 'n
oogenblik, jongs, en ik kom bij jullie zitten"
en hij nam vlug een kandelaar van de tafel,
opende de deur, die naar de trap leidde en
naar boven klauterende riep hij: ,,Hé, Gerard,
waar zit je, kameraad."
Er kwam geen antwoord en luider riep
hij: Gerard, hoor je nu niet ?"
Na een oogenblik van angstig wachten
hoorde hij een vreemd, half rochelend ge
luid dat uit het kamertje boven aan de trap
kwam. Denys stortte naar binnen, en vond
er Gerard rustig liggen slapen.
Goddank', zeide hij met een half-verstikte
stem, en begon dan luid, op zeer onmuzi
kale wijze, verwarde deuntjes te zingen.
Gerard ontwakend, stopte zijn vingers in
z'n ooren; maar dadelijk daarop ontwaarde
hij in Denys gelaat een ontzetting, die in
vreemde tegenspraak was met zijn onbegrij
pelijke uitgelatenheid.
Wat scheelt je", zei hij, terwijl hij rechtop
overeind ging zitten.
Stil', antwoordde Denys en zijn hand
scheen nog meer te zeggen dan zijn lippen.
Luister goed."
Denys ging nu, onderwijl hij naarde deur
wees, ter waarschuwing dat er scherpe luis
teraars in de buurt waren, voort met zingen,
maar mompelde er tusschen door af gebroken
woorden :
(?Ons leven is')
(?In gevaar")
(?Dieven")
(?Je wammes',)
(?Je zwaard")
(?Ze komen ons")
(?Helpen")
(?Tijd winnen") Dan luid
Nou, motte we nou ook geen fleschje
drinken ? Zeg neen."
Nee, merci."
Maar 't is een gezellige boel benede.
Vermoeid."
Het spijt me, maar ik heb te veel slaap",
zei Gerard. Maar ga jij."
men bezigt in Nijmegen nog altijd zulke
middelen ter meerdere glorie der Deugdzaam
heid. Alleen is er variatie... in wat men on
zedelijk noemt, variatie in de keffertjes,
variatie in de lieden, die men van hun
fiets trekt.
En intusschen speelt Pine Belder op
opmerkelijke wijze deze rol van Monna
Vanna, waarvoor zij de volheid der natuur
lijke gaven kan missen, maar die haar een
velen onverwachte volheid van lyrisch lalent
heeft doen ontplooien: de eenige zij, van de
gansche bent van Direktor Heijermans, welke
in den geest speelde van den dichter. Hoe
zonderling ageert de Tooneelvereeniging
overigens met hare krachten... en zwak
heden. Aan Brondgeest -Prinzivalle's rol toe
te bedeelen kan vergeefelijk schijnen, hoe
valsche toontjes de acteur er per slot ook
uithaalde, maar een Guido geeft men toch
niet aan een goedwillig doch voor zulk een
rol vél te onvolleerde jonge acteurl Hoe
zou een zich inbindende Bouwmeester
aan den zwenkenden hartstocht van dezen
primitieven mensch geweldige openbaring
kunnen geven.
HONORÉDE LA BRE
Ingezonden
Audiatur et altera pars
Waarde lezer,
Een oogenblikje kom ik uw aandacht
vragen, om enkele onjuistheden te herstel
len, welke de heer Grondijs in zijn ree.
maakte. Allereerst, lezer, haat ik noch von
Hoensbroech, noch Vernhout, hoezeer ik ook
afkeerig ben van hun werk en als zoodanig
van den schrijver. Moet ik nu noodwendig
ook den persoon haten? Dat ik mijn ver
ontwaardiging uiting gaf in een toon, welke
ree. niet bevalt, mij goed. Statige
overmenschen, zegt Chesterton, gaan er trotsch
op, hun toorn in te houden. Christus wierp
meubelstukken van de tempeltrappen, schold
zijn tegenstanders voor huichelaars en
adderengebroedsels. Dit mag iemand niet
bevallen, maar ree. had hierin nimmer een
analogie mogen zoeken met praktijken,
gevolgd in 2e hands-apologien. Allereerst
toch, omdat ik uitdrukkelijk vermeldde, hoe
en waarom ik tot dien toon kwam. Boven
dien mag iemand, die telkens herhaalt: Hoe
ik ze haat, die jezuïten" niet meenen onge
grond onvriendelijk te worden bejegend.
En als men dan persoonlijke aangelegen
heden in 't spel haalt, is H. zelf daar schuld
aan, waar hij deze zelf, tot schoonvader
incluis, er bij te pas brengt. Komisch is 't
echter als ree. een grapje over de gravin
diepzinnig gaat toelichten als een hoon op
een huwelijk a la Luther! Dacht ik zelf nooit
daaraan, over al dat gesneer" is ook noch
bij Cardauns, noch bij Fonck, noch bij
Mausbach of Jansen, de bekendste tegenstanders,
een woord te ontdekken. En voorts, als H.
bij herhaling doet, alsof 't hem zeer doet, dat
hij, de fijnvoelende, over zoo ietsschunnigs,
als daar is, de Kath. moraal, moet schrijven;
is 't dan niet geoorloofd, de moraalpraktijken
van dien mensch na te vorschen uit zijn
eigen werk, om te doen zien, wat men over
zoo'n weeklagen heeft te denken ? Dat ik
niet terugschrik, zelfs tegen de censuur in,
minderwaardige praktijken mijner eigen
geloofsgenooten, openlijk aantevallen, weet
ree. zeer goed. Eenmaal deed ik t zelfs in
dit weekblad. Waarom moet ik nu op eens
hooren, als zou ik met twee maten meten ?
Stom was mijn verbazing, toen ik hoorde,
hoe een objectief criticus, die meent 't kath.
te kennen, H. werk poogt te redden, als
zoude hem in den grooten citatenrijkdom
enkele onjuistheden zijn ontvallen. Wat be
duiden vergissingen van anderen (ik denk
aan den schooljongen van ree.) bij vergis
singen", die bedoelen een blaam te werpen
op den tegenstander? Is hier geen dubbele
Neen, neen!" Daarop ging hij naar de
deur en riep met vroolijke stem: Ouwe,
die jonge melkmuil wil zijn bed niet uit.
Geef de maats een extra-borrel van ons.
Morgen zal ik 't wel betalen."
Hij hoorde een woest en judasachtig ge
grinnik.
Na aldus bevonden te hebben, dat de deur
van de keuken gesloten was en de bende
op dit oogenblik niet luisterde, onderzocht
hij de deur van zijn kamer nauwkeurig; dan
sloot hij ze kalm, maar grendelde ze niet:
en daarop inspecteerde hij het raam.
Het was te klein om er door te kruipen
en daarenboven was er een ijzeren stang
voorgemetseld om het nauwer te maken;
en juist toen hij deze ontdekking had ge
maakt, hoorde hij de buitendeur met een
luiden slag in het slot werpen.
En Denys mompelde : De val is gesloten."
Maar zouden de dieven hen aanvallen
terwijl zij nog wakker waren ? Dat was niet
waarschijnlijk.
En om hun beste kansen niet te verspelen
trachtten nu de beide arme kerels op een toon
als voerden zij een doodgewoon discours, met
elkaar het dringendste te bespreken. En zoo
ook vernam Gerard alles, wat was geschied,
en dat het meisje hulp was gaan halen.
De Hemel geev', dat d'r onderweg de
angst niet besluipt', zei Denys b- kommerd.
Ik zou nog niet eens zoo bang zijn, Gerard
als de abt er niet bij was. Ik kende hem
dadelijk d'r uit. Grooter dan jij, en dikker
dan wij tweeën tesamen. Hij vecht met een
bijl. Ik zal hem dooden van nacht, of hij
mij. Maar 't laatste is het waarschijnlijkst."
Dat verhoede onze lieve Vrouwe! Schiet
hem neer bij de deur! Wat kan zijn lichaams
kracht uitwerken tegen je wapen ?"
Ik loer op 'm; maar komt het tot
handgevecht, zorg dan dat je blijft binnen
de slaglengte van zijn arm. Ik verzeker je,
geen van ons tweeën overleeft een slag met
die bijl. Zoo'n kerel heb ik nog nooit gezien."
Gerard wilde de deur grendelen; maar
Denys liet hem zien hoe de helft van de
deurpost naar buiten draaide op een schar
nier, en dat de grendel maar was voor den
schijn. Nee, ik heb met opzet den grendel
niet voorgeschoven, om te maken dat zij
niet zullen denken, dat wij op onze hoede zijn."
Ongeveer een uur verliep. Het scheen een
eeuw. Toch was het nog niet eens een uur en
de stad op wel meer dan een mijl afstand
van daar gelegen. En de stemmen in de
keuken klonken nu verhit en boosaardig.
Zij zullen niet lang meer wachten", zei
Denys, en onze eenige kans is dat zij op
geen tegenstand verdacht zijn."
Ik zal doen, zoo als jij goed vindt", zei
Gerard gedwee.
zonde? Vergissingen? Och kom, lezer. Bij
Naumann telde ik 202 vergissingen" van
H. Van onschuldigen aard. zijn ze, voorwaar t
Meestentijds staat er 't omgekeerde van den
werkelijken tekst, vele malen is de nood- ?
zakelijke contekst vergeten. En is 't juist,
dan worden veroordeelde stellingen of
schrijvers geciteerd. Nimmer is de geest van
het geschrevene juist weergegeven. In de
controle van ree. kan ik alzoo weinig ver
trouwen stellen. Naumann, geen speciale
kath. vriend concludeerde dan ook, dat hem
in heel de literatuur geen boek bekend was,
zoo schandelijk en gemeen, als dat van H.
en hij zou 't succes er van een ernstig
symptoom vinden, zoo hij niet begreep, dat
de naam ex-jezuit misleidend was. Dat velen
het spijtig vinden, dat hun goed geordende
bronnen zoo leeg loopen, kan ik niet helpen.
Over heksenproc. ben ik zeker te populair
geweest, want ree. rangschikt de geschiedenis
der prot. processen onder de arg. ad hom.,
waar ik zelf nooit aan dacht. Ik heb alleen
willen doen zien, dat pausel. bullen er over
(net als over zoovele zaken!) van volkomen
onwaarde zijn, dat heksenpr. niet typisch
roomsen, wel typisch germaansch waren;
ik zocht de oorzaken op te sporen, ging de
veel heviger prot. processen na en liet zien,
dat, o wonder, kath. en in 't bijzonder jezuïten
daartegen op kwamen; alles juist andersom
als H. beweert. Protest, behoeven zich hier
evenmin iets aan te trekken, als de kath.
zich iets gelegen behoeven te laten liggen
aan bullen van Inn. Die voorvaders werden
alleen wakker geschud door 't rumoer van
H. en V.
Dat ook Leibniz, Hugo de Groot, Sailer,
Ph. Neri e. d. vrienden waren van de be
lijders der immoraal van brutaliteit vergat
ree. te melden. Dat de ascetische Pascal een
andere was dan de jezuitenvreter, zoodat
men zelfs geschreven heeft over de be
keering van P.", schijnt hij niet te weten.
Dat Delrio geen foltering toestond, schreef
ik nooit; wel dat hij op verzachting aandrong
en dat hem dit door prot. juristen en dominees
hoogst kwalijk werd genomen. Dit is volgens
ree. niet in orde! Ree. vindt schijnbaar de
folterbeschrijvingen bij D. niet zachtzinnig,
ik ook niet. Maar men dient dit toch te zien
in 't licht van dien tijd, zoo dunkt mij. Als
Delrio o.m. vindt, dat iedere beschuldigde
een verdediger moet hebben (1.5, q, 38), zal
ree. 't wellicht vreemd vinden, dat men daar
moord en brand over schreeuwde.
Spe's werk verscheen anonym, echter om
een andere reden dan ree. meent. Dat hij in
den geest handelde der oversten, kon ree.
weten, als hij had gelezen, wat ik citeerde
uit brieven 'van Ignatius, Laynez, Aquaviva
en als hij bedacht, dat Spe's werk op dat
van Tanner steunde, wiens werk de hooge
goedkeuring wegdroeg en waarom T. als de
wijste en vroomste der theologen" werd
geroemd door ordebroeders.
Grappig is de propaganda met Hetz. werk
over 't huisje uit Loreto. Jammer, dat dit
officieele" wondergeloof (wat is dat?) een
allerscherpste kritiek onderging, zoodat vrij
algemeen H. als volkomen verslagen wordt
beschouwd! Ook officieel. (Lit. in Hochl. 1913).
En als ten leste ree. mij nog een kleine
kans geeft, om de schoonheid der kerk te
waardeeren, en ik dus veronderstellen moet,
dat hij die wel zeer zal apprecieeren, dan doet
me dat denken, dat ik eens in een kathedraal
kunstlieveade" reizigers praktisch aesth.
studies" zag maken en glimlachend kijken
naar een vrouwtje, dat stillekens binnen
sloop en aan een zijaltaar ging bidden. Ik
vraag me af, wie zou er beter begrijpen?
In 't epistel van dezen Zondag las ik bij
den apostel Paulus tot de wijsgeerige
Korinthiërs: Gij verdraagt gaarne de dwazen,
daar gij zelf verstandig zijt".
15 Febr. 1914. E. H. M. BEEKMAN
Er was een kast aan dezelfde zijde der
kamer als de deur; tusschen de deur en het
raam. Hij reikte bijna tot aan den grond.
Denys opende de kast en zette Gerard op
een stoel er achter. Als zij op het bed
toeloopen, mik dan alleen op hun nek! een houw
daar is altijd doodelijk of stelt tenminste
builen gevecht."
Hij schikte dan de peluws en zette de
schoenen op een wijze die ieder die in de
deur staande de kamer intuurde, moest mis
leiden. Daarop trok hij het bedgordijn voor
het hoofdeneind.
Ondertusschen was Gerard op de knieën
gezonken. Denys bleef zwijgend op post en
toen Gerard weer opstond zagen beide
vrienden elkaar aan, met een blik, dien zij
verstonden.
Zij namen nu hun plaatsen in.
Denys blies de kaars uit.
Laien we nu stil zijn."
Maar in de vreeselijke spanning van dat
uur bemerkten zij, dat zij iedere fluistering,
ook de zwakste, konden verstaan. Zij hoor
den bij tusschenpoozen eikaars harten bonzen.
Goed nieuws!" fluisterde Denys, terwijl
hij aan de deur luisterde. Zij werpen
het lot".
God geev', dat het de abt zal zijn."
Waarom ?"
Als hij alleen komt, kan 'k hem onscha
delijk maken."
Denys!"
Wat ?"
Ik geloof dat ik gek word van angst,
als ze niet dadelijk komen."
Zal ik net doen of ik «laap? Zal ik
snurken ?"
Zou 't....?"
Misschien."
Goed, doe 't dan. En God zij ons genadig."
Denys snurkte bij tusschenpoozen. Er was
een geschuifel van voeten in de keuken.
Dan was opnieuw alles stil. Denys nam
weer zijn plaats in bij de deur. Maar hij,
of zij, op wie het lot was gevallen, scheen
besloten zich niet op roekelooze wijze aan
gevaar bloot te stellen. En handelde niet
overhaast.
Toen zij bijna verkleumd waren van de
koude onder het angstige wachten ging de
deur beneden aan de trap open, zachtjes,
en werd ook weer behoedzaam gesloten.
Dat was al.
Dan opnieuw een martelende stilte.
Dan een lichte voetstap op de treden.
Niets meer.
Dan een licht, dat onderaan de deur door
scheen. Niets meer.
Dan was er een zacht geritsel, niet half
zoo luid als het getrip van een muis en de
nagemaakte deurpost opende voorzichtig en