De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 8 maart pagina 6

8 maart 1914 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 8 Maart '14. - No. 1915 JAN TOOROP TOOROP (KLEYKAMP, DEN HAAG, FEBR. 1914) Deze tentoonstelling gold bij sommigen als een volledig overzicht van Toorop's werk, maar dat is zij niet; de melancholisch-tragische werken uit vroeger tijd zijn, voor deze benaming, er niet genoeg aanwezig. Beter ware haar de tentoon stelling der portretten" te noemen; daar voor geldt zij lichter, want daar-van vindt ge hier een ruim twintigtal; zelfs een Jan Toorop: Christuskop iiiiititiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiniiiiMiiiiiiiKiinniiiiiiiiiitii Tentoonstellingen Bij DE FIRMA VAN GOGH, OP HET ROKIN, EEN KLEINE BOSBOOM-TENTOONSTELLINQ, waarmee tevens in zeer globale trekken de ontwikkelingsgang van den meester wordt aangeduid. Er zijn werken uit zijn vroegsten en uit zijn laatsten tijd, olieverf en aquarel, en daaronder verschillende uitnemend represen tatieve stalen. Bosboom is een schilder, die in de algemeene waardeering, tegenover zijn groote tijdgenooten altijd wat afzonderlijk werd gehouden. Zijn vermaardheid was minder populair, kunnen we zelfs zeggen. Het genre: kerkinterieur, waarvan hij slechts zelden afweek, is daarvan maar een gedeeltelijke oorzaak, mér, geloof ik wel, de hoeda nigheid van zijn groot talent, dat minder dan bij de anderen hollandsch was aange legd. Bosboom is geheel het tegenbeeld van Israëls. Zijn kunst is er bovenal eene van dictie, van massale vormindeeling; zelfs het vroege landschap, hier aanwezig, toont aan, hoe hij in afwijking van zijn tijdgenooten die het stemmingsbeeld zochten, allereerst de situatie in lijnen tracht te omschrijven. Velen ook beoordeelen zijne waarde al te uitsluitend naar den voornamen zwier en de lenigheid der voordracht. Maar die deftige houding aan zijn werken is van meer dan bloot vormelijken aard; daarin ligt het ge tuigenis van een voorname geestesgezindheid. Zijn liefde voor het plechtstatige, zijn hoofdneiging voor een breed en geordend spansel van lijnen, vonden wel 't meest be vrediging in de aanschouwing van de strenge architectonische praal bij het tempelgebouw. Zijn kerkgezichten hebben in de concep tie iets van het statieuze in de landschap pen van Claude Ie Lorrain. In de atmosfeer-uitdrukking vertoont zich echter de hollandsche aard. In het vaste afgemeten en regelmatige spel der perspec tivische verhoudingen ziet hij de mateloos heid van het lichtspel, dat ongebonden de ruimte doorvloeit, kaatst met eindelooze reflexen, gelijk het ruischen en verklinken van orgeltoonen. Het eigenaardige is dat aan zijn opvatting een religieuze gezindheid ten grondslag ligt. Ook als hij protestantsche kerken schildert, is er het gewijde aan van een katholieke kerksfeer. Dit is het diepgaand verschil tusschen hem en den ouden Saenredam, met wien hij wel eens, en dan wat tot zijn nadeel vergeleken wordt. De kerken van Bosboom toonen naast een aangeboren begrip van het architectuurbeeld, ook de diepere aanvoeling van de godsdienstige bestemming. En om die mil dere en verhevener gestemdheid, is er aan zijn kunst weer meer rijkheid dan aan die van Saenredam. Hij heeft zijn illusionnaire neigingen ver beeldingszin voor een aanzienlijk deel zeker gekweekt bij Rembrandt; een vroeg schilderij als de St. Servaaskerk te Maastricht zou men ter vergelijking kunnen stellen naast de Simeon in den tempel, uit het Mauritshuis. Later heeft zijn kunstuiting zich verbreed en verfijnd tegelijk, en naast een geestig, speelschen toets bij de accentuatie van figuurtjes, van lichtkroontjes etc., heeft hij in zijn aquarellen vooral, de blankheid van het licht opgevoerd tot een schier aetherische zuiverheid. Ik zag hier enkele aquarellen, waarin deze hoedanigheden voluit te ge nieten waren. De Bosbooms hebben tot passend gezel schap eenige schilderijtjes van alle drie de gebroeders Maris. Beneden zag ik een struische vér door gevoerde schets van Breitner, voorstellend Cavalerie op de heide, een van de beste werken, die ik van hem ken in dit genre, en verkieselijk boven een meer geacheveerd, maar inderdaad minder compleet stuk met gelijke voorstelling bij de firma Buffa. BIJ BUFFA. PORTRETTEN VAN MEVR. VAN DUYL-SCHWARTZE Het tentoonstellingszaaltje binnentredend, is de eerste gewaarwording niet een bepaald grooter getal zoo ge, niet onjuister wijze, de Apostelkoppen (beeltenis van meengen Zeeuwschen boer) er bij woudt rekenen. 2. Het portret is steeds opnieuw een der beste uitingen van dezen schilder en teekenaar. Bovenal is het geteekende portret dat. Hier munt Toorop maklijk uit. Hij heeft veel assimitatie bij goed werkmanschap, en dit is noodig twee tal, wanneer men zich tot het maken der Beeltenissen zet. Daarenboven legt hij dan zijn symbolische diepzinnigheid af, en dat is niet altijd tegen de werkelijke diep zinnigheid. Toorop is in zijne portretteekeningen zeker subtiel, zeker modern, zeker door-dringend. Hij geeft het kind even goed als het meisje (met de bekende restrictie); hij geeft ouderdom en rijpen, zinnenden, leeftijd met goed begrip van hun wezen. Wat ouderdom is voor hem, vindt ge in die baronesse van Zuylen van Nijevelt, die tegen den geelgroenen achter grond zit (in profil), en wier oogen oud zijn (hoe zuiver staren zij uit!) en wier beenige handen pijnlijk liggen bij het blauwe breisel. Wat nog-bezige leeftijd is, erkent ge in de twee portretten van Verriest (fel en vastbesloten is het groote); in den kop van Diepenbrock (niet on juist, gezien als een Roomsen prelaat); in de teistering, die hij in Ariëns wist te bespeuren. Daar-naast moet, om de rust, mevrouw Höfer genoemd worden; om de dramatische actie en psychologischen vondst sommigen Apostel en enklen van de Heilige Helden. 3. Toorop's symboliek is in een eigen aardig stadium. In de teekeningen als van den Christus, op zee met de Jongeren, is een dubbel iets: een vroegere Japansche invloed werkt na en daarbij komt als nieuwere factor, soms, de bouw op het midden", een vereeniging dus van twee elementen: vlotheid en strengheid. Som mige van deze teekeningen konden ook gelden als ontwerpen voor glas-in-loodversiering; en het is verre van onmogelijk ze als zoodanig te zien uitgevoerd in de gedachten. Van anderen aard is Brugge (uit 1914). Hier werken andere dingen (want altijd werkt in Toorop ouds na, en nieuws mee). Ge vindt hier de herin nering aan de houtsneê; aan zijn vroegere symboliek; aan het her-nieuwd cubisme gunstige, omdat het behagelijk arrangement van al die heeren- en damesbeeltenissen wat den indruk maakt van een opgediende disch. Maar dien eersten indruk te boven, moet men bij een afzonderlijke beschouwing der portretten, toch tot de erkenning weer komen dat mevr. Van Duyl-Schwartze in onze Hollandsche schilderswereld een figuur van beteekenis was en nog is; dat er zelfs in het buitenland velen zijn, die wijd-uit geëerd worden om aan haar gelijksoortige hoedanigheden, toch minder reëel en recht geaard, als er bijv. tentoongespreid zijn in het geaffecteerde schilderij van Philpott in het Sted. Museum, die onberaden aankoop bij de laatste Vierjaarlijksche in Amsterdam. De kunst van mevr. Van Duyl is een kunst van het uiterlijk, niet zonder pronklievendheid met zwier en gratie, maar ze vertoont niettemin een weligheid van bewegingen, het sierlijk scheeren van een vloeiende tech niek langs de oppervlakte, die behagelijk is om te zien. Daar is de veerkracht in van een natuurlijk zich uitende, warme schilderlust, van zuiver vrouwelijken aard. We mogen met haar werk niet zoo hoogelijk ingenomen zijn, toch hebben we te erkennen dat het nog eene andere en betere waarde heeft dan die van coulant artikel voor den burgelijken beschaafden smaak. Bij Buffa zag ik boven nog, buiten ver schillende goede stalen der kunst van Israëls, Weissenbruch, Jacob Maris e. a., een in heldere, kleurige tinten tintelend nieuw werk van Isaac Israëls. W. STEENHOFF Muziek in de Hoofdstad Claude Debussy ; Bijkomstigheden. Het heeft enkele critici moeite gekost om hunne ergernis te verkroppen over de woe lige acclamatie, waarmee Claude Debussy hier begroet en gehuldigd is. Er was echter geen claque in de zaal, er waren geen fes tiviteiten buiten het concert en deed Debussy geen enkel afwerend gebaar, hij gaf ook Jan Toorop: Christus in den storm (dat n stijl-zoeken is, en een stijl element was); aan de tooneelversieringen van Craig. Dit alles mengt zich in den smeltkroes zijner ontroering tot een geheel, waarin het soldeersel niet zichtbaar meer is op vele plekken. 4. Naast deze typen van Toorop's werken, is ten slotte een enkel gediviseerd schilderij te noemen. Ge waardeert hier van een drietal, waarvan Morgen" (drie Zeeuwsche boerinnetjes, gaand van links naar rechts: een met 'n kind op den arm) het belangrijkst is. Hier is de kleur het meest hel en tintelend, en de rechthoekige toetsen zijn niet zoo groot, dat ze hinderen. Dit is wel het geval op een kleiner werk, gloedvoller van colo ratie. Een ronde-dans van kinderen op den Veerschen dijk ziet zijn waarde wat minderen door deze fout. PLASSCHAERT Jan Toorop: Hugo Verriest umi iiMimiMiiMiiiiiiiiiimimmiiitmniH geen enkel teeken van instemming want anders had hij de Fêtes herhaald wijl men bis schreeuwde. Was er trouwens niet pro test genoeg in de zaal? Op twintig meter afstand van den componist, die dirigeerde, op de voorste rijen van het podium, zat de monumentale en liefelijke Julius Röntgen Sr., directeur van het Amsterdamsch conserva torium, officieel vertegenwoordiger der Hol landsche muziek, zwijgende grimassen te maken. Grenzelooze onhoffelijkheid, welke zijn gilde weliswaar gemeenzaam is tegen over elke moderne muziek, doch die hij liever moest laten beoefenen door zijne leerlingen.' Maar ook protest genoeg tegen de wuivende en gepassioneerde ovaties. Debussy evenwel liet zich weinig aan ons gelegen liggen en wij noch de componist zijn gezwicht voor eenige bioscopische sen satie; wij gingen geen wondermensch zien, gelijk men in sommige bladen tusschen de regels leest, en hij, die zich rekenschap schijnt te geven van zijne moeilijke situatie te midden der honderden philisters van het internationale muziek-leven, dat hem inder daad erkent als wondermensch en voor de rest kleingeestig beschimpt (zie alle Duitsche vakbladen!) trok zich van de heele betooging niets aan en stelde ons tevreden door even te glimlachen even! doch beminnelijk en soeverein. Er vallen conclusies te trekken ten op zichte van Debussy's kunst en onze locale toestanden. Laten we eerst de laatste nemen. De cultuur onzer stad schijnt een belang rijken voorsprong te hebben op Den Haag, waar Debussy koel ontvangen is. Maar in Den Haag zetelt een soort centraal bureau van muzikale bellettristen. Zij polemiseeren zachtjes pro Brahms wanneer er in de hoofdstad een artikel tegen Brahms ver schijnt, zij arrangeeren allerlei feesten, doch zonder het Concertgebouw zou daar nog geen noot van Mahler of Debussy geklonken hebben, tenzij op kleine uitvoeringen; men verspreidt er brochuretjes, een dier dubbelt jes-t ractaatjes werd den vorigen Donderdag zelfs verkocht aan de controle van het Concertgebouw, van een Haagsen auteur en handelend over Georg Henschel, den zeerl middelmatigen dirigent, die toen optrad aan het hoofd van ons orchest, den tweeden maal reeds, en ik weet nog niet duidelijk dank welke intrigues hem dat voorrecht te beurt valt. (Laat hij in Den Haag optreden met zijne slechte e« sentimenteel zephierende composities!) En uit Den Haag komt ons Mr. Henri Viotta elk seizoen een paar concerten stelen, een aantal repetities, welke ons orchest beter kan benuttigen, ten voordeele van zijne archaïsch geworden Wagner-vereeniging of ten voordeele van Strauss, dien wij hier van buiten kennen. Tot eene uitvoering van Pelléas et Mélisande schijnt deze directeur, de eenige die over de middelen beschikt, niet te bewegen. Het Haagsen centraalbureau is zeer kortzichtig en conservatief germaniseerend gezind, waarvoor ik nog wel eenige andere bewijzen zou kunnen geven, en wij, Amsterdammers, behoeven dus niet fel te roemen op onzen voorsprong in cultureel opzicht. Te meer omdat wij er een weinig nalatig mee omspringen. Want ik wilde wel, dat wij hier eene zoo geheimzinnige en sterke organisatie hadden voor de goede muziek als Den Haag voor de slechte. Dan waren al die ingezonden stukken, al de protesten tegen het Concert gebouw-bestuur onnoodig, dan bezaten w$ regelmatig, wat wij nu bij toeval krijgen: een intensief muziek-leven. Evert Cornelis begon twee jaar geleden energisch eene gelukkige richting en hij had alijd eene zaal enthousiasten. Waarop liep dat uit? Op eene serie van de meest onbelangrijke, anodiene en vervelende concerten, elke drie maanden onderbroken door eene korte opflikkering. Aan wie de schuld ? Niet aan onze pers, niet aan het publiek, niet aan den dirigent, niet aan het orchest... Ik weet het niet; maar men mag de veronderstelling wagen, dat het Concertgebouw zijn programma's anders zou regelen, wanneer de finantiëele basis niet bestond in abonnementen. Het zou mi| spijten, wanneer de vereerders van Debussy,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl