Historisch Archief 1877-1940
8 Maart '14. No. 1915
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
O H
'
, i- S..-, f
LEIPZIGER MESSE
De Peterstraat te Leipzig tijdens de groote voorjaarsmarkt, welke Maandag j.l.
als alle jaren onder grooten toeloop van handelaars en fabrikanten begonnen is.
«HiniiiiiiiMtrtiiiiiiiiMiiMtMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiitiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHM
Bruckner en Mahler hun dreigement uit
voerden, dat 5 Februari uitgesproken werd
in een ingezonden stuk van het Handelsblad:
het opzeggen en masse van abonnementen.
Zij worden zonder twijfel in de maling ge
nomen, doch wanneer zij geen nieuw orchest
kunnen oprichten om hunne kunst te ver
tegenwoordigen, zouden zij onvruchtbaar
werk doen en zich zelven met ons allen van
Pontius naar Pilatus sturen. Zij moeten
dit goed overwegen. En de anderen, dat
?de hulde aan Debussy geen succes was,
geen applaus en nog minder kabaal doch
eene manifestatie gelijk er den laatsen
tijd ook manifestaties plaats hadden voor
Mahler. Het valt niet te loochenen, dat die
manifestatie veel omvattend scheen en het
valt ook niet te loochenen, (ik heb eene ver
eering voor het Concertgebouw-orchest en
erken het met leedwezen), dat wij meer
en meer in eene impasse raken, waaruit
vroeg of laat, zoo het Bestuur doorgaat
geen rekening te houden met de talrijke
manifestanten, eene revolutie ontstaan zal
en eene scheuring
De conclusies ten opzichte van Debussy's
komst zijn even gewichtig. Gesteld dat de
XCVI1I
De groote photographlsche sterrekaart
%. Ontstaan uit de eischen van de zeevaart,
hebben de sterrekaarten zich langzamerhand
ontwikkeld tot een omvang, die een waar
dige tegenhanger vormt van den sterrehemel
zelf, die nog merkwaardiger wordt, nu men
weet wat het zeggen wil zelfs de allereerste
vereischten van een complete sterrekaart
te vervullen. Oorspronkelijk werden de plaat
sen, die de voornaamste sterren aan den
hemel innemen, met behulp van waarne
mingen met den kijker, zoo nauwkeurig
mogelijk bepaald. Deze gegevens werden
gepubliceerd in zoogenaamde
sterren-catalogi, nog droger lectuur dan gewone
Fig. l. OPNAME VAN EEN DEEL VAN DEN
STERRENHEMEL.
Op de plaat zijn vooraf een aantal lijntjes
?afgedrukt, die het netwerk vormen, dat
?de plaat bedekt. De zijden dezer vier
kantjes zijn 5 m.m.
auteur zelf onbekwaam is om zijne com
positie te dirigeeren", hij heeft toch een bete
ren kijk op de occulte factoren van zijn werk
dan anderen en het interesseerde mij boven
mate dezen polsslag van Debussiaansche
muziek, den niet te noteeren bloedsomloop,
te observeeren in de wedergave van den
meester-zelf. Dit relief-geven in eene archi
tectuur, welke geene vaste wetten volgt, dit
instinctieve bewegen op den
magisch-omadementen geest van een muziek-stuk, deze
fluiedieke geleidelijkheid en dit subtiele
evenwicht niemand verstaat het beter
dan de componist. Ik citeer slechts n
voorbeeld: de bazuinen-accoorden uit het
begin der Fêtes: zij beteekenen den vór
klank van het latere gloeiende en orgiasti
sche forte, zoo werden ze rythmisch en
machtig naar voren gebracht; de reproductie
van elk werk bevatte dergelijke overrom
pelende lichtvallen, waar Debussy's latere
vertolkers meer partij van mogen trekken.
Men heeft inderdaad gezegd, dat Debussy
niet kan dirigeeren" en zelfs zij, die bij
gelegenheid gaarne te keer zullen gaan tegen
een dirigent-virtuoos". Debussy staat kalm
voor het orchest, impassiebel en geheel
oncatalogi. Men gaf zich verder nog wel de
moeite de gemeten plaats ook in kaart te
brengen; de oude volgorde was dus: eerst
de sterren-catalogus, dan de sterrekaart.
Zoo is nog gemaakt de beroemdste aller
catalogi: de Bonner Durchmusterung," door
Argelander vervaardigd, die bijna een half
millioen sterren op deze wijze verwerkte,
waarna hij in 64 kaarten een overzicht gaf
van den geheelen noordelijken en een deel
van den zuidelijken hemel. De rest van den
zuidelijken hemel werd o.a. aangevuld door
den Cape-durchmusterung" waarvoor echter
de photographie te hulp werd geroepen, en
waarvan Prof. Kapteijn in Groningen de ge
gevens uitwerkte, zoodoende nog een klein
half millioen sterren onder de knie krijgend.
De toepassing van de photographie op
het vervaardigen van sterrekaarten is in het
eerste begin slechts onvolkomen gelukt
doordat men nog werkte met de natte
photographische platen, die slechts betrekkelijk
korten tijd kunnen belicht worden, daar zij
anders droog werden. Een geweldige sprong
vooruit werd echter gedaan door de uitvin
ding der droge gevoelige platen die iedere
photograaf tegenwoordig gebruikt, en die
een bijna onbeperkte belichtingstijd toela
ten. Het groote voordeel hiervan is dat,
terwijl ons oog zwakke lichtstralen niet meer
waarneemt, ook zelfs niet als we een uur
lang kijken i.p.v. een paar minuten, de
photographische plaat onvermoeibaar is en de
zwakste lichtindrukken nog op kan tellen
tot een merkbare lichtindruk zoodat bij vol
doende langen belichtingstijd ook de zwakste
sterren nog op de gevoelige plaat inwerken
dus zichtbaar worden bij het ontwikkelen
der plaat.
Bij verschillende gelegenheden, waarover
hier niet uitvoerig kan gesproken worden
door gebrek aan ruimte, bleek dat er groote
behoefte was aan een complete, zeer nauw
keurige kaart en catalogus van den geheelen
sterrenhemel, niet alleen van de voor ons
bloote oog zichtbare sterren (die liggen
tusschen de Ie helderheidsklasse en de 7e
helderheidsklasse, die nog juist voor ons
oog zichtbaar is) maar ook de telescopisch
zichtbare sterren, als 't kon allen, en als
dit niet ging dan toch de voornaamsten
ervan. Met behulp dezer kaarten zou men
dan alles kunnen herkennen en signaleeren
wat als nieuw voorwerp aan den hemel
verscheen, hetzij kometen, hetzij planetoiden,
hetzij nieuwe sterren, enz. Op een aantal
congressen te Parijs gehouden, en door de
Franschen astronomen georganiseerd, werden
tusschen 1887 en 1909 deze plannen voor
een groote photographische sterrekaart en
catalogus besproken totdat er eindelijk een
scherp omschreven plan ontstond dat tot
uitvoering kwam en dat, met eenige wijzi
gingen van het oorspronkelijk programma,
op 't oogenblik voor een deel voltooid is
dramatisch, hij slaat de maat bijna beweging
loos maar ongehoord precies en duidelijk,
hij geeft alleen de noodzakelijkste aandui
dingen. Zoo Debussy niet eene demonische
macht bezat, zou zulk dirigeeren niet bijzon
der boeien, maar men moet een zeer
gebrekkigen kijk hebben op den aard van Debussy's
muziek en op de eigenschappen van een
hedendaagsch orchest of op de wenschen
van den individueelen orchestspeler en zijne
willige expansie, wanneer hij vrij gelaten
wordt, als men de directie van Debussy
niet geëigend achtte voor zijne kunst. Even
belachel ik als het is om den simpelen Mozart,
Beethoven of Berlioz met het geheele lichaam
te dirigeeren, gelijk 't de barbaarsche ge
woonte werd, even belachelijk is het de
polyrythmiek van Debussy te willen
illustreeren" met lijf en armen. Het zou
nekromantie lijken. En daar de componisten hunne
rythmiek of de polyphonie voorloopig niet
eenvoudiger zullen combineeren, daar de
andere grootste meester van dezen tijd,
Mahler, tegen het einde zijner loopbaan,
dezelfde manier gevonden en beoefend
heeft de choregie der componisten en
niet het handwerk der technikers als
Debussy (hoewel magistraler!), daar zelfs
Schönberg dien stijl koos, om al deze
geldige redenen meen ik, dat zulke wijze
van dirigeeren voortreffelijker is dan elke
andere, en de nu de gebruikelijke moet ver
vangen in de toekomst. Ieder groot meester
is in vele opzichten een heraut. Die diri
genten zullen ook meer psychische macht
uitstralen dan de tegenwoordige, gelijk
Debussy op zijne beurt bewezen heeft.
MATTHIJS VERMEULEN
* * «<
Een gesprek
tusschen
Michael Angelo en Julius II
Bologna. In een kamer van Zijne
Heiligheid Julius II; kardinalen, bis
schoppen, kamerheeren, officieren der
Zwitsersche en Italiaansche Garden.
Julius II (zittend in een leuningstoel, met
een stok in de hand, waarmee hij iederen
keer dat hij zich onder het spreken opwindt,
op de grond stampt). Ah. Ik ben in m'n
humeur. Dus hebben die Bolognesers ein
delijk rede leeren verstaan. Nu kunnen ze
nog wat met de pooten slaan, maar we
hebben ze op de toom. Voortaan zullen zij
onderworpen zijn aan het gezag der H. Kerk.
Wij manen hen daarenboven aan omtrent deze
dingen niet vergeetachtig te zijn, maar ze
zich wél in het geheugen te prenten. Gaat,
en brengt hun mijn duidelijke bevelen. . . .
En laat nu Michael Angelo hier bij mij
binnen. . . . Aha. . . . Ben jij daar! . . . .
Eindelijk! . . . Blij toe. . . . Als ik niet
gedreigd had zelf je te komen halen in
Florence, geloof ik dat je nog langer zou
zijn weggebleven.
Michael Angelo: Zeer Heilige Vader, ik
verbeeldde mij, dat gij mijn aanwezigheid
nauwelijks hebt gemist.
Julius II: Dat verbeeldde je je ver
beeldde je je dat ? ... En wat was dan wel
de oorzaak van die verb ... Kom... ik ben
niet boos... spreek vrij uit, zonder terug
houdendheid. Ik geloof je bent een klein
beetje bang voor me !
Michael Angelo: Ja, ik ben wel bang, zeer
Heilige Vader, maar de waarheid is toch
de waarheid.
Julius II: Zoo, zoo, dus toch bang. Toch
bang voor me. (Blij). Bang, bang. Nou,
goed, doe nu maar alsof je 't heelemaal niet
was. Maar hoe ben je op de roekelooze
gedachte, roekelooze gedachte kunnen komen
uit Rome te ontvluchten, terwijl je toch heel
goed wist, dat ik je aanwezigheid in Rome
wenschte.
er voor een (helaas nog groot) deel nog in
bewerking is en hopelijk eens voltooid zal
worden. Bijna alle beschaafde landen hebben
meegewerkt, of werken nog mede aan deze
onderneming, kostbaarder, moeitevoller,
tijdroovenderdan het Panama-kanaal of een ander
dergelijk werk, en nog minder egoïstisch,
daar het bijna geheel ten dienste is van
het nageslacht, en niet onmiddellijk voordeel
afwerpt, en daardoor ook minder bekend
is bij het groote publiek.
Voordat men aan het werk kan gaan, moeten
verscheidene details precies geregeld wor
den, indien men tenminste iets krijgen wilde,
dat aanspraak kan maken op den naam van
n geheel. Volmaakt gelukt is dit niet, maar
ook zonder deze volmaaaktheid is de waarde
toch groot. In de eerste plaats moest men
vaststellen met welke soort kijkers de
hemelphoto's gemaakt zouden worden en na lange
discussies heeft men besloten de
lenzenkijkers of refractoren de voorkeur te geven
boven de spiegel-telescoop. De lensgrootte
van deze kijkersoort werd nauwkeurig vast
gesteld, omdat een lens van grooter mid
dellijn lichtsterker beelden geeft, dus meer
sterren zou opteekenen bij eenzelfde belich
tingstijd dan een lens met geringer middellijn.
Verder werd bepaald dat de hoofdbrand
puntsafstand (zoowat de kijkerlengte) 11'4
voet zou zijn, omdat bij deze lengte een
boogminuut aan den hemel, op de plaat
overeenkomt met l m.m. Van dit soort
kijkers zijn er achttien gemaakt, verdeeld
over de 18 sterrewachten die aan het werk
mee zouden doen, over de geheele wereld
verspreid. Verder moest men uitmaken welk
soort platen gebruikt zou worden en hoe
lang de belichtingsduur van elke plaat ge
kozen zou worden. Immers: hoe langer
belichtingsduur, hoe meer sterren zicht
baar worden op de gevoelige plaat.
Men koos hiervoor 15 minuten omdat men
meende dat in dit kwartier alle sterren tot
en met de veertiende helderheidsklasse op
de plaat zouden zichtbaar worden. Meer
wilde men er niet hebben daar anders
het te verrichten werk in een paar eeuwen
misschien nog niet afgeloopen was. Toen
men dezen tijdsduur praktisch had ingevoerd
bleek dat de helderder sterren in dien tijd
zoo sterk overstraalden op de plaat (evenals
een raam, dat op een gewone photo ook
gewoonlijk een halo vormt) dat hun beeldje
voor een juiste plaatsbepaling niet in aan
merking kon komen. Daarom werd naast de
plaat met een kwartier belichtingstijd ook
nog een opname van hetzelfde hemelgedeelte
genomen met een belichtingstijd van 6 minu
ten, speciaal voor de uitmeting der helderder
sterren. Later heeft men nog een opname
ernaast ingevoerd van drie minuten en 20
seconden. De lange opname (15 min.) heeft
men later moeten verlengen, daar zij minder
gaf dan men dacht, tot 20, 30, zelfs 40
5 'Michael Angelo: Zeer Heilige Vader, ter
wijl ik tegelijk aan de schilderingen der
Sixtina werkte en aan uw beeltenis, en net
mijn Mozes had voltooid, die Uwer Heiligheid
zeer ontwikkelde deskundigheid niet zonder
prijzend goedkeuren scheen te bezien
Julius II: Scheen te bezien niet zonder
goedkeuren scheen te bezien Ik scheen
te bez Zoo, dus ik scheen te
Maar ga verder... ga maar verder.
Michael Angelo: had ik marmer besteld;
dat is dan ook aangekomen. Ik moest den
schipper betalen, en terwijl de lossers de
blokken te Riga aan den wal droegen, heb
ik in eene audiëntie Uwe Heiligheid om het
noodige geld willen
Julius II: Ik had groote moeielijkheden in
de Romagna! Dat is in orde gekomen en ik
zal niet loslaten wat ik eenmaal vast heb.
Laat dat de heele wereld weten; ik moest
toch op zijn minst zorgen, dat het welzijn
der H. Kerk niet ten achter werd ge
Maar neen; laat dat rusten. Zeg jij me, wat
je op je hart hebt!
Michael Angelo: Zeer Heilige Vader, gij
zijt ontstemd. Ik wil liever zwijgen.
Julius II: Het is wel een beetje kras, dat
ik je beveel te spreken en je me het twee
keer herhalen laat.
Michael Angelo: Ja, zoo gij mij dwingt,
dan wil ik zeggen, dat gij mij niet ontvangen
hebt. Ik heb uw marmer met mijn geld be
taald, en veel bezat ik niet.
Julius II: Ben ik verantwoordelijk voor je
brooddronken verkwistingen, Heer?
Michael Angelo: Ik drink water en eet
brood. Mijn kleeren zijn geen tien daalders
waard. Gij verwart mij met uw Rafaël.
Julius II: Ik verwar je met Wel. Goed.
Goed. Ga verder!
Michael Angelo: Ik ben zelfs drie keer
teruggekomen. De derde keer heeft mij een
bediende op ongepasten toon gezegd, dat ik
Roald Amundsen, de
Zuidpoolontdekker, die Dinsdag j.l. te
Amsterdam een lezing heeft ge
houden over zijn ontdekkingstocht.
IHIIIIIIMIIIIIIIIM* IIWIIIIIIIIMIIIIIIIIMIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
geduld oefenen zou, bijaldien hij opdracht
had mij niet toe te laten, en op mijn vraag
of hij wel wist tot wien hij sprak, geant
woord, dat hij dit zeer wel wist, maar gehoor
zaamde aan de bevelen van Uwe Heiligheid
zijn Genadig Heer.
Julius II: En toen? Wat heb je hem toen
IIIIIMIIIIMIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIMMMMIIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIHHIHIHIIIIIIMU
Ik lees geen liberale bladen
(?Ik lees geen liberale bladen. De Maasbode is
m. i. de beste courant die in Nederland verschijnt".
Van den Biesen, Hand. 1ste Kamer, bl. 208.)
Gelijk de hooge fries de zuilenrijen kroont
Van 't statig grootsche bouwwerk van den Qriekschen tempel,
Waarin van ouds de hoog-verheven godheid troont,
Verborgen voor 't profane vulgus op den drempel,
Zoo sta ik waar geen politieke winden waaien,
Ik, Van der Biesen, staatsman van den ouden stempel,
En 'k lees geen liberale blaaien.
In 't hooge staatsorgaan, d'eerwaardigen Senaat
Heb ik al jaren lang den goeden strijd gestreden,
Vertegenwoordigend als in de Grondwet staat
Het gansche Nederlandsche volk en al zijn leden,
Daar, waar de politieke hartstocht niet kan laaien,
Daar zit ik, plicht-bewust, ik zorg voor hen beneden,
En 'k lees geen liberale blaaien.
Ik lees De Maasbode. Dat is genoeg voor mij.
Is dat geen fijne krant? Zeg nu eens zelf, hoe vé' j' 'm?
Daar lees ik hoe pastoor X. en hoe priester Y.
Hoe kapelaan Z. viert zijn zilvren jubileum,
Hoe Bisschop en Prelaat nog steeds hun scepter zwaaien,
Hoe Soli Deo' bloeit, Vincentius" en Te Deum"
En 'k lees geen liberale blaaien.
Ik lees de Maasbode. Daar word ik door gesticht.
Dat is de beste krant; die zorgt dat 'k nooit te laat zie
Of er soms weer een kloosterschool is opgericht
Door ZeerEerwaarde Zusters van een Congregatie.
Zoo hou 'k me ver van hen, die twist en tweedracht zaaien.
Ik eer den Paus als Soeverein van elke natie
En 'k lees geen liberale blaaien.
AI ben ik licj van :t Hoogerhuis, ik deel het lot
Van al wat sterflijk is. Ik zal 't dient toegegeven
Als Speenhoff zegt, ik zal wel dood gaan als ik mot;
Maar dit staat voor mij vast, dat in het andre leven,
Waar, als het goed wil gaan, mijn haan moet koning kraaien,
Dit englen-lof-refrein mij steeds in 't oor zal zweven:
Hij las geen liberale blaaien!"
CHARIVARIUS
minuten, totdat men eindelijk zelfs een deel
van dit werk verrichtte met opnamen van
? uur, waarbij de kijker om de 20 minuten
even een klein eindje verdraaid werd zoodat
elke ster in dit uur 3 beeldjes op de plaat
maakte, een driehoekje vormend.
Daar een gevoelige plaat eerst ontwik
keld wordt, dan gefixeerd en dan uitgespoeld
en gedroogd, was men bang dat de gevoe
lige laag onder deze bewerkingen kleine
vervormingen zou ondergaan en daar een
laagvervorming natuurlijk ook het er in zit
tende sterre-puntje zou meenemen, liep men
gevaar een verkeerde plaatsbepaling van dit
sterretje te krijgen. Men was zoo onder den
indruk van deze mogelijkheid, dat men be
sloot een fijn netwerk op de plaat over te
brengen. Dit doet men op de volgende wijze:
op de metaalzijde van een verzilverd glas
oppervlak worden zeer nauwkeurig rechte
lijntjes getrokken, loodrecht op elkaar,
zoodat vierkantjes ontstaan met zijden van
5 m.m. Op de plaats der krasjes wordt de
glasplaat dus weer doorzichtig. Laat men
nu, voordat de gevoelige plaat in den kijker
belicht wordt, deze verzilverde en be
kraste glasplaat tegen de gevoelige plaat
liggen, terwijl er licht opvalt, dan zal op de
gevoelige plaat een netwerk van fijne lijntjes
ontstaan, overal waar de krassen licht door
laten. Is daarna de plaat in den kijker ge
weest en ontwikkeld na de belichting, dan
ziet men, behalve de sterretjes ook het fijne
netwerk op de plaat verschijnen, zooals te
zien is in fig. l, waar een deel van een
dergelijke opname is afgebeeld.
Men zeide nu, zeer terecht, dat, indien de
gevoelige laag door alle badbewerkingen
veranderingen onderging, het netwerk op
deze plaatsen ook veranderingen moest
vertoonen, zoodat de mazen niet meer zuivere
vierkantjes zouden zijn. Zoodra men op
grooter schaal deze methode toepaste, bleek
al zeer spoedig dat de angst overbodig was
geweest en dat de veranderingen zoo uiterst
gering waren dat zij genegeerd konden wor
den. Toch heeft men op alle platen dit netwerk
aangebracht omdat het een heerlijk hulpmid
del bleek te zijn bij het uitmeten der platen voor
de plaatsbepaling der sterren. Dit uitmeten
geschiedt met een meet-apparaat zooals af
gebeeld is in fig. 2. Onder den microscoop
wordt het verkregen negatief bekeken en de
afstanden der sterre-afbeeldingen tot de
randen van de plaat nauwkeurig gemeten
(met het oog hierop zijn twee der
plaatranden op zeer zorgvuldige wijze afgewerkt.)
Men kan uit deze maten natuurlijk precies
de onderlinge ligging der sterren verkrijgen
en wanneer nu op elke plaat minstens n,
maar liever een paar sterren staan waarvan
men de plaats aan den hemel vooraf nauw
keurig heeft bepaald door waarneming op
de sterrewacht zelf, door den kijker, dan
kan men de ligging der overige sterretjes
Fig. 2. TOESTEL VOOR HET UITMETEN DER
PHOTOQRAPHISCHE STERRE-OPNAMEN
aan den hemel zeer nauwkeurig hieruit
afleiden. Stond nu het netwerk niet op de
plaat dan moest men voor elke ster den
geheelen afstand meten tot twee der
plaatranden. Dit eischt een groote verplaatsing
der plaat onder de microscoop en eischt
tegelijk een technisch volmaakte, lange
schroef, die de plaat verschuift. Nu is het
goedkooper en gemakkelijk een volmaaakte,
korte schroef te maken; is het netwerk op
de plaat afgedrukt dan behoeft men, daar
immers alle vierkantjes zuivere zijden van 5
m.m. hebben, slechts de afstanden te meten
van een sterretje tot 2 der zijden van het
vierkantje waar de ster in ligt, en daarna
behoeft men slechts zooveel maal 5 m.m.
erbij te tellen als er vierkantjes liggen
tusschen het onderzochte ruitje en de
plaatranden. Dit vereenvoudigt het werk zoo
bovenmate, dat men de als controle bedoelde
ruitjes heeft behouden als meet-hulpmiddel.
Een volgende keer hoop ik enkele der
resultaten te bespreken met bijzonderheden
dezer meet-methode.
P. VAN OLST
a