Historisch Archief 1877-1940
15 Maart '14. No. 1916
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
KATTENTENTOONSTELLING D'AUDRETSCH
Een negerbediende met een bekroonde Chinchillakat
op de Haagsche poesenexpositie
VROUWENRUBRIEK
Het kind in Frankrijk
In dit land, waar de kinderen te zeldzaam
zijn, vindt men een baby een zoo precieus
bezit, dat de kleinen in de wieg reeds, of
van het oogenblik dat ze van de nourrice
terugkomen, in den grond verwend en be
dorven worden.
De gunstige uitzonderingen daargelaten,
kan men toch vrij algemeen aannemen, dat
van een ernstige, logische opvoeding geen
sprake is.
Wij, Fransche moeders, zijn wat toe
geeflijk, zei een dame bij wijze van veront
schuldiging op mijn verwonderden blik, toen
Illllllllll 'Hl* U'MIIHIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIimillllllllllllllllMIHII
UIT DE NATUUR
De Boomen in Maart
Evenals elk jaar in het begin van Maart,
staan ze weer voor mij, de afgesneden
twijgen van boom en heester. Dezen keer
zijn ze niet erg voor bij de takjes, die buiten
aan den boom gebleven zijn. Dit komt door
de buitengewoon zachte Februari-maand, die
volgde op de korte strenge vorst van Januari.
Na zoo'n vorst-periodehaal ik altijd dadelijk
mijn bruine bouket van buiten. Eerder geeft
het toch niet. 't Is, of voor de meeste boomen
en struiken, niet voor alle evenwel, zoo'n
paar weken onder nul een broodnoodige
gezondheidskuur is, een gedwongen maar
heilzame rust, waarna men met frissche
kracht aan het voorjaarswerk begint.
Als de winter geheel zonder vorst blijft,
of zoo goed als, werken de boomen langzaam
door; de knoppen worden dan meest in Januari
uiteen geschoven; hier en daar komen al
eerder witte of groene randjes tusschen de
schubben. Eén extra koude nacht met hel
deren hemel evenwel, en... het kan ge
beuren, dat al die veelbelovende
knoppen van een boom 's morgens
op den grond liggen.
Ook willen de takjes van een
boom, die zonder rusttijd weer gaat
uitloopen, in den regel niet op water
getrokken worden; als de kachel
eens wat fel oplaait, vallen de knop
pen af, of ze bevroren waren; van
de droogte is het niet, want het ge
beurt ook, al staat er voortdurend
water te verdampen op een kachel.
Ook in een vochtig warme broeikas
gelukt het maar zelden, als er geen
rustpoos vooraf is gegaan.
Ik heb daarom wel eens de
bloemisten en physiologen nagedaan,
en mijn takjes een paar dagen in een
ijskast bij den slager gezet. Daarop
kregen ze thuis een goed warm bad
en dan begonnen ze snel te werken,
zoodat mijn takken nog eerder blad
en bloem hadden dan de boomen
buiten, al was de winter nog zoo
lauw.
Dat het inderdaad vlugger gaat
dan in de vrije natuur, blijkt ook
uit de omstandigheid, dat zoo ver
schillende soorten tegelijk bloeien.
.Op het oogenblik stuiven, bij mij
op tafel, elzen, iepen en berken
tegelijk; dat zijn boomen die in de
vrije lucht zoowat met een halve
maand tusschenpoos in bloei
komen; de elzen half Maart, de
olmen April, de berken tegen de
helft van die maand; daarna, eerst
tegen Mei, schuiven van beuken
en eiken de bladeren uit den knop.
En dit begint vandaag 7 Maart al
met de takjes van een eik en een
beuk die in mijn vaas op water gezet
zijn. Ook de populier loopt al uit,
de groene bremtwijgen hebben
haar zoontje van vier jaar haar eenvoudig
een klap in het gezicht gaf, omdat ze hem
het mandje met klontjes niet geheel wilde
laten leegeten.
En sinds dien tijd ben ik overvloedig in
de gelegenheid geweest de waarheid van
dit gezegde te kunnen constateeren. De
kinderen spelen over de moeders eenvoudig
den baas, zij doen en laten wat zij willen
en storen zich weinig of niet aan ge- en
verbod.
Non, je ne veux pas, ligt in den mond
bestorven van kleuters, die zich nauwelijks
alleen op de been kunnen houden. En de
moeder vindt dat volstrekt niet ongewoon
en heel natuurlijk.
-?Oh, n'insistez pas, zegt men mij dik
wijls, wanneer ik van mijn driejarigen
stammaal geen sprake meer; het is eigenlijk nooit
een dorre boel geweest. Al van de eerste dagen
van Februari af, toen mijn hyacinthen al waren
uitgebloed en de twijgen hun glazen mochten
betrekken, hebben de goed
schoongewasschen takjes iedereen, die er naar keek, over
tuigd, daar men, om bij planten mooie tinten
te hebben, niet uitsluitend bloem, zelfs niet
altijd blad noodig heeft.
Zoo gauw de iepenknoppen beginnen te
zwellen, wordt het doffe bruin vervangen
door een glanzig goudbrons dat veel heeft
van goudleer in de schaduw; de takken van
brem en van kerrie zijn zelf al helder groen;
zilvergrijs, soms als gevernist, zijn de eiken,
kaneelbruin de populierenen het allermooist,
licht-indigo, zijn de dikke elzenknoppen;
roetzwart de esschen.
Daar tusschen glanzen de zachte zilver
poesjes van de waterwilgen, eerst half ver
scholen in de eene breede groengele schub;
na de zilveren jeugd schijnt van de
bloemschubben de wijnroode gloed door het witte
pluis; en eindelijk begint de goudgele periode,
de tijd der rijping, met stuifmeel of wat Was
ser, met de lange groene stempels. De heele
en
al zulke dikke knoppen, dat duide
lijk te .zien is, wat bloem en wat
blad zal worden.
Van een dooie bouket is nu
heeleWilgenkatjes even voor den bloei, als de roode
bloemschubjes door het witte pluis heenschijnen
houder iets verlang, waarin hij geen lust
heeft. En men- is bepaald verontwaardigd,
wanneer ik wél insisteer, zelfs al komende'
waterlanders er bij te pas. Het is immers
veel gemakkelijker met een liefkoozend:
oh, Ie petit chou:" maar te lachen en toe
te geven. Daartegenover staat, dat, als mama
op een gegeven oogenblik driftig wordt, ze
er l u k-raak op1 los slaat; dat kust ze een
oogenblik later af en maakt het goed met
een of andere snoeperij.
De physieke, de hygiënische opvoeding
is al even treurig en schijnt er op gebaseerd
de kinderen op te kweeken tot candidaten
voor sanatoria, inrichtingen voor zenuw
lijders, enz.
De kinderen blijven veel te laat op, komen
veel te laat op straat en zijn op veel te
jeugdigen leeftijd geregeld met hun ouders
in de café's te vinden, waar ze uit verveling
de gesprekken afluisteren der volwassenen,
die gewoonlijk voor kleine oortjes zeer on
geschikt zijn.
Zeker, ik zal de laatste zijn om niet te
erkennen dat de omstandigheden een deel
van de schuld dragen. De appartementen
zijn duur en bekrompen, de ventilatie is
dikwijls onvoldoende, zoodat men er na het
diner op een laat uur gesteld, omdat men
hier betrekkelijk laat werkt nog even
uitloopt om wat frissche lucht te happen.
Men neemt de kinderen natuurlijk mee. Die
worden dan ook reeds zójong aan laat
opblijven gewend, dat er later geen sprake
meer van is ze op een behoorlijk uur naar
bed te krijgen, 't Is volstrekt geen zeldzaam
heid, kindereu van zes jaar en jonger,
's avonds om elf uur nog in een caféte
zien hangen, bleek van slaap en zenuw
overspanning. En dit niet als uitzondering
maar als regel. Een familie van mijn kennis
heeft een meisje van zes jaar, dat iederen
avond mee uitgaat naar een cinema of caf
en dan ook nooit vór elf uur, half twaalf
op haar bedje komt. De scholen beginnen
om half negen, zoodat de stumper niet de
helft van de slaap krijgt die haar toekomt.
De kinderen thuislaten, op tijd naar bed
sturen, desnoods zelf dan maar thuis blijven,
men zou 't een wreedheid vinden. Een
wreedheid, en men denkt niet aan het onbe
rekenbare kwaad dat met een dergelijke
opvoeding gesticht wordt en dat niet te
verhelpen en niet goed te maken is met
massage, douches en koudwaterkuren.
Alsof dit alles nog niet genoeg en te veel
ware, wordt het kinderlichaam vergiftigd
met alcoholhoudende dranken, met sterk
gekruide spijzen, kortom met alles wat er
niet voor deugt.
Alcohol noemt men hier datgene, wat in
Holland onder den naam gedistilleerd valt.
Bier en wijn is geen alcohol! 't Is verbazend
moeilijk de menschen aan het verstand te
brengen, dat bier en wijn daarom toch wel
alcohol bevatten. Liever dan ze een glas
zuiver water te geven, laat men de kinderen
hier naar hartelust wijn drinken, des te meer
omdat de wijn zeer goedkoop is. Kleuters
van zes jaar schenken zichzelf een groot
waterglas vol wijn in en drinken dat leeg
met het air van een volwassen man.
En kop sterke koffie zonder melk, een
slokje uit moeders glaasje cognac, een
klontje in brandewijn gedrenkt, 's Zondags
een glas Malaga of kinawijn, een glas melk
met een scheut rhum om te verwarmen",
och, dat alles kan immers geen kwaad.
kamer geurt dan naar fijne bloemenhoning,
die dringt door het open venster en lokt op
een zonniges middag een groote hommel
naar binnen, een koningin. Dat is een wijfje
dat overwinterd heeft en dat pas door de
warme zon is lokt zich uit den lossen grond
van het bloemperk waarin ze in October
weggekropen was.
Die honinggeur, de helder gele kleur, het
stuifmeel dat niet zoo licht wegwaait van
de wilgenbloemen als van de elzenkatjes,
de houding ook van de bloemen van de
wilg, die stevig en onbeweeglijk staan, in
tegenstelling met de katjes van popel
en berk die lustig slingeren en schommelen
bij het minste zuchtje yjui den wind, dat
alles bij elkaar wijst er op dat de waterwilg
van een ander middel gebruikt maakt om
de soort voort te planten in dit geval
bestoven en bevrucht te worden dan de
meeste andere katjesboomen.
Let maar eens op. Ge zult de hommel
die op de bloemengeur van de wilg is af
gekomen, welke het dier nu gonzend exploi
teert, niet zien overwippen op de elzen en de
popels, al zijn die net zoo geel; ook niet
op de berkenkatjes, al hebben die veel meer
stuifmeel te missen. Want deze hommel
heeft aan stuifmeel niets; ze moet zich zelf
eerst weer op krachten brengen na den lan
gen winterslaap; als ze straks kinderen
heeft te verzorgen, zal ze ook wel stuifmeel
waardeeren, nu verlangt ze alleen honing.
En die heeft wél de wilg voor haar gereed;
de elzen en berken evenwel niet.
In de wilgenbloem zelf zijn de
honingmachientjes duidelijk te zien; op de man
lijke zoowel als in de vrouwelijke takjes
vindt ge ze in elk bloempje; in de
zilverharige poesjes kunt ge ze al zien vór het
bloeien, zoodra ge zoo'n katje dwars door
breekt.
Het stuifmeel van de elzen en berken
draagt zijn naam terecht; zooals blijkt bij
de minste aanraking, en zelfs zonder dat:
want op de tafel onder de vaas ligt een
laagje ervan. Onder de vaas met wilgen
katjes vindt ge niets; het wilgenstuifmeel
stuift niet; het is er niet op ingericht door
den wind naar zijn bestemming gevoerd te
worden, zooals het poeder uit de katjes van
elzen en berken, hazelaars, popels, beuken
en eiken.
Van deze boomen, die, om deze wijze
van stuifmeel-vervoer, in de plantkunde
windbloeiers genoemd zijn, is de massa stuif
meel die geproduceerd wordt, verrassend
groot; heele wolken stijgen uit enkele takjes
schuin omhoog, en zweven door de wind
stille kamers; in de buitenlucht is de wolk
natuurlijk terstond verspreid. Uren, ja dag
reizen ver van de groeiplaats, zijn in de
lucht in Maart korrels van elzenstuifmeel
aan te toonen, evenals in April van dennen
en ook sparrenstuifmeel. Zoo'n verkwistend
groote hoeveelheid van het bevruchtings
poeder maakt de kans op bestuiving voor
een vrouwelijke plant natuurlijk heel groot,
zelfs al staat die op uren afstands van een
mannetje.
Oppervlakkig beschouwd, is 9ie overvloed
volmaakt overbodig, want de vrouwelijke
bloemen van elzen berken, eiken en beuken,
staan juist in de onmiddellijke nabijheid van
Even weinig kwaad als de opwindende
cinemavertooningen, als de uitvoerige en
gedetailleerde, gewoonlijke geïllustreerde
verslagen in de boulevardbladen van moord
partijen en zelfmoorden, die de kinderen
even goed lezen als de volwassenen.
Ziedaar het Fransche kind, zooals ik het
heb leeren kennen, en ik vraag mij af, of
de groote kindercriminaliteit, waar de
Franschen over klagen, niet ook een beetje door
zulk een opvoeding wordt in de hand
gewerkt ?
W. P.
Allerlei
Voorjaarsmode
Men heeft zich afgevraagd, hoe de mode
zich op den duur redden zou uit het
Labyrinth der nauwe jupe, die steeds enger om
de heupen spande, en zich ten slptte naar
het voorbeeld van een vierkantje oude
klare" ook naar beneden vernauwde, zoodat
bij eiken stap de geheele ronding van het
onderbeen in de rok spande... Hou zou dit
eindigen, vroeg men zich af, met
onverzadelijke weetgierigheid en men verzon dui
zend en een nieuwtjes en wendingen, die
vervolgens de mode nemen zou en... de
groote wonderdoenster heeft het duizend en
tweede gekozen, waaraan niemand dacht...
Een twee, wip !... en het fraai-gevormde
been, is aan zijne steeds nauwer wordende
gevangenis ontsnapt, en stapt vrijmoedig
naar buiten... En deze noviteit beheerscht
de geheele snit der jupe of beter gezegd,
van het geheele toilet. Geserreerd, nauw
is den rok nog immer, maar de sluike,
zoo min mogelijk buigende lijn heeft
totaal afgedaan. Geen gladheid en strak
heid meer, maar sierlijke plooiïng is 't
parool, welke zich nogtans bij de geringe
wijdte heeft aan te passen. De rok verdeelt
zich vooraan in twee schulpvormige ge
deelten die over elkander vallen, als
portieres, maar zich niettemin naar willekeur
kunnen openen en een gedeelte van het been
vrijlaten. Aan den achterkant zijn ze met
lissen en knopen verbonden, zoodat het
kleed ook uiterst zedig gesloten kan wor
den. Deze sluiting wordt trouwens gedeel
telijk vanzelve geboden door de tuniek, welke
zich tot hoogste elegance en losheid ont
wikkeld heeft, en zich prachtig voegt naar
de zwaar-plooiende rok a la portiere. De
tuniek reikt niet zelden tot dicht bij de knie,
en ze is bij uitnemendheid de clou der voor
jaarsmode, 't zij ze, a la Poiret, den bijna
grotesquen vorm aanneemt van een lampenkap,
of in soepeler windingen en sluitender de
heupen omspant. Een tuniek behoort bij
ieder toilet, zoowel bij het ochtend,
wandelals avondtoitel en zelfs de moderne blouse
is zonder tuniek ondenkbaar. En op dit
dankbare gebied komt de voorjaarsmode
bizonder vertuoos voor den dag. De blouse
die eindigt in een ceintuur is geheel terzijde
gechoven. Ze werd thans een kleedingstuk
van veel grooter zwier en elegance,
blousend" van den keel tot de knie, den hals,
demi-decollettée, in spitsen punt omlijstend
met een fijn cadre van pointe de venise
en aan het geheele toilet [door verrukke
lijke rijpheid en grilligheid van kleur een
de mannelijke bloemen de
stuifmeelverspreiders. Ze zouden dus niets hebben aan
het stuifmeel, dat door den wind wordt
meegevoerd. Maar wie deze zaak eens even
op den keper beschouwd, ziet dadelijk, dat
er iets anders in het spel is.
Als de manlijke bloemen van een boom
of struik hun stuifmeel aan den wind ter
expeditie toevertrouwen, zijn de vrouwelijke
bloemen van dezelfde plant nog niet gereed,
om het op te vangen. Ze zijn nog gesloten,
of de stempels zijn nog niet rijp voor de
bestuiving; terwijl van andere boomen juist
de stempels weer vór zijn.
Dit verschijnsel, dat de meeldraden van
een bloem al lossen, terwijl de stempels van die
bloem nog niet kunnen laden, of omgekeerd,
heeft dus in de natuur hetzelfde effect, alsof,
elke plant maar n geslacht had, f man
nelijk, f vrouwelijk; net als dit bij de wilgen
en populieren het geval is. Door deze me
thode bereikt dus de natuur even goed een
scheiding der geslachten; wat bij de dieren
regel is. Bij de planten blijkt het uitzonde
ring, zooals bij de wilg, waarvan een boom, in
tegenstelling met els en berk, nooit mannelijk
en vrouwelijk te gelijk is. Wel zijn ook
beide de geslachten gescheiden, in elk
bloempje zit f stuifmeel f eitjes; maar
de katjes die vrucht zullen dragen, groeien
toch op denzelfden boom, op denzelfden
twijgtop zelfs, met de mannelijke, de
stuifmeeldragers. De bovenbedoelde
ongelijktijdigheid in het rijpen der sexueele organen,
de dichogamie zooals het heet, waarbij of
het mannelijk element f het vrouwelijke
vór kan zijn, geeft aanleiding tot het ver
moeden dat er bij vele planten een neiging
heerscht, om zooveel mogelijk te voorkomen
dat de bestuiving en bevruchting van een
bloem geschiede door stuifmeel, van dezelfde
bloem afkomstig. Is deze onderstelling juist, is
het dus nuttig, voor sommige planten althans,
dat ze vreemd bloed" krijgen, dat er kruis
bestuiving plaats grijpt, als regel ten minste,
dan kan men er nooit aan ontkomen de
inrichtingen die dat bevorderen en meestal
op een ons waarlijk vernuftig, soms listig
lijkende wijze dat doel trachten te bereiken
doelmatig te noemen.
Dan is het bloeien vórdat de bladeren ko
men, dit doen bijna alle katjesboomen, n van
die merkwaardige verschijnselen; want daar
door wordt de verspreiding van het stuifmeel
mogelijk gemaakt; ook het slingeren der
katjes, de heele bouw van de afzonderlijk
bloemen, die bij stil weer hun stuifmeel
kalm deponeeren in lepelvormige schuitjes;
alles schijnt berekend en geconstrueerd op
datzelfde doel. De plant stuurt het stuifmeel
bij massa's de lucht in; ze past het
hagelsysteem van den schutter toe. Ook die schiet
de korrels in massa's wijd uiteen. Want
alleen zoo is de kans groot genoeg, dat
er enkele korrels van terecht" komen. Dat
wil dus zeggen in ons geval: belanden op een
vrouwelijken bloem van zelfde plantensoort.
De wilg daarentegen, die hulp krijgt van
insecten, bijen, hommels, vliegen, heeft veel
minder bestuivings-materiaal noodig en geen
men: de wind behoeft er geen vat op te
hebben.
't Is mogelijk dat dit allemaal drogredenen
zijn en het ons menschen maar zoo toelijkt.
charme verleenend, gelijk we nog bijna nim
mer zagen: donker paarsch in den warmen,
weeken fiuweeltint der clematis, groen met
een gloed als van bengaalsch vuur, oranje
op de uiterste grens van vieux rose, zijn
o. m. mode kleuren, welke onze oogen boeien
en ons hart verrukken. De twijfel-tinten
zijn vrijwel geheel van de baan, onze mode
is absoluut, ze bekent kleur. Elke diepe, rjjke,
open tint is welkom en terecht geliefd. Ook
lichte kleuren als kanarie-geel, lila, cèrise
zijn gangbaar, mits ze echter frisch en fleurig
zijn, want dit is de onveranderlijke voor
waarde. De combinaties zijn niet minder
gedurfd. Groen met cèrise, paars met donker
oranje, vlam-blauw met oker, zijn voor onze
oogen, ondanks het schrille contrast een
accoord geworden, dat ons in 't minst niet
disharmonisch lijkt. We mogen er ons niet
langertegen verzetten,maar(al zijn we nogzoo
Hollandsch kleuren-schuw) het accepteeren
als een kostelijke lente-gave. Wat is er
natuurlijker en logischer dan een voorjaar
dat kleur en blijheid brengt?
Een nieuw tenten, en een nieuw geluid!"
O, en het nieuwe, verrassende brengt deze
voorjaarsmode in overvloed!... Wie had
het ooit gedacht, dat, nauweltfk twee jaar,
nadat het toilet n rechte lijn was van den
hals tot aan de voeten, de taille-guèpe"
weer in zwang zou komen. Het is een op
komst voor de corsettières, deze mode
noviteit uit de oude doos... De heupen
ronden zich weder, en de wespentaille ont
wikkelt zich tot een minimum van afme
tingen. Wat de hygiënisten daar wel van
zeggen zullen?... Er zal wel, evenals
vroeger, blijken, dat al hun argumenten zich
te pletter loopen tegen de oppermacht van
Koningin mode.
De groote hoed is thans absoluut dood...
helaas!!!... Ik kan aan den tijd der
chapeau-parasols nog altijd denken met tranen
in mijn oogen: het was een tijdperk van
pracht en glorie, gelijk we niet spoedig
weder krijgen. Maar de mode jaagt naar het
eeuwig-nieuwe en de hoed is thans klein,
kleiner dan ooit, sierlijk, puntig, spits fijn
niet hoogopgaande schrale panaches, dunne
aigrct-achtige pluimen, vlindervleugelige
strikken. Als straks de zon hooger aan den
hemel komt, zal, ter bescherming van de
teint", naar andere middelen moeten wor
den omgezien, want de geestige, kleine
toque's en steekjes, en bolletjes en
pierrotmutsen hebben in 't geheel geen rand meer.
Zou dit niet de wedergeboorte kunnen
beteekenen, de ontwikkeling tot ongekende
pracht en elegance, van de Parasol," of
zou het misschien ultra-elegant kunnen
worden, om een gelaatstint te hebben als
rood koper... Van verwachting klopt ons hart.
Misschien blijkt het wel, dat daarbij de
paarsche, geele, oranje en roode pruiken
bizonder fraai kleuren. En dan heeft de
phantastische haarkleur, die thans nog een
zwaren strijd voert, het pleit gewonnen.
Zelden maar bracht het voorjaar zooveel
nieuws en wie uit een wél gevulde beurs
mag grijpen, kan genieten en doen genieten!
O, oogenlust!
ALLEGRA
* * #
Het kan zijn dat de levende natuur niest
kurkdroog poeder, dat licht en stoffijn is,
maar een zwaarder en ietwat kleverig
stuifmeel.
De wilg geeft ook honing; hij heeft een
sterken geur en veel meer kleur dan de eis,
wat op lokken van insecten wijst; hij geeft
dan ook geen beweeglijkheid aan zijn
bloedoelmatigs heeft evenmin als de levenlooze,
maar het valt mij moeilijk het in te zien.
Heelemaal overtuigend is hetgeenteg en een
doelmatigheid bij de levende wezens wordt
ingebracht, voor mij nog steeds niet. Het
lijkt mij juist het verschil te zijn tusschen
organische en anorganische natuur.
Het kan ook wezen dat het maar een
woordenkwestie is, dat n.l. sommige biologen
het begrip doel meer als bedoeling opvatten,
als Absicht en niet als Zweck of Ziel. Wat de
moeilijkheid, om ons op dit punt voor ieder
begrijpelijk uit te drukken, nog vergroot,
is: dat wij in het Nederlandsch geen
afzonderlijk woorden voor Zweck en Ziel
hebben.
Er komt nog wat bij: Als doelmatig
heid aan de natuur wordt toegekend den
ken de tegenstanders, en misschien ook
vele voorstanders in de eerste plaats aan
de genetische en evolutionnaire beteekenis
er van; aan het ontstaan tengevolge van
het doel of door het uitoefenen van de
functie.
Wie alleen het momentane, het tegen
woordig meer of minder duidelijk verband
tusschen functie en orgaan, hun wisselwer
king bij de vele sterk sprekende gevallen
in het oog vat, die kan dunkt mij niet steeds
van doelloosheid spreken.
Wil men om door het al te ruime begrip
van de term doelmatig," verwarring te voor
komen, dit woord niet gaarne gebruiken,
dan zou in de natuur harmonie zoo als
Prof. Donders het noemde wellicht de
term zijn, die de meesten tevreden stelt. Want
dat er althans overstemming in functie en
orgaan bestaat en dus harmonie heerscht in
de natuur, zij het niet overal en stellig niet
steeds even duidelijk, dat valt dunkt mij
niet te ontkennen.
Het voorbeeld met de bestuiving der kat
jesboomen, hier gegeven, moge als bewijs
gelden. De tegenwerpingen voor speciale
gevallen die misschien iemand zou willen
maken: b.v. dat de bloeiende berk die geen
stuifmeel door insecten laat overbrengen,
nog veel fijner en sterker geurt dan de wilg
die wél insecten in dienst heeft, doen tot
de zaak niets af, of ze vallen bij onderzoek
in het voordeel van de eerste onderstelling
uit. De berkengeur in ons voorbeeld toch
is geen honinggeur, geen lokgeur; geen
enkele vlieg, hommel of bij wordt er door
aangetrokken; behalve misschien de enkele
speciale soorten, die hun eitjes in de ber
kenkatjes leggen, de kevertjes, die op het
blad leven en die nu uit de grond komen.
Vergissen doet zich geen enkele
stuifmeeltransporteur.
E. HEIMANS
* * *
L