De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 15 maart pagina 5

15 maart 1914 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

15 Maart '14. No. 1916 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND KATTENTENTOONSTELLING D'AUDRETSCH Een negerbediende met een bekroonde Chinchillakat op de Haagsche poesenexpositie VROUWENRUBRIEK Het kind in Frankrijk In dit land, waar de kinderen te zeldzaam zijn, vindt men een baby een zoo precieus bezit, dat de kleinen in de wieg reeds, of van het oogenblik dat ze van de nourrice terugkomen, in den grond verwend en be dorven worden. De gunstige uitzonderingen daargelaten, kan men toch vrij algemeen aannemen, dat van een ernstige, logische opvoeding geen sprake is. Wij, Fransche moeders, zijn wat toe geeflijk, zei een dame bij wijze van veront schuldiging op mijn verwonderden blik, toen Illllllllll 'Hl* U'MIIHIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIimillllllllllllllllMIHII UIT DE NATUUR De Boomen in Maart Evenals elk jaar in het begin van Maart, staan ze weer voor mij, de afgesneden twijgen van boom en heester. Dezen keer zijn ze niet erg voor bij de takjes, die buiten aan den boom gebleven zijn. Dit komt door de buitengewoon zachte Februari-maand, die volgde op de korte strenge vorst van Januari. Na zoo'n vorst-periodehaal ik altijd dadelijk mijn bruine bouket van buiten. Eerder geeft het toch niet. 't Is, of voor de meeste boomen en struiken, niet voor alle evenwel, zoo'n paar weken onder nul een broodnoodige gezondheidskuur is, een gedwongen maar heilzame rust, waarna men met frissche kracht aan het voorjaarswerk begint. Als de winter geheel zonder vorst blijft, of zoo goed als, werken de boomen langzaam door; de knoppen worden dan meest in Januari uiteen geschoven; hier en daar komen al eerder witte of groene randjes tusschen de schubben. Eén extra koude nacht met hel deren hemel evenwel, en... het kan ge beuren, dat al die veelbelovende knoppen van een boom 's morgens op den grond liggen. Ook willen de takjes van een boom, die zonder rusttijd weer gaat uitloopen, in den regel niet op water getrokken worden; als de kachel eens wat fel oplaait, vallen de knop pen af, of ze bevroren waren; van de droogte is het niet, want het ge beurt ook, al staat er voortdurend water te verdampen op een kachel. Ook in een vochtig warme broeikas gelukt het maar zelden, als er geen rustpoos vooraf is gegaan. Ik heb daarom wel eens de bloemisten en physiologen nagedaan, en mijn takjes een paar dagen in een ijskast bij den slager gezet. Daarop kregen ze thuis een goed warm bad en dan begonnen ze snel te werken, zoodat mijn takken nog eerder blad en bloem hadden dan de boomen buiten, al was de winter nog zoo lauw. Dat het inderdaad vlugger gaat dan in de vrije natuur, blijkt ook uit de omstandigheid, dat zoo ver schillende soorten tegelijk bloeien. .Op het oogenblik stuiven, bij mij op tafel, elzen, iepen en berken tegelijk; dat zijn boomen die in de vrije lucht zoowat met een halve maand tusschenpoos in bloei komen; de elzen half Maart, de olmen April, de berken tegen de helft van die maand; daarna, eerst tegen Mei, schuiven van beuken en eiken de bladeren uit den knop. En dit begint vandaag 7 Maart al met de takjes van een eik en een beuk die in mijn vaas op water gezet zijn. Ook de populier loopt al uit, de groene bremtwijgen hebben haar zoontje van vier jaar haar eenvoudig een klap in het gezicht gaf, omdat ze hem het mandje met klontjes niet geheel wilde laten leegeten. En sinds dien tijd ben ik overvloedig in de gelegenheid geweest de waarheid van dit gezegde te kunnen constateeren. De kinderen spelen over de moeders eenvoudig den baas, zij doen en laten wat zij willen en storen zich weinig of niet aan ge- en verbod. Non, je ne veux pas, ligt in den mond bestorven van kleuters, die zich nauwelijks alleen op de been kunnen houden. En de moeder vindt dat volstrekt niet ongewoon en heel natuurlijk. -?Oh, n'insistez pas, zegt men mij dik wijls, wanneer ik van mijn driejarigen stammaal geen sprake meer; het is eigenlijk nooit een dorre boel geweest. Al van de eerste dagen van Februari af, toen mijn hyacinthen al waren uitgebloed en de twijgen hun glazen mochten betrekken, hebben de goed schoongewasschen takjes iedereen, die er naar keek, over tuigd, daar men, om bij planten mooie tinten te hebben, niet uitsluitend bloem, zelfs niet altijd blad noodig heeft. Zoo gauw de iepenknoppen beginnen te zwellen, wordt het doffe bruin vervangen door een glanzig goudbrons dat veel heeft van goudleer in de schaduw; de takken van brem en van kerrie zijn zelf al helder groen; zilvergrijs, soms als gevernist, zijn de eiken, kaneelbruin de populierenen het allermooist, licht-indigo, zijn de dikke elzenknoppen; roetzwart de esschen. Daar tusschen glanzen de zachte zilver poesjes van de waterwilgen, eerst half ver scholen in de eene breede groengele schub; na de zilveren jeugd schijnt van de bloemschubben de wijnroode gloed door het witte pluis; en eindelijk begint de goudgele periode, de tijd der rijping, met stuifmeel of wat Was ser, met de lange groene stempels. De heele en al zulke dikke knoppen, dat duide lijk te .zien is, wat bloem en wat blad zal worden. Van een dooie bouket is nu heeleWilgenkatjes even voor den bloei, als de roode bloemschubjes door het witte pluis heenschijnen houder iets verlang, waarin hij geen lust heeft. En men- is bepaald verontwaardigd, wanneer ik wél insisteer, zelfs al komende' waterlanders er bij te pas. Het is immers veel gemakkelijker met een liefkoozend: oh, Ie petit chou:" maar te lachen en toe te geven. Daartegenover staat, dat, als mama op een gegeven oogenblik driftig wordt, ze er l u k-raak op1 los slaat; dat kust ze een oogenblik later af en maakt het goed met een of andere snoeperij. De physieke, de hygiënische opvoeding is al even treurig en schijnt er op gebaseerd de kinderen op te kweeken tot candidaten voor sanatoria, inrichtingen voor zenuw lijders, enz. De kinderen blijven veel te laat op, komen veel te laat op straat en zijn op veel te jeugdigen leeftijd geregeld met hun ouders in de café's te vinden, waar ze uit verveling de gesprekken afluisteren der volwassenen, die gewoonlijk voor kleine oortjes zeer on geschikt zijn. Zeker, ik zal de laatste zijn om niet te erkennen dat de omstandigheden een deel van de schuld dragen. De appartementen zijn duur en bekrompen, de ventilatie is dikwijls onvoldoende, zoodat men er na het diner op een laat uur gesteld, omdat men hier betrekkelijk laat werkt nog even uitloopt om wat frissche lucht te happen. Men neemt de kinderen natuurlijk mee. Die worden dan ook reeds zójong aan laat opblijven gewend, dat er later geen sprake meer van is ze op een behoorlijk uur naar bed te krijgen, 't Is volstrekt geen zeldzaam heid, kindereu van zes jaar en jonger, 's avonds om elf uur nog in een caféte zien hangen, bleek van slaap en zenuw overspanning. En dit niet als uitzondering maar als regel. Een familie van mijn kennis heeft een meisje van zes jaar, dat iederen avond mee uitgaat naar een cinema of caf en dan ook nooit vór elf uur, half twaalf op haar bedje komt. De scholen beginnen om half negen, zoodat de stumper niet de helft van de slaap krijgt die haar toekomt. De kinderen thuislaten, op tijd naar bed sturen, desnoods zelf dan maar thuis blijven, men zou 't een wreedheid vinden. Een wreedheid, en men denkt niet aan het onbe rekenbare kwaad dat met een dergelijke opvoeding gesticht wordt en dat niet te verhelpen en niet goed te maken is met massage, douches en koudwaterkuren. Alsof dit alles nog niet genoeg en te veel ware, wordt het kinderlichaam vergiftigd met alcoholhoudende dranken, met sterk gekruide spijzen, kortom met alles wat er niet voor deugt. Alcohol noemt men hier datgene, wat in Holland onder den naam gedistilleerd valt. Bier en wijn is geen alcohol! 't Is verbazend moeilijk de menschen aan het verstand te brengen, dat bier en wijn daarom toch wel alcohol bevatten. Liever dan ze een glas zuiver water te geven, laat men de kinderen hier naar hartelust wijn drinken, des te meer omdat de wijn zeer goedkoop is. Kleuters van zes jaar schenken zichzelf een groot waterglas vol wijn in en drinken dat leeg met het air van een volwassen man. En kop sterke koffie zonder melk, een slokje uit moeders glaasje cognac, een klontje in brandewijn gedrenkt, 's Zondags een glas Malaga of kinawijn, een glas melk met een scheut rhum om te verwarmen", och, dat alles kan immers geen kwaad. kamer geurt dan naar fijne bloemenhoning, die dringt door het open venster en lokt op een zonniges middag een groote hommel naar binnen, een koningin. Dat is een wijfje dat overwinterd heeft en dat pas door de warme zon is lokt zich uit den lossen grond van het bloemperk waarin ze in October weggekropen was. Die honinggeur, de helder gele kleur, het stuifmeel dat niet zoo licht wegwaait van de wilgenbloemen als van de elzenkatjes, de houding ook van de bloemen van de wilg, die stevig en onbeweeglijk staan, in tegenstelling met de katjes van popel en berk die lustig slingeren en schommelen bij het minste zuchtje yjui den wind, dat alles bij elkaar wijst er op dat de waterwilg van een ander middel gebruikt maakt om de soort voort te planten in dit geval bestoven en bevrucht te worden dan de meeste andere katjesboomen. Let maar eens op. Ge zult de hommel die op de bloemengeur van de wilg is af gekomen, welke het dier nu gonzend exploi teert, niet zien overwippen op de elzen en de popels, al zijn die net zoo geel; ook niet op de berkenkatjes, al hebben die veel meer stuifmeel te missen. Want deze hommel heeft aan stuifmeel niets; ze moet zich zelf eerst weer op krachten brengen na den lan gen winterslaap; als ze straks kinderen heeft te verzorgen, zal ze ook wel stuifmeel waardeeren, nu verlangt ze alleen honing. En die heeft wél de wilg voor haar gereed; de elzen en berken evenwel niet. In de wilgenbloem zelf zijn de honingmachientjes duidelijk te zien; op de man lijke zoowel als in de vrouwelijke takjes vindt ge ze in elk bloempje; in de zilverharige poesjes kunt ge ze al zien vór het bloeien, zoodra ge zoo'n katje dwars door breekt. Het stuifmeel van de elzen en berken draagt zijn naam terecht; zooals blijkt bij de minste aanraking, en zelfs zonder dat: want op de tafel onder de vaas ligt een laagje ervan. Onder de vaas met wilgen katjes vindt ge niets; het wilgenstuifmeel stuift niet; het is er niet op ingericht door den wind naar zijn bestemming gevoerd te worden, zooals het poeder uit de katjes van elzen en berken, hazelaars, popels, beuken en eiken. Van deze boomen, die, om deze wijze van stuifmeel-vervoer, in de plantkunde windbloeiers genoemd zijn, is de massa stuif meel die geproduceerd wordt, verrassend groot; heele wolken stijgen uit enkele takjes schuin omhoog, en zweven door de wind stille kamers; in de buitenlucht is de wolk natuurlijk terstond verspreid. Uren, ja dag reizen ver van de groeiplaats, zijn in de lucht in Maart korrels van elzenstuifmeel aan te toonen, evenals in April van dennen en ook sparrenstuifmeel. Zoo'n verkwistend groote hoeveelheid van het bevruchtings poeder maakt de kans op bestuiving voor een vrouwelijke plant natuurlijk heel groot, zelfs al staat die op uren afstands van een mannetje. Oppervlakkig beschouwd, is 9ie overvloed volmaakt overbodig, want de vrouwelijke bloemen van elzen berken, eiken en beuken, staan juist in de onmiddellijke nabijheid van Even weinig kwaad als de opwindende cinemavertooningen, als de uitvoerige en gedetailleerde, gewoonlijke geïllustreerde verslagen in de boulevardbladen van moord partijen en zelfmoorden, die de kinderen even goed lezen als de volwassenen. Ziedaar het Fransche kind, zooals ik het heb leeren kennen, en ik vraag mij af, of de groote kindercriminaliteit, waar de Franschen over klagen, niet ook een beetje door zulk een opvoeding wordt in de hand gewerkt ? W. P. Allerlei Voorjaarsmode Men heeft zich afgevraagd, hoe de mode zich op den duur redden zou uit het Labyrinth der nauwe jupe, die steeds enger om de heupen spande, en zich ten slptte naar het voorbeeld van een vierkantje oude klare" ook naar beneden vernauwde, zoodat bij eiken stap de geheele ronding van het onderbeen in de rok spande... Hou zou dit eindigen, vroeg men zich af, met onverzadelijke weetgierigheid en men verzon dui zend en een nieuwtjes en wendingen, die vervolgens de mode nemen zou en... de groote wonderdoenster heeft het duizend en tweede gekozen, waaraan niemand dacht... Een twee, wip !... en het fraai-gevormde been, is aan zijne steeds nauwer wordende gevangenis ontsnapt, en stapt vrijmoedig naar buiten... En deze noviteit beheerscht de geheele snit der jupe of beter gezegd, van het geheele toilet. Geserreerd, nauw is den rok nog immer, maar de sluike, zoo min mogelijk buigende lijn heeft totaal afgedaan. Geen gladheid en strak heid meer, maar sierlijke plooiïng is 't parool, welke zich nogtans bij de geringe wijdte heeft aan te passen. De rok verdeelt zich vooraan in twee schulpvormige ge deelten die over elkander vallen, als portieres, maar zich niettemin naar willekeur kunnen openen en een gedeelte van het been vrijlaten. Aan den achterkant zijn ze met lissen en knopen verbonden, zoodat het kleed ook uiterst zedig gesloten kan wor den. Deze sluiting wordt trouwens gedeel telijk vanzelve geboden door de tuniek, welke zich tot hoogste elegance en losheid ont wikkeld heeft, en zich prachtig voegt naar de zwaar-plooiende rok a la portiere. De tuniek reikt niet zelden tot dicht bij de knie, en ze is bij uitnemendheid de clou der voor jaarsmode, 't zij ze, a la Poiret, den bijna grotesquen vorm aanneemt van een lampenkap, of in soepeler windingen en sluitender de heupen omspant. Een tuniek behoort bij ieder toilet, zoowel bij het ochtend, wandelals avondtoitel en zelfs de moderne blouse is zonder tuniek ondenkbaar. En op dit dankbare gebied komt de voorjaarsmode bizonder vertuoos voor den dag. De blouse die eindigt in een ceintuur is geheel terzijde gechoven. Ze werd thans een kleedingstuk van veel grooter zwier en elegance, blousend" van den keel tot de knie, den hals, demi-decollettée, in spitsen punt omlijstend met een fijn cadre van pointe de venise en aan het geheele toilet [door verrukke lijke rijpheid en grilligheid van kleur een de mannelijke bloemen de stuifmeelverspreiders. Ze zouden dus niets hebben aan het stuifmeel, dat door den wind wordt meegevoerd. Maar wie deze zaak eens even op den keper beschouwd, ziet dadelijk, dat er iets anders in het spel is. Als de manlijke bloemen van een boom of struik hun stuifmeel aan den wind ter expeditie toevertrouwen, zijn de vrouwelijke bloemen van dezelfde plant nog niet gereed, om het op te vangen. Ze zijn nog gesloten, of de stempels zijn nog niet rijp voor de bestuiving; terwijl van andere boomen juist de stempels weer vór zijn. Dit verschijnsel, dat de meeldraden van een bloem al lossen, terwijl de stempels van die bloem nog niet kunnen laden, of omgekeerd, heeft dus in de natuur hetzelfde effect, alsof, elke plant maar n geslacht had, f man nelijk, f vrouwelijk; net als dit bij de wilgen en populieren het geval is. Door deze me thode bereikt dus de natuur even goed een scheiding der geslachten; wat bij de dieren regel is. Bij de planten blijkt het uitzonde ring, zooals bij de wilg, waarvan een boom, in tegenstelling met els en berk, nooit mannelijk en vrouwelijk te gelijk is. Wel zijn ook beide de geslachten gescheiden, in elk bloempje zit f stuifmeel f eitjes; maar de katjes die vrucht zullen dragen, groeien toch op denzelfden boom, op denzelfden twijgtop zelfs, met de mannelijke, de stuifmeeldragers. De bovenbedoelde ongelijktijdigheid in het rijpen der sexueele organen, de dichogamie zooals het heet, waarbij of het mannelijk element f het vrouwelijke vór kan zijn, geeft aanleiding tot het ver moeden dat er bij vele planten een neiging heerscht, om zooveel mogelijk te voorkomen dat de bestuiving en bevruchting van een bloem geschiede door stuifmeel, van dezelfde bloem afkomstig. Is deze onderstelling juist, is het dus nuttig, voor sommige planten althans, dat ze vreemd bloed" krijgen, dat er kruis bestuiving plaats grijpt, als regel ten minste, dan kan men er nooit aan ontkomen de inrichtingen die dat bevorderen en meestal op een ons waarlijk vernuftig, soms listig lijkende wijze dat doel trachten te bereiken doelmatig te noemen. Dan is het bloeien vórdat de bladeren ko men, dit doen bijna alle katjesboomen, n van die merkwaardige verschijnselen; want daar door wordt de verspreiding van het stuifmeel mogelijk gemaakt; ook het slingeren der katjes, de heele bouw van de afzonderlijk bloemen, die bij stil weer hun stuifmeel kalm deponeeren in lepelvormige schuitjes; alles schijnt berekend en geconstrueerd op datzelfde doel. De plant stuurt het stuifmeel bij massa's de lucht in; ze past het hagelsysteem van den schutter toe. Ook die schiet de korrels in massa's wijd uiteen. Want alleen zoo is de kans groot genoeg, dat er enkele korrels van terecht" komen. Dat wil dus zeggen in ons geval: belanden op een vrouwelijken bloem van zelfde plantensoort. De wilg daarentegen, die hulp krijgt van insecten, bijen, hommels, vliegen, heeft veel minder bestuivings-materiaal noodig en geen men: de wind behoeft er geen vat op te hebben. 't Is mogelijk dat dit allemaal drogredenen zijn en het ons menschen maar zoo toelijkt. charme verleenend, gelijk we nog bijna nim mer zagen: donker paarsch in den warmen, weeken fiuweeltint der clematis, groen met een gloed als van bengaalsch vuur, oranje op de uiterste grens van vieux rose, zijn o. m. mode kleuren, welke onze oogen boeien en ons hart verrukken. De twijfel-tinten zijn vrijwel geheel van de baan, onze mode is absoluut, ze bekent kleur. Elke diepe, rjjke, open tint is welkom en terecht geliefd. Ook lichte kleuren als kanarie-geel, lila, cèrise zijn gangbaar, mits ze echter frisch en fleurig zijn, want dit is de onveranderlijke voor waarde. De combinaties zijn niet minder gedurfd. Groen met cèrise, paars met donker oranje, vlam-blauw met oker, zijn voor onze oogen, ondanks het schrille contrast een accoord geworden, dat ons in 't minst niet disharmonisch lijkt. We mogen er ons niet langertegen verzetten,maar(al zijn we nogzoo Hollandsch kleuren-schuw) het accepteeren als een kostelijke lente-gave. Wat is er natuurlijker en logischer dan een voorjaar dat kleur en blijheid brengt? Een nieuw tenten, en een nieuw geluid!" O, en het nieuwe, verrassende brengt deze voorjaarsmode in overvloed!... Wie had het ooit gedacht, dat, nauweltfk twee jaar, nadat het toilet n rechte lijn was van den hals tot aan de voeten, de taille-guèpe" weer in zwang zou komen. Het is een op komst voor de corsettières, deze mode noviteit uit de oude doos... De heupen ronden zich weder, en de wespentaille ont wikkelt zich tot een minimum van afme tingen. Wat de hygiënisten daar wel van zeggen zullen?... Er zal wel, evenals vroeger, blijken, dat al hun argumenten zich te pletter loopen tegen de oppermacht van Koningin mode. De groote hoed is thans absoluut dood... helaas!!!... Ik kan aan den tijd der chapeau-parasols nog altijd denken met tranen in mijn oogen: het was een tijdperk van pracht en glorie, gelijk we niet spoedig weder krijgen. Maar de mode jaagt naar het eeuwig-nieuwe en de hoed is thans klein, kleiner dan ooit, sierlijk, puntig, spits fijn niet hoogopgaande schrale panaches, dunne aigrct-achtige pluimen, vlindervleugelige strikken. Als straks de zon hooger aan den hemel komt, zal, ter bescherming van de teint", naar andere middelen moeten wor den omgezien, want de geestige, kleine toque's en steekjes, en bolletjes en pierrotmutsen hebben in 't geheel geen rand meer. Zou dit niet de wedergeboorte kunnen beteekenen, de ontwikkeling tot ongekende pracht en elegance, van de Parasol," of zou het misschien ultra-elegant kunnen worden, om een gelaatstint te hebben als rood koper... Van verwachting klopt ons hart. Misschien blijkt het wel, dat daarbij de paarsche, geele, oranje en roode pruiken bizonder fraai kleuren. En dan heeft de phantastische haarkleur, die thans nog een zwaren strijd voert, het pleit gewonnen. Zelden maar bracht het voorjaar zooveel nieuws en wie uit een wél gevulde beurs mag grijpen, kan genieten en doen genieten! O, oogenlust! ALLEGRA * * # Het kan zijn dat de levende natuur niest kurkdroog poeder, dat licht en stoffijn is, maar een zwaarder en ietwat kleverig stuifmeel. De wilg geeft ook honing; hij heeft een sterken geur en veel meer kleur dan de eis, wat op lokken van insecten wijst; hij geeft dan ook geen beweeglijkheid aan zijn bloedoelmatigs heeft evenmin als de levenlooze, maar het valt mij moeilijk het in te zien. Heelemaal overtuigend is hetgeenteg en een doelmatigheid bij de levende wezens wordt ingebracht, voor mij nog steeds niet. Het lijkt mij juist het verschil te zijn tusschen organische en anorganische natuur. Het kan ook wezen dat het maar een woordenkwestie is, dat n.l. sommige biologen het begrip doel meer als bedoeling opvatten, als Absicht en niet als Zweck of Ziel. Wat de moeilijkheid, om ons op dit punt voor ieder begrijpelijk uit te drukken, nog vergroot, is: dat wij in het Nederlandsch geen afzonderlijk woorden voor Zweck en Ziel hebben. Er komt nog wat bij: Als doelmatig heid aan de natuur wordt toegekend den ken de tegenstanders, en misschien ook vele voorstanders in de eerste plaats aan de genetische en evolutionnaire beteekenis er van; aan het ontstaan tengevolge van het doel of door het uitoefenen van de functie. Wie alleen het momentane, het tegen woordig meer of minder duidelijk verband tusschen functie en orgaan, hun wisselwer king bij de vele sterk sprekende gevallen in het oog vat, die kan dunkt mij niet steeds van doelloosheid spreken. Wil men om door het al te ruime begrip van de term doelmatig," verwarring te voor komen, dit woord niet gaarne gebruiken, dan zou in de natuur harmonie zoo als Prof. Donders het noemde wellicht de term zijn, die de meesten tevreden stelt. Want dat er althans overstemming in functie en orgaan bestaat en dus harmonie heerscht in de natuur, zij het niet overal en stellig niet steeds even duidelijk, dat valt dunkt mij niet te ontkennen. Het voorbeeld met de bestuiving der kat jesboomen, hier gegeven, moge als bewijs gelden. De tegenwerpingen voor speciale gevallen die misschien iemand zou willen maken: b.v. dat de bloeiende berk die geen stuifmeel door insecten laat overbrengen, nog veel fijner en sterker geurt dan de wilg die wél insecten in dienst heeft, doen tot de zaak niets af, of ze vallen bij onderzoek in het voordeel van de eerste onderstelling uit. De berkengeur in ons voorbeeld toch is geen honinggeur, geen lokgeur; geen enkele vlieg, hommel of bij wordt er door aangetrokken; behalve misschien de enkele speciale soorten, die hun eitjes in de ber kenkatjes leggen, de kevertjes, die op het blad leven en die nu uit de grond komen. Vergissen doet zich geen enkele stuifmeeltransporteur. E. HEIMANS * * * L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl