De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 15 maart pagina 6

15 maart 1914 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Maarf '14. No. ÏÖ16 Penitentiair Museum te Amsterdam: Haarlemsche strafgevangenis in doorsnede Penitentiair Museum te Amsterdam: Een openklapbare gevangeniscel Het Penitentiair Museum te Amsterdam Een naief beschouwer zal wellicht een oogenblik in den waan kunnen verkeeren dat het zelfs voor den van burgerzin tintelenden Nederlander slechts van onder geschikt belang kan zijn uit eigen aan schouwing te kennen het conterfeitsel in was van de stokvisch zooals die aan den Nederlandschen gevangene wordt voorgezet. Denkbaar is het zelfs, dat die belangstellende burger verder gaat en zich bescheidenlijk waagt aan het ver moeden, dat een stokvisch, die op het punt staat door een misdadiger te worden verslonden, in uiterlijk wel niet al te veel zal afwijken van zijn soortgenoot die door een mensch van ongestrafte levensgewoonte zal worden gegeten. Valsche waan van dien burger en oppervlakkig vermoeden! Want bijna alles is anders of men het in de gevan genis ziet of daarbuiten, en geen verbe tering in het strafstelsel, geen goede strafrechtspraak is denkbaar zonder nauwkeurige kennis uit eigen aanschou wing van wat er achter die geheimzinnige gevangenismuren bestaat en gebeurt zonder kennismaking met de stokvisch, om het kort te zeggen. Weinig jaren geleden maakte een Minister van Justitie een uitstekend man tijdens zijn ambtsvervulling een bezoek aan een onzer gevangenissen, het eerste bezoek van zijn leven. Op beminnelijk naieve wijze uitte hij zijn verbazing over een aantal elementaire bijzonderheden van het systeem. Het spreekt van zelf, dat het ministerieele leven van dezen hoogsten gevangenis bestuurder moet zijn afgesneden voor hij van zijn eerste verbazing bekomen was, voor hij zou kunnen gegroeid zijn tot een inderdaad deskundig beheerder, die tot het invoeren ook van verbete ringen in het systeem in staat zou zijn. De Minister bleef werkeloos. En zooals die minister doet elk burger, die van een gevangenis niet meer weet dan dat het een griezelig ding is met slechte menschen er in. Het Penitentiair Museum moet alle burgers, indirecte wetgevers voor het meerendeel, duidelijk inzicht geven van wat er eigenlijk gebeurt met de vrij onschadelijke vechtersbazen en met de geraffineerde verharde misdadi gers (met allen maar precies hetzelfde voorloopig), die straf waardig zijn ge keurd. De aanstaande en de fungeerende rechters, (althans voor zoover enkele van deze wat te uitsluitend met civielrechte lijke bekwaamheid mochten behept blijken), kunnen hier leeren naar wat voor inrichtingen zij gewoon zijn de door hen schuldig bevonden personen te verwijzen en mogen wij niet ver geten, dat voor onze advocaten (tot nu toe, in tegenstelling met hun vakgenooten achter de groene tafef onbillijkerwijze ge spaard voor de tegenwoordig usantieele beschuldiging van Weltfremdheit) dat althans voor het gros van hen op het stuk van de practijk van ons strafstelsel nog bijna alles te leeren valt. Het Museum geeft aan allen, burgers en studeerenden, de noodzakelijke elementaire kennis van de practijk, die uit de boeken niet te leeren valt. Een enkel voorbeeld. In een hoek van de Museum-zaal vinden we de etens-rantsoenen in was nagemaakt in de blikken waarin ze in de gevangenis worden voorgediend daaronder de stokvisch. Aan het model van de cel zien we het kleine vierkante luikje waardoor den gevangene zijn etensblik wordt toegeschoven. Men hoeft niet slim te zijn om door aanschouwing te leeren, dat zoo voorgediend eten anders smaakt dan een maaltijd in den huiselijken kring. Het Museum kan, his torisch bijgewerkt, de eetwerktuigen vertoonen waaraan onze gevangenis, tot voor korten tijd terecht, den naam van Hotel van den Houten Lepel" ontleende. n tevens kan daar op afbeeldingen te zien zijn de restauratiezaal van een moderne Amerikaansche gevangenis, waar de gevangenen, die zich door ijver en gedrag belooning waardig gemaakt heb ben, uit een menu de spijzen kunnen kiezen waarvoor zij door eigen harden arbeid het geld verdienden. En zoo zal den Museum bezoeker begrijpelijk worden, dat het vraagstuk der gevangenisvoeding meer omvat dan de vraag of den ge vangene een paar gram meen of minder eiwit en vet moeten worden toegediend. En, als hij verneemt dat in ons land naar aanleiding van een klacht van des kundige zijde over de onvoldoendheid der gevangenisvoeding de reeds meerdere malen genoemde stokvisch als poging tot verbetering dier voeding proefsgewijze is ingevoerd; als hij hoort dat thans de oogen van alle penitentiaire autori teiten met spanning gericht zijn op dezen stokvisch en de resultaten die er van verwacht worden, dan zal de Museum bezoeker weten, dat met deze stokvischproef nog niet alle mogelijkheden zijn uitgeput. Een ander voorbeeld geeft ons de cel. Wel is het twijfelachtig of een cel met openslaande wand en geopende deur en dak den Museumbezoeker het gevoel van afgeslotenheid kan geven, dat op geest en gemoed der gevangenen zulke bijzondere werking heeft maar wij zien toch althans de inrichting van de cel zooals zij werkelijk is. Als wij daar het op een kier geopende raam hebben gezien en wij stellen ons voor, dat alles verder gesloten is om die kleine ruimte, en wij zien het beroemde reuklooze voorwerp links in den hoek en denken ons den levende gevangene in 'zijn hokje dan zullen wij ons in het vervolg minder verbazen als wij hooren praten van dien eigenaardigen met niets te vergelijken gevangenislucht. En dat dit wat anders is dan buitenlucht willen wij dan gelooven. De doorsnee van de koepel gevangenis het model van de beroemde cel-gevangenis te Haarlem, die bewon derende bezoekers uit alle deelen der wereld trekt geeft nog duidelijker beeld van wat een cellulaire gevangenis eigenlijk is. Lijkt dat model niet treffend op een Penitentiair Museum: Tuchtschool te Velzen moderne Safe-inrichting een uiterst zindelijke plaats en de veiligst denkbare voor voorwerpen die goed bewaard moeten worden, maar ongeschikt voor elk ander doel. Volmaakter zou het aan schouwelijk onderwijs nog zijn als ons werd vertoond een man zooals hij de gevangenis verlaat na een paar jaar opsluiting: een man met de typische vale gevangeniskleur op zijn gezicht en met zijn verslapte spieren. Maar de afdeeling tucht en opvoedingswezen sugge reert ons hoe een strafinrichting wat anders kan zijn behalve een inrichting tot opsluiting. De vrij staande gebouwen van de Tuchtschool te Velzen laten ons dat zien door haar ruime lokaliteiten, goed ingerichte gymnastieklokalen en de terreinen voor lichaamsoefening om het gesticht. Wat daar voor jonge mannen vandaan komen kunnen wij ons levendig voorstellen. En als verdere voorbeelden noem ik de fraaie werkstukken, die aanschouwelijk maken wat ambachtsonderwijs in de Muziek in de Hoofdstad Claude Debussy De heer Laloy, die ook eene biografie schreef van Debussy, heeft in een zijner artikelen de kunst var. den meester geschetst met deze allegorie1: Zij drukt eerstgekomene waarheden uit, welke ontoegankelijk zijn voor het menschelijk begrip, door hen worden ons het leven der dingen en ons eigen leven geo penbaard. Zij voert ons terug tot een staat van onschuld, van zuiverheid en volstrekte klaarheid, waar de kennis zelf van het kwaad nog niet bestaat, wijl nog geen enkele regel is opgelegd. Avant la faute kon zijn devies zijn. Weg dus met de metaphysiek! Want, als men mij ook even wil laten symboliseeren, wat beteekent een dergelijke Paradijstoe stand anders dan de absolute afwezigheid van hemel of hel en de volledige onkunde van builen-aardsche dingen ? De definitie vau Laloy is zeer juist, ik lees er zelfs een sereene toespeling in op de valsche kwin ten" der theorie onzer priesters, maar vroe ger was men gewoon helderder te spreken en mij dunkt, dat de richting van Debussy dit lijden kan. Men zou moeten zeggen: Debussy's kunst is de vertolking van het zuiver-instinctieve leven. Dit is niets nieuws, dit bindt hem aan de geheele menschheid, dit maakt hem tot mystiker, hoewel 't de geheele metaphysiek opheft. Debussy is geen philosooph, hij is pessimist noch optimist, hij kent geen levens beschouwing, hij is echter evenmin nihilist: hij is een simpel mensch, die met de aarde zeer tevreden blijft, zeer handig is a la chasse du bonheur, gelijk Stendhal zegt, en iemand, die, ofschoon goed bewust van zijne sub-conscientie, welke altijd roerziek en dikwijls onheilspellend is, zich nooit verontrust en nooit dramatiseert. Wij hoorden 't immers onder zijn leiding in Nuages": Bij ons verangstigt men b.v. den regenritselenden contrabas-tremolo, de meester dempte hem daarentegen tot een lijdzaam gonzen; wij hoorden 't in Fêtes", waar elk hoogtepunt vermeden was, waar alles speelde op n goddelijk, mystiek, ondrama tisch en tijdeloos plan. In deze opzichten is hij nog argeloozer dan Mozart, argeloozer dan de scolastikers, en wie Debussy kan doorvoelen, weet, hoe veelzeggend teer en sterk hij klinkt in deze argeloosheid. Neem een adagio van Mozart in zijne vurige, aanbiddende rust, een Kyrie en Gloria van Hobrecht of Palestrina in zijne egale, geleidelijke bovenaardschheid, zij zijn de uitnoodigingtot den droom, de middelaars tot den inwendigen vrede, de zachte roepers naar het geluk en de kalme vergetelheid. Datzelfde geeft Debussy zijne buiten gewone beteekenis onder de hedendaagsche componisten. Wij verlangen schoonheid en rust, orde en harmonie, wat zullen wij dus doen met Arnold Schönberg, die acteert als een Christus aan het kruis of als een Flagellant en ons wil onderdompelen in zijne doffe rampen ? wat met Strauss, die ons overlaadt met onnoodige, onbruikbare en materieele vitaliteit, welke wij moeten uit spuwen, omdat wij in vitaliteit niet te kort schieten ? Debussy's kunst is eene andere dan die van Mozart en de Ouden, bijgod ik weet het wel! hij komt door geheel andere middelen tot dezelfde vreugden, ik weet het wel, maar wanneer zal men eens ophouden met het dogmatisee/en der muzikale theoriën? Wat maakt het, dat Mozart andere formules bezigt dan Debussy? Denkt gij soms, dat alleen in onze kunst de wetten eeuwig gelden ? denkt gij, dat de Qothische stijl, die ver dween, onbelangrijker was als organisme gevangenis vermag, en de platen van het Groote Woudhuis van het Genootschap tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen, die er aan herinneren dat er een onaf scheidelijk .verband is tusschen de straf en de pogingen tot reclasseering van ontslagen gevangenen. Zoo kan ieder die zich de moeite wil geven van een wandeling naar het ge bouw van de Universiteit van Amsterdam althans de elementaire feiten van ons gevangenis- en opvoedingsstelsel leeren. Daarom is het Penitentiaire Museum een zeer belangrijke stap vooruit in onshooger onderwijs en wie is uitgestudeerd? Maar niemand zal vergeten, dat ten slotte alleen uit de levende practijk de waar heid is op te delven. Een van de eerste bezoekers van het Museum in zijn tijd een van de voormannen van de vermaarde inbrekersbende van Lammertje Zondag schrijft mij o.a. het volgende: theoretisch mag men zooveel op papier uitwerken als men wil, de man die jaren lang in een cel doorbracht kan alleen oordeelen of een stelsel goed dan wel slecht is." En, zonder nu alle lezers aan te sporen zich tot dezelfde graad van deskundigheid op te werken, tot op zekere hoogte heeft mijn veel-ervaren vriend gelijk. Zelf gaan kijken hoe de gevangenen leven in hun cellen, observeeren hoe hun geest en lichaam zich daar soms veranderen, waarnemen hoe de ontslagen gevangene zich na jarenlang voortgezette correctie" weer in de vrije maatschappij gedraagt en aldus het resul taat der opsluiting vaststellen alleen uit de bewegende werkelijkheid zal ten slotte practisch inzicht te putten zijn. Het Penitentiair Museum brengt ons dichter bij de werkelijkheid, leidt binnen in de werkelijkheid, spoort aan tot eerbied voor feiten boven theorieën. En wat heeft de criminalist en de strafrechter toe komstige of fungeerende meer noodig dan veel werkelijkheid? N. MULLER dan het fuga-begrip, dat de heele wereld wil bestendigen? dat Orlando Lasso of Pa lestrina kleinere kunstenaars waren dan Bach of Handel ? Wij behooren den moed te hebben sommige meesters" weg te ruimen uit het reëele leven, daar het hunne schuld is wanneer zij ons niet meer bevredigen, wij behooren niet altijd over muziek" te spreken, want er bestaat geen muziek in absoluten zin, wij moeten afstand kunnen doen van onze belachelijke casten en systemen. Hoe waardeeren wij immers eene techniek? Naar hare anciënniteit ? Dan is de techniek van Wagner de slechtste, die van Beethoven beter, die van Haydn de beste! Naar hare voortreffelijkheid? Wie weerlegt mij, dat de geheel weggevaagde techniek van Palestrina, de summa van honderden jaren ontwikkeling, veel intellectueeler, geestrijker, gevoeliger en zielvoller is dan de techniek der negen tiende eeuw ? Welk eene serieuze dwaasheid dus slechts ccne techniek te erkennen (en bij ons slechts eene gevoeligheid!) gelijk men tegenwoordig gaarne zou willen. Le cas Debussy" is enkele jaren geleden onderzocht door eene jonge Parijsche revue. Van de vragen, welke gesteld werden is deze de minst intelligente: Vertegenwoordigt hij eene vruchtbare nieuwigheid, eene formule en eene richting, welke geëigend zijn om school te maken en moet hij inderdaad school maken?" De muziek is geen trust, geen maat schappij met commanditaire vennooten (critici en componisten!), de meester geen type, ge lijk vliegmachines of slagschepen er hebben en elke imperialistische opvatting der kunst is erger dan het anarchisme van Debussyzelf: Er zijn geen chefs d'école meer, er zijn geen leerlingen meer" gelijk hij beweerd heeft in een interview. Maar zoolang wij leven onder het regiem en de tucht der hartstochtelijke theorie, moet iedere compo nist in de eerste plaats grammaticale waarde bezitten, schijnt het. Wat wilt ge! Er zijn vele leeraars die hun brood willen verdie nen. Zij houden overeind wat reeds vijftig jaar tegen den grond moet liggen en wat de hernieuwers met moeite opbouwen breken zij af met hunne duizenden. Laat dat zijn. Doch men kan niet verlan gen dat er eene tweede Pelléas gecompo neerd wordt, heeren !, dat men ons leert een tweeden Pelléas te maken of dat een auteur zijn tweeden Tristan of zijn tweede Coena schept! En gij zijt bang voor 'n répertoire van een aantal Pelléas'? Stel u eens een répertoire Macbeths voor, eene serie Hamlets of Tasso's! Zoo staat het met de mentaliteit der bestrijders van een hedendaagsch mees ter! Men zegt ons in allen ernst: Eene tweede La Mer" kan niet gecomponeerd worden en men houdt dat voor een zwak heid. Over de grammatica spreekt men dan zelfs niet meer, zij wordt er mee vereen zelvigd. Ja, dacht er ooit iemand over na, welke compositorische mogelijkheden De bussy's grammaire bevat en de ongeziene betooveringen, welke eene andere persoon lijkheid uit haar wekken kan? Neen. Wie tegenwoordig schijnbaar een regel doceert, doceert in werkelijkheid een of ander psyche; daarvan ziet men bij ons, op muzikaal gebied de illustere voorbeelden en gevolgen. *) Hoe jammer, wanneer bovendien de psyche niet deugt! Dit was nog te zeggen naar aanleiding van Debussy's bezoek; wij kennen nu onge veer een tiende van zijn oeuvre. Mogen de leiders van ons muziekleven niet langer dralen om dezen grooten middelaar (zoo noemde hem een vereerder) tusschen het KARDINAAL KOPP, de op 4 Maart overleden prins-bisschop van Breslau *) Was men maar reeds aan Debussy! leven en den zingenden droom der schoon heid, de plaats te geven, welke hem ook ethnologisch toekomt. MATTHIJS VERMEULEN Wiener-Werkstatte (bij Hirsch) Zooals meer pleegt te geschieden wanneer men zich onbesuisd in het onbekende stort, er deden zich eenige verwarringen voor, toen ik mij bij Hirsch aanmeldde om daar een kijkje van de Weensche sierkunst te komen nemen. Was mijn optreden te schuchter in dit moderne milieu-voor-vrouwen, of begreep de, mij met uitgezochte wellevendheid ont vangende portier, niet waar het eigenlijk om ging, toen ik te kennen gaf gaarne de WienerWerkstatte te willen zien. Ik geef toe dat de vraag niet zeer juist gesteld was en kan er mij ook hél wel indenken datdeporlier meende dat het mij eer om meubelen te doen was dan om dingen die meer der vrouw zijn. Ik werd dan ook eerst rond den kooi der lift geleid en gewezen op eenige antiekerigheden op meubelgebied die me maar matigjes interesseerden. Doch toen het licht werd in ons beider brein ik constateerde dat dit vrouwen-paleis niet zoo verlegen makend was, als mij eerst toescheen, en de portier de overtuiging gewerd, dat ik een goedwillig aangelegd man was, die geen malligheid zou uithalen, werd ik dra naar boven gelift en bij den ingang van de afdeellng Wiener Sier kunst allervriendelijkst ontvangen door een blond verkoopstertje, dat zich onmiddellijk opmaakte, mij rond te leiden om de noodige inlichtingen te kunnen geven. Het is voor ons Hollanders, die zich althans uiterlijk wel gaarne willen sieren met een soort degelijkheidsvertoon, op het eerste aanvoelen wel allemaal een beetje wuft, loszinnig en soms een tikje verwijfd, die Wiener Sierkunst, doch als men op den anderen schaal der balans, bevalligheid, fijn heid en behagelijke kleur- en vorm distinctie dient te leggen, dan zal de evenaar zeker naar waardeering, ja soms naar zeer bijzon dere waardeering overhellen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl