Historisch Archief 1877-1940
15 Maart '14. No. 1916
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Het Koninklijk paleis voor den Vorst van Albanië te Durazzo
De Troonzaal in het Paleis acht dagen vór de komst van H. V. H. H.
ItllllHHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIHUIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllHIIIIIIIIIII
jaren het verlies van Duco Crop, maar wal
wij toch altijd eenigzins misten, dat was de
jolig, uitbarstende of de hevig vlammende
en vloeiende kleur. Naast het rythmisch
spel van licht en donker, van lijn en vlak,
waarin wij Hollanders talentvolle meesters
zijn, was soms een verlangen naar kleuren
rijkdom niet vol en frisch uitgesproken. Dit
nu de blijheid van de kleur te paren
aan smaakvol lijnenspel, vermogen de
Weeners in hunne goede oogenblikken
voortreffelijk. Er zijn onder de cretonnes
voor wandbespanning waarlijk mooie stalen,
warm en blijhartig en dikwerf te gelijk
logisch en maatvast gebouwd. Natuurlijk
zijn er dingen bij die niet al te wel door
den beugel konden uit een zuiver construc
tief oogpunt; dingen die eer kunstig dan
kunstzinnig zijn, maar het warme lan
waarmee ze werden geconcipieerd stemt
toch tevreden. Somtijds zijn oostersche
invloeden onmiskenbaar, ik denk aan een
pal doorlijnd met lange zwarte streepen,
waartusschen bonte vogelkens zwermen. De
architect Czeschka is hiervan de maker. De
naam zelve geeft reeds aanleiding tot de
gedachte dat oostelijk, vuriger temperament
niet vreemd zal zijn aan dezen kunstenaar.
Onder het zilverwerk was een theestel,
waarop men de hamertikjes van het opdrijven
als versiering had gebezigd. Het geeft aan
Er is een stellige verwantschap met em
pire, wat niet erg is, als het maar geen
?empire van empire wordt en de edele afkomst
van de strenge Egyptische moeder geëer
biedigd blijft. Doch dit heeft men in het
algemeen ook wel gedaan, de verwantschap
is er in beginsel. Het is geen laffe navolging.
Zoowel in het zuiver vormelijke als in
opgebrachte versiering munten iiet lederwerk
van prof. L'Offler en prof. Hoffmann boven
vele dingen uit. De versiering van het zwarte
bockleer uit de hand er pp gebracht
is altijd lineair; gouden lijnen arabesken
op een diep-donkeren fond. De geometrische
si^rlijnen geven steun aan de constructie
van htt Voorwerp- Vooral het gansch met
de hand bewerkte kastje van prof. Jozef
Hoffmann is opmerkelijk ~ van stijlvollen
opbouw, en harmonieus daarbij aanslui
tende versiering. Dit kastje van zwart en
goud, dat in het midden der blij-heldere
zaal staat, is een precieuse uiting van zeer
verfijnden smaak en de beursjes, taschjes,
kokertjes van l'Offler zijn goed gedacht in
vorm en opsiering, sober van motief en toch
rijk aan schoone resultaten,
Een behoorlijk verzorgde, kleurige
cretonne voor wandbespanning is ons Hollan
ders niet onbekend. Er zijn hier reeds
prachtige dingen in gemaakt; wij waardeeren
o.a. een Nieuwenhuis en wij betreuren sinds
tlllllllltllMMIIIIIIItllllllllllllllllllllimilllllllllllllllllll
VERRASSENDE SPIEGELING
De Schoonheid: Spiegeltje spiegeltje aan den wand,
Wie is de schoonheidscommissie in 't land?
Stem uit den spiegel: Ik, Jhr. Mr. Dr. A. Roëil!
de voorwerpen iets schitterends en is als
versieringsmiddel uiterst consequent. De
poging om door gewilde, met een elegant
sausje overgoten vergroving van den vorm
iets aannemelrjfcs te geven mag minder ge
slaagd heeten en als men daarbij in aan
merking neemt dat deze vorm nu door de
Weener upper-ten verlangd wordt, daalt de
waardeering zeker. Een kunstenaar mag
zijn proeven niet ondergeschikt maken aan
zekere publiekelijke verlangens of eischen.
Dan was het uitermate, dubbel overgehaald
verfijnde zilveren klokje beter van karakter.Het
was een voorwerpje voor het meest luxueuse
dames- boudoir. Edoch, den tegenkant van dit
soort Weensche goed is, dat het door al te
groote verfijning, gebrek krijgt aan ruggegraat.
Over hetgeen op costuumgebied te zien was,
past eenige reserve in het oordeel en eigenlijk
bewaar ik hierover liever het stilzwijgen.
Het was gewis een aantrekkelijke afdeeling,
doch het kleed zooals het daar in al zijn
pracht en praal van kostelijke stoffen ligt
uitgestald, moet men zien dragen en vooral
men moet het wéten te dragen. Over een
tweetal costuums edel van lijn en zwierig
van samenhang in zwart met een
doorsprenkeling van roomig witte lijnen-veegjes
en wolkjes, sta ik vaster in de schoenen.
Het wierd gedragen door het verkoopstertje en
de bevallige, laat ik maar zeggen, opper toe
ziende voogdes, die later de beminnelijkheid
had mij omtrent de eigenlijk fijnere details van
een en ander in te lichten. En toch achteraf
ik weet nog zoo zeker niet of het kleed
goed deed omdat het zoo fraai van lijn en
kleur was of dat het bekoorde door de
smaakvolle wijze waarop deze eenigzins
uitmiddelpuntige costuums gedragen werden.
Want, zie, dat is nu een van de beden
kingen tegen deze op het oog zeker elegante
en fraaie dames-japon-stoffen. Wij zijn in
Holland wat te puriteinsch om deze dingen
met de noodige losheid en zelfbewustheid
te dragen. Maar in elk geval het zien van deze
mode-verfijningen gevolgd door een bezit
ten, kan een winst zijn. Onze degelijke on
dergrond zal ons behoeden voor al te malle
strapatsen. Hoogstens worden wij er uiterlijk,
schijnbaar een beetje minder degelijk door,
maar dat kan toch wel eens blijken onder
sommige omstandigheden een zeer
aantrekkelijken kant te hebben.
J. O. VELDHEER
* * *
Paardrijders in Budapest
Nog voor eenige dagen was het ijsseizoen
hier in vollen gang: op de uitgestrekte,
breede vijvers van het Va>osliget of Plan
tage bewogen zich duizenden over het onbe
rispelijke ijs. Op de promenade voor het
gebouw der ijsclub is het dan al even druk:
daar wandelen de mama's die hunne dochters
uit het oog verloren hebben, dan de talrijke
uitheemsche, beklagenswaardige kinderjuf
frouwen, voorts vele dames im
gefahrlichen Alter" ' die niet rijden, maar toch
om zich een air te geven de schaatsen
hebben laten aanschroeven, en ten slotte
vele oude en jonge heeren die er belang bij
hebben, zich tegenover n van bovenge
noemde categoriën hoffelijk te betoonen.
Krijgen deze lieden het te koud, zoo zijn er
tal van op verschillende temperatuur ge
brachte zalen, waar zij hunne conversatie
kunnen voortzetten; wenschen zij rustig te
flirten, dan vinden zij boven in het gebouw
comfortabel ingerichte vertrekken, waar zij
zich aangenaam kunnen afzonderen, terwijl
slechts nu en dan de tonen der
muziekkapel de zoete stilte verstoren.
Inderdaad de bewoner van Budapest kan
voor de vijftien kronen contributie die deze
club eischt, veel genoeglijks beleven, waar
tegenover verlangd wordt dat hij niet al te
veel aandacht schenkt aan het feit dat dezer
dagen bij het beheer der club eene groote
fraude ontdekt werd.
Maar ook de sport wordt niet verwaar
loosd: de meeste rijders en rijderessen
bewegen zich met groote vaardigheid op
hunne vlugge ijzers en het is een lust voor
de oogen de walsende, zelfs tangeerende
paren op den in het midden gereserveerden
kring gade te slaan. Van tijd tot tijd hoort
gij de toeschouwers applaudisseeren: het
geldt dan vermoedelijk Mlle Horvath, thans
voor de derde maal wereldkampioen.
Nu behoort dit alles weer tot het ver
leden: eene lente die bijna een zomer schijnt
heeft zich van Hongarije meester gemaakt.
B... een cavalarieluitenant met wien ik dezen
winter veel lief en leed heb doorgemaakt,
is in den ochtend bij mij gekomen en heeft
mij met een ktachtigen slag op den schouder
voorgesteld uit te rijden en de bagage" in
de manege te laten voor wat zij is. Indien
ik mij niet vergis bezit Budapest drie. rij
scholen, waarvan de voornaamste de
nemzetilovarda of nationale rijschool, gelegen in de
rustige Esterhazy-straat. Mijn vriend, een
brillant olficier in alle opzichten, die op
vele concoursen in Europa zich onder
scheidde, wordt om strijd door de dames
aangezocht hare paarden te rijden en aan
gezien dit aantal gevoegd bij de drie, welke
hem behooren, dikwijls te groot wordt,
heb ik het genoegen hem bij deze taak te
assisteeren.
't Is heden Donderdag d.w.z. 's ochtends
van elf tot n uur muziek in de manege:
in de loge een talrijk publiek, waaronder
vele officieren; in de arena een dertig tot
veertig paarden. In de zaal begroeten wij
onze bekenden, beantwoorden het
alazszolgaja" (uw dienaar) van den directeur
met een jonapotkivanok" (ik wensch 'n
goeden dag).
Als wij te paard stijgen, speelt het orkestje
aangenaam en beschaafd, zoodat eene zekere
stemming onder het rijden heerscht. Mijn
kameraad heeft te zeer aandacht voor zijn
paard dan dat hij gaarne converseert: voor
mij als buitenlander heeft het eene zekere
charme van tijd tot tijd een gesprek aan te
knoopen.
Commando's behalve valtani" d.i. changez
worden niet gegeven. Voelt eene jonge dame
bij het ruischen der muziek haar bloed ietwat
sneller vloeien, zoo gaat zij in galop; wenscht
de eenigszins corpulente dame, die bij haar
laatsten draf eene lichte congestie heeft gekre
gen, terwijl haar hoed een niet onberispelijke
houding heeft aangenomen, een spanne
tijds stappende door te brengen, zulks staat
haar vrij.
Mijn eersten morgengroet breng ik de
ijselijk gefortuneerde mevrouw G., die heden
het meest gezette van hare lersche paarden
berijdt, wat ik betreur daar dit paard haar
niet flatteert. Zij spreekt een liefelijk Fransch
STIJN, DE MATROOS
Moderato
Woorden en Muziek van ED. COENRAADS
Na vier da - gen en vier nach - ten Kwam Ma - de - ra in het
*
&^Öp^^^j
P i
zicht, 't He - Ie schip ging brie - ven schrij-ven, Op dat heu - ge - lik
bericht. Stijn de stoer - ste der ma - tro - zen, Keek mij aan, tikt' aan z'n
?*.?
Mö-j
-^
. r ,-,?f
pet, En zei :
?$?: -»,
> p (L
p».. ..,.- r ..M i - .--f^?g???[
f< ; r, H^-:
Dok -f er, 'k wou wat schrij-ve An m'n meis - ie, An - ne
_t 1 j t- 1
__, ,
.-r S
bet, En zei Dok-tet 'k wou wat schrij - ve An m'n meis- ie. An ? ne
=^==^=
l r>
F2
^
i
t- *" cÉ*?ti=_* " '"ï' ~" *" *~ï=f ~f~* \-*\ 1
f B?trf _f_ Li 1 1 ' L- I '^J
bet.
^4^-^=; 1
P_^_L 1.
i ~
Teekening van HILDO KROP
Woorden en Muziek van ED. COENRAADS
Na vier dagen en vier nachten
kwam Madera in het zicht.
Iedereen ging brieven schrijven
op dat heugelik bericht.
Stijn, de stoerste der matrozen,
keek mij aan, tikte an z'n pet,
en zei: Dokter, ik wou schrijven
an m'n meisie, Annebet;
maar een ding is zo bedonderd:
'k ben dat gekrabbel haast verleerd..."
'k Heb toen pen en papier genomen
en 't adres werd gedikteerd.
Tja" zei Stijn, wat mot er in staan...
't is een kanjer van 'n vrouw;
maar... dat kun je toch niet schrijven!
Schrijf maar... dat ik van d'r hou."
Ik schreef: Lieve Annebetje,
dit is een briefje, uit naam van Stijn,
die je meldt dat zijn gevoelens
Altijd nog dezelfde zijn."
Maar daarmee had Stijn geen vrede;
hij zei: Bah! Wat klinkt dat flauw!
Kan ze daar nou wel uit lezen
dat ik... dat ik van d'r hou?"
'k Heb 't nog duideliker geschreven.
Toen zei Stijn: Verdomd-nog-toe,
wat mot ik d'r mér van maken?
'k Wil wel, maar ik weet niet hoe\
'k Zit nou wel te prakkezëre,
maar U doet het ook zo gauw!
Dokter, staat er nou ordentlik
dat ik... dat ik van d'r hou ?"
'k Heb 't hem nog eens voorgelezen.
Stijn zei: Ja, zo is 't oll reit."
En hij keek door de patrijspoort
naar een wolkje in 't verre wijd.
Na een diepe stilte zei die:
,,'k Schud ze maar niet uit me mouw.
Maar wil U nog n keer zette
dat ik... dat ik van d'r hou ?"
iimmiMiimiMimiiittiMitiiMiimiiiiMiiiuiiiiiitiMiiiiiiliiiiiiiiiii
en men kan haar niet aanzien zonder aan
genaam gestemd te worden. Zij vraagt mij
welke roman zij in godsnaam zal lezen, daar
hare keuze uitgeput is en het mag mij ge
lukken hare belangstelling voor Dostoiewsky
te winnen, dien zij tot mijne verwondering
niet kent. Dan wend ik mij tot eene slanke
jonge dame op een schimmel. Ik weet dat
in dezen schimmel de oude Baron E. een
onverdeeld aandeel heeft. Voor zijn jaren
een goed ruiter, geeft hij bij het springen
de teugels niet altijd vrij, zoodat Mlle Miei
dikwijls van ergernis de tranen in de oogen
springen, wanneer zij noodgedwongen haar
witte lieveling aan den hardhandigen mag
naat moet overleveren.
Overigens kan ik over deze jonge dame
niet tevreden zijn. Kort geleden is hier n.l.
de bekende kinospeler Valdemar Psilander
gekomen en in de manege verschenen om
dagelijks een paard te berijden. Het gevolg
was, dat in de loge dames verschenen, die
hun leven nog geen voet in deze rijschool
hadden gezet, zoodat de sombere Directeur
nog somberder keek dan ooit. Psilander reed,
ik moet het zeggen bescheiden in alle op
zichten en gaf niet den minsten aanstoot. Zelfs
heb ik den halfgod beklaagd als hij afgemat
in de zaal wenschte uit te rusten, maar door
eenige dames in een hoek werd gedrongen
en zich moest laten bewierooken. Ook de
jonge dame van den schimmel scheen door
zijne schoonheid beïnvloed te zijn en op een
morgen verlangde zij pardoes van mij dat ik
haar Psilander zou voorstellen. Ik trachtte haar
het roekelooze van zulk een wensch duidelijk
te maken, terwijl ik bovendien den schoonen
man niet kende, maar zij hield zoo aan, dat
ik mij aan de zijde van den heer Psilander
begaf en hem mededeelde dat de jonge dame
die juist eene volte maakte wenschte dat
ik hem voorstelde. De heer Psilander zag
mij door zijne monocle op eene wijze aan
die mij niet beviel en zeide in gebroken
Duitsch dat hij al te slecht zijne talen sprak.
Ik kon deze verontschuldiging niet
accepteereri en vroeg hem op .den man af of hij
toestemde ja dan neen, waarop hij eenigszins
onthutst met graagte aannam. Kort en goed
het geheel is eene geschiedenis geworden,
die niet anders dan onsympathiek kan
heeten, waarin echter mama blijkbaar heeft
toegestemd, zoodat ik mij als gedechargeerd
beschouw. Maar mijne illusie omtrent de
jonkvrouw op den schimmel is verdwenen.
Bij een hoek word ik aangereden door
een wildeman: het is de heer F..., liever
Ridder von F..., zelfs F... Pacha, waarbij
ik in het midden laat welke van beide titels
hem meer hebben gekost. Mijn kameraad,
die F. niet lijden kan, komt naar mij toe en
wil dat ik den Ridder onderstboven rijd: ik
kan mij tot deze manoeuvre echter n'et be
wegen. De heer F. Pacha is een Don Quijote
die in Budapest met niemand omgaat en
zich vergenoegt met een zekere zelfverheer
lijking. Zijne komst in de manege wordt
vooraf gemeld en begeleid door twee
livreiknechts treedt hij binnen. In de arena wacht
hem zijn opperstalnjeester, de Ridder geeft
zijn zweep aan den knecht, Iaat zich in den
zadel lichten, neemt de zweep, de bedienden
groeten en hij begeeft zich dan in stap. Het
zelfde decorum begeleidt hem overal en zoo
heeft hij in den schouwburg een bediende
die met de zorg voor zijne binocle belast