Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
22 Maart '14. No. 1917
schilders, die buitengewone goede zaken
maakten, dan is het wel begrijpelijk, hoe
hier over het algemeen een bewonderende,
benijdende, geestdriftige gezindheid leeft ten
opzichte van veel wat Amerikaansch is en
sinds lang voor velen het Amerikaansche
beteekent het liberale, vooroordeelsvrije, on
belemmerd krachtsvolle, waarachtig
menschwaardige leven, dat het klein en benauwd
Hollandsche ten voorbeeld gesteld mag
worden.
Deze gezindheid noemt men dan het
Americanisme.dien voorkeur voor den
Amerikaanschen geest, van wien men zou
wenschen dat hij ons vermost en versteend
eigen nationaal leven doordrong.
Nu is er in West-Europa zeker geen land,
waar die genoemde geest meer het gelijk
aan zijn zijde schijnt te hebben dan juist
dit klassieke land van den waterigen
Watergeus. Wij vormen geen vaste gemeen
schap, als de Engelschen, maar wij zijn
ook geen individualiteiten. Het individualisme
bracht het hier nog nooit verder dan tot sepa
ratisme, particularisme.tot groepen en clubjes,
alle min of meer vijandig tegen elkaar. Wat een
verrafeld en verworden idealisme aan be
lemmeringen het frissche leven en de lust
tot daden tegenover kan stellen, dat heeft
het hier gedaan, in dit kleine, lage, nevelige
land, waar alles vanzelf trager vloeit,
vadziger," sloomer, stijver zich. beweegt,
bekrompener, angstvalliger, pietluttiger wikt
en weegt, preutscher, zwakker, kwaadaar
diger, behoudender gevoelt dan in de andere
landen, zelfs de kleine. Hartstocht is hier
nog altijd een zeldzaam, geestdrift een bijna
verboden artikel, en bedachtzame gematigd
heid en vrees voor het belachelijke onze
gewone levensstaat. Nog altijd is ons volks
leven,'in zijn algemeenheid, niet opgenomen
in de groote geestesstrooming. Men over
weegt hier te veel, naar allerlei conventie
en persoonlijk verstandelijk inzicht, juist als
in den tijd, toen men snelvarende trek
schuiten" voor 's lands welvaart nuttiger
oordeelde dan spoorwegen. Zij hadden ge
lijk, die dit wijs advies gaven, dat er geen
behoefte was aan spoorwegen. Maar er is
heel zelden een bepaalde behoefte aan welke
vernieuwing ook van het materieele leven.
De nieuwigheden worden ons opgedrongen
en dan komt de behoefte naderhand...
wat wel onredelijk lijkt en onbillijk tegen
over het bestaande.
Wij waren toen wel een grappig volkje,
met onze lange jassen en lange pijpen en
trekschuiten, maar zeer intellectueel of ge
voelig waren wij toch niet. En daar zit hem
de knoop. Alleen een diepzinnig contempla
tief, een fijn en zachtgevoelig, zeer intellec
tueel volk zou, om redenen van harmonie
en hoogere geestesbeschaving, misschien de
materieele vooruitgangen kunnen afwijzen,
maar bij ons beteekende dit niet heel veel
meer dan traagheid en schuwen van nieuwig
heden. Sedert zijn wij tot al die dingen toch
gekomen en bevonden ons er vrij wel bij.
Met deze volkservaringen achter zich, is
het niet te verwonderen, dat vele respec
tabele lieden, met meer geestdrift dan godde
lijke rede toebedeeld, als zij bovendien in
Amerika gereisd en van die bedenkelijke
business-poëtiseerende boekjes gelezen heb
ben, voor ons goede vaderland niets beters
wenschen, dan ook een weinig van die
koortsige energie, dat reëe en rappe en
aarzellooze, dat zoo voordeelig contrasteert
tegen ons gewone treuzelige, flauwe en
onzekere doen. Met een beroep op Neêrlands
glorie-tijdvak en de Republiek der Zeven
Provinciën, wordt dan, in hoofdartikels of
dagelijksche leuterschrijyerijtjes, de lieve
jeugd opgewekt de Amerikanen, jong en oud,
na te volgen en met bv. tintelende oogen, de
blos der gezondheid op de wangen," iets (de
hemel weet wat en waarom) ferm aan
te pakken." En zóvergiftigend werken
zulke weinig doordachte aanmaningen en
oppervlakkige geestvervoeringen, dat men
het hier en elders zoowaar beleven kon,
jongeheertjes van de Padvindersbeweging na
schooltijd bij de luyden te zien aanschellen,
om zich aan te bieden voor werkjes als
tuin opharken, turf opstapelen,
plaats-schrobben en- dergelijke.
Men had hun gezegd, dat Amerikaansche
kinderen zich ook in hun vrije uren trachten
nuttig te maken en reeds zelf wat te ver
dienen. En dat dit hoog verdienstelijk is,
als uiting van levenskracht en vroegtijdige
zelfstandigheid!
Het is om al deze bedenkelijke teekenen
van een veldwinnend Americanisme, een
ware verheugenis dit boek van Dr. Van
HllllimillMIHHlIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIM/IIIIIHMIIIIIIIIimimilllUIIIIIIII
FEUILLETON
HET DUIVELTJE-IN-DE-FLESCH
NAAR HET ENGELSCH
VAN
ROBERT LOUIS STEVENSON
Er leefde eens een man, die een inwoner
was van het eiland Hawaii en dien ik zal
noemen Keawe. En de plaats van zijne
geboorte is niet ver van Honaunau, waar
het gebeente van Keawe de Qroote begraven
ligt. Deze man was naarstig, arm en dapper.
Hij was een bekwaam zeeman en had eenige
jaren gevaren ter walvischvangst op de
Hamakua-kust. Maar ten laatste werd hem
het verlangen de groote wereld en de vreemde
steden te zien te machtig, en hij ging scheep
naar San Francisco.
Dat is een fraaie stad; en voornamelijk
n heuvel is als bedekt met paleizen. Op
dezen heuvel liep op een goeden dag Keawe
te wandelen met een dikke
porte-monnaiemet-geld in zijn zak. Wat 'n mooie huizen,"
dacht hij en hoe gelukkig moeten wel de
menschen zijn, die daarin wonen en die geen
zorgen kennen voor den dag van morgen." En
zoo denkende, stond hij tegenover een huis, dat
wel kleiner was dan de andere maar daar
entegen opgepoetst en fijn afgewerkt als een
lijfsieraad; de stoep was als zilver, de
randen der schutting van den tuin als behan
gen met bloeiende guirlanden en de vensters
leken van kristal. In een dier vensters, die zoo
helder waren, dat hij zichzelf daarin zien
kon, als in het doorzichtige water aan de
kust de visschen, bemerkte Keawe een be
jaard man, met een kaal hoofd, en een ge
zicht, waarop duidelijke teekens van kommer
en verdriet te lezen stonden. De oude man
zag Keawe aan en deze hem, en de waar
heid is dat zij elkaar benijdden.
Maar opeens glimlachte hij, knikte tegen
Mourik Broekman verschenen te zien en
het aan te kondigen, als een zachtwerkend,
doch secuur tegengift tegen allerlei vlagen
van misplaatste opgewondenheid. Uitteraard
reizen vooral de zakenman en de journalist
in de Vereenigde Staten en hun geestdrift,
van den een voor het schitterend
businessleven, van den ander voor het beweeglijke,
rumoerige, veel-copyleverende, dreigt op
den duur het gansene- rustige Hollandsche
volksleven aan te tasten, met de
allernoodlottigste gevolgen van onnatuur en misken
ning van eigen aard. Dit boek echter van
dr. Broekman kan velen van de dwalingen
huns weegs terugbrengen, omdat het zoo
bezadigd en degelijk, ganschelijk sine ira
et studio, schijnt opgezet door iemand, die
land en volk daarginds goed heeft gekend.
Het geeft ons allereerst de meest moge
lijke nutte inlichtingen, zorgvuldig en nauw
gezet bijeengebracht, gerangschikt en over
wogen. De Amerikaansche samenleving, de
politiek, het gezinsleven en de opvoeding,
het onderwijs in al zijn graden, de gods
dienst en ten slotte de algemeene ontwik
keling der Amerikanen worden, in den breede
en rustige, ontwikkeld en beschouwd, waarbij
?gewetensnauw een iegelijk krijgt wat hem
schijnt toe te komen, in het blijkbaar besef,
dat het veroordeelen van een geheel volk,
als van een geheel historisch tijdvak, een
hachelijk bestaan is, dat misschien den
veroordeëlaar zelf het meest veroordeelt.
Ziehier wat dr. V. M. B. zegt over het
zakenleven als de glorie van den
Amerikaanschen geest:
Business, een vertaalbaar woord, is een
onvertaalbaar begrip. Alleen de geboren
Amerikaan kan het bij intuïtie verstaan en
de diepte er van peilen. Het is het inbegrip
van alle nationale grootheid en persoonlijke
voldoening.
Het hoogste ideaal is volmaking in business.
De jonge knaap droomt van in business gaan
en de afgeleefde grijsaard dankt in een lang
leven in de mysteriën van het business-leven
ingewijd te zijn. De man in business zegt,
dat er maar n leven op aarde een man
waardig is, en dat hij het leidt. Een critisch
buitenstaander zal echter zeggen dat het
business-leven eea nuchter prozaïsch leven
is, waar het er eenvoudig om te doen is
winst te maken; hij vergete echter niet dat
door de toewijding daarin betoond, het pro
zaïsche leven bezield wordt, en dat de ernst
waarmede gewerkt wordt, groote karakter
eigenschappen tot ontwikkeling brengt. De
graad van volmaaktheid, waartoe het
businessleven, van zaakkundig oogpunt bezien, op
gevoerd is, maakt dan ook dat men niet dan
met bewondering er op staren kan, en ieder
moet wel onder den indruk komen van de
groote scherpzinnigheid en genialiteit, die
daar openbaar worden?"
Wie zoo spreekt, is zeker niet eenzijdig
tegen het volk ingenomen en naar hem kan
men veilig luisteren, ook als hij andere
klanken doet hopren.
Luister hoe hij het Amerikaansche mate
rialisme verontschuldigt: Er zijn materialis
ten, die opgaan in het zorgen voor het
stoffelijk welzijn van zichzelven en de hunnen,
en er zijn er, die ondergaan in het zich
overgeven aan materieel genot. Dat de Ame
rikanen het eerste doen, dat zij bovenal
beheerscht worden door de zorg voor
stoffelijken welstand, kan niet ontkend worden,
maar zeker is toch ook, dat zij niet
behooren tot de tweede categorie, die van genot
zoekers. Het is opmerkelijk, dat het maat
schappelijk bestaan wel materialisten in
eerstgenoemden zin van hen gemaakt heeft,
maar tevens verhinderd in de fouten van
het andere materialisme te vervallen. Ame
rika is een nieuw land. Vooral waar van den
bodem op begonnen moet worden om het
maatschappelijk gebouw te doen verrijzen,
is het volkomen begrijpelijk, dat de aan
dacht gevestigd wordt op materieele belan
gen, daar welvaart het hechte fundament er
van moet zijn.... Wanneer nu een heel volk
zich inspant om welvaart te bevorderen,
koortsachtig gejaagd, met opgeven van rust
en genoegens, vergetende dat er nog andere
verlangens zijn, dan is het geen wonder dat
dit een stempel drukt op zijn heele wezen.
Cultuur van den bodem ... gaat boven cul
tuur van den geest; de problemen van het
business-leven zijn belangwekkender dan die
van het zieleleyen; en daardoor bestaat in
Amerika geestelijke armoede naast materieelen
rijkdom. Men krijgt er soms den indruk dat
het volk nog geen tijd heeft gehad om zich
te bezinnen over andere noodzakelijkheden;
het werkt voor het naastbijliggende."
Dit is, dunkt mij, een zoo kalm welwil
lende beschouwing van den Amerikaanschen
lllllllllllmlIlllllllllillllllltllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIII
Keawe en wenkte dat hij zou binnen komen.
Ja, dat is een mooi huis," zei de man.
Wil je het niet eens van binnen zien?"
En hij leidde Keawe van de kelder naar
de nok en door de kamers van alle verdie
pingen.
Kedaer," zei Keawe, of het een prachtige
woning is; als ik erin woonde, dan zou ik
de lieve lange dag vroolijk zijn. Waarom is
u dan zoo treurig gestemd ?"
D'r is geen enkele reden" zei het oudachtig
heertje waarom jij niet precies zoo'n zelfde
huis, of nog veel mooier hebben zoudt.
Als je wil. Je hebt toch immers wel wat geld?"
Vijftig dollars," zei Keawe, maar ditte
zal wel duurder weze."
Het spijt me, dat je niet meer hebt," zei
hij, want naderhand heb je er misschien
last mee. Maar 't is jouw voor vijftig dollar."
Het huis?" vroeg Keawe.
Nee, niet het huis," antwoordde het
grijsaardje, maar de flesch. Want, tegen jou
gezegd, al denk je nou dat ik erg rijk ben
en gelukkig, mijn heele vermogen, en alles,
komt uit n flesch, niet veel grooter dan
een pint. Hier is-die."
En hij haalde uit een stevigdichtgegrendelde
kast een flesch met 'n ronde buik en 'n lange
hals tevoorschijn; 't glas was wit als
melk met een weerschijn van
paarlmoerkleuren. Binnenin bewoog 'r iets, als een
schaduw en een vlam.
Nou geloof-i me niet," zei het heertje
toen Keawe lachte. Probeer dan maar 's
of je 'm stuk kunt gooien."
Keawe nam de flesch en smeet 'm tegen
den vloer; maar ze sprong op als een elastieke
bal en er was geen barstje in.
Das vreemd genoeg," zei Keawe, want
as me zinne me niet bedriegen, dan is 't glas
en anders niet."
Ja, ja, glas is 't," antwoordde het grijze
heertje, en hij loosde een klaaglijke zucht.
Maar gesmolten en geblazen in de hel. D'r
zit 'n geest in ; dat is de schaduw, die je
geest als men maar verlangen kan. En zelfs
deze critiek klinkt niet heftig of hardvochtig,
waar de schrijver spreekt over het al of niet
wenschelijke van Hollandsche emigratie. Rijk
worden, wat door velen gehoopt wordt,
gebeurt niet licht; zrch een goed bestaan
te verzekeren is voor oppassende menschen
gewoonlijk wel mogelijk. Voor ongetrouwde
mannen is het gemakkelijker zich door den
eersten moeilijkeh tijd heen te slaan dan
voor gezinnen. Wanneer men zich in Neder
land redden kan?is het .. meestal niet
aanbevelenswaardig naar Amerika te gaan,
zelfs wanneer men het daar beter kan hebben,
omdat er vele andere dingen tegenover
staan. Het harde en hardvochtige leven in
den vreemde, waarbij de vrouw het meest
moet lijden, onder ongezelligheid, eenzaam
heid en andere beproevingen, terwijl veelal
de opvoeding der kinderen niet tot haar
recht kan komen, is een groot bezwaar. Hoe
minder men in welstand en hoe meer men
in geestelijk bezit de waarde van het leven
zoekt, des te zekerder kan men zijn dat
Amerika niet het land van belofte is."
Deze laatste zin, zoo rustig, zoo weinig
hartstochtelijk gezegd, bevat echter in kort
begrip den geest van dit boek. Het is, in
ajle kalmte, toch het onwrikbaar vaste ge
zichtspunt, van waar uit het Amerikaansche
leven dór den schrijver beschouwd is en
men moet hem dankbaar zijn dat hij alle
overweging ten slotte hiertoe terugbracht.
(SlOt VOlgt.) (FRANS COENEN
* * *
Muziek in de Hoofdstad
Arnold Schönberg
Schönberg is de nieuwe meester, wien wij
in den gehallucineerden avond tegemoet
togen. En men denkt bij zulke voorvallen
gaarne aan die plaats uit de Confessions
Rousseau, waar de schrijver den morgen
der jeugd introk door een klare zon, welke
over de heuvelen lichtte tot aan den vagen
einder, terwijl iedere boom en struik lachend
trilt in den glans, mensch en dier, die
voorbijgaan, gedrenkt zijn in eene panthe
stische vreugde en melancholie. Zoo ver
wacht men den kunstenaar: een god uit eene
goddelijke wereld. Het is de eenige waan,
die ons rest als hoon voor de tegenwoordige
cultuur, afdwalend van hare schoonste en
gelukkigste profetieën.
Maar Schönberg heeft een ander standpunt
en ik zal het mijne niet ruilen met het zijne.
Gelijk Kandinsky observeerde in de schilde
rijen van zijn vriend: Eine Vision" istauf
einer ganz kleine Leinwand nur ein Kopf.
Stark sprechend sind nur die rot umrandeten
Augen. Ich möchte die Schönbergsche Malerei
ani liebsten die Nurmalerei nennen"... dit
Nur" vonden wij terug in zijne jongste
orcheststukken als een veel kwaadaardiger
methode, dan zij denkelijk zal blijken in zijne
doekjes, de Visioenen", welke men mag
identificeeren met zijne laatste muziek. Beiden
zijn intuïtief gevonden uit de inwendige natuur.
Wat de uitwendige natuur doet vibreeren in
de ziel van Schönberg is hem niet sympathiek
noch waardevol, zoodat hij zijne portretten
en landschappen met een muzikalen term
noodzakelijke vingeroefeningen" noemt.
De gevolgen dezer eenzijdige zienswijze
hebben de musici echter meer verrast dan
de schilders, in wier kunst dit
hyper-individueele uitgangspunt misschien praktisch
mogelijker is, misschien minder tot bewust
heid komt tegenover een tweeden persoon.
Dit zijn namelijk de bezwaren, waarom
een musicus de composities van Schönberg
nimmer zal kunnen adopteeren: de monster
achtigheid der praktijk en hun
hyper-individualisme; andere aesthetische factoren kan
men geheel buiten beschouwing laten.
Wat blijkt inderdaad, nu Schönberg de
vingeroefeningen" van zijn strijkkwartet,
zijn Pelléas et Mélisande, eindelijk over
wonnen heeft?
Dat hij alle instrumenten tegen-natuurlijk
aanwendt en in hunne meest redelooze onwaar
schijnlijkheden, waarvan men het stuitende en
afkeurenswaardige nog beter zal beseffen,
wanneer men zich herinnert, dat die instru
menten tot heden bespeeld worden door
menschen. En zie wel het onderscheid, wan
neer gij Schönberg wilt verdedigen wegens
zijn picturale karakteristieken: de meest
bizarre kleur-mengeling is realiteit, zoodra zij
er staat, het coloriet eener partituur daaren
tegen moet telkens en telkens gerealiseerd
worden. En die Schönberg wil verdedigen,
omdat hij het individualisme magnificeert,
herinnere zich, dat orchestleden eene even
vitale individualiteit bezitten als de componist
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiMiliiiiiiiiilliiiiiiiiiiiliiimiHiiiiiiiiimiitiiiitiii
ziet bewegen. Koop je de flesch, dan is de
geest, die d'r in zit, je slaaf. Alles wat je
wil, alles wat de aarde voor schatten heeft
en genot, kan je krijgen. Napoleon had 'm
'n tijdje en veroverde de aarde; maar hij
verkocht 'm op 't laatst en viel; Captain
Cook heeft 'm gehad, en daardoor drong-i
zoo gemakkelijk zooveel eilanden binnen;
maar hij verkocht 'm ook en werd toen
verslagen op Hawaii. Want verkoop je 'm,
dan ben je ook zijn macht kwijt."
Waarom wou uwe 'm dan kwijt weze,
as 'k vrage mag," zei Keawe.
Ik wor oud en ik heb alles wat ikwensch.
n ding kan de geest niet doen niet je
leven lengen; en dan is er nog een leelijk
punt dat ik ook niet verzwijgen mag. Kom
je te sterven, als je 'r nog bezitter van bent,
dan moet je branden, eeuwig, in de hel."
Sjonge, da's 'n kwaje," riep Keawe uit.
Ik heb 'r niks niemendal mee van nooje."
Komaan, nou moet je niet zoo in eens
doorhollen, m'n goeie man. Kijk, je koopt 'm,
je maakt 'r een matig gebruik van, en ver
koopt 'm aan de een of ander, zooals ik
aan jou.
Jawel," zei Keawe dat mag mooi weze,
maar wa'k zie, da's eerst, dat uwe loopt te
zuchte as 'n juffertje, die verliefd is om d'r
hart en tweedens, dat uwe 'r niet bijster
duur mee is, ook niet."
Ik heb je al gezegd, waarom ik zoo zucht.
Maar waarom ik er goedkoop mee ben, zal ik
je nou verklaren. Lang geleden, toen de duivel
er voor 't eerst mee hierboven kwam, is-i
er erg duur mee geweest en de eerste maal
is-i zeker wel voor millioenen dollars ver
kocht, aan Prester John, maar je kan 'm
alleen voor minder verkoopen, dan waarvoor
je 'm gekocht hebt. Anders komt-i terug as
'n hond, of'n hokvaste duif. Natuurlijk is de
prijs aldoor lager geworden. Ik zelf heb
hem gekocht van een van mijn buren hier,
op de heuvel, voor negentig dollar. Nu zou
ik 'm kunnen verkoopen voor negenentachtig
Schönberg, wiens eerste plicht van individua
list ware geweest de individualiteit van an
deren niet te schenden. Schönbergs techniek
is industrieel en Amerikaansch. Het zuiver en
fijn gecompliceerd geheel, dat wij hoören,
wordt machinaal te voorschijn geroepen als
een modern horloge, een modern rijwiel,
waaraan honderde individualiteiten automa
tisch en verstarrend werken.
Het blijkt verder, dat hij zijne hoorders
misbruikt, wijl hij onverstaanbaarheden
spreekt. In dit opzicht is Schönberg zdfs
geene actualiteit, daar wij reeds jaren ge
leden dezelfde vergissing beleefden in Gor
ters impressionistische klank-verzen; het
Nurmalerei" van Kandinsky behoeft slechts
omgezet te worden in Nurklang. Doch de
waaghalzerij der dichters is ook hier minder
ernstig en gevaarlijk dan de waaghalzerij
der componisten. Een boek kan een per
soonlijk bezit en een eigen schat van mij
worden, echter niet een muziekstuk, dat eerst
volkomen leeft in zijne uitvoering en in de
maatschappij, ook al wordt zij slechts ver
tegenwoordigd door de tweeduizend bezoe
kers van het Schönberg-concert. En elke
maatschappij heeft hare occulte verlangens,
hare tastbare levensliefde, hare groote en
mysterieuse zielswetten. Men kan er zich
tijdelijk aan onttrekken om eene kunst te
scheppen voor eene toekomstige maat
schappij, men kan haar niet ontgaan. Want
dit behield de hedendaagsche beschaving
van de antieke en middeleeuwscheculturen:
de muziek, zij in 't verzwakten vorm, bleef
een onmiddellijk bestanddeel der samen
leving, minder hiëratisch, minder schoon,
doch steeds nog algemeen.
Heeft Schönberg dus 't recht, bij dien
ovefmatigen hartstocht voor zijne innere
Natur" en hooghartig gewild isolement, om
de aandacht van volle zalen te vragen?
Is het bovendien geene inconsequentie?
Wanneer ik de structuur zijner rythmiek en
melodiek naga, de twee essentiëelste func
ties eener compositie, dan krijg ik lust om
ondanks mijn respect voor Schönbergs ken
nis, hem te verzoeken ons niet meer lastig
te vallen met zijne werken. In verleden,
heden noch toekomst merk ik
aanknoopingspunten, met de vijf hier gespeelde orchest
stukken. Men kan alle begrippen onzer kunst
projecteeren tot hare verste en dwaaste
mogelijkheden, elke eisch der theorie
liquideeren, men trekt ook dan zelfs geen ver
bindingslijnen naar eenigen tijd, omdat deze
muziek op geen andere toekomst wijst dan
die van Schönberg.
Afgezien van de geluiden, welke, hoewel
bekoorlijk soms, niets menschelijks meer
hebben en in hunne grauwe afschuwelijk
heid dikwijls doen denken aan den duivel
van Dante, die van zijne aars eene
trompet maakte", is het mij geheel on
mogelijk in het werk van Schönberg meer
te zien dan de uiting eener verregaand en
tragisch geatrophieerde persoonlijkheid. In
zijne muziek is de melodie onvindbaar en nu
heeft men ook beweerd, dat Debussy de
melodie ophief, doch merk wel het verschil:
Niemand kon bij Debussy aanvankelijk het
melodische element als zoodanig waarnemen,
omdat het ongekend en nieuw klonk, in
Schönberg's orcheststukken zal men nooit eene
melodie hoören, ook niet al worden zij po
pulair als een menuet van Haydn. Het rythme
is bij Schönberg onvindbaar, wijl dit slechts
melodisch gedacht kan worden, de toon
ontbreekt, wijl hij van het atonale uitgaat.
Zoo verveelt hij niet, ergert niet, enerveert
zelfs niet. Hij speelt buiten ons bewustzijn,
innerlijk en uiterlijk, wij storen ons niet aan
zijne kunst, tenzij wij verlangen naar schoon
heid en menscheüjkheid. Dan plaatsen ons
zijne gemakkelijke cerebralismen voor vele
bitterheden.'
Schönberg is een zachtmoedig, beminnelijk
mensch en hoe komt hij aan die infernale,
rustelooze visies? Dit is zijn waan en zijn
manie, hij werkt einem inneren Zwange
folge", hij beschouwt zich als het offer eener
fataliteit. Tegen deze opvatting zal ik nooit
iets inbrengen, doch betreur het, dat niet
liefelijker machten zich zijner bemeesteren,
want hier ligt het andere en pijnlijke verschil
met Debussy: Het werk van den
Franschman is immer gedrenkt in schoonheid,
Schönberg's kunst heeft een somber, leeg
aspect.
MATTHIJS VERMEULEN
* * *
De Uitgevers en het Auteursrecht
De schilder M. Monnickendam zond ons het
hiervolgend antwoord op het adres verzonden
aan den Minister van Justitie door de
Vereenidollar en negenennegentig cents, maar geen
cent duurder. En het moet specie zijn waar
mee je hem betaalt."
Hoe weet ik, dat dat allemaal waar is,
en geen bedrog ?" vroeg Keawe.
Wat ervan kan je dadelijk onderzoeken,"
antwoordde het heertje. Geef me je vijftig
dollar, neem de flesch en wensch, dat je
vijftig dollars weer in je porte-monnaie zit
ten. Voel je ze d'r niet, dan zweer ik je, dat
de keop ongedaan is, en ik je je geld terug
geef."
Eerlijk?' vroeg Keawe.
En het oudachtig heertje zwoer een
duren eed.
Nou, dat kan ik altijd probeeren," zei
Keawe. En hij ruilde zijn geld tegen de flesch.
,,Duiveltje-in-de-flesch,' zei Keawe, ik
wil m'n dollars terug." En kijk, nauwelijks
had hij deze woorden gezegd, of hij voelde
zijn broekzak weer zoo zwaar worden als
even te voren.
Dat's een verbazende flesch," zei Keawe.
Geluk 'r mee. En nou, goeie reis samen,
met de duivel en z'n flesch."
Heila, stop, man," zei Keawe. Hou jij je
flesch maar. Ik mot 'm niet."
Ja, nu is het te laat." En daarop riep
het heertje een zoon van het Hemelsche Rijk
en Keawe werd aan de deur gezet.
Nu," dacht Keawe bij zichzelf, het kan
waar zijn en het kan niet waar weze." En,
eerst om het te onderzoeken, zette hij, waar
'r maar weinig voorbijgangers waren, zijn
flesch ergens in 'n goot en liep weg. Twee
keer keek hij om en zag de meik-witte flesch
nog staan op dezelfde plaats. Maar de derde
maal, juist toen hij de hoek van een straat
omsloeg, floep, daar rekte de lange hals
zich uit en met een sprongetje was de dikke
buik in zijn pajekker.
Toen richtte Keawe zijn schreden naar
de kaai, waar zijn schip lag, ging aan boord
en opende zijn kleeren-kistje om er het ge
heimzinnige ding in op te bergen.
ging ter Behartiging van de Belangen des
boekhandels in zake de Auteurswet.
Het adres zegt, dat vór 1912 kunstwerken
gereproduceerd werden onder de wet van
die dagen"; maar in die dagen bestond er
geen wet op geestelijken eigendom, het was
dus een wet van roof en diefstal.
De kunstenaars waren al zoo gelukkig,
vervolgt het adres, want reproduceeren was
zulk een reclame voor hun werk; maar ter
zelfder tijd had b.v. Alma Tadema, die zich
als Nederlander had laten afschrijven, een
vorstelijk inkomen, alleen door de tantièmes
van de platen naar zijn schilderijen.
Het adres zegt niet, dat de uitgevers hun
zoons konden laten studeeren en hun dochters
bij huwelijk flinke uitzetten konden mee
geven, door hetgeen zij verdiend hadden aan
de reproducties van het werk der beeldende
kunstenaars, terwijl die kunstenaars hun
zoons niet konden laten studeeren en hun
dochters geen uitzetten konden meegeven.
En nu die kinderen aan de hand van de
wet hun deel komen opeischen van de gel
delijke opbrengst van den geestelijken arbeid
van hun vaders, nu weeklaagt het adres dat
daardoor zooveel kapitaal onttrokken wordt
aan den Boekhandel. Maar, Mijne Heeren,
daarvoor is juist de wet gemaakt! En, gaat
het adres voort, dat geld komt niemand ten
goede.
Dit is een leugen en een beleediging. Het
geld komt ten goede aan de directe nabe
staanden van den kunstenaar.
Het adres jammert, dat de boekhandel aan
sommige uitgaven zooveel geld verliest,
maar heeft die eendere handel aan die
kunstenaars, die zoo blij waren met de
reclame" niet altijd geldelijk nadeel be
rokkend ?
Het doel van het adres is, het daarheen
te leiden, dat geen reproductie-rechten zullen
worden geheven van alles wat vór 1912
is vervaardigd.
Ik dateer mijn schilderijen, dus noch ik
noch mijn kinderen zullen eenig verhaal
hebben op het gereproduceer van vór 1912
gedateerde schilderijen.
Van Beeldende Kunstenaars, die hun werk
niet dateeren, zal hoogstwaarschijnlijk alles
wel geantidateerd worden, het zal alles
heeten gemaakt te zijn vór 1912. Bewijs
maar dat het niet zoo is.
En de uitgevers zullen wel geen repro
ducties maken van al wat ontstaan is na
1912, want dan zou er weer geld worden
onttrokken aan den uitgevershandel wat
niemand ten goede komt" (niemand: de ver
vaardiger en zijn nabestaanden!) en zij zullen
slechts reproduceeren wat vór 1912 gemaakt
is, waarvan alle winst ten goede komt aan
de uitgevers en hun nazaten.
Multatuli heeft voor jaren gezegd: Er is
een roofstaat tusschen de Dollart en de
Schelde; de Staat betert zich en vaardigt
een wet uit op den geestelijken eigendom,
de Vereeniging ter Bevordering van de
Belangen des Boekhandels wenscht den roof
staat terug.
MARTIN MONNICKENDAM
Gaarne maak ik van de mij door de
Redactie geboden gelegenheid gebruik, om
eenige zakelijke opmerkingen te plaatsen
onder deze ontboezemingen van den heer
Monnickendam.
*Jn het bedoelde adres van het Bestuur
der Vereeniging tot Bev. v. d. Belangen des
Boekhandels wordt o. m. gevraagd, dat alle
vór de invoering van de Auteurswet 1912
bestaande kunstwerken weer vrij gerepro
duceerd zullen mogen worden. Men behoeft
zich echter geen oogenblik ongerust te
maken, dat deze wensch in vervulling zal
gaan, en de adressanten zelf, die voor een
zóingrijpende wijziging en verminking van
de Auteurswet die bovendien in strijd zou
zijn met de Berner Conventie, geen enkel
argument aanvoeren, zullen zich daaromtrent
ook wel geen illusies maken. Het eigenlijk
doel der adressen (want er zijn er meer:
ook de Bestuurderen van den Nederlandschen
Uitgeversbond en van den
FotografenKunstkring hebben geadresseerd) is dan ook
een ander: men wil ruimer gelegenheid dan
art. 50 der Auteurswet nu biedt, om de
vroeger gemaakte reproducties te verkoopen
en het materiaal dat daarvoor is aangemaakt
(platen, steenen, cliché's, enz.) nog voor
verdere reproducties te gebruiken, zonder
genoodzaakt te zijn daarvoor eerst de toe
stemming te verwerven van de bezitters
van het auteursrecht op de gereproduceerde
kunstwerken. Wat tot staving van dézen
Wel, Keawe, scheelt er wat aan," vroeg
Lopaka zijn maat, dat je zoo'n benauwd
bakkes trekt ?"
Zij waren met zijn tweeën alleen in de
bak, en Keawe kon zich niet bedwingen,
maar deed een omstandig verhaal van zijn
wederwaardigheden.
Ja," zei Lopaka, Keawe, heelemaal koosjr
is het niet, das zeker. Maar van d'andre
kant, en nou je 'r toch an vast zit, nou nam
'k 'r ook 't goeie van. In jouw plaats, dan
vroeg 'k 'n eige schoener, en ging handel
drijve op m'eige."
Neen, dan weet ik beter," antwoordde
Keawe, ik mos een mooj huis-met-'n-tuin
hebben aan de Kona-kust, waar ik geboren
ben, met blomme, en de zon op m'drempel,
en ruite in m' rame, en 'n schilderstukkie an
de muur, en bulle, en mooje kleeje op de
grond, en balcons."
Ik weet wat," zei Lopaka, we gane
eers trug naar Hawaii en kompallus ut asje
zet, dan mot 'k 'm, en vraag 'k 'n
schoener."
Dit werd afgesproken. En kort daarop voer
het schip af met Keawe en Lopaka en de
flesch.
Nauwelijks waren zij weer aan wal ge
stapt, of daar kwam een vriend op hen af,
die Keawe meewarig condoleerde.
Ik ben 'r gevoelig voor, man," zei Keawe
maar voor zoover ik wist, besting 'r geen
reje toe."
Maar is het mogelijk? Heb je dan niet
gehoord, dat die oom van je die ouwe
is gestorve, en zijn zoon dat fijne ventje
verdronken op zee."
Keawe werd door dit onverwachte bericht
door zoo groote droefheid overmand, dat
hij de geschiedenis met de flesch geheel
vergeten was. Maar dat was allesbehalve
het geval met Lopaka, en toen Keawe's
smart al 'n beetje tot bedaren was gekomen,
zei Lopaka: Zeg, Keawe, vergis 'k me of
had je oom land in Hawaii, district Kaii?"