De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 22 maart pagina 2

22 maart 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 22 Maart '14. No. 1917 schilders, die buitengewone goede zaken maakten, dan is het wel begrijpelijk, hoe hier over het algemeen een bewonderende, benijdende, geestdriftige gezindheid leeft ten opzichte van veel wat Amerikaansch is en sinds lang voor velen het Amerikaansche beteekent het liberale, vooroordeelsvrije, on belemmerd krachtsvolle, waarachtig menschwaardige leven, dat het klein en benauwd Hollandsche ten voorbeeld gesteld mag worden. Deze gezindheid noemt men dan het Americanisme.dien voorkeur voor den Amerikaanschen geest, van wien men zou wenschen dat hij ons vermost en versteend eigen nationaal leven doordrong. Nu is er in West-Europa zeker geen land, waar die genoemde geest meer het gelijk aan zijn zijde schijnt te hebben dan juist dit klassieke land van den waterigen Watergeus. Wij vormen geen vaste gemeen schap, als de Engelschen, maar wij zijn ook geen individualiteiten. Het individualisme bracht het hier nog nooit verder dan tot sepa ratisme, particularisme.tot groepen en clubjes, alle min of meer vijandig tegen elkaar. Wat een verrafeld en verworden idealisme aan be lemmeringen het frissche leven en de lust tot daden tegenover kan stellen, dat heeft het hier gedaan, in dit kleine, lage, nevelige land, waar alles vanzelf trager vloeit, vadziger," sloomer, stijver zich. beweegt, bekrompener, angstvalliger, pietluttiger wikt en weegt, preutscher, zwakker, kwaadaar diger, behoudender gevoelt dan in de andere landen, zelfs de kleine. Hartstocht is hier nog altijd een zeldzaam, geestdrift een bijna verboden artikel, en bedachtzame gematigd heid en vrees voor het belachelijke onze gewone levensstaat. Nog altijd is ons volks leven,'in zijn algemeenheid, niet opgenomen in de groote geestesstrooming. Men over weegt hier te veel, naar allerlei conventie en persoonlijk verstandelijk inzicht, juist als in den tijd, toen men snelvarende trek schuiten" voor 's lands welvaart nuttiger oordeelde dan spoorwegen. Zij hadden ge lijk, die dit wijs advies gaven, dat er geen behoefte was aan spoorwegen. Maar er is heel zelden een bepaalde behoefte aan welke vernieuwing ook van het materieele leven. De nieuwigheden worden ons opgedrongen en dan komt de behoefte naderhand... wat wel onredelijk lijkt en onbillijk tegen over het bestaande. Wij waren toen wel een grappig volkje, met onze lange jassen en lange pijpen en trekschuiten, maar zeer intellectueel of ge voelig waren wij toch niet. En daar zit hem de knoop. Alleen een diepzinnig contempla tief, een fijn en zachtgevoelig, zeer intellec tueel volk zou, om redenen van harmonie en hoogere geestesbeschaving, misschien de materieele vooruitgangen kunnen afwijzen, maar bij ons beteekende dit niet heel veel meer dan traagheid en schuwen van nieuwig heden. Sedert zijn wij tot al die dingen toch gekomen en bevonden ons er vrij wel bij. Met deze volkservaringen achter zich, is het niet te verwonderen, dat vele respec tabele lieden, met meer geestdrift dan godde lijke rede toebedeeld, als zij bovendien in Amerika gereisd en van die bedenkelijke business-poëtiseerende boekjes gelezen heb ben, voor ons goede vaderland niets beters wenschen, dan ook een weinig van die koortsige energie, dat reëe en rappe en aarzellooze, dat zoo voordeelig contrasteert tegen ons gewone treuzelige, flauwe en onzekere doen. Met een beroep op Neêrlands glorie-tijdvak en de Republiek der Zeven Provinciën, wordt dan, in hoofdartikels of dagelijksche leuterschrijyerijtjes, de lieve jeugd opgewekt de Amerikanen, jong en oud, na te volgen en met bv. tintelende oogen, de blos der gezondheid op de wangen," iets (de hemel weet wat en waarom) ferm aan te pakken." En zóvergiftigend werken zulke weinig doordachte aanmaningen en oppervlakkige geestvervoeringen, dat men het hier en elders zoowaar beleven kon, jongeheertjes van de Padvindersbeweging na schooltijd bij de luyden te zien aanschellen, om zich aan te bieden voor werkjes als tuin opharken, turf opstapelen, plaats-schrobben en- dergelijke. Men had hun gezegd, dat Amerikaansche kinderen zich ook in hun vrije uren trachten nuttig te maken en reeds zelf wat te ver dienen. En dat dit hoog verdienstelijk is, als uiting van levenskracht en vroegtijdige zelfstandigheid! Het is om al deze bedenkelijke teekenen van een veldwinnend Americanisme, een ware verheugenis dit boek van Dr. Van HllllimillMIHHlIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIM/IIIIIHMIIIIIIIIimimilllUIIIIIIII FEUILLETON HET DUIVELTJE-IN-DE-FLESCH NAAR HET ENGELSCH VAN ROBERT LOUIS STEVENSON Er leefde eens een man, die een inwoner was van het eiland Hawaii en dien ik zal noemen Keawe. En de plaats van zijne geboorte is niet ver van Honaunau, waar het gebeente van Keawe de Qroote begraven ligt. Deze man was naarstig, arm en dapper. Hij was een bekwaam zeeman en had eenige jaren gevaren ter walvischvangst op de Hamakua-kust. Maar ten laatste werd hem het verlangen de groote wereld en de vreemde steden te zien te machtig, en hij ging scheep naar San Francisco. Dat is een fraaie stad; en voornamelijk n heuvel is als bedekt met paleizen. Op dezen heuvel liep op een goeden dag Keawe te wandelen met een dikke porte-monnaiemet-geld in zijn zak. Wat 'n mooie huizen," dacht hij en hoe gelukkig moeten wel de menschen zijn, die daarin wonen en die geen zorgen kennen voor den dag van morgen." En zoo denkende, stond hij tegenover een huis, dat wel kleiner was dan de andere maar daar entegen opgepoetst en fijn afgewerkt als een lijfsieraad; de stoep was als zilver, de randen der schutting van den tuin als behan gen met bloeiende guirlanden en de vensters leken van kristal. In een dier vensters, die zoo helder waren, dat hij zichzelf daarin zien kon, als in het doorzichtige water aan de kust de visschen, bemerkte Keawe een be jaard man, met een kaal hoofd, en een ge zicht, waarop duidelijke teekens van kommer en verdriet te lezen stonden. De oude man zag Keawe aan en deze hem, en de waar heid is dat zij elkaar benijdden. Maar opeens glimlachte hij, knikte tegen Mourik Broekman verschenen te zien en het aan te kondigen, als een zachtwerkend, doch secuur tegengift tegen allerlei vlagen van misplaatste opgewondenheid. Uitteraard reizen vooral de zakenman en de journalist in de Vereenigde Staten en hun geestdrift, van den een voor het schitterend businessleven, van den ander voor het beweeglijke, rumoerige, veel-copyleverende, dreigt op den duur het gansene- rustige Hollandsche volksleven aan te tasten, met de allernoodlottigste gevolgen van onnatuur en misken ning van eigen aard. Dit boek echter van dr. Broekman kan velen van de dwalingen huns weegs terugbrengen, omdat het zoo bezadigd en degelijk, ganschelijk sine ira et studio, schijnt opgezet door iemand, die land en volk daarginds goed heeft gekend. Het geeft ons allereerst de meest moge lijke nutte inlichtingen, zorgvuldig en nauw gezet bijeengebracht, gerangschikt en over wogen. De Amerikaansche samenleving, de politiek, het gezinsleven en de opvoeding, het onderwijs in al zijn graden, de gods dienst en ten slotte de algemeene ontwik keling der Amerikanen worden, in den breede en rustige, ontwikkeld en beschouwd, waarbij ?gewetensnauw een iegelijk krijgt wat hem schijnt toe te komen, in het blijkbaar besef, dat het veroordeelen van een geheel volk, als van een geheel historisch tijdvak, een hachelijk bestaan is, dat misschien den veroordeëlaar zelf het meest veroordeelt. Ziehier wat dr. V. M. B. zegt over het zakenleven als de glorie van den Amerikaanschen geest: Business, een vertaalbaar woord, is een onvertaalbaar begrip. Alleen de geboren Amerikaan kan het bij intuïtie verstaan en de diepte er van peilen. Het is het inbegrip van alle nationale grootheid en persoonlijke voldoening. Het hoogste ideaal is volmaking in business. De jonge knaap droomt van in business gaan en de afgeleefde grijsaard dankt in een lang leven in de mysteriën van het business-leven ingewijd te zijn. De man in business zegt, dat er maar n leven op aarde een man waardig is, en dat hij het leidt. Een critisch buitenstaander zal echter zeggen dat het business-leven eea nuchter prozaïsch leven is, waar het er eenvoudig om te doen is winst te maken; hij vergete echter niet dat door de toewijding daarin betoond, het pro zaïsche leven bezield wordt, en dat de ernst waarmede gewerkt wordt, groote karakter eigenschappen tot ontwikkeling brengt. De graad van volmaaktheid, waartoe het businessleven, van zaakkundig oogpunt bezien, op gevoerd is, maakt dan ook dat men niet dan met bewondering er op staren kan, en ieder moet wel onder den indruk komen van de groote scherpzinnigheid en genialiteit, die daar openbaar worden?" Wie zoo spreekt, is zeker niet eenzijdig tegen het volk ingenomen en naar hem kan men veilig luisteren, ook als hij andere klanken doet hopren. Luister hoe hij het Amerikaansche mate rialisme verontschuldigt: Er zijn materialis ten, die opgaan in het zorgen voor het stoffelijk welzijn van zichzelven en de hunnen, en er zijn er, die ondergaan in het zich overgeven aan materieel genot. Dat de Ame rikanen het eerste doen, dat zij bovenal beheerscht worden door de zorg voor stoffelijken welstand, kan niet ontkend worden, maar zeker is toch ook, dat zij niet behooren tot de tweede categorie, die van genot zoekers. Het is opmerkelijk, dat het maat schappelijk bestaan wel materialisten in eerstgenoemden zin van hen gemaakt heeft, maar tevens verhinderd in de fouten van het andere materialisme te vervallen. Ame rika is een nieuw land. Vooral waar van den bodem op begonnen moet worden om het maatschappelijk gebouw te doen verrijzen, is het volkomen begrijpelijk, dat de aan dacht gevestigd wordt op materieele belan gen, daar welvaart het hechte fundament er van moet zijn.... Wanneer nu een heel volk zich inspant om welvaart te bevorderen, koortsachtig gejaagd, met opgeven van rust en genoegens, vergetende dat er nog andere verlangens zijn, dan is het geen wonder dat dit een stempel drukt op zijn heele wezen. Cultuur van den bodem ... gaat boven cul tuur van den geest; de problemen van het business-leven zijn belangwekkender dan die van het zieleleyen; en daardoor bestaat in Amerika geestelijke armoede naast materieelen rijkdom. Men krijgt er soms den indruk dat het volk nog geen tijd heeft gehad om zich te bezinnen over andere noodzakelijkheden; het werkt voor het naastbijliggende." Dit is, dunkt mij, een zoo kalm welwil lende beschouwing van den Amerikaanschen lllllllllllmlIlllllllllillllllltllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIII Keawe en wenkte dat hij zou binnen komen. Ja, dat is een mooi huis," zei de man. Wil je het niet eens van binnen zien?" En hij leidde Keawe van de kelder naar de nok en door de kamers van alle verdie pingen. Kedaer," zei Keawe, of het een prachtige woning is; als ik erin woonde, dan zou ik de lieve lange dag vroolijk zijn. Waarom is u dan zoo treurig gestemd ?" D'r is geen enkele reden" zei het oudachtig heertje waarom jij niet precies zoo'n zelfde huis, of nog veel mooier hebben zoudt. Als je wil. Je hebt toch immers wel wat geld?" Vijftig dollars," zei Keawe, maar ditte zal wel duurder weze." Het spijt me, dat je niet meer hebt," zei hij, want naderhand heb je er misschien last mee. Maar 't is jouw voor vijftig dollar." Het huis?" vroeg Keawe. Nee, niet het huis," antwoordde het grijsaardje, maar de flesch. Want, tegen jou gezegd, al denk je nou dat ik erg rijk ben en gelukkig, mijn heele vermogen, en alles, komt uit n flesch, niet veel grooter dan een pint. Hier is-die." En hij haalde uit een stevigdichtgegrendelde kast een flesch met 'n ronde buik en 'n lange hals tevoorschijn; 't glas was wit als melk met een weerschijn van paarlmoerkleuren. Binnenin bewoog 'r iets, als een schaduw en een vlam. Nou geloof-i me niet," zei het heertje toen Keawe lachte. Probeer dan maar 's of je 'm stuk kunt gooien." Keawe nam de flesch en smeet 'm tegen den vloer; maar ze sprong op als een elastieke bal en er was geen barstje in. Das vreemd genoeg," zei Keawe, want as me zinne me niet bedriegen, dan is 't glas en anders niet." Ja, ja, glas is 't," antwoordde het grijze heertje, en hij loosde een klaaglijke zucht. Maar gesmolten en geblazen in de hel. D'r zit 'n geest in ; dat is de schaduw, die je geest als men maar verlangen kan. En zelfs deze critiek klinkt niet heftig of hardvochtig, waar de schrijver spreekt over het al of niet wenschelijke van Hollandsche emigratie. Rijk worden, wat door velen gehoopt wordt, gebeurt niet licht; zrch een goed bestaan te verzekeren is voor oppassende menschen gewoonlijk wel mogelijk. Voor ongetrouwde mannen is het gemakkelijker zich door den eersten moeilijkeh tijd heen te slaan dan voor gezinnen. Wanneer men zich in Neder land redden kan?is het .. meestal niet aanbevelenswaardig naar Amerika te gaan, zelfs wanneer men het daar beter kan hebben, omdat er vele andere dingen tegenover staan. Het harde en hardvochtige leven in den vreemde, waarbij de vrouw het meest moet lijden, onder ongezelligheid, eenzaam heid en andere beproevingen, terwijl veelal de opvoeding der kinderen niet tot haar recht kan komen, is een groot bezwaar. Hoe minder men in welstand en hoe meer men in geestelijk bezit de waarde van het leven zoekt, des te zekerder kan men zijn dat Amerika niet het land van belofte is." Deze laatste zin, zoo rustig, zoo weinig hartstochtelijk gezegd, bevat echter in kort begrip den geest van dit boek. Het is, in ajle kalmte, toch het onwrikbaar vaste ge zichtspunt, van waar uit het Amerikaansche leven dór den schrijver beschouwd is en men moet hem dankbaar zijn dat hij alle overweging ten slotte hiertoe terugbracht. (SlOt VOlgt.) (FRANS COENEN * * * Muziek in de Hoofdstad Arnold Schönberg Schönberg is de nieuwe meester, wien wij in den gehallucineerden avond tegemoet togen. En men denkt bij zulke voorvallen gaarne aan die plaats uit de Confessions Rousseau, waar de schrijver den morgen der jeugd introk door een klare zon, welke over de heuvelen lichtte tot aan den vagen einder, terwijl iedere boom en struik lachend trilt in den glans, mensch en dier, die voorbijgaan, gedrenkt zijn in eene panthe stische vreugde en melancholie. Zoo ver wacht men den kunstenaar: een god uit eene goddelijke wereld. Het is de eenige waan, die ons rest als hoon voor de tegenwoordige cultuur, afdwalend van hare schoonste en gelukkigste profetieën. Maar Schönberg heeft een ander standpunt en ik zal het mijne niet ruilen met het zijne. Gelijk Kandinsky observeerde in de schilde rijen van zijn vriend: Eine Vision" istauf einer ganz kleine Leinwand nur ein Kopf. Stark sprechend sind nur die rot umrandeten Augen. Ich möchte die Schönbergsche Malerei ani liebsten die Nurmalerei nennen"... dit Nur" vonden wij terug in zijne jongste orcheststukken als een veel kwaadaardiger methode, dan zij denkelijk zal blijken in zijne doekjes, de Visioenen", welke men mag identificeeren met zijne laatste muziek. Beiden zijn intuïtief gevonden uit de inwendige natuur. Wat de uitwendige natuur doet vibreeren in de ziel van Schönberg is hem niet sympathiek noch waardevol, zoodat hij zijne portretten en landschappen met een muzikalen term noodzakelijke vingeroefeningen" noemt. De gevolgen dezer eenzijdige zienswijze hebben de musici echter meer verrast dan de schilders, in wier kunst dit hyper-individueele uitgangspunt misschien praktisch mogelijker is, misschien minder tot bewust heid komt tegenover een tweeden persoon. Dit zijn namelijk de bezwaren, waarom een musicus de composities van Schönberg nimmer zal kunnen adopteeren: de monster achtigheid der praktijk en hun hyper-individualisme; andere aesthetische factoren kan men geheel buiten beschouwing laten. Wat blijkt inderdaad, nu Schönberg de vingeroefeningen" van zijn strijkkwartet, zijn Pelléas et Mélisande, eindelijk over wonnen heeft? Dat hij alle instrumenten tegen-natuurlijk aanwendt en in hunne meest redelooze onwaar schijnlijkheden, waarvan men het stuitende en afkeurenswaardige nog beter zal beseffen, wanneer men zich herinnert, dat die instru menten tot heden bespeeld worden door menschen. En zie wel het onderscheid, wan neer gij Schönberg wilt verdedigen wegens zijn picturale karakteristieken: de meest bizarre kleur-mengeling is realiteit, zoodra zij er staat, het coloriet eener partituur daaren tegen moet telkens en telkens gerealiseerd worden. En die Schönberg wil verdedigen, omdat hij het individualisme magnificeert, herinnere zich, dat orchestleden eene even vitale individualiteit bezitten als de componist iiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiMiliiiiiiiiilliiiiiiiiiiiliiimiHiiiiiiiiimiitiiiitiii ziet bewegen. Koop je de flesch, dan is de geest, die d'r in zit, je slaaf. Alles wat je wil, alles wat de aarde voor schatten heeft en genot, kan je krijgen. Napoleon had 'm 'n tijdje en veroverde de aarde; maar hij verkocht 'm op 't laatst en viel; Captain Cook heeft 'm gehad, en daardoor drong-i zoo gemakkelijk zooveel eilanden binnen; maar hij verkocht 'm ook en werd toen verslagen op Hawaii. Want verkoop je 'm, dan ben je ook zijn macht kwijt." Waarom wou uwe 'm dan kwijt weze, as 'k vrage mag," zei Keawe. Ik wor oud en ik heb alles wat ikwensch. n ding kan de geest niet doen niet je leven lengen; en dan is er nog een leelijk punt dat ik ook niet verzwijgen mag. Kom je te sterven, als je 'r nog bezitter van bent, dan moet je branden, eeuwig, in de hel." Sjonge, da's 'n kwaje," riep Keawe uit. Ik heb 'r niks niemendal mee van nooje." Komaan, nou moet je niet zoo in eens doorhollen, m'n goeie man. Kijk, je koopt 'm, je maakt 'r een matig gebruik van, en ver koopt 'm aan de een of ander, zooals ik aan jou. Jawel," zei Keawe dat mag mooi weze, maar wa'k zie, da's eerst, dat uwe loopt te zuchte as 'n juffertje, die verliefd is om d'r hart en tweedens, dat uwe 'r niet bijster duur mee is, ook niet." Ik heb je al gezegd, waarom ik zoo zucht. Maar waarom ik er goedkoop mee ben, zal ik je nou verklaren. Lang geleden, toen de duivel er voor 't eerst mee hierboven kwam, is-i er erg duur mee geweest en de eerste maal is-i zeker wel voor millioenen dollars ver kocht, aan Prester John, maar je kan 'm alleen voor minder verkoopen, dan waarvoor je 'm gekocht hebt. Anders komt-i terug as 'n hond, of'n hokvaste duif. Natuurlijk is de prijs aldoor lager geworden. Ik zelf heb hem gekocht van een van mijn buren hier, op de heuvel, voor negentig dollar. Nu zou ik 'm kunnen verkoopen voor negenentachtig Schönberg, wiens eerste plicht van individua list ware geweest de individualiteit van an deren niet te schenden. Schönbergs techniek is industrieel en Amerikaansch. Het zuiver en fijn gecompliceerd geheel, dat wij hoören, wordt machinaal te voorschijn geroepen als een modern horloge, een modern rijwiel, waaraan honderde individualiteiten automa tisch en verstarrend werken. Het blijkt verder, dat hij zijne hoorders misbruikt, wijl hij onverstaanbaarheden spreekt. In dit opzicht is Schönberg zdfs geene actualiteit, daar wij reeds jaren ge leden dezelfde vergissing beleefden in Gor ters impressionistische klank-verzen; het Nurmalerei" van Kandinsky behoeft slechts omgezet te worden in Nurklang. Doch de waaghalzerij der dichters is ook hier minder ernstig en gevaarlijk dan de waaghalzerij der componisten. Een boek kan een per soonlijk bezit en een eigen schat van mij worden, echter niet een muziekstuk, dat eerst volkomen leeft in zijne uitvoering en in de maatschappij, ook al wordt zij slechts ver tegenwoordigd door de tweeduizend bezoe kers van het Schönberg-concert. En elke maatschappij heeft hare occulte verlangens, hare tastbare levensliefde, hare groote en mysterieuse zielswetten. Men kan er zich tijdelijk aan onttrekken om eene kunst te scheppen voor eene toekomstige maat schappij, men kan haar niet ontgaan. Want dit behield de hedendaagsche beschaving van de antieke en middeleeuwscheculturen: de muziek, zij in 't verzwakten vorm, bleef een onmiddellijk bestanddeel der samen leving, minder hiëratisch, minder schoon, doch steeds nog algemeen. Heeft Schönberg dus 't recht, bij dien ovefmatigen hartstocht voor zijne innere Natur" en hooghartig gewild isolement, om de aandacht van volle zalen te vragen? Is het bovendien geene inconsequentie? Wanneer ik de structuur zijner rythmiek en melodiek naga, de twee essentiëelste func ties eener compositie, dan krijg ik lust om ondanks mijn respect voor Schönbergs ken nis, hem te verzoeken ons niet meer lastig te vallen met zijne werken. In verleden, heden noch toekomst merk ik aanknoopingspunten, met de vijf hier gespeelde orchest stukken. Men kan alle begrippen onzer kunst projecteeren tot hare verste en dwaaste mogelijkheden, elke eisch der theorie liquideeren, men trekt ook dan zelfs geen ver bindingslijnen naar eenigen tijd, omdat deze muziek op geen andere toekomst wijst dan die van Schönberg. Afgezien van de geluiden, welke, hoewel bekoorlijk soms, niets menschelijks meer hebben en in hunne grauwe afschuwelijk heid dikwijls doen denken aan den duivel van Dante, die van zijne aars eene trompet maakte", is het mij geheel on mogelijk in het werk van Schönberg meer te zien dan de uiting eener verregaand en tragisch geatrophieerde persoonlijkheid. In zijne muziek is de melodie onvindbaar en nu heeft men ook beweerd, dat Debussy de melodie ophief, doch merk wel het verschil: Niemand kon bij Debussy aanvankelijk het melodische element als zoodanig waarnemen, omdat het ongekend en nieuw klonk, in Schönberg's orcheststukken zal men nooit eene melodie hoören, ook niet al worden zij po pulair als een menuet van Haydn. Het rythme is bij Schönberg onvindbaar, wijl dit slechts melodisch gedacht kan worden, de toon ontbreekt, wijl hij van het atonale uitgaat. Zoo verveelt hij niet, ergert niet, enerveert zelfs niet. Hij speelt buiten ons bewustzijn, innerlijk en uiterlijk, wij storen ons niet aan zijne kunst, tenzij wij verlangen naar schoon heid en menscheüjkheid. Dan plaatsen ons zijne gemakkelijke cerebralismen voor vele bitterheden.' Schönberg is een zachtmoedig, beminnelijk mensch en hoe komt hij aan die infernale, rustelooze visies? Dit is zijn waan en zijn manie, hij werkt einem inneren Zwange folge", hij beschouwt zich als het offer eener fataliteit. Tegen deze opvatting zal ik nooit iets inbrengen, doch betreur het, dat niet liefelijker machten zich zijner bemeesteren, want hier ligt het andere en pijnlijke verschil met Debussy: Het werk van den Franschman is immer gedrenkt in schoonheid, Schönberg's kunst heeft een somber, leeg aspect. MATTHIJS VERMEULEN * * * De Uitgevers en het Auteursrecht De schilder M. Monnickendam zond ons het hiervolgend antwoord op het adres verzonden aan den Minister van Justitie door de Vereenidollar en negenennegentig cents, maar geen cent duurder. En het moet specie zijn waar mee je hem betaalt." Hoe weet ik, dat dat allemaal waar is, en geen bedrog ?" vroeg Keawe. Wat ervan kan je dadelijk onderzoeken," antwoordde het heertje. Geef me je vijftig dollar, neem de flesch en wensch, dat je vijftig dollars weer in je porte-monnaie zit ten. Voel je ze d'r niet, dan zweer ik je, dat de keop ongedaan is, en ik je je geld terug geef." Eerlijk?' vroeg Keawe. En het oudachtig heertje zwoer een duren eed. Nou, dat kan ik altijd probeeren," zei Keawe. En hij ruilde zijn geld tegen de flesch. ,,Duiveltje-in-de-flesch,' zei Keawe, ik wil m'n dollars terug." En kijk, nauwelijks had hij deze woorden gezegd, of hij voelde zijn broekzak weer zoo zwaar worden als even te voren. Dat's een verbazende flesch," zei Keawe. Geluk 'r mee. En nou, goeie reis samen, met de duivel en z'n flesch." Heila, stop, man," zei Keawe. Hou jij je flesch maar. Ik mot 'm niet." Ja, nu is het te laat." En daarop riep het heertje een zoon van het Hemelsche Rijk en Keawe werd aan de deur gezet. Nu," dacht Keawe bij zichzelf, het kan waar zijn en het kan niet waar weze." En, eerst om het te onderzoeken, zette hij, waar 'r maar weinig voorbijgangers waren, zijn flesch ergens in 'n goot en liep weg. Twee keer keek hij om en zag de meik-witte flesch nog staan op dezelfde plaats. Maar de derde maal, juist toen hij de hoek van een straat omsloeg, floep, daar rekte de lange hals zich uit en met een sprongetje was de dikke buik in zijn pajekker. Toen richtte Keawe zijn schreden naar de kaai, waar zijn schip lag, ging aan boord en opende zijn kleeren-kistje om er het ge heimzinnige ding in op te bergen. ging ter Behartiging van de Belangen des boekhandels in zake de Auteurswet. Het adres zegt, dat vór 1912 kunstwerken gereproduceerd werden onder de wet van die dagen"; maar in die dagen bestond er geen wet op geestelijken eigendom, het was dus een wet van roof en diefstal. De kunstenaars waren al zoo gelukkig, vervolgt het adres, want reproduceeren was zulk een reclame voor hun werk; maar ter zelfder tijd had b.v. Alma Tadema, die zich als Nederlander had laten afschrijven, een vorstelijk inkomen, alleen door de tantièmes van de platen naar zijn schilderijen. Het adres zegt niet, dat de uitgevers hun zoons konden laten studeeren en hun dochters bij huwelijk flinke uitzetten konden mee geven, door hetgeen zij verdiend hadden aan de reproducties van het werk der beeldende kunstenaars, terwijl die kunstenaars hun zoons niet konden laten studeeren en hun dochters geen uitzetten konden meegeven. En nu die kinderen aan de hand van de wet hun deel komen opeischen van de gel delijke opbrengst van den geestelijken arbeid van hun vaders, nu weeklaagt het adres dat daardoor zooveel kapitaal onttrokken wordt aan den Boekhandel. Maar, Mijne Heeren, daarvoor is juist de wet gemaakt! En, gaat het adres voort, dat geld komt niemand ten goede. Dit is een leugen en een beleediging. Het geld komt ten goede aan de directe nabe staanden van den kunstenaar. Het adres jammert, dat de boekhandel aan sommige uitgaven zooveel geld verliest, maar heeft die eendere handel aan die kunstenaars, die zoo blij waren met de reclame" niet altijd geldelijk nadeel be rokkend ? Het doel van het adres is, het daarheen te leiden, dat geen reproductie-rechten zullen worden geheven van alles wat vór 1912 is vervaardigd. Ik dateer mijn schilderijen, dus noch ik noch mijn kinderen zullen eenig verhaal hebben op het gereproduceer van vór 1912 gedateerde schilderijen. Van Beeldende Kunstenaars, die hun werk niet dateeren, zal hoogstwaarschijnlijk alles wel geantidateerd worden, het zal alles heeten gemaakt te zijn vór 1912. Bewijs maar dat het niet zoo is. En de uitgevers zullen wel geen repro ducties maken van al wat ontstaan is na 1912, want dan zou er weer geld worden onttrokken aan den uitgevershandel wat niemand ten goede komt" (niemand: de ver vaardiger en zijn nabestaanden!) en zij zullen slechts reproduceeren wat vór 1912 gemaakt is, waarvan alle winst ten goede komt aan de uitgevers en hun nazaten. Multatuli heeft voor jaren gezegd: Er is een roofstaat tusschen de Dollart en de Schelde; de Staat betert zich en vaardigt een wet uit op den geestelijken eigendom, de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels wenscht den roof staat terug. MARTIN MONNICKENDAM Gaarne maak ik van de mij door de Redactie geboden gelegenheid gebruik, om eenige zakelijke opmerkingen te plaatsen onder deze ontboezemingen van den heer Monnickendam. *Jn het bedoelde adres van het Bestuur der Vereeniging tot Bev. v. d. Belangen des Boekhandels wordt o. m. gevraagd, dat alle vór de invoering van de Auteurswet 1912 bestaande kunstwerken weer vrij gerepro duceerd zullen mogen worden. Men behoeft zich echter geen oogenblik ongerust te maken, dat deze wensch in vervulling zal gaan, en de adressanten zelf, die voor een zóingrijpende wijziging en verminking van de Auteurswet die bovendien in strijd zou zijn met de Berner Conventie, geen enkel argument aanvoeren, zullen zich daaromtrent ook wel geen illusies maken. Het eigenlijk doel der adressen (want er zijn er meer: ook de Bestuurderen van den Nederlandschen Uitgeversbond en van den FotografenKunstkring hebben geadresseerd) is dan ook een ander: men wil ruimer gelegenheid dan art. 50 der Auteurswet nu biedt, om de vroeger gemaakte reproducties te verkoopen en het materiaal dat daarvoor is aangemaakt (platen, steenen, cliché's, enz.) nog voor verdere reproducties te gebruiken, zonder genoodzaakt te zijn daarvoor eerst de toe stemming te verwerven van de bezitters van het auteursrecht op de gereproduceerde kunstwerken. Wat tot staving van dézen Wel, Keawe, scheelt er wat aan," vroeg Lopaka zijn maat, dat je zoo'n benauwd bakkes trekt ?" Zij waren met zijn tweeën alleen in de bak, en Keawe kon zich niet bedwingen, maar deed een omstandig verhaal van zijn wederwaardigheden. Ja," zei Lopaka, Keawe, heelemaal koosjr is het niet, das zeker. Maar van d'andre kant, en nou je 'r toch an vast zit, nou nam 'k 'r ook 't goeie van. In jouw plaats, dan vroeg 'k 'n eige schoener, en ging handel drijve op m'eige." Neen, dan weet ik beter," antwoordde Keawe, ik mos een mooj huis-met-'n-tuin hebben aan de Kona-kust, waar ik geboren ben, met blomme, en de zon op m'drempel, en ruite in m' rame, en 'n schilderstukkie an de muur, en bulle, en mooje kleeje op de grond, en balcons." Ik weet wat," zei Lopaka, we gane eers trug naar Hawaii en kompallus ut asje zet, dan mot 'k 'm, en vraag 'k 'n schoener." Dit werd afgesproken. En kort daarop voer het schip af met Keawe en Lopaka en de flesch. Nauwelijks waren zij weer aan wal ge stapt, of daar kwam een vriend op hen af, die Keawe meewarig condoleerde. Ik ben 'r gevoelig voor, man," zei Keawe maar voor zoover ik wist, besting 'r geen reje toe." Maar is het mogelijk? Heb je dan niet gehoord, dat die oom van je die ouwe is gestorve, en zijn zoon dat fijne ventje verdronken op zee." Keawe werd door dit onverwachte bericht door zoo groote droefheid overmand, dat hij de geschiedenis met de flesch geheel vergeten was. Maar dat was allesbehalve het geval met Lopaka, en toen Keawe's smart al 'n beetje tot bedaren was gekomen, zei Lopaka: Zeg, Keawe, vergis 'k me of had je oom land in Hawaii, district Kaii?"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl