De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 22 maart pagina 5

22 maart 1914 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

22 Maart '14. No. 1917 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VROUWENRUBRIEK uiinniiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiii Over: Onderlinge Vrouwen bescherming" Nu er bijna tegelijkertijd tweeërlei aan leiding was om te schrijven over de oprich ting der Vereeniging Onderlinge Vrouwen bescherming', de eene, in de N. R. Ct. van zoo blijden aard: de opening n.l. van het eigen Tehuis der afdeeling Rotterdam; de andere zoo in-droevig: het verscheiden van mevrouw Versluys-Poelman, was het zeker niet te verwonderen, dat in de eerste plaats daarvan kennis namen de oprichtsters zelve, al kwam die kennis dan maar tot haar uit de bladen. En waar ik dan nu in dit weekblad door mevr. Cohen Tervaert eenige onnauwkeurigheden zag neergeschreven, daar mag ik zeker aan de redactie wel eene kleine plaats verzoeken in de Vrouwenrubriek. Wie, die zijn kind ziet groeien, vooral als dat het kind is van zooveel liefde, als de Onderlinge Vrouwenbescherming" dat was voor hare oprichters, zou zich over dien groei niet verheugen ? En zoo is er ook in mij blijdschap over het feit, dat, wat lang geleden in den Haag en Amsterdam kon worden gedaan, nu ook hier te Rotterdam, de bakermat der Ver eeniging, mogelijk werd: de opening n.l. van een Tehuis voor ongehuwde moeders met hare zuigelingen. De afdeeling Rotterdam zij daarmede geluk gewenscht! Wat mij evenwel bevreemdt is, dat, als de beschermers, ik alleen genoemd zag dr. Rutgers en mevr. Versluys-Poelman. Waar voor mij wijlen mevrouw Versluys blijft: de gedachte der O. V. in haar meest zuiveren vorm en Doctor Rutgers het geweten der toenmalige Vereeniging, daar mis ik noode de namen der andere oprichters: van de eerste presidente, mevr. H. BosmanFrank en van mevr. Nellie van Kol, die, de eerste door haar destijds alles aanpakkenden ijver, de laatste door hare gansch eigene, onweerstaanbare propaganda in De Vrouw", toen nog haar courant, zooveel gedaan hebben. Men leeft wel snel tegenwoordig. Maar toch denkende aan de korte spanne tijds, die ligt tusschen de oprichting en nu; me herinnerend den in de eerste jaren juist voor deze zaak zoo uiterst moeilijken pioniers arbeid, is het wel even pijnlijk te ervaren, dat zelfs onze namen nu reeds vergeten schijnen. Aan mevrouw Cohen Tervaert dient nog opgemerkt, dat de man, die jaren geleden in dit blad schreef onder den naam Socius" niet was mr. Z. van den Bergh, doch wijlen de heer Croll, die Jn de eerste tijden der ontwakende arbeidersbeweging, ook op ander gebied van zich deed spreken. En dan dit: Mevr. C. T. wist misschien niet,- dat de Vereeniging haar naam van mij ontving. Juist over dien naam en den minder juisten: Onderlinge Moederhulp was eerst nog al verschil, en 't was juist Mevrouw Versluys-Poelman, bij wie een naam zoo zwaar woog, die later zoo van ganscher harte mijne verdediging daarvan overnam. Deze rectificatie is geenszins een te kort doen aan de groote doode, die ook ik, naar 't hart en den geest, als een der beste vrouwen en moeders van Nederland zal blijven ver eeren. Maar als men geschiedenis schrijft, zjj, men nauwkeurig. Wanneer eenmaal van de O. V. de ge schiedenis geschreven moet worden, dan is het te hopen, dat men nauwkeurig en volledig vertelle van hare geboorte, waarvan, zonder bescheiden, de herinnering helder nog in ons geheugen leeft en vooral in ons hart ongerept bewaard blijft. Rott., Maart '14. JOHANNA M. H. VAN LOON-VAN DEN BERGE Indien in het In Memoriam, door Mevr. Cohen Tervaert voor ons opgesteld, onnauw keurigheden mochten geslopen zijn, ligt de verklaring daarvan in de korte spanne tijds, die haar slechts kon worden gegeven. RED. iniiiiiiiiiiitiiini»iium IIIHII i iiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiii UIT DE NA TUUR Taxus-bloei Hoe de tweede helft van Maart in dit jaar zal zijn, weet ik nog niet; 't is vandaag net halfweg April. Maar natter en killer en winderiger kan het haast niet. Wie nu denkt dat het voor den plantengroei een ongunstige maand is, die vergist zich toch. Ook die vorstnacht van verleden week heeft geen kwaad kunnen doen, eer goed. De tuinman met wien ik opliep in den morgen, toen alles in de tuinen en parken wit lag, die zei: Gelukkig! Als er geen tegen houd was gekomen, was het vast mis geloopen, meneer, net als verleden jaar. Nu gaat het weer kalm door. Die vorst is een vermaning. Je werd er zenuwachtig van, zoo vloog alles de grond en de knop uit. De crocus is een halve maand te vroeg. Ik had al een pereboom op bloeien, de bruine pruim stond al wit. Waar moest dat heen? Vandaag dek ik mijn tulpen maar weer toe." Inderdaad het voorjaar is angstwekkend vroeg begonnen dit jaar, en het ging in a hurry. Al is het misschien wat baatzuchtig, ook ik was blij dat er begin Maart stop werd gezet en er sedert heel zwak is doorgestoomd. Het zou wel geen financieele schade geweest zijn, want mijn stads tuintje is mijn eenig bouwland, en daar pluk je geen vruchten, maar ik heb vór de vacantie weinig tijd om buiten te zijn; Paschen is dit jaar niet vroeg, en het leek er in Februari naar, dat er half April het moois al lang af zou zijn. Nu is er een kansje dat er dan nog volop te genieten zal zijn, van bloem en van jong blad. Met de meeste boomen evenwel is het dan al uit, als het niet nog veel guurder wordt. Verleden jaar bloeiden er nog heel wat met Paschen, die nu hun bloem al kwijt zijn. De meeste iepen zijn al leeggestoven; veel zon hebben ze niet gehad, geen drie uur in veertien dagen denk ik: en het gros De eerste vrouwelijke nachtwaker in New-york Zij, die in de buitenwijken van groote steden wonen, kennen wel het half bezorgde, half onverschillige gebaar, waarrnede de particuliere nachtwaker onderzoekt of de deuren der abonnés" gesloten zijn. Nie mand, die zijn eenzaam silhouet en dat van zijn onafscheidelijken keeshond kent, zal er ook maar in 't minst pp bedacht geweest zijn, dat zelfs dit eenigszins sinistere en huiveringwekkende beroep door vrouwen zou geambieerd worden. In New-York leeft een dame van vijf voet en elf duim, die in het vak van nachtwaken den mannen concurrentie aandoet en blijkbaar niet voor een klein geruchtje vervaard is. Ze is krachtiger ge bouwd dan de meeste mannen van haar lengte, maar boven de robuste schouders is het hoofd blank en vrouwelijk, overkuifd met een schat van krullend blond haar. Haar donkere oogen kunnen in den nacht glansen met een zachten glimlach, maar ook streng en vorschend branden. In een interview met een New-Yorkschen reporter vertelde mrs. Astrid Wolf e, zoo heet zij, een en ander van haar, dunkt ons, niet bijster aanlokkelijk beroep. Ik heb landloopers en inbrekers te pak ken gehad, en eens een brand in zijn ge boorte moeten smoren, maar ik was nooit bang. Dat gaat nu eenmaal niet in ons vak. Eens vond ik een landlooper in het gebouw, dat ik bewaakte. Hij sliep en ik maakte hem met mijn voet wakker. Wat doe je hier?" vroeg ik. Niets wat je aangaat!" 't Gaat mij wel aan, ik ben hier op wacht en als je niet uitrukt zal ik van mijn stok gebruik maken!" Het gevolg was dat de landlooper, die waarschijnlijk van een vrouw meer lieftal ligheid verwacht had, aftrok; doch een anderen keer wilde een troep brooddronken jongelui pas voor haar heldhaftigheid z!wichten, toen zij gebruik maakte van haar politiefluitje. Het vrouwelijk sentiment is ethter in deze waakster lang niet dood. Luister maar wat zij vertelt: De akeligste nacht was, toen ik onver wachts leven hoorde en naar boven ging. Boven aan de trap stond in 't maanlicht een man en hij sloeg mij met een stoel en ont wrichtte mijn schouder. Ik denk, dat hij vreesde mij gedood te hebben, want hij holde weg zonder iets mee te nemen en ik kon rustig om den dokter telefoneeren. 't Maakt mij soms zóbedroefd, dat min tracht in te breken bij nette menschen, dat ik alles om mij heen vergeet. Eens toen ik dacht, dat een inbreker aan de deur stond, bleek het iemand te zijn, die mij waar schuwde dat er rook uit de bovenverdieping opsteeg. Ik klom onmiddellijk naar het dak en zag, dat een zolderkamer vol rook stond. Nadat ik met inspanning van bovenmenschelijke krachten de deur had geforceerd en de brand grootendeels gebluscht, liep ik met mijn handen voor 't gelaat naar de telefoon en belde de brandweer op.... Een week lang heb ik er nog van getrild: denk eens, al die vrouwen en kinderen, en dan brand in 't midden van den nacht. Soms loop ik zoo maar alle gangen op en neer, snuffelend naar rook " Voor de poes is mrs. Wolfe lang niet; uit een volgend gedeelte van het interview lichten we nog dit: Op een nacht haalde ik medicijnen voor een dame, en werd gevolgd door een man, die riep: Hallo, blondje!"" Ik draaide mij vlug om en zei: Hebt u 't soms tegen mij ?"" Nee"", zei hij, afdruipend, ,?,ik ver giste me"". Welnu, een man, die het gebouw, dat ik bewaak, zou trachten binnen te komen, zou ook ondervinden, dat hij een vergis sing" had begaan." Met de inkomsten van mrs. Wolfe staat is dan ook totaal verregend. Het zal mij ver wonderen, als wij in Mei te Amsterdam de gele iepenvruchtjes, de dubbeltjes, zeggen de Amsterdammers, omlaag zien dwarrelen naar straat en gracht. Van de katjesboomen is de berk vandaag ook al begonnen; hij maakt mijn bewering van de vorige week te schande. Misschien zijn ze alleen in de stad zoo voorbarig, ik had van de week geen gelegenheid ze buiten te zien. De naaldboom evenwel, waarvan ik zoo even een paar takjes plukte, bloeiend en haast uitgebloeid, zal in de stad en buiten wel tegelijk beginnen. Nu zijn er maar heel weinig inlandsche naaldbpomen die in onze stads parken volop bloeien willen, en een van die weinige is de Taxus. Misschien is het wel de eenige. Ik weet tenminste geen gewone bloeiende den in Amsterdam te vinden, zelfs niet in den Hortus. Uit het Vondelpark zijn ze nu geheel en al verdwenen. Veengrond is geen bodem voor ons naaldhout, voor een grove den noch voor een lork, niet voor spar en ook niet voor jeneverbes. Taxus is inderdaad de eenige inlandsche, ik mag wel zeggen Midden-Europeesche soort, die niet bang is voor hoogstaand grondwater; zelfs al is het veenachtig. In een nat tuintje heb ik er een paar gehad, die elk jaar hooger werden en in Maart volop stoven. In Juni lieten ze hun prachtige bes kijken, waarvan de kleur een zoo zeldzaam rood is, dat ik nog maar 1. Naald van Taxus met uitgebloeide mannelijke bloem. 2. Idem met een vrouwelijke bloem; het droppeltje vocht ligt nog op het poortje. 3. Het zaad krijgt zijn mantel. 4. De bessen. 5. Een bes doorgesneden het niet zoo goed als met haar capaciteiten, welke voor een nachtwaker zeer deugdelijk zijn. Terwijl een man voor hetzelfde werk vijftien, dollar per week zou verdienen, werd deze vrouw, wie de nood tot werken dwong (zij is weduwe en heeft een dochtertje te verzorgen) met vijf dollar afgescheept. Haar salaris is, bij gebleken geschiktheid1' nu wel verhoogd, maar om een eenigszins be hoorlijk budget te verkrijgen, moet zij over dag, na haar nachtwaak, ook nog werken. Zij vertelt ten minste slechts nu en dan gelegenheid te vinden om te slapen en te rusten Ofschoon het ras der stoere Kenau's bij ons nog niet is uitgestorven, gelooven wij niet dat zij spoedig de eenzame wijken der groote steden zullen bevolken om met de belofte van haar heldhaftigheid den bewo ners een rustigen slaap te verzekeren. Voor eerst is het baantje nog te weinig aanlok kelijk. H. J. De Indianen en de Tango Ofschoon het schijnt, dat de veroverings tocht van den tango zijn einde nadert, is het ongelooflijk welk een grooten invloed deze plots opgekomen modedans ook thans nog uitoefent. Een treffend voorbeeld is de oprichting van een dans-academie bij de Nevada-Indianen in Amerika. Eeuwen en eeuwen zijn de krijgs- en ritueele dansen van de verschillende stammen heilig en onaantastbaar geweest, maar tegen de invasie van de tango waren ook zij niet bestand. De Shoshone-stam der Nevada-Indianen heeft de voorvaderlijke dansen verbannen en de jonge, maar ook vele oudere, leden van de stam zijn geïnfecteerd door den tango. Er zijn zelfs plannen in bewerking, volgens welke de jonge Indianen en die van middel baren leeftijd zich zullen vereenigen om fondsen te krijgen, waarvoor een hal moet worden opgericht, waarin de Roodhuiden zich kunnen bekwamen in den tango. Een leermeesteres is reeds gevonden. Een der Indiaansche jonge dochters heeft zich zoo bekwaamd in den tango, dat zij voor twee en een halven dollar een complete cursus geeft. De meesten van haar leerlingen moeten snelle vorderingen maken. Indien dit alles door de Amerikaansche kranten met ernst verteld niet waar is, is 't, als charge, zeker niet slecht gevonden. M. C. >ff W V l Allerlei Bad Alles door de electrïciteit!"... dat is de leuze van onzen tijd. Een fraaie uitvinding voor hen, die hun badwater precies op tem peratuur willen brengen is thans bedacht, door een Franschen,;,&geBieur. Het is een electrisch verwarmingil&S^'elJat onderwater Blijft doorbranden en warmte uitstralen. Vroeger verdroegen vütt»n water zich niet, thans is ook deze vijandschap door de electriciteit tot een ideëel veiband geworden: men houdt het electrische kacheltje in het water en doet de temperatuur precies tot de gewenschte hoogte stijgen. Het wonderkacheltje is zeer klein en doet z'n plichten gracieus en snel. * * * Keizerlijke films Prins Heinrich van Pruisen, broeder van keizer Wilhelm, legt zich dezer dagen met ijver toe op het maken van Kinematographische films. Op een reis, welke hij onlangs onder nam, naar Zuid-Afrika, wenschte hij zelf op namen te doen, om zijn reisherinneringen levendig te houden. In zijn paleis te Kiel, oefent hij zich thans dagelijks in dit werk, onder leiding van een bekwaam vakman en maakt, volgens zijn leermeester, snelle vorderingen. * * * Dualist Misdadiger en philantroop tegelijk was een inbreker, die dezer dagen in Philadelphia op heeterdaad door de politie betrapt werd. Bij zijn verhoor bleek, dat hij een groot gedeelte van de inkomsten, welke hij zich door diefstal had verschaft, gebruikte voor de opvoeding van twee ouderlooze kinderen, die hij wettelijk had geadopteerd. Het bleek, dat hij voor deze meisjes een buitengewoon goed en hartelijk verpleger was, en 't hun aan niets liet ontbreken. Toen de reehters dit hoorden, schoot hun een oogenblik het gemoed vol, maar het recht moest zijn loop hebben, en de misdadige philantroop werd tot een langdurigetuchthuisstraf veroordeeld. Voor de kinderen wordt gezorgd. * * Sterk De lange-afstands-recordhouder op rol schaatsen is de heer S. Simeon, directeur eener rolschaatsenbaan te Nizza, die twaalf uur achter elkander, zonder ook maar n oogenblik te pauzeeren, het zelfde kringetje rond reed en essen en krullen over het platform beschreef. Drinken, eten en zich verfrisschen deed hij onder het rijden door. De toeschouwers dachten ten slotte, dat hij het perpetuum mobile had uitgevonden. Maar.... Je gelijk met de klok, wijzertje rond, liep hij af, schaatste regelrecht naar bed toe en sliep bijna tweemaal twaalf uren. Ook deze tweede praestatie is nagenoeg een record * * * Romeinsche rozen Te Antibes werd dezer dagen een merk waardige tentoonstelling gehouden. Tentoon stellingen uitsluitend van rozen zagen we bij ons ook wel, maar deze expositie had een zeer bijzondere afdeeling: La rose a travers les ages", een verzameling van voorwerpen en documenten betreffende de geschiedenis der roos,.-door den roozenkweeker L'Haye te Bourg-la-Reine bij elkander gebracht. Bizonder trokken de aandacht in deze collectie een aantal kleine, gedroogde haagroosjes, zoogenaamde eglantines", afkomstig uit het oude Rome, die gerust hadden in een vorstengraf, meer dan twee duizend jaren, en die als een krans eenmaal in die verre oud heid door een lieve hand gehecht waren om het hoofd van een jong-gestorven Kei zerskind. * * Ragfijn Een nieuwtje op het gebied van kousen !... Geen bas-bleus"!... die hebben we al meer dan genoeg, maar bas de soie-blonde," kousen van zulk fijn, wit, doorzichtig weef sel, dat 't schijnt of het been alleen maar met een poederlaagje bedekt is. Ze verbergen nagenoeg de huidskleur niet, maar verzachten en verfijnen deze alleen. Men draagt deze fijne zijden kousen reeds in de Riviera; hier zullen we op het warme zomerzonnetje moeten wachten voor ze hun appari maken. *** Insecterien In Londen vertoonde men kort geleden in een Bioscoop-theater een pantomime, die geheel gespeeld werd door Kevers": een soort zwijgend pendant van Rostands kippen drama Chantecler." In een der tooneelen ziet men al de torretjes per schaats langs de ijsbaan zwieren. Een Onze-lieve-Heers beestje" slaat beentje over en een schalebijter zwiert arm in arm met een Spaansche vlieg. Het is een koddig insectarium en de dieren zijn zoo natuurlijk van vorm en beweging, dat 't bijna onmo gelijk is, aan namaak te gelooven. De onder nemer bewaart de methode, die hem in staat eens een voorwerp heb gezien dat precies den tint had van Taxus-bessen: dat was een Engelsche postzegel. Nu is op zichzelf een besvrucht aan een naaldboom al iets bijzon ders, je zou eerder een kegel of denappel verwachten. Ik kan 's zomers dan ook geen Taxusheesters voorbij gaan, of ik moet even naar de bessen kijken; eigenlijk is het zoeken; want zonder zoeken vindt je ze niet zoo dadelijk. Nog veel minder in het oogvallend is de bloei van Taxus. Wie niet weet dat het boompje of de struik bloeit, loopt er al heel licht voorbij, zonder het op te merken. Als ge bij geval even tegen het boompje stoot, kan het gebeuren, dat het u zelf opmerkzaam maakt op zijn geelgroene bloempjes; want dan kan er zoo'n geweldige wolk van stuif meel uit te voorschijn komen, dat ge in een oogenblik van onder tot boven geelwit bepoederd zijt. Waar die overweldigende massa stuifmeel vandaan komt, is dan gauw gevonden. Vlak aangedrukt tegen de Taxustwijgjes, die zoo bedriegelijk op fijne spar' of zilverden ge lijken, ziet ge de groenige propjes zitten. Heel licht zoudt ge ze voor jonge knoppen houden, eerst na het stuiven vertoonen ze duidelijk den bouw van de Taxusbloemen. En die is al heel eenvoudig, primitief om zoo te zeg gen; de Taxus is dan ook een oude boom ; oud in evolutionnaire beteekenis of in palaeontologischen zin. Ouderwetsch is de boom pok, in zoover hij vroeger veel in ons land in het wild voorkwam en nu nog maar op een enkel plekje staat o.a. bij Denekamp. Voorwerpen van Taxus-hout gedraaid, be ginnen als antiquiteiten waarde te krijgen. Dit uitsterven van den Taxus als wildgroeiende boom, is in geheel Europa en nog daar buiten op te merken. In Duitschland worden de zeldzame oude en groote Eiben" die nog bestaan, als natuurmonumenten beschouwd en zooveel mogelijk beschermd; evenals de weinige ' Bestande van Taxus die nog hier en daar gespaard zijn gebleven Als ge van de week een Taxus passeert let dan eens op den bloei; bijna in alle parken en tuinen vindt ge ze aangeplant; want als wintergroen zijn ze niet genoeg te waar deeren; vooral waar spar en den niet voort willen. Niet elke Taxus evenwel kunt ge dooreven te kloppen laten stuiven, ook al is de plant oud genoeg om bloem te dragen. Want evenals bij de wilgen leven de beide geslach ten gescheiden; dus zijn stuif meelbloemen en stamperbloemen niet op n en dezelfde plant te vinden. Komt in dit opzicht de taxus met de wilgen en popels overeen, andere naaldboomen dragen, evenals eiken, beuken, elzen, berken en hazelaars, hun mannelijke en vrouwelijke bloemen wel op n boom; al vindt ge nooit mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen bijeen in dezelfde bloemen. De bloemen zijn bij naaldhout steeds nslachtig; of mannelijk, f vrouwelijk, niet zooals bij een lelie of een roos tweeslachtig. Toch is er een groot verschil tusschen den wilgen- of elzenbloei en die van coni feren. Wat de méeldraadbloemen betreft, daar is het verschil nog niet zoo groot. Wie het wilde zou het recht hebben van een taxuskatje te spreken. Want al is het in het klein en het resultaat star inplaats van lenig, de méeldraadbloemen zitten ook ongesteeld rondom een verlengde spil. Toch is hier nog minder dan bij wilgen of elzen te vinden, wat in het dagelijksch leven een bloem wordt gerekend te bezitten: er is een zuiltje, dat uit eenige schubjes opsteekt, dit draagt vier of zes bloemen en deze bestaan uit niets dan het hoogst noodige.de geslachts organen ; in dit geval alleen de mannelijke. Wanneer het stuifmeel is verstoven, komt de vorm het beste uit, en dan treft weer de gelijkenis met een leeg elzepropje of met een kegeltje van een Thuja. Dit primitieve, dit beperken tot het hoog noodige, kunt ge nog sterker zien uitkomen als ge een vrouwelijke plant bekijkt die in bloei staat. Hier gelijken de bloemen nog meer op bladknop dan bij de mannelijke planten. Er is een loupe noodig om uit te doen komen, dat het werkelijk een bloem en geen knop is. Van stamperbloem te spreken in tegenstelling met méeldraadbloemen, zoo als gewoonlijk gedaan wordt, gaat hier niet meer op. Want hier is de vrouwelijke bloem tot het uiterste gereduceerd, tot het enkele ei, tot de naakte zaadknop; er is geen vruchtbeginsel te vinden, dat later als vrucht het zaad zal omsluiten. Met een gewone loupe kunt ge dit eitje duidelijk in zijn geheel onderscheiden; met het bloote oog ook al wel, wanneer ge met een fijne naald de schubjes van het takje op zij schuift. In den top van dit fleschvormig eitje, dat het toekomstige zaad zal worden, is een fijn kanaaltje zichtbaar; en hieruit dringt, als de tijd van rijpheid is gekomen, een zeer kleine droppel kleverig vocht naar buiten. In dit vocht kunnen stuifmeel-korrels beSketcfi Nieuwste Kapselmode: Tirlantijnen uit 't eigen haar vervaardigd stelde deze geestige film te maken, als een kostbaar geheim. * , * Wonderjaar Het slot van 't jaar 1830 is een w ndertijd geweest voor den tuinbouw In Engeland. Het is, zegt een Engelsch tuinbouwblad, meer dan 150 jaar geleden, dat de wereld iets dergelijks beleefde. In den Kersttijd namelijk stonden in verschillende streken van Enge land de rozen in vollen bloei... Geen Weihnachtsrosen", gelijk het volk een aardig bloe metje noemt, dat in 't geheel geen roos_is, maar echte rozen, met diepe, donkere tinten en zoo vol en open, of zij haar saluut brachten aan de Augustus-zon. * * * Schimmels Nog een grappig stukje bijgeloof L. In som mige streken van ons land tellen de jonge meisjes de witte paarden of zoogenaamde schimmels", die zij op straat tegen komen. Hebben zij er voluit honderd geteld, dan zal de eerste de beste jongeling, die haaf vervolgens op straat aanspreekt, haar man worden. Men moet er echter wel heel goed op letten of de paarden volkomen wit zijn, want elk vlekje zwart, grooter dan een halve cent, maakt schimmeltje voor het tel-spel onbruikbaar en dan faalt het orakel. ALLEORA * * * MINIMI llllllimiltlllllllMIIIIIIMItllllMMimillMMIIHIIIIIIIIIIMMIIIMIIinil landen van een anderen, mannelijken, taxus-boom; tegen den avond trekt de droppel zich terug en neemt de korrels mee naar binnen, het poortje in. Volgens een anderen onderzoeker, stijgen de stuifmeelkorrels in het vocht op en gaan zoo het kanaaltje, de micropyle, binnen. Dit kan, door dat de vrouwelijke bloem hangt,met het poortje naar onder gekeerd. Zoo bevrucht zich het eitje en groeit, als alles goed gaat, tot een rijpe vrij liggende of naakte zaadkorrel uit. Toch blijft de zaadkorrel niet geheel ongedekt en dat juist is het mooie aan de Taxuszaden. Achter de binnenste schubjes niets dan vervormde naalden groeit een ring omhoog; die schuift op en groeit uit tot een bekertje of napje: dit wordt in den nazpmer vleezig en kleurt zich meteen heer lijk licht en teer rood, 't is een doorschijnende en satijnige stof, die aan kinderwangen doet denken, maar met een kleur die toch nog iets dieper is. Dit mooie bekertje sluit halverwege om den zaadkorrel, die zoo groot kan worden als een kleine erwt en mooi bruin; uit het roode dopje kijkt hij als een eikel uit zijn napje. Hier hebben we dus het merkwaardige geval van een bevruchting, die heel primi tief gaat: een open poortje in een ei, waarop de mannelijke bevruchtingsstof door luchtstrooming belandt. Belangwekkend is dit geval bovendien, door iets actiefs, dat er van het vrouwelijk element uitgaat; en tevens door de halverwege gestaakte poging, om van het naakte zaad toch, al is het apr scoup, een vrucht te maken. In de botanie heet deze een schijnbes; ook bij jenever bessen verloopt het proces bijna evenzoo. Gewoonlijk verdwijnende mooieTaxus-bessen in Augustus al; allerlei vogels eten de roode vleezige zaadmantel, die vaak, nog een blauwachtig waas aanneemt. Deze sappige mantel is niet vergiftig, ook niet voor menschen; het zaad zelf mis schien wel; de naalden stellig. Waar veel Taxus-bessen rijpen, kan men soms de merels in September bezig zien met het bewerken van het zaad; ook worden de zaden wel eens in schors-spleten vast gezet, en zoo leeggehakt; waarschijnlijk door meezen; althans die zijn een paar maal met dit werkje bezig gezien. E. HEIMANS * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl