De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 19 april pagina 10

19 april 1914 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 1<J April 'l-!. - No. 1921 heeten na den jarenlangen struggle for high life" en de buitensporige grondspeculaties. Daarentegen verergert de toestand in Mexico hoe langer hoe meer. Op grond van gewaande of . werkelijke beleediging der Noord-Amerikaansche natie door of namens Huerta, heeft de regeering der Vereenigde Staten het noodig geoordeeld hare vloot in de Mexicaansche wateren samen te trekken en eventueel Vera Cruz en Tampico, twee belangrijke havensteden der Mexicaansche republiek, te bezetten. De zaak schijnt intusschen met een sisser af te loopen. Uit de Vereenigde Staten zelve luiden de berichten aangaande den algemeene toestand nog steeds even mistroostig; vooral onder vindt de staalnijverheid den terugslag van de onzekerheid, waarin de spoorwegen verkeeren ten opzichte der tariefkwestie en zoo had onmiddellijk vór en na de vacantiedagen een scherpe daling in Steelshares plaats, van dien aard, dat ook de andere soorten daardoor werden meegesleept. Deze zeer ongeanimeerde houding der Steels kan echter niet alleen een gevolg '?zijn van de vermindering der onuitgevoerde bestellingen gedurende de maand Maart en de bijzonder laag staande prijzen van het 'metaal. Want onderstaande opgave wijst aan, dat het cijfer dier onuitgevoerde orders nog 400.000 tons hooger is dan in December 1913. 1914 1913 1912 Jan. . . . 4,614,000 7,827,000 5,380,000 Febr. . . . 5,026,000 7,657,000 5,454,000 Maart. . . 4,654,000 7,469,000 5,305,000 April . . . -- 5,979,000 5,655,000 Mei ... -- 6,324,000 5,751,000 Juni ... -- 5,807,000 5,807,000 Juli. ... ' -- 5,399,000 5,957,000 Aug. . . , -- 5,223,000 6,163,000 Sept. . . . -- 5,004,000 6,552,000 Oct. ... -- 4.514,000 7,595,000 Nov. . . . -- 4,396,000 7,853,600 Dec. ... -- 4,282,000 7,932,000 En ook de staalprijzen zijn niet eerst thans zoo sterk gedaald, doch hadden reeds sedert maanden een zeer zwakke tendenz. Wellicht heeft men dan ook de voorwe tenschap van den op dit oogenblik nog niet . verschenen kwartaalstaat, die ongetwijfeld in verband met de slapte in het bedrijf, waarmede dan de omstandigheid van lage staalprijzen gepaard gaat, zeer onbevredi gende cijfers zal aantoonen. En in dat geval dringt zich meer dan ooit op den voorgrond, of de Steeltrust het dividend van 5 pCt. p. a. op hare gewone aandeelen zal blijven handhaven, ondanks dat het dit kwartaal hoogstwaarschijnlijk niet zal zijn verdiend. Reeds meermalen heeft het bestuur in een dergelijk geval verkeerd, doch zich dan, om de dividenduitkeering op dezelfde basis te kunnen handhaven, veroorloofd om de af schrijvingen in te krimpen. Nu echter de faits et gestes der naaml. vennootschappen in de Unie veel nauwlet tender worden gadegeslagen, dan eertijds het geval was, zou het niet onmogelijk zijn, dat het' bestuur der Corporation thans tot andere maatregelen overging. Of de vrees daarvoor inderdaad bestaat, viel niet op te maken, doch onwaarschijnlijk is het geenszins. Wij laten hieronder de koersvariaties in de voornaamste soorten volgen : 9 April 16 April Amalgamated Copper 76 l/s 73 >/s Amer. Car & Foundry 50% 49 ex-div. Vs % ??Hide <5 Leather 22 V8 21 'A Smelting &Ref. 68^ 66V8 United Cigar 49M 47 V States Steel 63Va 57% Denver & Rio 13'/4 13 Erie 29% 27% Kansas City & South. 25 % 23% Missouri & Texas 18 I5h Rock Island 3?i 3% Southern Pacific 25 % 24 V8 Union Pacific 161 ^154^ ex-div. Canadian Union Pacificaandeelen hadden een zwakke houding in verband met de verklaring van het bestuur, dat het eerstvolgende, kwartaal dividend op eene basis van 8 pCt. per jaar zal worden uitgekeerd, ondanks dat de bonus uit de vervreemding der Baltimore & Ohio aandeelen nog niet kon worden uitbetaald en dat, mocht de rechter beslissen ten gunste van de preferente aandeelhouders, de maat schappij in het bezit van die Baltimore's 'zOu blijven en ergo van geene uitkeering sprake zou zijn. In verband met de hangende kwestie heeft het administratie-kantoor van de Union Pacific aandeelen coupon No. 50 voor de huidige dividendbetaling bestemd en No. 48 en 49 laten reserveeren voor de eventueele bonus-uitkeering. In de locale markt bleven de scherpe koersbewegingen der Petroleumwaarden de aandacht trekken; men heeft hier ongetwijfeld met manipulaties te doen, doch van wie deze uitgaan, blijft verborgen. 'Er zijn immers geen nadere berichten omtrent de Astra Romana ingekomen en toch kon de koers dezer aan deelen een niveau bereiken, waarbij de 200 pCt. werden overschreden. De aand. Geconsolideerde volgden deze beweging wederom op een afstand en die .der Koninklijke eveneens; de gedurende n beursuur dag aan dag plaats gehad hebbende groote schommelingen moeten echter, zoo wij- zeiden, op ongewone motieven wijzen en wijl men die niet kan doorzien, is het hoogst gevaarlijk zich in deze beweging te begeven. Wij laten hier de koersen volgen : , 9 en 16 AprilpCt. pCt. Geconsolideerde Petr. . . . 241 246 Koninklijke ... 636 625 Moeara Enim . ..... 254 249% Sumatra Palembang .... 232^ 228Vs Astra Romana ...... 190 205 Tabaksaandeelen hadden een onbeduidend Verloop; wij laten hier het resultafet der vier tot heden in Amsterdam gehouden inschrij vingen van Sumatra-tabak volgen en plaat sen daarnaast, ter vergelijking, die van 1913. 1914 1913 pakken ets. pakken ets. Amsterdam Deli Cie. 4375 213 5720 193 Langkat Cie. 1950 230 1535 102 Atnst. Serdang Tabak 775 293 725 233 Deli Batavia 7000 249 3540 332 ??Langkat Tabak 950 244 815 208 Hessa Tabak Maatij. 720 161 1000 178 Holland Deli Cie. ' 620 180 565 302 ; . Sumatra Tabak 440 , 105 720216 p'dh Tapak Maatij, 985 124 835 178 2755 200 3460 214 280 98 460 149 Medan Tabak Maatij. Padang Tabak Maatij. Ramoenia Cultuur Mij. 2070 182 1125 231 Riraboen Tabak Maatij. 660 188 1440 181 Rotterdam Deli Maatij. 2720 163 2675 167 Senembah Maatschappij 4745 217 6730 227 Senna Tabak Maatij. 660 158 525 163 Serdang Tabak Maatij. 965 174 1260 118 United Lank. Plantation 4265 278 5135 316 Al mogen deze gemiddelde cijfers niet alle de vergelijking met het vorige jaar kunnen doorstaan, tegenover de oorspron kelijke verwachtingen maken ze een uit stekende figuur. In de overige locale speculatieve soorten kwamen geene variaties van beteekenis voor. De geldmarkt blijft hier tamelijk vast; prolon gatie-rente 3^ a 3X pCt. Op 21 April a.s. zal de inschrijving zijn opengesteld op ?2,200,000.?4Va pCt. obli gaties der gemeente Leiden a 100% pCt. 17-4-14. V. D. M. De economische toekomst van Albanië Nu het meer en meer blijkt, dat de oor spronkelijke taak aan de Nederlandsche offi cieren opgedragen in Albanië, nl. het organiseeren van de gendarmerie in het jonge Vorstendom, allengs ontaardt in een minder aangename en meer ernstige rol, nl. die van krijgsoversten, die heusche gevechten heb ben te leiden, mag men aannemen, dat te onzent de belangstelling in deze nieuwste schepping der Europeesche diplomaten in meerdere mate is gewekt, dan toen er alleen sprake was van de uitoefening van een soort van politie-functie. Tot dusver was de algemeene opinie overheerschend, dat Albanië een zeer arm en zeer weinig productief land is, waaraan wei nig eer zou zijn te behalen. In de Oriënt Lloyd echter is van een bui tenlander, die vele jaren te Durazzo, de nieuw gepromoveerde vorstelijke residentie, is gevestigd, onlangs een artikel verschenen, omtrent de economische mogelijkheden van dit land, waaruit de meening kan blijken van iemand, die zich door eigen aanschou wing van den toestand en persoonlijken omgang met een gedeelte der bevolking een meer betrouwbaar denkbeeld omtrent Albanië's toekomst heeft kunnen vormen. Wat men onder industrieele ondernemin gen gewoonlijk verstaat, kent Albanië volgens dezen schrijver-- niet, met uitzon dering van een Fransche maatschappij die met bescheidene middelen asphalt-mijnen, op een dagreis ten Oosten van Vallona ge legen, ontgint. Wat handels-ondernemingen betreft, zijn in het land werkzaam de Austro-Orient Handelmaatschappij, een nieuwe Oostenrijksche-ltaliaansche handelsbank, waarvan de zetel te Vallona, de Singer-maatschappij en enkele Fransche, Italiaansche, zoomede een Engelsche verzekering-maatschappij. Duitschers, in onzen tijd doorgaans de pioniers van den handel, zijn tot dusver nog niet in Albanië vertegenwoordigd; daaren tegen zijn de Oostenrijksche en Italiaansche consuls en kooplieden ijverig in de weer met voorbereidende maatregelen en bemoei ingen tot het verkrijgen van allerlei concessiën, om in tijds alle andere concurrenten den loef af te steken. Albanië is trouwens het peete-kind van Oostenrijk en Italië, die dus blijkbaar de algemeene opinie, dat het een arm land is, waar niets is te halen, niet zijn toegedaan. Die oppervlakkige meening schijnt evenwel verklaarbaar door de onzekere en iedere bedrijvigheid op handelsgebied belemme rende omstandigheden, zooals deze beston den onder de Tnrksche heerschappij, waar toe in de eerste plaats hehoort het ontbreken van iedere bruikbare verbinding met het binnenland. Maar de schrijver acht het ten eenemale onjuist dezen toestand als basis voor een oordeel 'omtrent Albanië's toekomst aan te nemen. Volgens hem vindt de industrie daar een arbeidsveld, de handel een afzetgebied en de landbouw een bodem, die slechts op bewerking wacht. En ofschoon tot dusver niets van beteekenis werd tot stand gebracht en ieder slechts leeft van wat hij zonder moeite kan machtig worden, is er toch veel geld in het land. Maar in welke mate het zal vooruitgaan, zoodra geordende toestanden zijn in het leven geroepen, kan men daaruit nagaan, dat bijv. reeds nu te Vallona en andere havens wekelijks in plaats van 3 stoomschepen, als tot dusver, reeds een 20-tal aankomen en de bedrijvigheid in de havenplaatsen met den dag toeneemt, vooral wat de uitvoer van tarwe, maïs, olijven en huiden betreft. En dit, niettegenstaande er nog geen behoorlijke verbindingswegen methetachterland bestaan, behalve de ongeffende paden, waarlangs de ezel-karavanen zich met moeite voortbewegen. Volgens dezen schrijver telt de eigentlijke bevolking ongeveer n rnillioen zielen, doch zou het land gemakkelijk het tienvoudig aantal van voedsel kunnen voorzien. Uit het nieuwe Servische gebied komen reeds vele duizenden naar Albanië, of dezen zich echter aldaar blijvend zullen vestigen, is de vraag. De industrie zal uit het buitenland in het land moeten worden gebracht, hetgeen bij de bestaande gunstige levensvoorwaarden niet met groote bezwaren gepaard gaat. Daarvoor komt dan in de eerste plaats in aanmerking het kustgebied en dat, aan het meer van Skoetari gelegen, zoolang geen wegen en spoorlijnen naar het binnenland leiden. Waterkracht vindt men overal, want de vele rivieren, die naar de Adriatische zee stroomen, zijn van water ruim voorzien en zouden bij behoorlijke regeling door aanleg van dammen en kanalisatie gemakkelijk be vaarbaar zijn te maken, zooals bijv. de Bojana tot Skoetari. Voor industrie komt in de eerste plaats de mijnbouw in aanmerking. Een behoor lijke geologische kennis van den bodem heeft men nog niet, maar men weet, dat in het noorden niet ver van Skoetari steen kolen, koper en asbest zijn en in het zuiden asphalt en zwavelbronnen, terwijl men ook Ijzerhoudend gesteente heeft aangetroffen. Hieromtrent dienen echter nauwkeurige onderzoekingen te geschieden. Verder komt de hout-industrie in aanmer king. Vooral in het noorden vindt men een grooten rijkdom aan hout en in Midden- en Zuid-Albanië zijn vele olijven en bosschen met waardevol hout. Voor den verkoop van Europeesche meubelen schijnt het land min der gtsthikt, maar er blijven nog genoeg andere middelen over om van het hout nut tige voorwerpen te vervaardigen, die vór de bevolking van nut kunnen zijn. De onbe kendheid met het bewerken van hout is z groot, dat bijv. voor een nieuw hotel te Vallona kozijnen, ramen, deurposten en deuren uit Triest moesten worden aangevoerd. Daarna verdienen de verschillende land bouwbedrijven de aandacht. O.a. schijnen raffinaderijen voor olijven, alsmede conservenfabrieken een toekomst te hebben, daar in dit opzicht alles nog met de meest primi tieve hulpmiddelen geschiedt. Even primitief is het bewerken van de leemgronden, die men overal aantreft. Maar de allereerste eisch is thans de aanleg van spoor- en straatwegen, alsmede van telegraaflijnen en bruggenbouw. Voor deze voor de ontwikkeling des lands onontbeer lijke verkeersmiddelen zullen weldra de concessiën worden gegeven. Voor den handel is de uitvoer van olijven, tarwe, mais, huiden en hout, die spoedig zal toenemen, de belangrijkste factor. Maar zoodra spoorweglijnen en wegen bestaan, is ook voor den invoer een ruim veld te exploiteeren, zooals te Tirana en Skoetari reeds is gebleken. Daar geld in het land aanwezig is en vele Albaniërs met kennis van moderne zaken uit het buitenland terugkeeren en men niet vijandig staat tegenover het nieuwe, mag men veronderstellen, dat vooral machines en moderne gebruiksartikelen een goed afzet gebied zullen vinden. Ondanks de vele Grieken, vindt men in Albanië nog niet, wat de Europeanen onder bankwezen" verstaan, maar is de Albaniër gewoon zijn geld bij zich te dragen. Maar met de ontwikkeling van den handel, zullen ook de bank-instellingen moeten komen. Eveneens zal zich dan het aantal verzekeringmaatschappijen uitbreiden. Het meest belangrijke echter is de toestand van den landbouw; nog niet het tiende deel van den voor bebouwing geschikten bodem is bearbeid. Alleen in de naaste omgeving van steden en dorpen is zooveel in bewer king, als voor eigen gebruik noodig is, overigens liggen in vruchtbare streken, rijk aan water, de gronden braak of dienen tot weiland. Het minst gunstig is de toestand van de veeteelt; varkens ziet men nergens, wél veel geiten en klein hoornvee. Doorkruising van rassen of invoer van buitenlandsch vee zou in dit opzicht veel te doen zijn, dat rijke voordeelen kan opleveren. De bestaande voorwaarden voor de veeteelt zijn goed, maar onvoldoende verzorging en voeder is de oorzaak van den achteruitgang. En ten laatste de paarden-fokkerij. Vroeger was Italië een groot afnemer van Albaneesche paarden, maar te sterke verkoop, gebrekkige kennis van veredeling van het ras en groote verliezen van paarden in het jaar van den oorlog zijn oorzaak, dat men thans nog slechts de kleine bergpaarden aantreft. Om koopers zou een paarden-fokker niet ver legen behoeven te zijn. De voornaamste in- en uitvoerhaven en over 't algemeen de meest belangrijke plaats voor den handel met Zuid-Albanië is VallOna. Rechtstreeksche handel met de in het binnenland gelegen streken komt vooreerst niet in aanmerking. In en export vindt voornamelijk plaats door Oostenrijksche en Italiaansche stoomschepen. De betaling schijnt geregeld te gaan, althans sedert jaren is te Vallona geen faillissement voorgekomen en zelfs de oorlog heeft in dezen gunstigen toestand geen verandering gebracht. In den regel geschiedt de betaling a comptant tegen overgave van verschepingsdocu menten. 17 4 '14. V. D. S. De werkloosheid-verzekering in Engeland Wat zal de Staatscommissie voor de werk loosheid ons brengen? Wij hebben tot dus ver nog pas het eerste deel van haar arbeid, de resultaten der enquête, kunnen beoor delen; op haar voorstellen wachten wij nog. Intussen is het van groot belang, dat wij ons op de hoogte stellen van de buiten landse wetgeving omtrent dit onderwerp, terwijl Engeland daartoe wel in het bizonder schijnt aangewezen. Om hieromtrent te wor den ingelicht, hebben wij laten nagaan, wat hierover in enkele belangrijke tijdschriften voorkwam, en zullen wij in het volgende vooral bespreken een doorwerkt artikel van J. Sachse uit de Neue Zeit" XXXII, No. 3 en 4, aangevuld door het Reichsarbeitsblatt" en Technik und Wirtschaft." In 1911 heeft Groot-Britannië tegelijk met de ziekte en invaliditeits-verzekering ook een gedwongen werkloosheid-verzekering van staatswege ingevoerd voor bepaalde bedrijven,tezamen rond 2'/2millioen arbeiders omvattend. Verzekeringsplichtig zijn alle loonarbeiders boven 16 jaar, werkzaam in het bouwbedrijf in de ruimste zin, ook ondergrondse bouw en wegenaanleg; en verder verschillende groepen arbeiders in de machinebouw, scheeps- en wagenbouw, in ijzergieterijen en houtzagerijen, namelik voor zover de bedrijven, waarin zij werkzaam zijn, met enig deel van het bouwbedrijf verband houden. De wet is nog te kort in werking, om haar reeds in alle omvang te overzien en er een eindoordeel over te vellen, maar toch kunnen wij er reeds tans waardevolle ge gevens uit putten en op ernstige bezwaren wijzen. De Engelse regering gaf een verslag uit over de ervaring met deze wet opgedaan tijdens het eerste jaar van haar werking van de hand van de geestelike vader dezer wet, de directeur der arbeidsbeurzen, W. H. Beveridge. Dit verslag, dat alle officiële gegevens aan gaande de werkloosheid-verzekering bevat, loopt over een tijdperk van 12 maanden sedert de bijdragen geheven werden, en over 6 maanden, sedert het begin der uitkering, dus het volle in werking treden der wet. Sachse wil bij de beoordeling van dit systeem van werklozen-verzekering voorop gesteld zien, dat het probleem der werk loosheid nooit door enige verzekering op te lossen is, maar dat slechts de gevolgen enigermate te lenigen zijn, omdat de werk loosheid, zoals de resolutie van Jena zegt, een onafscheidelik neven-verschijnsel en gevolg van de kapitalistiese produktie is en eerst met de invd&ring der söcialfsties georganiseerde produktie verdwijnen zal." Bovendien is de Engelse verzekering veel te eng begrensd en haar steun aan werklozen zo onvoldoende, dat zij hoogstens beoordeeld kan worden als inleiding tot een veel omvat tender systeem. ledere administratie van werkloosheid-ver zekering heeft tot taak behalve het uitkeren van de steun, te onderzoeken of de aan vrager inderdaad werkloos is, en om te zorgen, dat hij niet langer dan onvermijdelik is, werkloos blijft. Wil de staat dus zelf de gehele werkloos heid-verzekering in handen hebben, dan moet hij vór alles de geschikte organen scheppen om de werklozen te controleren, en wat ook voor daadwerkelike controle nodig is hun de zich voordoende werkgelegenheid kunnen aanwijzen. De Engelse staat bevond zich in de gunstige omstandigheid, dat er op dit gebied al veel voorlopige arbeid verricht was. Toen de werkloosheid-verzekering in gevoerd werd, bestonden reeds in alle voor name industrie-centra de arbeidsbeurzen, door een wet geschapen (Labour Exchanges Act 1909). Hun bestuursorganisaties dienden dan ook als basis van de ganse organisatie der werkloosheid-verzekering. De werkloze wordt alleen ondersteund, als hij niet wettelik gediskwalificeerd" is. Dit is het geval: 1. als hij werkloos geworden is tengevolge van een vakstrijd, uitgebroken in zijn bedrijf, en dan blijft hij gediskwalifi ceerd" tot de staking of uitsluiting opgeheven is, of wel tot hij, als hij elders in een verze kerd bedrijf werk gevonden heeft, opnieuw werkloos geworden is; 2°. als hij wegens slecht gedrag werkloos geworden is, of als hij zijn positie zonder reden vrijwillig opge geven heeft; in deze gevallen begint het recht op ondersteuning eerst in de zevende week der werkloosheid. De beambte wendt zich tot de laatste werkgever, om te onderzoeken of er grond is voor deze diskwalificatie." Bij weigering van ondersteuning heeft de arbeider recht van beroep op een scheidgerecht (Court of Referees) bestaande uit een arbeider, een werkgever, en een ambtelik aangesteld voor zitter. Bevestigt het scheidsgerecht de afwijzende uitspraak van de beambte, dan is het eind oordeel gevallen. Verwerpt het zijn beslis sing, dan kan de beambte in hoger beroep gaan bij de, door de regering benoemde scheidsrechter (Umpire) wiens uitspraak absoluut beslissend is. Voor er tot feitelike uitkering wordt over gegaan, worden er echter nog andere voor waarden gesteld: de werkloze moet sedert zijn aanvrage onafgebroken werkloos geweest zijn, hij moet werkkrachtig gebleven zijn, hij mag een hem aangeboden, passende werkgelegenheid (?suitable employment") niet afslaan. Weigeren mag hij, als de aan geboden plaats open gekomen is tengevolge van loonstrijden, b.v. bij stakingen. Verder hoeft hij geen werk aan te nemen dat slechter betaald wordt dan zijn vroegere arbeid, of beneden de tariefovereenkomst of de plaatselike normale lonen. Het werkeloosheidsfonds bestaat uit bij dragen van werknemers en werkgevers en van de staat. De arbeiders storten wekeliks 2'/j d (12l/s cent) de werkgevers evenveel; maar de werkgever kan onder bepaalde omstandigheden een deel van zijn bijdragen terugkrijgen, b.v. 'Is, als hij voor een arbeider, in de loop van een kalenderjaar 45 wekelikse bijdragen gestort heeft. De bedoeling is, hierdoor tijdelik ontslag van arbeiders tegentegaan. De volgende bepaling heeft dezelfde strek king: Houdt een werkgever in slechte tijden zijn bedrijf aan met verkorte arbeidstijd (d. i. met hoogstens 5/6 van de gewone werktijd) en betaalt hij toch in deze tijd de bijdragen zijner arbeiders, dan kan hem een deel of de hele som terugbetaald worden. De staat draagt steeds 1/3 bij van de som der bijdragen van de beide andere partijen, over de tijd van een jaar. Voor arbeiders beneden 18 jaar dragen werkgevers en werknemers slechts l d (5 cent) per week bij. De staatsbijdrage stijgt niet met de uitgaven, maar richt zich alleen naar de inkomsten. Vanaf de 7e dag na het intreden der werk loosheid wordt steun uitgekeerd, in den regel 7 s (?4.20) per week. Verzekerden beneden 17 jaar krijgen geen steun. Personen tussen 17 en 18 jaar krijgen de helft (3'/a s. per week). De duur der ondersteuning mag jaarliks niet meer dan 15 weken bedragen. En alleen dan plaats hebben als de arbeider in de voorafgaande 5 jaren minstens 26 weken gewerkt heeft. Bovendien moeten er bijdragen over min stens 5 weken tegenover l week van steun staan. Verzekerden, die de leeftijd van 60 jaar bereikt hebben, en minstens gedurende 500 weken hun bijdragen gestort hebben, kunnen de som hunner eigen bijdragen, waarvan de verkregen ondersteuning afgetrokken wordt, echter met inbegrip van 2l/2 pCt. interest terug krijgen. Dit is een tegemoet koming aan bekwame arbeiders, die over 't algemeen het minst gebruik maken van de uitkeringen. Sachse komt dan tot de conclusie, dat de ervaring tot op heden bewezen heeft, dat de verplichte werkeloosheid-verzekering administratief wel mogelijk is. Financieel is zij zeker mogelik. De Engelse werkloosheidverzekering is tot dusverre financi eel beslist een succes geweest; zij kan reeds met imposante cijfers aankomen. In de 52 weken tot 12 Juli zijn in 't geheel 2,286.400 (dus circa 27 rnillioen gulden) in het werkloosheidsfonds gestort, waarvan l,701,400 uit bijdragen van arbeiders en werkgevers en 567,100 van staatswege. Uitbetaald werd in 6 maanden, tot 12 Juli 1913 in 't geheel 236,458 , verdeeld over 774,494 individuele uitkeringen. Er is dus al een reservefonds met een overschot van meer dan 19 millioen gulden. Maar bij de beoordeling hiervan moeten wij rekening houden met drie bijzondere omstandigheden. Ten eerste werden het eerste jaar de bijdragen gestort over het hele jaar, terwijl er slechts over een half jaar uitgekeerd werd; ten tweede hebben de statistici volgens Sachse zich verrekend bij het schatten van het risico; zij hebben het veel groter geschat dan het werkelik is. En de derde omstandigheid is de buiten gewoon gunstige economiese conjunctuur van het vorige jaar. De laatste tien jaar was het gemiddelde werkloosheidscijfer der vak verenigingen, die statistieken leveren aan het ministerie van handel, 4.9 pCt., terwijl het de laatste 12 maanden 2.1 pCt. is; op twee uitzonderingen na, het geringste percentage sedert 1874. Al staat de Engelse werkloosheid-verzeke ring er nu financieel schitterend voor, toch weten wij niet hoe het fonds er in normale tijden uitzien zal, en of het in tijden van crisis tegen zijn taak opgewassen zal zijn. (Slot volgt) TH. v. D. WAERDEN Modernelingen Als zij sentiment ontberen, Doen zij aan philosophie, Smalen op de aardsche sferen, Voelen zich Gods even-knie. Denken willen ze en begrijpen, Noemen 't: hoogste menschen-plicht (Wijl hun hart niets meer verricht). 't Is: door kunstlicht druiven rijpen Bij gebrek aan het zonne-licht. Maar deez' druiven, gansch niet vurig, Zijn te vroeg rijp, missen zoetheid. En heel dun, en daarbij zurig Is de wijn, die eens in het vat leit. Zie ze kleumen, och de armen, In der Zuivere Rede krib": Nooit kan zich de Ziel verwarmen In de windselen van het Begrip. Kleiner worden hun gezichten, Rimpelig het ruime vel: Want ze groeien niet, de wichten, Verstoken van het Waerelds spel. Het hart benepen, het hoofd bestoven, Slachtoffers van hun wijzigheid, Gaan ze kwijnend door Gods hoven, En. . . ze sterven vór hun tijd. . . . Worden dan voor 't laatst ge-bèd. . . En de menigt', ziend het kistje, Preev't weewarig en ontzet: Daar gaat weer zoo'n Bollandistje." K. JAPOET * * * Wilhelmina Ellenberger Mr. C. H. E. Reelfs, die in De Amster dammer van 22 Maart j.l. mevr. Wilhelmina Ellenberger in de herinnering terug /iep van tooneelvrienden en -vriendinnen, deelt ons mede, dat zijn pogen niet vergeefsch is geweest. Het ontvangen bedrag is op een Rijksspaarbankboekje geplaatst. Reeds zijn de meeste gevers uit naam van mevr. Ellenberger door hem bedankt; degenen, die hun gift enkel onder een paar letters inzonden, doet hij dit bij deze, en zoo ook hen die, giften wel toegezegd, maar nog niet gezonden hebben. * * * Inhoud van Tijdschriften Onze Eeuw, April '14: P. Raëskin, Nonneke, II. Dr. Th. Bussemaker, Over John Bright, II (slot). Prof. K. Kuiper, De ont wikkelingsgang der Grieksche tragedie, I. Jhr. mr. H. Smissaert, Wettelijke regeling van het levensverzekeringsbedrijf. Herman Middendorp, Verzen. C. K. Elout, Binnenl. Overzicht. Buitenland. Leestafel. Elsevier's Geul. Maandschrift, April '14: J. R. van Stuwe Hzn., Oude Spaansche kunst. J. E. Jasper, Een overzicht van Britsch-Indische kunst en kunstnijverheid, II. Dr. H. M. R. Leopold, Aan de laatste grens. Her man Robbers, Helene Servaes, IX. Paul Kenis, Een lied van Fabre d'Eglantine. Kathe Mussche, Herfstavond. Kroniek. Boekbespreking. J. F. L. de Balbian Ver ster, Een O.-I. Compagnieschap op een Japansche prent., C. V., Sir John Tenniel f, R. W. P. Jr?Etsen van M. v. d. Valk in den kunsthandel B. de Vries te Amsterdam. Ons Tijdschrift, afl. 3 : Jhr. mr. W. H. de Savornin Lohman, Uit Groen's jeugd, II. Balthazar Verhagen, Een Spaansche dans op Hollandsch ijs. J. L. F. de Liefde, Een van deze kleinen". C. Gerretson, Sociale kroniek. ***, Terugblik. L. Buckmann, Van boeken. Onze Kunst, April 14: Jacques Mesnil, Het Museum Jacquemart-Andréte Parijs. Sander Pierron, Edouard Huberti (slot). Kunstberichten. Platen. De Vrouw en haar Huis, April '14: Johanna Dekker-Boer, Bij het Stilleventje. Elis. M. Rogge, La femme Beige. ' Cath. Brui ning, Vrouwen van vór honderd jaar. Johanna Ambrosius, Aan mijne dochter bij hare aanneming. R. Hillebrand, De rei zende keuken. L. S., The Duty and discipline movement. N. S., Voorjaars zon. C. A. Worp-Roland Holst, Vleu gels. Go Volker, Ceintuurtaschje. Voorjaarstoiletten en kinderkleeding. Elck wat wils. Nieuw Vrouwenleven, No. 4 : Mimosa, Verweekelijking. Een minnebrief, naar het Finsch van Juhani Aho. Mimosa, Een laatste vreugde. Vrouwenarbeid in het moderne bedrijfsleven. Uit het land van Frits Reuter. Natuur en Wetenschap, No. 3 : E. Godef röy, Misdaad en technisch Politie onderzoek. Felix Ortt, De grenzen der natuurweten schap. E. G. Personalia. Fotografische rubriek. Wetenschiagenda. Wetensch. bibliografie. Lees^el. Ontwikkeling, No. WF. Domela Nieuwenhuis, Johann Gottlieb Fichte. F. L., Over verandering der natuurwetten (Uit H. Poincaré: Dernières pensees). D. Harkink, Monisme-Dualisme. De levende Natuur, afl. 23: J. Vijverberg, Bij de ijsvogelkieken. Jozef Bols, Een woekerwesp op Nebria Brevicollis F. P. E. W. Kok, Sneeuw op de heide en in het bosch. H. Koperberg, Een studie over huidmondjes (vervolg). ]. B. Bernink, Een geologisch bezoek aan Gronau. Vragen van den Dag, April '14: Jan Ligthart, De betekenis van het hoofdschap voor de school. Dr. H. Blink, De geschiedenis en de economische beteekenis van het Panama-Kanaal. C. J. van Nieuwenburg, Over de natuurkennis van Leonardo da Vinci. Dr. H. Blink, Ulster en de Ieren ten opzichte van Home Rule, historisch toe gelicht. Dr. Georg Brandes, Edmond, en Jules de Goncourt. Van maand tot maand.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl