Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
1<J April 'l-!. - No. 1921
heeten na den jarenlangen struggle for
high life" en de buitensporige
grondspeculaties.
Daarentegen verergert de toestand in
Mexico hoe langer hoe meer. Op grond van
gewaande of . werkelijke beleediging der
Noord-Amerikaansche natie door of namens
Huerta, heeft de regeering der Vereenigde
Staten het noodig geoordeeld hare vloot in
de Mexicaansche wateren samen te trekken
en eventueel Vera Cruz en Tampico, twee
belangrijke havensteden der Mexicaansche
republiek, te bezetten.
De zaak schijnt intusschen met een sisser
af te loopen.
Uit de Vereenigde Staten zelve luiden de
berichten aangaande den algemeene toestand
nog steeds even mistroostig; vooral onder
vindt de staalnijverheid den terugslag van
de onzekerheid, waarin de spoorwegen
verkeeren ten opzichte der tariefkwestie en zoo
had onmiddellijk vór en na de
vacantiedagen een scherpe daling in Steelshares
plaats, van dien aard, dat ook de andere
soorten daardoor werden meegesleept.
Deze zeer ongeanimeerde houding der
Steels kan echter niet alleen een gevolg
'?zijn van de vermindering der onuitgevoerde
bestellingen gedurende de maand Maart en
de bijzonder laag staande prijzen van het
'metaal. Want onderstaande opgave wijst aan,
dat het cijfer dier onuitgevoerde orders nog
400.000 tons hooger is dan in December 1913.
1914 1913 1912
Jan. . . . 4,614,000 7,827,000 5,380,000
Febr. . . . 5,026,000 7,657,000 5,454,000
Maart. . . 4,654,000 7,469,000 5,305,000
April . . . -- 5,979,000 5,655,000
Mei ... -- 6,324,000 5,751,000
Juni ... -- 5,807,000 5,807,000
Juli. ... ' -- 5,399,000 5,957,000
Aug. . . , -- 5,223,000 6,163,000
Sept. . . . -- 5,004,000 6,552,000
Oct. ... -- 4.514,000 7,595,000
Nov. . . . -- 4,396,000 7,853,600
Dec. ... -- 4,282,000 7,932,000
En ook de staalprijzen zijn niet eerst thans
zoo sterk gedaald, doch hadden reeds sedert
maanden een zeer zwakke tendenz.
Wellicht heeft men dan ook de voorwe
tenschap van den op dit oogenblik nog niet
. verschenen kwartaalstaat, die ongetwijfeld
in verband met de slapte in het bedrijf,
waarmede dan de omstandigheid van lage
staalprijzen gepaard gaat, zeer onbevredi
gende cijfers zal aantoonen.
En in dat geval dringt zich meer dan
ooit op den voorgrond, of de Steeltrust het
dividend van 5 pCt. p. a. op hare gewone
aandeelen zal blijven handhaven, ondanks
dat het dit kwartaal hoogstwaarschijnlijk
niet zal zijn verdiend.
Reeds meermalen heeft het bestuur in een
dergelijk geval verkeerd, doch zich dan, om
de dividenduitkeering op dezelfde basis te
kunnen handhaven, veroorloofd om de af
schrijvingen in te krimpen.
Nu echter de faits et gestes der naaml.
vennootschappen in de Unie veel nauwlet
tender worden gadegeslagen, dan eertijds
het geval was, zou het niet onmogelijk zijn,
dat het' bestuur der Corporation thans tot
andere maatregelen overging.
Of de vrees daarvoor inderdaad bestaat,
viel niet op te maken, doch onwaarschijnlijk
is het geenszins.
Wij laten hieronder de koersvariaties in
de voornaamste soorten volgen :
9 April 16 April
Amalgamated Copper 76 l/s 73 >/s
Amer. Car & Foundry 50% 49 ex-div. Vs %
??Hide <5 Leather 22 V8 21 'A
Smelting &Ref. 68^ 66V8
United Cigar 49M 47 V
States Steel 63Va 57%
Denver & Rio 13'/4 13
Erie 29% 27%
Kansas City & South. 25 % 23%
Missouri & Texas 18 I5h
Rock Island 3?i 3%
Southern Pacific 25 % 24 V8
Union Pacific 161 ^154^ ex-div.
Canadian
Union Pacificaandeelen hadden een zwakke
houding in verband met de verklaring van
het bestuur, dat het eerstvolgende, kwartaal
dividend op eene basis van 8 pCt. per jaar
zal worden uitgekeerd, ondanks dat de bonus
uit de vervreemding der Baltimore & Ohio
aandeelen nog niet kon worden uitbetaald
en dat, mocht de rechter beslissen ten gunste
van de preferente aandeelhouders, de maat
schappij in het bezit van die Baltimore's
'zOu blijven en ergo van geene uitkeering
sprake zou zijn. In verband met de hangende
kwestie heeft het administratie-kantoor van
de Union Pacific aandeelen coupon No. 50
voor de huidige dividendbetaling bestemd
en No. 48 en 49 laten reserveeren voor de
eventueele bonus-uitkeering.
In de locale markt bleven de scherpe
koersbewegingen der Petroleumwaarden de
aandacht trekken; men heeft hier ongetwijfeld
met manipulaties te doen, doch van wie deze
uitgaan, blijft verborgen. 'Er zijn immers geen
nadere berichten omtrent de Astra Romana
ingekomen en toch kon de koers dezer aan
deelen een niveau bereiken, waarbij de 200
pCt. werden overschreden.
De aand. Geconsolideerde volgden deze
beweging wederom op een afstand en die
.der Koninklijke eveneens; de gedurende n
beursuur dag aan dag plaats gehad hebbende
groote schommelingen moeten echter, zoo
wij- zeiden, op ongewone motieven wijzen
en wijl men die niet kan doorzien, is het
hoogst gevaarlijk zich in deze beweging
te begeven.
Wij laten hier de koersen volgen :
, 9 en 16
AprilpCt. pCt.
Geconsolideerde Petr. . . . 241 246
Koninklijke ... 636 625
Moeara Enim . ..... 254 249%
Sumatra Palembang .... 232^ 228Vs
Astra Romana ...... 190 205
Tabaksaandeelen hadden een onbeduidend
Verloop; wij laten hier het resultafet der vier
tot heden in Amsterdam gehouden inschrij
vingen van Sumatra-tabak volgen en plaat
sen daarnaast, ter vergelijking, die van 1913.
1914 1913
pakken ets. pakken ets.
Amsterdam Deli Cie. 4375 213 5720 193
Langkat Cie. 1950 230 1535 102
Atnst. Serdang Tabak 775 293 725 233
Deli Batavia 7000 249 3540 332
??Langkat Tabak 950 244 815 208
Hessa Tabak Maatij. 720 161 1000 178
Holland Deli Cie. ' 620 180 565 302
; . Sumatra Tabak 440 , 105 720216
p'dh Tapak Maatij, 985 124 835 178
2755 200 3460 214
280 98 460 149
Medan Tabak Maatij.
Padang Tabak Maatij.
Ramoenia Cultuur Mij. 2070 182 1125 231
Riraboen Tabak Maatij. 660 188 1440 181
Rotterdam Deli Maatij. 2720 163 2675 167
Senembah Maatschappij 4745 217 6730 227
Senna Tabak Maatij. 660 158 525 163
Serdang Tabak Maatij. 965 174 1260 118
United Lank. Plantation 4265 278 5135 316
Al mogen deze gemiddelde cijfers niet
alle de vergelijking met het vorige jaar
kunnen doorstaan, tegenover de oorspron
kelijke verwachtingen maken ze een uit
stekende figuur.
In de overige locale speculatieve soorten
kwamen geene variaties van beteekenis voor.
De geldmarkt blijft hier tamelijk vast; prolon
gatie-rente 3^ a 3X pCt.
Op 21 April a.s. zal de inschrijving zijn
opengesteld op ?2,200,000.?4Va pCt. obli
gaties der gemeente Leiden a 100% pCt.
17-4-14.
V. D. M.
De economische toekomst van Albanië
Nu het meer en meer blijkt, dat de oor
spronkelijke taak aan de Nederlandsche offi
cieren opgedragen in Albanië, nl. het
organiseeren van de gendarmerie in het jonge
Vorstendom, allengs ontaardt in een minder
aangename en meer ernstige rol, nl. die van
krijgsoversten, die heusche gevechten heb
ben te leiden, mag men aannemen, dat te
onzent de belangstelling in deze nieuwste
schepping der Europeesche diplomaten in
meerdere mate is gewekt, dan toen er alleen
sprake was van de uitoefening van een soort
van politie-functie.
Tot dusver was de algemeene opinie
overheerschend, dat Albanië een zeer arm en
zeer weinig productief land is, waaraan wei
nig eer zou zijn te behalen.
In de Oriënt Lloyd echter is van een bui
tenlander, die vele jaren te Durazzo, de
nieuw gepromoveerde vorstelijke residentie,
is gevestigd, onlangs een artikel verschenen,
omtrent de economische mogelijkheden van
dit land, waaruit de meening kan blijken
van iemand, die zich door eigen aanschou
wing van den toestand en persoonlijken
omgang met een gedeelte der bevolking een
meer betrouwbaar denkbeeld omtrent
Albanië's toekomst heeft kunnen vormen.
Wat men onder industrieele ondernemin
gen gewoonlijk verstaat, kent Albanië
volgens dezen schrijver-- niet, met uitzon
dering van een Fransche maatschappij die
met bescheidene middelen asphalt-mijnen,
op een dagreis ten Oosten van Vallona ge
legen, ontgint.
Wat handels-ondernemingen betreft, zijn
in het land werkzaam de Austro-Orient
Handelmaatschappij, een nieuwe
Oostenrijksche-ltaliaansche handelsbank, waarvan
de zetel te Vallona, de Singer-maatschappij
en enkele Fransche, Italiaansche, zoomede
een Engelsche verzekering-maatschappij.
Duitschers, in onzen tijd doorgaans de
pioniers van den handel, zijn tot dusver nog
niet in Albanië vertegenwoordigd; daaren
tegen zijn de Oostenrijksche en Italiaansche
consuls en kooplieden ijverig in de weer
met voorbereidende maatregelen en bemoei
ingen tot het verkrijgen van allerlei
concessiën, om in tijds alle andere concurrenten
den loef af te steken.
Albanië is trouwens het peete-kind van
Oostenrijk en Italië, die dus blijkbaar de
algemeene opinie, dat het een arm land is,
waar niets is te halen, niet zijn toegedaan.
Die oppervlakkige meening schijnt evenwel
verklaarbaar door de onzekere en iedere
bedrijvigheid op handelsgebied belemme
rende omstandigheden, zooals deze beston
den onder de Tnrksche heerschappij, waar
toe in de eerste plaats hehoort het ontbreken
van iedere bruikbare verbinding met het
binnenland.
Maar de schrijver acht het ten eenemale
onjuist dezen toestand als basis voor een
oordeel 'omtrent Albanië's toekomst aan te
nemen. Volgens hem vindt de industrie daar
een arbeidsveld, de handel een afzetgebied
en de landbouw een bodem, die slechts op
bewerking wacht. En ofschoon tot dusver
niets van beteekenis werd tot stand gebracht
en ieder slechts leeft van wat hij zonder
moeite kan machtig worden, is er toch veel
geld in het land.
Maar in welke mate het zal vooruitgaan,
zoodra geordende toestanden zijn in het
leven geroepen, kan men daaruit nagaan,
dat bijv. reeds nu te Vallona en andere
havens wekelijks in plaats van 3
stoomschepen, als tot dusver, reeds een 20-tal
aankomen en de bedrijvigheid in de
havenplaatsen met den dag toeneemt, vooral wat
de uitvoer van tarwe, maïs, olijven en huiden
betreft. En dit, niettegenstaande er nog geen
behoorlijke verbindingswegen
methetachterland bestaan, behalve de ongeffende paden,
waarlangs de ezel-karavanen zich met moeite
voortbewegen.
Volgens dezen schrijver telt de eigentlijke
bevolking ongeveer n rnillioen zielen, doch
zou het land gemakkelijk het tienvoudig
aantal van voedsel kunnen voorzien. Uit
het nieuwe Servische gebied komen reeds
vele duizenden naar Albanië, of dezen zich
echter aldaar blijvend zullen vestigen, is de
vraag.
De industrie zal uit het buitenland in het
land moeten worden gebracht, hetgeen bij
de bestaande gunstige levensvoorwaarden
niet met groote bezwaren gepaard gaat.
Daarvoor komt dan in de eerste plaats
in aanmerking het kustgebied en dat, aan
het meer van Skoetari gelegen, zoolang geen
wegen en spoorlijnen naar het binnenland
leiden. Waterkracht vindt men overal, want
de vele rivieren, die naar de Adriatische zee
stroomen, zijn van water ruim voorzien en
zouden bij behoorlijke regeling door aanleg
van dammen en kanalisatie gemakkelijk be
vaarbaar zijn te maken, zooals bijv. de
Bojana tot Skoetari.
Voor industrie komt in de eerste plaats
de mijnbouw in aanmerking. Een behoor
lijke geologische kennis van den bodem
heeft men nog niet, maar men weet, dat in
het noorden niet ver van Skoetari steen
kolen, koper en asbest zijn en in het zuiden
asphalt en zwavelbronnen, terwijl men ook
Ijzerhoudend gesteente heeft aangetroffen.
Hieromtrent dienen echter nauwkeurige
onderzoekingen te geschieden.
Verder komt de hout-industrie in aanmer
king. Vooral in het noorden vindt men een
grooten rijkdom aan hout en in Midden- en
Zuid-Albanië zijn vele olijven en bosschen
met waardevol hout. Voor den verkoop van
Europeesche meubelen schijnt het land min
der gtsthikt, maar er blijven nog genoeg
andere middelen over om van het hout nut
tige voorwerpen te vervaardigen, die vór
de bevolking van nut kunnen zijn. De onbe
kendheid met het bewerken van hout is z
groot, dat bijv. voor een nieuw hotel te
Vallona kozijnen, ramen, deurposten en deuren
uit Triest moesten worden aangevoerd.
Daarna verdienen de verschillende land
bouwbedrijven de aandacht. O.a. schijnen
raffinaderijen voor olijven, alsmede
conservenfabrieken een toekomst te hebben, daar
in dit opzicht alles nog met de meest primi
tieve hulpmiddelen geschiedt. Even primitief
is het bewerken van de leemgronden, die men
overal aantreft.
Maar de allereerste eisch is thans de aanleg
van spoor- en straatwegen, alsmede van
telegraaflijnen en bruggenbouw. Voor deze
voor de ontwikkeling des lands onontbeer
lijke verkeersmiddelen zullen weldra de
concessiën worden gegeven.
Voor den handel is de uitvoer van olijven,
tarwe, mais, huiden en hout, die spoedig
zal toenemen, de belangrijkste factor. Maar
zoodra spoorweglijnen en wegen bestaan, is
ook voor den invoer een ruim veld te
exploiteeren, zooals te Tirana en Skoetari
reeds is gebleken.
Daar geld in het land aanwezig is en vele
Albaniërs met kennis van moderne zaken
uit het buitenland terugkeeren en men niet
vijandig staat tegenover het nieuwe, mag
men veronderstellen, dat vooral machines
en moderne gebruiksartikelen een goed afzet
gebied zullen vinden.
Ondanks de vele Grieken, vindt men in
Albanië nog niet, wat de Europeanen onder
bankwezen" verstaan, maar is de Albaniër
gewoon zijn geld bij zich te dragen. Maar
met de ontwikkeling van den handel, zullen
ook de bank-instellingen moeten komen.
Eveneens zal zich dan het aantal
verzekeringmaatschappijen uitbreiden.
Het meest belangrijke echter is de toestand
van den landbouw; nog niet het tiende deel
van den voor bebouwing geschikten bodem
is bearbeid. Alleen in de naaste omgeving
van steden en dorpen is zooveel in bewer
king, als voor eigen gebruik noodig is,
overigens liggen in vruchtbare streken, rijk
aan water, de gronden braak of dienen
tot weiland.
Het minst gunstig is de toestand van de
veeteelt; varkens ziet men nergens, wél
veel geiten en klein hoornvee. Doorkruising
van rassen of invoer van buitenlandsch vee
zou in dit opzicht veel te doen zijn, dat
rijke voordeelen kan opleveren. De bestaande
voorwaarden voor de veeteelt zijn goed, maar
onvoldoende verzorging en voeder is de
oorzaak van den achteruitgang.
En ten laatste de paarden-fokkerij. Vroeger
was Italië een groot afnemer van Albaneesche
paarden, maar te sterke verkoop, gebrekkige
kennis van veredeling van het ras en groote
verliezen van paarden in het jaar van den
oorlog zijn oorzaak, dat men thans nog
slechts de kleine bergpaarden aantreft. Om
koopers zou een paarden-fokker niet ver
legen behoeven te zijn.
De voornaamste in- en uitvoerhaven en
over 't algemeen de meest belangrijke plaats
voor den handel met Zuid-Albanië is
VallOna. Rechtstreeksche handel met de in het
binnenland gelegen streken komt vooreerst
niet in aanmerking. In en export vindt
voornamelijk plaats door Oostenrijksche en
Italiaansche stoomschepen. De betaling schijnt
geregeld te gaan, althans sedert jaren is te
Vallona geen faillissement voorgekomen en
zelfs de oorlog heeft in dezen gunstigen
toestand geen verandering gebracht.
In den regel geschiedt de betaling a
comptant tegen overgave van verschepingsdocu
menten.
17 4 '14.
V. D. S.
De werkloosheid-verzekering in
Engeland
Wat zal de Staatscommissie voor de werk
loosheid ons brengen? Wij hebben tot dus
ver nog pas het eerste deel van haar arbeid,
de resultaten der enquête, kunnen beoor
delen; op haar voorstellen wachten wij nog.
Intussen is het van groot belang, dat
wij ons op de hoogte stellen van de buiten
landse wetgeving omtrent dit onderwerp,
terwijl Engeland daartoe wel in het bizonder
schijnt aangewezen. Om hieromtrent te wor
den ingelicht, hebben wij laten nagaan, wat
hierover in enkele belangrijke tijdschriften
voorkwam, en zullen wij in het volgende
vooral bespreken een doorwerkt artikel van
J. Sachse uit de Neue Zeit" XXXII, No. 3
en 4, aangevuld door het Reichsarbeitsblatt"
en Technik und Wirtschaft."
In 1911 heeft Groot-Britannië tegelijk met
de ziekte en invaliditeits-verzekering ook
een gedwongen werkloosheid-verzekering
van staatswege ingevoerd voor bepaalde
bedrijven,tezamen rond 2'/2millioen arbeiders
omvattend.
Verzekeringsplichtig zijn alle loonarbeiders
boven 16 jaar, werkzaam in het bouwbedrijf
in de ruimste zin, ook ondergrondse bouw
en wegenaanleg; en verder verschillende
groepen arbeiders in de machinebouw,
scheeps- en wagenbouw, in ijzergieterijen
en houtzagerijen, namelik voor zover de
bedrijven, waarin zij werkzaam zijn, met
enig deel van het bouwbedrijf verband
houden.
De wet is nog te kort in werking, om
haar reeds in alle omvang te overzien en
er een eindoordeel over te vellen, maar toch
kunnen wij er reeds tans waardevolle ge
gevens uit putten en op ernstige bezwaren
wijzen.
De Engelse regering gaf een verslag uit
over de ervaring met deze wet opgedaan
tijdens het eerste jaar van haar werking
van de hand van de geestelike vader dezer
wet, de directeur der arbeidsbeurzen,
W. H. Beveridge.
Dit verslag, dat alle officiële gegevens aan
gaande de werkloosheid-verzekering bevat,
loopt over een tijdperk van 12 maanden
sedert de bijdragen geheven werden, en over
6 maanden, sedert het begin der uitkering,
dus het volle in werking treden der wet.
Sachse wil bij de beoordeling van dit
systeem van werklozen-verzekering voorop
gesteld zien, dat het probleem der werk
loosheid nooit door enige verzekering op te
lossen is, maar dat slechts de gevolgen
enigermate te lenigen zijn, omdat de werk
loosheid, zoals de resolutie van Jena zegt,
een onafscheidelik neven-verschijnsel en
gevolg van de kapitalistiese produktie is
en eerst met de invd&ring der söcialfsties
georganiseerde produktie verdwijnen zal."
Bovendien is de Engelse verzekering veel te
eng begrensd en haar steun aan werklozen
zo onvoldoende, dat zij hoogstens beoordeeld
kan worden als inleiding tot een veel omvat
tender systeem.
ledere administratie van werkloosheid-ver
zekering heeft tot taak behalve het uitkeren
van de steun, te onderzoeken of de aan
vrager inderdaad werkloos is, en om te
zorgen, dat hij niet langer dan onvermijdelik
is, werkloos blijft.
Wil de staat dus zelf de gehele werkloos
heid-verzekering in handen hebben, dan moet
hij vór alles de geschikte organen scheppen
om de werklozen te controleren, en wat
ook voor daadwerkelike controle nodig is
hun de zich voordoende werkgelegenheid
kunnen aanwijzen. De Engelse staat bevond
zich in de gunstige omstandigheid, dat er op
dit gebied al veel voorlopige arbeid verricht
was. Toen de werkloosheid-verzekering in
gevoerd werd, bestonden reeds in alle voor
name industrie-centra de arbeidsbeurzen, door
een wet geschapen (Labour Exchanges Act
1909). Hun bestuursorganisaties dienden dan
ook als basis van de ganse organisatie der
werkloosheid-verzekering.
De werkloze wordt alleen ondersteund, als
hij niet wettelik gediskwalificeerd" is. Dit
is het geval: 1. als hij werkloos geworden
is tengevolge van een vakstrijd, uitgebroken
in zijn bedrijf, en dan blijft hij gediskwalifi
ceerd" tot de staking of uitsluiting opgeheven
is, of wel tot hij, als hij elders in een verze
kerd bedrijf werk gevonden heeft, opnieuw
werkloos geworden is; 2°. als hij wegens
slecht gedrag werkloos geworden is, of als
hij zijn positie zonder reden vrijwillig opge
geven heeft; in deze gevallen begint het
recht op ondersteuning eerst in de zevende
week der werkloosheid.
De beambte wendt zich tot de laatste
werkgever, om te onderzoeken of er grond
is voor deze diskwalificatie." Bij weigering
van ondersteuning heeft de arbeider recht
van beroep op een scheidgerecht (Court of
Referees) bestaande uit een arbeider, een
werkgever, en een ambtelik aangesteld voor
zitter.
Bevestigt het scheidsgerecht de afwijzende
uitspraak van de beambte, dan is het eind
oordeel gevallen. Verwerpt het zijn beslis
sing, dan kan de beambte in hoger beroep
gaan bij de, door de regering benoemde
scheidsrechter (Umpire) wiens uitspraak
absoluut beslissend is.
Voor er tot feitelike uitkering wordt over
gegaan, worden er echter nog andere voor
waarden gesteld: de werkloze moet sedert
zijn aanvrage onafgebroken werkloos geweest
zijn, hij moet werkkrachtig gebleven zijn,
hij mag een hem aangeboden, passende
werkgelegenheid (?suitable employment")
niet afslaan. Weigeren mag hij, als de aan
geboden plaats open gekomen is tengevolge
van loonstrijden, b.v. bij stakingen. Verder
hoeft hij geen werk aan te nemen dat
slechter betaald wordt dan zijn vroegere
arbeid, of beneden de tariefovereenkomst of
de plaatselike normale lonen.
Het werkeloosheidsfonds bestaat uit bij
dragen van werknemers en werkgevers en
van de staat. De arbeiders storten wekeliks
2'/j d (12l/s cent) de werkgevers evenveel;
maar de werkgever kan onder bepaalde
omstandigheden een deel van zijn bijdragen
terugkrijgen, b.v. 'Is, als hij voor een arbeider,
in de loop van een kalenderjaar 45 wekelikse
bijdragen gestort heeft. De bedoeling is,
hierdoor tijdelik ontslag van arbeiders
tegentegaan.
De volgende bepaling heeft dezelfde strek
king: Houdt een werkgever in slechte tijden
zijn bedrijf aan met verkorte arbeidstijd
(d. i. met hoogstens 5/6 van de gewone
werktijd) en betaalt hij toch in deze tijd de
bijdragen zijner arbeiders, dan kan hem een
deel of de hele som terugbetaald worden.
De staat draagt steeds 1/3 bij van de
som der bijdragen van de beide andere
partijen, over de tijd van een jaar. Voor
arbeiders beneden 18 jaar dragen werkgevers
en werknemers slechts l d (5 cent) per
week bij. De staatsbijdrage stijgt niet met
de uitgaven, maar richt zich alleen naar de
inkomsten.
Vanaf de 7e dag na het intreden der werk
loosheid wordt steun uitgekeerd, in den
regel 7 s (?4.20) per week. Verzekerden
beneden 17 jaar krijgen geen steun. Personen
tussen 17 en 18 jaar krijgen de helft (3'/a s.
per week).
De duur der ondersteuning mag jaarliks
niet meer dan 15 weken bedragen. En alleen
dan plaats hebben als de arbeider in de
voorafgaande 5 jaren minstens 26 weken
gewerkt heeft.
Bovendien moeten er bijdragen over min
stens 5 weken tegenover l week van steun
staan.
Verzekerden, die de leeftijd van 60 jaar
bereikt hebben, en minstens gedurende 500
weken hun bijdragen gestort hebben, kunnen
de som hunner eigen bijdragen, waarvan
de verkregen ondersteuning afgetrokken
wordt, echter met inbegrip van 2l/2 pCt.
interest terug krijgen. Dit is een tegemoet
koming aan bekwame arbeiders, die over
't algemeen het minst gebruik maken van
de uitkeringen.
Sachse komt dan tot de conclusie, dat
de ervaring tot op heden bewezen heeft,
dat de verplichte werkeloosheid-verzekering
administratief wel mogelijk is. Financieel
is zij zeker mogelik. De Engelse
werkloosheidverzekering is tot dusverre financi
eel beslist een succes geweest; zij kan reeds
met imposante cijfers aankomen. In de 52
weken tot 12 Juli zijn in 't geheel 2,286.400
(dus circa 27 rnillioen gulden) in het
werkloosheidsfonds gestort, waarvan l,701,400
uit bijdragen van arbeiders en werkgevers
en 567,100 van staatswege.
Uitbetaald werd in 6 maanden, tot 12 Juli
1913 in 't geheel 236,458 , verdeeld over
774,494 individuele uitkeringen. Er is dus
al een reservefonds met een overschot van
meer dan 19 millioen gulden. Maar bij de
beoordeling hiervan moeten wij rekening
houden met drie bijzondere omstandigheden.
Ten eerste werden het eerste jaar de bijdragen
gestort over het hele jaar, terwijl er slechts
over een half jaar uitgekeerd werd; ten tweede
hebben de statistici volgens Sachse zich
verrekend bij het schatten van het risico;
zij hebben het veel groter geschat dan het
werkelik is.
En de derde omstandigheid is de buiten
gewoon gunstige economiese conjunctuur
van het vorige jaar. De laatste tien jaar was
het gemiddelde werkloosheidscijfer der vak
verenigingen, die statistieken leveren aan het
ministerie van handel, 4.9 pCt., terwijl het de
laatste 12 maanden 2.1 pCt. is; op twee
uitzonderingen na, het geringste percentage
sedert 1874.
Al staat de Engelse werkloosheid-verzeke
ring er nu financieel schitterend voor, toch
weten wij niet hoe het fonds er in normale
tijden uitzien zal, en of het in tijden van
crisis tegen zijn taak opgewassen zal zijn.
(Slot volgt) TH. v. D. WAERDEN
Modernelingen
Als zij sentiment ontberen,
Doen zij aan philosophie,
Smalen op de aardsche sferen,
Voelen zich Gods even-knie.
Denken willen ze en begrijpen,
Noemen 't: hoogste menschen-plicht
(Wijl hun hart niets meer verricht).
't Is: door kunstlicht druiven rijpen
Bij gebrek aan het zonne-licht.
Maar deez' druiven, gansch niet vurig,
Zijn te vroeg rijp, missen zoetheid.
En heel dun, en daarbij zurig
Is de wijn, die eens in het vat leit.
Zie ze kleumen, och de armen,
In der Zuivere Rede krib":
Nooit kan zich de Ziel verwarmen
In de windselen van het Begrip.
Kleiner worden hun gezichten,
Rimpelig het ruime vel:
Want ze groeien niet, de wichten,
Verstoken van het Waerelds spel.
Het hart benepen, het hoofd bestoven,
Slachtoffers van hun wijzigheid,
Gaan ze kwijnend door Gods hoven,
En. . . ze sterven vór hun tijd.
. . . Worden dan voor 't laatst ge-bèd. . .
En de menigt', ziend het kistje,
Preev't weewarig en ontzet:
Daar gaat weer zoo'n Bollandistje."
K. JAPOET
* * *
Wilhelmina Ellenberger
Mr. C. H. E. Reelfs, die in De Amster
dammer van 22 Maart j.l. mevr. Wilhelmina
Ellenberger in de herinnering terug /iep
van tooneelvrienden en -vriendinnen, deelt
ons mede, dat zijn pogen niet vergeefsch
is geweest. Het ontvangen bedrag is op een
Rijksspaarbankboekje geplaatst.
Reeds zijn de meeste gevers uit naam van
mevr. Ellenberger door hem bedankt; degenen,
die hun gift enkel onder een paar letters
inzonden, doet hij dit bij deze, en zoo ook
hen die, giften wel toegezegd, maar nog
niet gezonden hebben.
* * *
Inhoud van Tijdschriften
Onze Eeuw, April '14: P. Raëskin,
Nonneke, II. Dr. Th. Bussemaker, Over John
Bright, II (slot). Prof. K. Kuiper, De ont
wikkelingsgang der Grieksche tragedie, I.
Jhr. mr. H. Smissaert, Wettelijke regeling
van het levensverzekeringsbedrijf. Herman
Middendorp, Verzen. C. K. Elout, Binnenl.
Overzicht. Buitenland. Leestafel.
Elsevier's Geul. Maandschrift, April '14:
J. R. van Stuwe Hzn., Oude Spaansche kunst.
J. E. Jasper, Een overzicht van
Britsch-Indische kunst en kunstnijverheid, II. Dr. H.
M. R. Leopold, Aan de laatste grens. Her
man Robbers, Helene Servaes, IX. Paul
Kenis, Een lied van Fabre d'Eglantine.
Kathe Mussche, Herfstavond. Kroniek.
Boekbespreking. J. F. L. de Balbian Ver
ster, Een O.-I. Compagnieschap op een
Japansche prent., C. V., Sir John
Tenniel f, R. W. P. Jr?Etsen van M. v. d.
Valk in den kunsthandel B. de Vries te
Amsterdam.
Ons Tijdschrift, afl. 3 : Jhr. mr. W. H. de
Savornin Lohman, Uit Groen's jeugd, II.
Balthazar Verhagen, Een Spaansche dans op
Hollandsch ijs. J. L. F. de Liefde, Een
van deze kleinen". C. Gerretson, Sociale
kroniek. ***, Terugblik. L. Buckmann,
Van boeken.
Onze Kunst, April 14: Jacques Mesnil,
Het Museum Jacquemart-Andréte Parijs.
Sander Pierron, Edouard Huberti (slot).
Kunstberichten. Platen.
De Vrouw en haar Huis, April '14: Johanna
Dekker-Boer, Bij het Stilleventje. Elis. M.
Rogge, La femme Beige. ' Cath. Brui
ning, Vrouwen van vór honderd jaar.
Johanna Ambrosius, Aan mijne dochter bij
hare aanneming. R. Hillebrand, De rei
zende keuken. L. S., The Duty and
discipline movement. N. S., Voorjaars
zon. C. A. Worp-Roland Holst, Vleu
gels. Go Volker, Ceintuurtaschje.
Voorjaarstoiletten en kinderkleeding. Elck
wat wils.
Nieuw Vrouwenleven, No. 4 : Mimosa,
Verweekelijking. Een minnebrief, naar het
Finsch van Juhani Aho. Mimosa, Een
laatste vreugde. Vrouwenarbeid in het
moderne bedrijfsleven. Uit het land van
Frits Reuter.
Natuur en Wetenschap, No. 3 : E. Godef röy,
Misdaad en technisch Politie onderzoek.
Felix Ortt, De grenzen der natuurweten
schap. E. G. Personalia. Fotografische
rubriek. Wetenschiagenda. Wetensch.
bibliografie. Lees^el.
Ontwikkeling, No. WF. Domela
Nieuwenhuis, Johann Gottlieb Fichte. F. L., Over
verandering der natuurwetten (Uit H.
Poincaré: Dernières pensees). D. Harkink,
Monisme-Dualisme.
De levende Natuur, afl. 23: J. Vijverberg,
Bij de ijsvogelkieken. Jozef Bols, Een
woekerwesp op Nebria Brevicollis F.
P. E. W. Kok, Sneeuw op de heide en in
het bosch. H. Koperberg, Een studie over
huidmondjes (vervolg). ]. B. Bernink,
Een geologisch bezoek aan Gronau.
Vragen van den Dag, April '14: Jan
Ligthart, De betekenis van het hoofdschap voor
de school. Dr. H. Blink, De geschiedenis
en de economische beteekenis van het
Panama-Kanaal. C. J. van Nieuwenburg,
Over de natuurkennis van Leonardo da
Vinci. Dr. H. Blink, Ulster en de Ieren
ten opzichte van Home Rule, historisch toe
gelicht. Dr. Georg Brandes, Edmond, en
Jules de Goncourt. Van maand tot maand.