De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 26 april pagina 1

26 april 1914 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1922 Zondag 26 April A°. 1914 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden ? ? / 1.65 Voor het Buitenl.cn de Koloniën p. j.,bfl vooruitbetaling fr. p. mail , 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar . 0.12' UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van l?5 regels /1.25, elke regel meer .... ?0.25 Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . , 0.30 Reclames, per regel , 0.40 INHOUD Blz. l: Het Tweede-Kamergebouw. L. H. G.: De Haagsche Kerkvergadering. 2: Kroniek: Comitévoor de Waarheid omtrent Nederland. Een stout gene raal. Feuilleton naar Ch. D. Roberts. Potentatiasis te Alkmaar. Matthijs Ver meulen over Dirk Gootjes. 3: Henri Borel over Chineesche Kunst. 4: Duizend-in-én-nacht-Puzzle en VerdeelingsPuzzle. 5: Hessel Jongsma: Tentoon stelling Schoonheid in het leven van het Volkskind." Allegra. E. Heimans: Paaschwandeling. 6: N. Mansfeldtde W. H.: IJsland. Alb. Plasschaert: Toorop, de Bruycker, Jacob Maris in het Haagsch Gem. Museum. Dr. H. E. van Gelder: Standbeeld Descartes. G. C. van 't Hoog over wijlen Marie Boddaert. Charivarius: De blaren en de bladen. Charivari. 9: Fin. Kroniek door v. d. M. 10: Dr. Th. van der Waerden: Werkloosheidsverzekering in Engeland, II. Darhspel door J. de Haas. 77 : Schaakspel door R. J. Loman. Teekening van Joh. Braakensiek: Zabern. Bijvoegsel door Johan Braakensiek: De Entente Cordiale. N VERRE EN VAN NA DE TWEEDE KAMER Vlak vór het paaschreces heeft minister Lely in de Tweede Kamer de teekeningen doen circuleeren, die door den rijksbpuwmeester Knuttel en een kortelings uit Delft aan de bureaux" gekomen bouwkundig ingenieur waren samenge steld. Naar men toen vernam lieten vele leden der volksvertegenwoordiging over de aangeboden architectuur (voor een Tweede Kamer-gebouw) zich ongunstig uit, zoodat de minister, om hen zachter te stemmen, mededeelde, dat hij in elk geval, vór men met een opdracht" in zee ging, de gevelteekeningen zou ter beoordeeling voorleggen aan eene Com missie van deskundigen". Thans, nu verscheidene aesthetici en ook de wereld der architecten in beroering kwamen, omdat ons land gevaar loopt dat wederom een' representatief gebouw in doode architectuur wordt opgetrokken, verschijnt in de N. R. Ct. dit communiqué: Naar wij vernemen, bestaat bij den Minister van Waterstaat reeds sedert geruimen*) tijd het voornemen, den bouw van het nieuwe gebouw der Tweede Kamer door een open of besloten prijs vraag te doen voorafgaan. Nu zullen sommigen, die zich niet zoo dadelijk rekenschap kunnen geven van de verdere strekking van dit bericht, ge neigd zijn te zeggen, dat dank zij de actie, die wij met gelijkgezinden gevoerd hebben, het eerste succes dan toch be vochten is: de Minister wil immers van nu af de taak van den Parlementsbouw niet meer eenvoudigweg opdragen aan den technischen bouwkundige voor de loopende zaken den rijksbouwmeester?, maar hij wil aan de te benoemen Jury eener open of besloten prijsvraag advies vragen: wien zij den ontwerper van het beste en schoonste plan vin den zal. Dit klinkt nu zeer mooi. En wie zou voor deze overwinning van den schoonen klank niet alvast dankbaar willen wezen? Béter dankbaarheid zal echter eerst pas sen, zoodra er bleek, dat de prijs vraag" niet wederom voor dekmantel moet dienen voor een reeds gereede amb telijke keuze, zoodra wij m. a. w. de zekerheid kunnen hebben, dat niet 't Rotterdamsche spel herhaald wordt, toen de overbeid, een bepaalden stijlnabootser uit eigen kring verkoren hebbend, het gansche stellage van de nationale prijs vraag in elkander zette om dien aesthetisch onbeduidenden architect op schijn baar onpartijdige wijze door deskun digen" gekozen te krijgen. (Ieder herin nert zich het voortdurende drijven van den Burgemeester in de niet openbare vergaderingen van Jury en Raadhuis commissie, v/aarvan hij lid was: hij, een leek, lid van de technische en kunstbeoordeelende Jury zelfs...) Indien wij dus nige zekerheid had den, dat niet weer dezelfde voor ware kunst en achtenswaardige kunstenaars *) Het woord geruimen" zullen wij maar als een stijlbloem beschouwen! Red. Amst. beleedigende comedie werd bedacht om een vooropgezet doel te bereiken, indien wij ons konden voorspiegelen, dat niet een aantal meegaande broeders en artistiek-onmachtige departementale architecten door de Regeering zal worden aangewezen als jury", maar dat wij waarlijk kregen een jury van kunstgevoeligen en technisch bekwamen en tot mededingers onze beste jongere en oudere bouwmeesters ja, dan, dan mis schien .... Maar wij hebben te veel reden thans alle prijsvragen te wantrouwen. De heer Knuttel heeft den hoogleeraar uit Delft Evers (stijlnabootser als hijzelf is) de opdracht helpen geven voor het Rotter damsche Raadhuis. Moet nu, laat ons de dingen maar bij hun waren naam noemen, de heer Evers in zijn qualiteit van hoogleeraar in eene Jury gezet wor den, die over 't in levenloosheid aan het zijne verwante werk van den heer Knuttel zal oordeelen ? Zullen naast dezen Evers ettelijke gewezen bouwkundige voorzitters uit gewezen (en onwezenlijke) bouwkundige periodes de jury moeten vormen ? Maar dan is 't immers als de Re geering zich voor deze nationale zaak niet vrij maakt van zulke droeve officieele" banden veel beter dat de Tweede Kamer aan al dien schijn niet meedeed en terstond den Parlementsbouw opdroeg aan een der bouwkundige ambtenaren of Delftsche hoogleeraren, die ons land toch al vol onbeteekende gevels gezet hebben. Wil echter de Tweede Kamer, wil een breed-ziend staatsman een gebouw, waar het land roem op dragen kan, nu en later, een Parlement dat in binnen- en buitenland de aandacht zal blijven trekken van kunstenaar, schrijver, journalist, man van beschaving in het algemeen dat zij dan een erkend groot bouwmeester een opdiacht geve. Het is nu toch geen geheim meer, dat wij bouwkunstenaars in ons land hebben en dat ze niet zetelen op de bureaux of les geven in scholen! Het moest toch nietmeer noodig zijn, dat een Weekblad een enquête opent bij kunstgevoeligen van erkende beteekenis om aan dezen een antwoord te vragen, dat op elks lippen moest zweven: een representatief gebouw behoort ? door een representatief bouwkunstenaar ontworpen te worden zooals prof. Quack zich hier uitdrukte, en niet, voegen wij ten over vloede toe, door een of anderen ambte naar-bouwkundige. Als Minister Lely zich eens aan Bur gemeester Zimmerman spiegelen wil, spiegelt hij zich zacht Op de machtproef, door dezen ge leverd, is voor hem en een goed deel van zijn beste volgelingen net zoo min als hijzelf volkomen tevreden met Evers'ontwerp een moreele katterigheid gevolgd, die geen kans heeft ooit geheel weg te trekken. Er is nog een Nemesis! Het publieke geweten van allen, die kunstontroering kennen, kan niet nalaten te klagen en te protesteeren en zich te verzetten. Na dat reeds de directie van het Ned. Museum ter blijvende plaatsing in 's Rijksmuseum aan Rotterdam de Bazels maquette ge vraagd heeft ('t is geweigerd), zal, zoodra de daarvoor noodige sommen bijeen zijn, zulk eene maquette, op nieuw vervaar digd, aan dit Museum worden aangeboden. In Rotterdam geven de gebr. Brusse een keurig boekdeel uit Voorgeschiedenis van den Rotterdamschen Stadhuisbouw", dat eenvoudig in zijn soberheid vernieti gend is voor het gebouw, dat nog moet geboren worden; en tegelijkertijd verzoe ken een dertigtal bekende Rotterdammers den Raad de banden met den architect Evers te verbreken, en niet te wachten tot het plan, waarmee men zegt een hoofdartikel in de Maasbode bekocht" is!, ten halve of ten heele zal zijn uitgevoerd De Raad, weerbarstig en onkundig, weigert. Men kan daar nog enkel weigeren en zich schrap zetten..., het onvoldane gevoel, de algemeene moreele malaise zal hand over hand toenemen! Geen schijn- blijmoedigheid" kan daar iets aan veranderen. De hoofd redactie van de N. R. Ct. is reeds zoover, dat ze behoefte gevoelt eigen figuur wat bij te pleisteren en net te doen of zij, de zwijgende medeplichtige, altijd de publieke opinie in de quaestie van den stadhuisbouw heeft willen kennen en de meeningen van leeken heeft willen uit lokken ! Thans (op 22 April) schrijft die hoofd redactie : Ons lijkt het gewicht van het adres in dit tweede gedeelte te moeten worden gezocht. Tijdige openbaarheid bij de voorbereiding van belangrijke bouw werken, als onze gemeente in de naaste toekomst gaat ondernemen, lijkt ook ons gewenscht. Wij hebben reeds vroeger de gelegenheid gehad, dit te kennen te te geven. Wanneer de Raad heeft te beslissen over de uitvoering van bouw werken, die het oordeel van eeuwen zullen moeten kunnen doorstaan, wordt hij voor een zóbelangrijk besluit ge steld, dat elke voorlichting, van waar ook of door wien ook gegeven, hem welkom moet wezen. En verder: Publieke belangstelling is toch ook hetgeen de Raad noodzakelijk behoeft, als hij in zulk eene zaak besluiten moet. Mogen wij zeggen, dat er publieke be langstelling geweest is voor den Raad huisbouw? Hoe kon zij er zijn, waar de deuren hermetisch gesloten waren? Er was nieuwsgierigheid meer niet. Nieuwsgierigheid naar den persoon, die den prijs zou behalen. Belangstelling voor het bouwwerk was eerst mogelijk, toen de deelneming der burgerij aan het groote werk, dat de gemeente ging ondernemen, niet het minst effect meer hebben kon. Dit schrijft dezelfde hoofdredactie, die vórdat de ondeskundige Raad de door den Burgemeester en zijn kringetje gewenschte millioenen-beslissing genomen had, alle publicaties zooveel mogelijk heeft gesmoord en tegengehouden, als ze den Burgemeester in zijn actie voor Evers hinderen kon! Men leze de N. R. Ct. van die dagen er maar op na. Vór de beslissing was er volkomen stilte. Geen meeningen werden uitgelokt. Geen voet werd verzei Om het onheil te voorkomen. Een ingezonden stuk van dr. Jan Veth, dat op zeer bezadigde en zeer scherpzinnige wijze een poging waag de tot uitstel en dat nieuwe overweging aanried, werd (we hebben 't van zooveel zijden gehoord, dat we 't als een publiek geheim kunnen beschouwen) eerst na strubbelingen door de N. R. Ct. met tegen zin opgenomen.... Een ingezonden stuk van den bouwmeester de Bazel, die drin gend vroeg : laat dan toch tenminste het juryrapport vooraf worden gepubliceerd, werd eerst aangehouden en pas geplaatst toen het geen effect meer sorteeren kon! En als de beslissing gevallen is, ja dan krijgt de kunstrubriek in de N. R. Ct. de eindelijke vrijheid op Evers plan te be tuttelen en aan de Schoonheid en hare wetten artikels te wijden, die uitvoerig zijn en leerrijk! Welnu deze hoofdredactie schrijft nu dat ze altijd voor de openbaarheid is geweest en voor de publieke belangstel ling bij een zoo belangrijke quaestie als een stadhuisbouw! De N. R. Ct. wordt bijna altijd met veel uiterlijk decorum geredigeerd. Als ze zulke verlegen leugentjes verkoopt, kent men aan haar meteen de moreele malaise, die te Rotterdam heerscht. * * * Minister Lely trekke dus leering uit Rotterdam, dat een stadhuis krijgt, in Nederland door niemand meer verdedigd (dan door het Rotterdamsch Nieuwsblad)! Hij zie verder naast zich, naar zijn ambt genoot Treub, wiens onverwelkbare roem hef is, dat hij aan de jonge architectuur van de negentiger jaren de kans gaf een Beurs te stichten als die van Berlage , tijdelijk behekeld door de kleine onkundigheden van de, in 't geestelijke namenlooze menigte, maar reeds thans, tot zelfs bij die vroegere schuddebollen, meer en meer in eere als een belangrijk bouw werk (de Amsterdamsche burgers draaien zichtbaar bij!) en als zoodanig erkend door het geheele Nederlandsche en buitenlandsche cultuurleven. Sedert die beginjaren van onze nieuwe architectuur is deze gegroeid. Onze be langrijke architecten zijn bekend en hebben handen vol werk en hun bouw kunst heeft invloed tot over onze grenzen. Dat de Staat der Nederlanden nu eens zoo wijs moge wezen als menige parti culier en zich een bouwmeester kieze van representatieve be teekenis! En dat de architecten in ons land gezamenlijk tot de Regeering mogen gaan zooals hun op de vergadering van Architectura met warmte is aangeprezen om aan de Regeering te zeggen, in een lan dat hun eer zou doen en dat gevolg zou moéten hebben: déze zijn onze beste bouwmeesters, kiest uit hen! Aan de architecten dus in de eerste plaats het woord! De Haagsche Kerk vergadering De zittingen der door de synode bij eengeroepen Kerkvergadering zijn in vele opzichten merkwaardig geweest. Menig historisch-materialist heeft de gelegen heid gehad weer eens een blik te slaan in de gedachtenwereld van dat volksdeel, dat in den regel het minst vrijmoedig en met het minste aplomb zijne overtuigingen en wenschen te uiten weet. Elk der deelnemers vertegenwoor digde een groep in ons volksleven, en door den ernst der discussies heen schemerde het rijke geheel van gods dienstige meeningen van de Prptestantsche massa's in ons merkwaardig landje. De tijden mogen veranderen, de ziels behoeften van den mensch blijven de zelfde. Wanneer hij geene zekerheid kan krijgen omtrent de eenheid zijner per soonlijkheid, de onsterfelijkheid zijner ziel, en een rechtvaardig en zelfs genadig wereldbestuur, dan eischt hij eene anderssoortige bevestiging van zijne geliefde overtuigingen. Om deze verwachtingen groepeeren zich grilligegedachtenreeksen. Men voelt aanstonds, welke conflicten hieruit wel moeten voortkomen, wanneer onverdedigbare gedachten onontbeerlijk worden. De geest klampt zich aan een letter, een teeken vast, en laat alle waar borgen van echtheid en onweerspreke lijkheid, die overal elders gelden, vallen, want achter die letter en dat teeken is een verwachting der ziel (in theologische taal: inwendige zekerheid) verscholen, welke mee verloren zou gaan. Daar de hard nekkige zielseischen zich niet naar de logica wenschen te schikken, moet de logica zich voegen naar haar. Elke nieuwe theologie maakt zich een nieuwe logica met nieuwe grondbegrippen, met nieuwe denkwetten, pasklaar, en de wetenschap van eiken tijd moet zich van voren af trachten los te maken van dezen kunstmatigen pro domo ingevoerden denk trant. In de kerkhistorie is deze hybridiseering van philosophische begrippen, en de ontwikkeling van een heel origineele logica zeker het aardigste studie-onder werp. Op elke kerkvergadering worden zoo nieuwe begrippen ingevoerd, en langzaam-aan forceeren de geliefde denk beelden der kerk zich door den menschelijken geest een weg, met het escorte van flonkernieuwe begrippen, als per soon, substantie, individu, God, natuur, wil, etc." in tot dusverre ongekende beteekenissen. Met deze begrippen wordt op origineele wijze omgegaan; zij worden gecombineerd, geanalyseerd; er worden gevolgtrekkingen uit gemaakt, en systemen van opgebouwd. En alles, om een tekst in het eene manuscript en een tekst in een ander, die voor het gewone verstand tegenstrijdig waren, op onverwachte wijze met elkaar te doen kloppen. Zie daar in het kort een resuméder dogmengeschiedenis. Daarom staan dan ook zeer velen uit ons volk, die door min of meer langdurige studie tot verstandelijke vaardigheid zijn gekomen, volkomen vreemd tegenover de theologische discussies: de praemissen staan voor hen niet vast, de grondbe grippen, waarmee men opereert, zijn niet omlijnd, de logica is zeker niet helder, en al deze betoogen leven zeker niet in een atmosfeer van ongeïnteresseerde waarheid. Zoo is het ook op al die oude concilies gegaan; in de verhandelingen ziet men de rechtvaardiging van begeerde geloofswaarheden door een telkens nieuwe denkleer. De oude logica bleef van kracht bij de discussies tegen de heidenen, binnen den boezem der kerk gold de voor de heidensche philosophen dier dagen zoo weerzinwekkende schoolsche logica, die een instrument der kerkleer was. Zoo ziet men ook nu nog denzelfden geestelijke een groote scherpzinnigheid ontwikkelen bij zijne bestrijding van het bijgeloof" der heidenen, terwijl hij het volgende oogenblik in door verontwaar diging gedekten ernst den zondenval, den stilstand der zon ter vergemakkelijking van doodslag op groote schaal, of de verandering van water in wijn leeraart. Op die oude concilies kwam men echter telkens tot een resultaat. De reden was de volgende: de heftigste tegenstanders waren het over de hoofd punten des gelopfs eens. Ook de leer lingen van Lucianus, waaronder Arius, waren van de goddelijkheid van Jezus Christus overtuigd. Op het eerste al gemeene concilie van Nicea ging het in hoofdzaak om de keuze eener logica, die de eenheid der drie personen het beste waarborgde. De invoering van het begrip der wezensgelijkheid met den heelen nasleep van de rangverdeeling over de goddelijke Personen, en de be faamde processie" van de eene uit de andere, etc. was hiermee ingeleid. Juist, omdat men het echter over de grond stellingen des geloofs eens was, kon men over de geschikste logica met vrucht debatteeren. De eenheid der kerk kon alleen daardoor bewaard blijven, dat het aantal verschilpunten klein was, en dat er volmaakte homogeniteit bestond ten opzichte van de constitueerende leer ingen van het Christendom, d.i. de op standing, de godmenschelijkheid van den Christus, de verzoeningsleer, etc. De strijd om eene leer kon aldus eindigen met de uitstooting van de aanhangers der verworpen leer. De uitgeworpen leeraren waren zelf standvastige geloovigen; bv. Nestorius was, een ketterjager. Hij was overtuigd van de godmenschelijkheid van den Christus, maar hij was niet voldoende logisch gevormd, om te kunnen begrijpen, dat Jezus twee naturen had, doch dat deze twee tezamen een vleeschgeworden natuur Gods vormden en dat bij deze eenheid toch elke der naturen reëel ge bleven was, maar ook weer niet van de andere gescheiden, etc. Men ziet hieruit, dat Nestorius niet zeer geschikt schijnt te zijn geweest voor de beraadslaging over zulke goddelijke dingen. Hij heeft niet hoog genoeg gestaan om te begrijpen, dat men het denken behoort onderge schikt te maken aan wat men bewijzen wil. Luther's strijd tegen tegen het dogma tisch gebouw' der R. K. kerk brengt daarom ook onmiddellijk een verzet tegen de scholastische methoden; hij had n.l. heel andere dingen te bewijzen dan de scholastiek. Om kort te gaan; op het protestantsche provinciaal-concilie te 's-Gravenhage ontbrak absoluut elke leerstellige basis, waarop men ook het minstzeggende akkoord zou hebben kunnen plaatsen. Welke eenheid blijft er over tusschen hen, die elke letter der H. S. voor waar houden, en hen, die alle getuigenissen omtrent de opstanding als visioenen uit leggen? Is de overeenkomst niet slechts schijnbaar tusschen hen, die eene interne gehoorzaamheid eischen van den godsdienstleeraar jegens de kerk, en die anderen, die het goedkeuren, dat de predikant ter wille der gemeente andere dingen zegt, dan hij voor waar houdt? In de vergadering heeft waarschijnlijk geen enkele schakeering ontbroken tus schen de uiterste orthodoxie en de uiterste psychologie; het was een belangwekkend en leerzaam geheel, en het zou betreu renswaardig zijn, als deze ziedende massa tot rust kwam. Ook van uitwerping kon f een sprake zijn, want daartoe ontbrak et ook alweer aan de noodige eenheid, om tot een beslissing te komen. Buiten de vergadering wachtten in den ganschen lande de gemeenten op een resultaat, alsof dit nog door een minimumbelijdenis, in eere en trouw afgelegd, te bereiken was; alsof er niet honderd ver schillende wijzen zijn, om den mensch, zij het dan niet in voor hem bevattelijke wijze, te verzekeren van wat hij hoopt, en niet kan ontberen. En het moet voor een oplettend deelnemer een verfijnd logisch genot zijn geweest, om boven al die donkere kleederen de kleurige be grippen te zien fladderen, die in het daglicht sterven moeten. ? L: H. G. KRONIEK COMITÉTER VERBREIDING DER WAARHEID Er is gelukkig weer een nieuwe vereeniging opgericht. Naar de dagbladen vermelden, heeft zich hier te lande een comitégevormd hetwelk zich ten doel stelt, om in het buitenland, voor zooveel noodig, meer algemeen bekend te maken, hetgeen voor Nederland en de Nederlanders op economisch, sociaal en wetenschappelijk gebied is tot stand gebracht, juiste begrippen omtrent Nederland en Ne derlandsche toestanden te verspreiden, en in bepaalde gevallen, waar noodig, voor een zeker Nederlandsch belang op te komen." De taal en stijl der nieuwe vereeniging indien men het bovenstaande daarvoor houden mag zijn nog niet onberispelijk. Maar de proza-kunst-, of eenige andere kunst-, behoort dan ook niet bij het door Neder landers tot stand gebrachte, dat voor zoo veel noodig", in het buitenland meer bekend gemaakt moet worden. Daar bestaat, geloof ik, weer een andere vereeniging, Het Alge meen Nederlandsch Verbond, voor.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl