Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
26 April '14. No. IC-21
Overigens blijkt deze nieuwe een voor
zichtige, bezadigde vereeniging. Zij wenscht
geen onnoodig werk te verrichten en vooral
waar het een Nederlandsen belang" geldt,
acht zij het zaak réserves te maken. Het
moet eerstens een zeker Nederlandsch be
lang zijn. En dat kan dan nog maar in
bepaalde gevallen," en waar noodig", voor
bescherming in aanmerking komen.
Daar nu de Nederlandsche consuls be
last zijn zelfs de onzekere Nederlandsche
belangen in alle gevallen voor te staan
zal de behoefte van andere bescherming
maar zelden gevoeld worden en het comit
dus geen handen vol werk bezorgen.
Meent men derhalve, dat het laatste lid
van het boven omschreven drieledige doel
der nieuwe vereeniging er vrijwel onschul
dig, of laat ons zeggen: academisch, uitziet,
tegen het tweede zal elk practisch vader
lander ernstige bezwaren opperen.
Eerstens kan het de vraag zijn of juiste
begrippen omtrent Nederland en Nederland
sche toestanden" wel onbetwijfelbaar in
Nederland zelf gevonden worden. Er is ook
nog zooiets als nationale ijdelheid en
zelfverblinding. Maar dan schijnt het, uit prac
tisch commercieel oogpunt, ook geheel
onwenschelijk zoogenaamd juiste begrippen
over ons te verspreiden.
Wat toch maakt ons aantrekkelijk voor
den buitenlandschen tourist? Gewis niet,
dat wij maar doodgewone menschen zijn,
in gewone kleêren, met gewone ideeën,
hoogstens wat trager dan de zijne.
Maar dat wij pofbroeken dragen, korte
pijpjes rooken en op klompen gaan. Dat
onze woningen op palen in 't water zijn
gebouwd en wij nacht en dag pompen om
onze polders boven te houden. Dat wij
laconiek en indolent zijn als ledepoppen en
daarbij achterlijk als vroeger de Chineezen,
nieuwsgierig als onze eigen koeien en even
plomp, dat wij leven van kaas en bokking...
dat alles verschaft ons de eer en het voor
deel van het jaarlijksch vreemdelingenver
keer.
Moet nu zoowaar een vereeniging van
academisch gevormden" die buitenlandsch
archaïstische illusies gaan verstoren en
duizenden neringdoenden onberekenbare
schade berokkenen? Enkel ter wille van
weer een ander soort nationale ijdelheid?
Zulks verhoede Cook! Behooren ook niet
de Vereeniging ter Bevordering van het
Vreemdelingenverkeer en die andere vereeni
ging, genaamd 't Koggeschip, zich hier voor
hun billijke belangen, die ook de onze zijn,
te w«er te stellen en dit onpatriottisch
complot der onpractische academische vorrcn
sels neer slaat ?
Waarom het plan ook niet breeder opgevat
en getracht de onjuiste buitenlandsche be
grippen hier tot waarheid te maken. Een
Academische Senaat in Vollendammer pof
broeken zou b.v. heel geen kwaad figuur
maken...
F. C.
S *
Een stout Generaal
Volgens de Avondpost heeft de Comman
dant der 2e Divisie een stelsel van eisenen
ontworpen en aan den Minister van Oorlog
doen toekomen, waaraan de milicien bij het
einde van den eersten oefeningstijd z. i.
moet voldoen.
Dit bericht zal velen niet vertrouwd
met de toestanden in ons leger verbaasd
hebben, na al hetgeen in de afgeloopen
jaren over dien eersten oefeningstijd te doen
is geweest.
Van ultra-militairistische werd breed uit
gemeten den te korten oefeningstijd, het
woekeren" met dien tijd.
Mannen als Staal en Thomson, die aan
dien oefeningstijd waagden te raken, werden
FEUILLETON
IHIIIIIIIIIMIIIIHIIIIIHIIIIIIItlHI
DE LAATSTE JACHT VAN DEN
GRIJZEN LYNX
DOOR
CH. G. D. ROBERTS
geautoriseerde vertaling van het
AuteursBureau Kosmos, Maastricht
Grijze Lynx ging voorop. Zijn wijfje, bijna
even groot als hij, en zelfs nog wreeder in
haar bliksemsnelle woestheid, was
terzelfdertijd schuwer om de woningen der menschen
te naderen. Vol achterdocht, doch gedreven
door de folteringen van den honger, dien
iedere mïd-winter meebrengt, volgde zij op
korten afstand, terwijl Grijze Lynx, sluipend
en zich klein makend op de sneeuw, voor
ging, het opengehakte terrein over en zoo
naar de lage, in sneeuw gemoffelde
bijgehouwen van de afgelegen hoeve in de
wildernis.
Hij was een eigenaardige, sinistere figuur,
deze groote, Canadeesche lynx, een soort
reusachtige, ruwharige kat met de groote,
breede, onevenredige zolen van een halfwas
Newfoundland-jong, met zijn te sterk ont
wikkelde achterpooten en dijen, alsof ze
nagebootst waren van een rammelaar. Zijn
vollemaansgezicht, met de stijve bakkebaar
den, en met een soort van teruggeslagen
kraag onder de stompe, sterke kaken, was
onbeschrijfelijk woest en wreed, verlicht als
het werd door een paar knipperende,
bleeklichtende oogen, en met de puntige,
fantastisch-gepiuimde ooren. Hij was dof, licht
grijs van kleur, terwijl zijn rug en flanken
bruinachtig geel getint waren. Zijn belache
lijke, doch buitengewoon krachtige achterlijf
eindigde in een recht stompje staart, mis
schien drie of vier duim lang. Hij had inder
daad een karikatuur kunnen zijn als er uit
iedere beweging niet zulk een kracht, snel
heid en wreede zekerheid gesproken had.
Gedwongen door den nood dezer
HongerMaand, had de groote Lynx dit opengehakte
stuk al eens tevoren bezocht, en was, door
de eerste schaduwen van den namiddag
glijdend, zoo dicht genaderd als hij duride.
Hij had op het erf eens naar koeien gezien
bijna met landverraders op n lijn gesteld,
het geheele gepensionneerden-dom in den
Haag kwam tegen hen in het geweer; het
leger was gesplitst in twee categorieën, waar
van het eene deel het andere op
oefeningsrechtzinnigheid onderzocht, om, wat niet
aan het Haagsche dogma voldeed, uit te
stooten. En ziet, in April 1914, nu deze
strijd ruim 10 jaar geduurd heeft, blijkt dat
zelfs het zoogenaamde hoofdwapen steeds
gewerkt heeft... ins Blaue hinein", zonder
eindprogram, zonder dat iemand ooit juist
geweten heeft aan welke militaire eischen
voldaan moest worden, dus evenmin wat
eigenlijk precies geleerd moest worden ge
durende dien eersten oefeningstijd en
wat daarmede onverbreekbaar samenhangt:
hoeveel tijd voor die eerste oefenings
periode noodig kon worden geacht. Toch
wist de behoudende militairistische partij bij
verschillende gelegenheden tot op dagen
nauwkeurig aan te geven hoeveel die eerste
oefeningstijd te kort zou zijn.
Een tweede opmerking, die zich naar aan
leiding van deze prijzenswaardige zeldzame
daad van logisch jeugdig initiatief van'een
onzer bevelvoerende generaals opdringt, is,
hoe ter wereld het mogelijk is geweest, dat
noch de Generale Staf, noch de
HoogereKrijgschool, noch de Inspectie van het Militair
Onderwijs, een dergelijk program hebben
ontworpen en den Minister van Oorlog aan
geboden ; dat deze lichamen zulk een even
eenvoudig logische als belangrijke zaak
op het gebied van legervorming, van
algemeene en militaire paedagogie, als daar
is de absolute noodzakelijkheid van het
beschikken over een doel, een programma
van eischen, waaraan voldaan moet wor
den, zoo lang en zoo volmaakt aan hun
aandacht hebben laten ontsnappen!
Wij achten het lesje door dezen generaal
troepen-aanvoerdet, den militaire
onderwijsen staf-bureaux toegediend, van groote
beteekenis voor het militair vraagstuk ten
onzent. Of het voorgestelde programma al
of niet gewijzigd zal worden ingevoerd, is
van bijkomend belang. Hoofdzaak is, dat
wij een scherp omlijnd doel, een basis zul
len krijgen.
Nu kan men de leerstof gaan aangeven
en verdeelen, die tot het voldoen aan dat
programma vereischt wordt en hier hebben
wij de sociale kant van het legervraagstuk
den t ij d meten en aangeven, die
noodig zal zijn om de b ij program
vastgestelde eischen zoodanig
inden milicien vast te leggen,
dat zij met n of meer korte
herhalingsoefeningen gedurende
zijn militie- en
landweer-plicht i g e jaren in zoo voldoende mate
z ij n eigendom b l ij v e n, dat er b ij
plotselinge mobilisatie'd ad el ij k
over beschikt kan worden.
Wat hierbij het resultaat zal zijn, valt
niet te zeggen. De eischen van den generaal
zijn, in het algemeen, niet te hoog gesteld.
Voor ieder, die eenige voorstelling heeft
van hetgeen de hedendaagsche oorlog vraagt,
is duidelijk, dat aan deze, ongeveer, voldaan
moet worden.
Misschien zal blijken, dat de eerste oefe
ningstijd te kort, wellicht ook dat hij te
lang is. Hoewel voorstander van een korten
eersten oefeningstijd, en, zoolang het tegen
deel niet is aangetoond, zes maanden daar
voor voldoende achtende, zullen wij, wanneer
op grond van dit program mocht blijken,
dat onze militie te kort oefent, de eersten
zijn om voor verlenging daarvan te pleiten,
doch onder voorwaarden, dat die eerste
oefeningstijd dan ook uitsluitend daarvoor
bestemd worde met weglating van alle
franje, als employementen, corveeën, op
passersdiensten en dergelijke, die met
den oorlogstaak van den man niet
te maken hebben en die slechts op
grond van staande-leger-traditie verdedigd
kunnen worden en behouden blijven. Dat
goede oefeningsterreinen en
oefengelegenheden onafscheidelijk van een behoorlijke
opleiding zijn, ligt voor de hand en dat op
grond daarvan vele garnizoenen onbruik
baar moeten worden geacht en dus, om aan
het program te kunnen voldoen, opgeheven
dienen te wordert, met opoffering van
plaatdie te groot waren om hem te interes
seeren. Doch hij had ook eenige
opeengedrongen schapen gezien, en dezen waren
mér van zijn gading. En toen had een ijskoude
luchtstroom uit de richting van het huis hem
de gevreesde lucht van menschen
toegewaaid, en hij was haastig naar zijn leger
teruggeslopen. Maar die schapen, die kon
hij maar niet vergeten! Hun reuk, de herin
nering aan den smaak van het lam, dat hij
zich herinnerde eens opgegeten te hebben
in het kreupelhout, maakte hem dol. Even
als de meeste wilde dieren, had hij geleerd,
dat de mensch des nachts minder te vreezen
is dan overdag. En dus keerde hij, toen de
avond goed en wel gevallen was, naar de
hoeve terug, en bracht zijn uitgehongerd
wijfje mee.
Onthutsend helder, in het licht van de
pas-opgekomen maan, stond aan den eenen
kant van het erf het huis van den kolo
nist ; aan de andere zijde stonden twee lage,
met elkaar in verbinding staande
kolenschuren, met een schuur, die tot halverwege het
huis doorliep. De lange, zwarte schaduwen
der gebouwen strekten zich over het open
terrein bijna uit van den boerderij tot aan
de wouden. De sneeuw was hard bevroren,
en bedekt met een duim pasgevallen, lichtere
sneeuw, die de wind straks zou komen w
gwervelen naar den hoek van de schutting.
Over deze schaduwplek sloop Grijze Lynx,
als een neg duisterder schaduw, tot hij den
hoek van de dichtstbijzijnde schuur bereikte.
Hier hurkte hij neer, en maakte zich zoo
klein mogelijk, terwijl hij eens terdege rook
aan een der spleten in het krom getrokken,
nog groene pijnhout van de schuur. Toen
wendde hij den kop om en keek naar zijn
wijfje, dat een pas ot tien achter hem
neerhurkte. Alsof dit een teeken was, dat alles
in orde was, kwam zij vlug aanloopen en
legde zich weder plat naast hem.
Van binnen kwam er, behalve dien
heerlijken, dolmakenden, wolachtigen geur, nog
het aangename geritsel van droog hooi, en
geluiden van kauwen, en zich veilig-voelend,
tevreden ademen. Het was duidelijk dat de
schapen daarin moesten zijn. De doordrin
gende, ongeduldige oogen van Grijze Lynx
onderzochten den blinden muur voor zich.
Aan dien kant was er geen ingang. Sluipend
ging hij vór, den hoek om, terwijl zijn
selijke belangetjes, het is in deze kolommen
zoo vaak aangetoond, dat het overbodig is
er hierover in bijzonderheden te treden.
In allen gevallen verdient de Commandant
der 2de Divisie hulde voor zijn jeugdige
en. ... moedige daad.
Potentatiasis
In Alkmaar werd vorig jaar een ingenieur,
die op een voordracht voor directeur van
het nieuwe Electr. Bedrijf als no. 2 stond,
door den Gemeenteraad als tijdelijk" be
noemd. Hij voldeed zeer goed, maar naar
de overtuiging van den Burgemeester (wiens
overtuiging allerlei wethouders en commissie
leden in dat kleine stadje gewoon zijn ter
stond te deelen) voldeed hij niet. 't Gevolg :
De directeur kreeg een wenk om aan den
Raad te schrijven, dat hij voor de herbe
noeming niet wenschte in aanmerking te
komen". Deze ambtenaar, die reeds een andere
buitenlandsche betrekking op 't oog had,
deed wat gevraagd werd, d. w. z. vroeg,
practisch gesproken, ontslag, maar daar hij
volkomen verbaasd was over de minder dan
futiele motiveering vanwege den Burger
vader, schreef hij een net request aan den
Gemeenteraad : dewelke vergaderde en wel
achter gesloten deuren, waarop, na opening
dier deuren bij algemeen stilzwijgen in
openbare vergadering het ontslag zonder
meer werd gegeven ____
Toen wij dat zoo lazen, onderstelden wij,
en zal ieder ondersteld hebben, dat de direc
teur minstens een gruwelijke wandaad op
zijn geweten moet gehad hebben : heilig
schennis in vroomheidswaanzin of moord in
een toestand van slaapwandeling, een van
die acta viciosa, die men onvervolgd laat,
maar die verkeerd kunnen zijn voor een
electrisch bedrijf.
Niets van dit al ! Want nu door het ver
zamelen van handteekeningen en door een
nieuw request van gemelden ingenieur roe
ring gekomen is in het stille politieke bin
nenwater van Alkmaar, blijkt dat het geheim
zinnige niets niemendal beteekende, en dat
twee borrels vór den eten" het afschuwe
lijkste Oneerbare geweest is, waarvoor men,
hem mollende, een geheime vergadering heeft
noodig gehad.
Ach, als in de dagen der Compagnie de
machthebbers in het oude Batavia een gun
steling avancement" wilden laten maken
of enkel een minder-prettig-gevonden amb
tenaar wilden kwijt wezen, en er werd naar
motieven gezocht, dan klonk de nog heden
ten dage als stopwoord dienende uitdruk
king: De man is ons, hij drinkt teveel
jenever!" Machthebbers en niet-machthebbers
dronken in die dagen te Batavia allen zonder
uitzondering als kartouwen!
En te Alkmaar is en blijft tegen den zin
van de heele burgerij de ingenieur ontslagen,
omdat de burgemeester het wil.
Allerlei vertegenwoordigers van planten
soorten droogt men en legt men samen tot
herbaria. Artis geeft een overzicht van het
kruipend en het vliegend gedierte, en de
aquaria vertoonen ons de wereld der visschen
in hare verscheidenheid. Van de menschheid,
gesplitst in rassen en volksstammen, bestaan
etnographische kaarten. Men bestudeert en
catalogiseert kortom alles en allen, maar de
potentaat is nog ononderzocht.
Toch is hij een wezen met overal en altijd
terugkeerende eigenschappen, een schepsel
dat in dieren- en menschen- en zelfs in
plantenrijk voorkomt, en dat, met al zijn
individueele eigenaardigheden, blijft dragen
de groote kenmerken van een type.
De kracht van de echte, groote of kleine
potentaat komt regelrecht voort uit het
vereeringsinstinct en uit de
wijfjesachtigheid van de menigte: die, als de kikker,
een heerscher behoeft. Het stond in het
laatst verschenen nr. van Simplicissimus
zoo aardig, waar bij een
kaiserlichköniglich-vaderlandsche feestviering de
redenaar uitroept: En daarom, mijne
heeren, eindig ik met te zeggen : een heer
scher moet het volk hebben. Want wat
werd er anders van de ingeboren liefde
en eerbied, die in ons allen sluimert ?" en
wat werd er anders zoo kon hij er bij
gevoegd hebben van onze slappe levens,
wijfje zich voorzichtig op een afstand hield.
Aan den rand van het door het maanlicht
beschenen erf aarzelde hij. Nog steeds was
er geen opening. Zich zorgvuldig in de
schaduw houdend, sloop hij naar den anderen
kant van het gebouw, doch met al even
weinig succes. Toen, bouter wordend, waagde
hij zich in het licht en kroop langs de voor
zijde van de schuur heen, terwijl hij zich
zooveel mogelijk platdrukte op de sneeuw;
zijn wijfje, nog steeds wantrouwend, en nu
boos wordend, daar zij voelde, dat zij voor
den mal werd gehouden, gluurde om den
hoek heen en sloeg hem gade.
Grijze Lynx was woedend. Hij had ver
wacht die schapen nog steeds tegen elkaar
aangedrongen voor de koude op het erf
terug te vinden. En nu, bevindend, dat ze
binnen waren, verwachtte hij bij ze te kun
nen komen door denzelfden ingang waar
door zij er in gekomen waren. Waar zulke
zotten als schapen konden komen, kon hij
het zeker. Hij wist niets af van deuren die
dicht en open gingen, en dus begreep hij er
niets van. Hij ging een eindje achteruit en
staarde naar het dak. Ja, dat was het, de
schapen moesten beslist door het dak bin
nengekomen zijn. Maar ook daarboven kon
hij geen opening waarnemen, en dus sloop
hij rondom de andere schuur en vond ook
daar alles goed gesloten tegen de bittere
koude. Toen kwam hij weder naar zijn wijfje
toe, die hem nu in de schaduw van de eerste
schuur opwachtte, met kwispelenden staart,
en bakkebaarden, die stijf uitstonden van
slechtgehumeurdheid.
Maar Grijze Lynx was er nog niet aan
toe om een nederlaag te erkennen. Het dak
van de schuur was lager dan dat van de
korenschuren, en met een geweldigen sprong
was hij er boven op, doch viel smadelijk
terug, bedolven onder een massa sneeuw,
die zijn klauwen had losgemaakt. Bij de
volgende poging echter, kreeg hij houvast
met zijn voorklauwen op het dak zelf, en
heesch zich zoo op, doch niet zonder een
scherp krassend, klauwend geluid. Het plot
selinge lawaai verontrustte de kippen, die
binnen, vlak onder het dak, op stok zaten,
en zij begonnen dadelijk luid te kakelen.
Grijze Lynx -hield zich stil en luisterde
met beide ooren. Kippen waren hem even
lief als schapen als hij ze maar bereiken
die geen meening weten te formeeren of in
het maatschappelijke zelf een daad weten
te doen?
De massa kan, als de potentaat wel eens
al te opvallend haar hindert, het brengen
tot een zacht, ondergrondsch gebrom.
Dit uit zich door adressen aan een Raad,
of door discussies of persstemmen". Maar
een massa kleine en groote ongerechtigheden
kunnen door den potentaat alleraangenaamst
zijn verricht vór hij het werkelijk moeielijk
krijgt.
Trouwens de meeste potentaten zijn min
stens zoo welmeenende menschen als de
massa's, die hen handhaven.
Wij zijn hun dan ook altijd welgezind!
Muziek in de Hoofdstad
Malheur a la connaissance stcrile
qui ne se tourne pas a aimer
BOSSUET
Twee katten, die elkaar ontmoeten op
eene schutting, verhouden zich zachtmoe
diger dan twee vrienden, van wie de een
optreedt als violist, de ander als criticus.
Wanneer er misschien sprake is van be
wondering, de bewondering is spoedig ver
zadigd en wil meer; er groeit een wantrouwen;
men bespiedt de waarde van den vriend,
men is achterdochtiger jegens hem dan
jegens ieder ander, men twijfelt en men
kent zelfs niet de barmhartigheid om hem
de verwijten te sparen, wanneer hij faalt,
nadat men zich instinctief zooveel hard
vochtiger hield tegenover zijn waarde dan
alle anderen, ik geloof zelfs, dat men er
een hypothetisch genoegen in schept den
vriend te zien falen. Ziedaar, o lezer,
raffinementen der vriendschap, welke gij niet
vermoedde, en haar vermaak. Ik zal mijn
vriend Dirk Gootjes dus beter de waarheid
zeggen dan wie ook.
Hij speelde op de Paasch-matinée van het
Concertgebouw, welks matinees van jonge
kunstenaars tot toen niets introduceerden dan
wanhopige mediocriteiten, voor den eersten
maal met orchest. Het was inderdaad zomer
weer om viool te spelen, eene klare, zonnige
atmosfeer, harmonisch voor elke melodie,
maar ook ongunstig voor de meeste muziek,
want ik heb sinds lang gemerkt, dat
natuurlicht veel geluid absorbeert; er is werkelijk
weinig moderne kunst bestand tegen de
gloeiing van een zomersenen dag.
Tot nu toe ontbrak er aan Dirk Gootjes'
concerten slechts het springen van een snaar
en zijne ongelukken zouden hun toppunt
bereikt hebben. Ik noemde hem vroeger
reeds een buitengewoon violist en hoe dik
wijls zag ik hem al niet struikelen! Nu
leek hij me opnieuw die kunstenaar en
wederom heeft hij me voor de helft teleur
gesteld; hij schijnt zich vijf mijlen van
het podium te wenschen, wanneer hij op
treedt, en welk een slechte dispositie voor
een sensitieven mensch, bij wien de af
grond der exaltatie immer roept naar den
afgrond der hopeloosheid! Zoo werd de
Ciacona van Vitali ingezet zonder meester
schap, waaronder ik versta het evenwicht
van alle emotioneele gegevens. De toon klonk
me zeer goed; hij droeg de siddering van
verfijnde en phantastische aandoeningen, een
toon, die zeer kostbaar geïnstrumenteerd is,
gedempt, doch onderwoeld met
lichtfonkelingen, iets demonisch in zijn mengsel van
schel accent en phosphoriseerende
demiteinte, een van Gootjes' uitnemendste over
wegingen, waarmee hij zijn uitgangspunt
(twee jaar geleden) belangrijk verbeterde.
Maar in dezelfde Ciacona deugde de vibrato
niet, die het gansche stuk ongevoelig bleef
en uniform. Ook den geest der compositie
heeft hij niet volkomen gegrepen; hij wan
kelde tusschen de compositie en het viool
stuk. Doch hierin ligt reeds eene groote
verdienste, wijl ik nog geen violist hoorde,
die er aan dacht een vioolstuk op te vatten
als compositie, als leven en schoonheid.
kon ! Hij krabde verwoed aan het dak, maar
dit was nieuw en stevig, en hij bevond al heel
spoedig, dat er niets te hopen viel van de
ze tactiek. Dol van gefnuikte
begeerigheidswoede, liep hij langs de schuur en sprong
met n prachtigen sprong op het dak van
de korenschuur. Bij den doffen plomp van
zijn neerkomen, bewoog en snoof het vee
onrustig, en de beide paarden hinnikten
angstig-vragend.
Op dat oogenblik vloog er een raam van
de hoeve met luid geraas omhoog. Grijze
Lynx wende zijn plat wreed gezicht plotse
ling naar den kant, waar het geluid vandaan
kwam. Hij zag een straal vuur uit het ven
ster spuiten ; een ratelende donderslag deed
zijn ooren pijnlijk aan, en er floot iets
giftigvlak over zijn kop heen. Gelukkig voor
hem is het licht der maan een bedriegelijk
licht om bij te schieten. Hij gaf den kolo
nist echter geen gelegenheid om nogmaals
te vuren. Met n wilden sprong was hij
over het dak heen en kwam aan den ande
ren kant in de sneeuw achter de schuur te
recht. Hij zag zijn wijfje reeds vluchten,
en volgde haar met lange sprongen.
Toen hij goed en wel in de beschuttende
bosschen was, vond hij zijn wijfje op hem
wachten. Zij stond met vervaarlijke oogen
over den schouder naar hem om te kijken.
Wat zij hem met dien blik te verstaan
gaf, valt niet met zekerheid te zeggen, doch
het scheen niet prettig voor Grijze Lynx te
zijn, want hij wendde zich, als terloops, af
en deed alsof hij met belangstelling een
dagoud spoor van een konijn besnuffelde.
Maar het was moeilijk lang belangstelling
voor te wenden in iets, dat zoo hopeloos
oninteressant is. Na eenige seconden sloop
hij dan ook heen op zoek naar een ander,
verscher spoor. Hoewel gloeiend van ver
achting en teleurstelling, volgde zijn wijfje
hem op een paar sprongen afstand. In zulk
een hongerlijd was het in beider belang te
zamen te jagen, voor zoover hun norsche,
wantrouwende naturen dit toelieten.
Er heerschte een doodelijke stilte in het
woud. Zelfs de lucht leek broos bij zulk
een koude. Het felle schijnsel der maan
was hard, glasachtig en onverbiddelijk. Het
leek zelfs de sterke, steelsche gestalten der
voortsluipende lynxen onwerkelijk te maken,
en hen te veranderen in een paar
voortHet concert van Bruch begon ongelukkig,
daar de solist zijne g te hoog stemde (wat de
alleronbeduidendste musicus ontgaat!) en de
inzet op de losse snaar maakte een pijnlijken
indruk. Dit concert duurde echter lang ge
noeg om zich te herstellen van deze kinder
achtige zenuwachtigheid, ofschoon 't eerste
deel te lijdelijk voorbijging, terwijl alleen
een psycholoog kon observeeren, welke
heroïeke pogingen gedaan werden om zich
te verheffen uit de onmacht.
't Adagio heeft evenwel muziek en stem
ming veranderd van aspect. Tusschen de
Adagio's van Mozart en dit van Bruch be
staat slechts een gering verschil; de wijde
rust en stilte van Mozart is gelukkiger, de
melancholie van Bruch heeft een fond van
ontevredenheid, zij is meer een zachte haat
dan liefde, dezelfde ontevreden onttogenheid,
welke de achtergrond is der Liebesscene uit
Strauss' Heldenleben en de andere zijner
langzame stukken, hoewel zij ook het wezen
is zijner overige muziek. Dit heeft Stendhal
zeventig jaar geleden reeds gezegd met
ongelooflijke verziendheid: het moderne leven
lijdt aan haine impuissante, gelijk Verlaine
de geheele achttiende eeuwsche muziek gede
finieerd heeft in drie sublieme verzen.
Tout en chantant sur Ie mode mineur
L'amour vainqueur et la vie opportune,
lis n'ont pas l'air de croire a leur bonheur,"
wier afstammelingen (sur Ie mode majeur,
hier Bruch en Strauss) nog minder schijnen
te gelooven aan hun geluk.
De sereniteit en de wijding, waarmee Dirk
Gootjes deze muziek overademd en
getransfigureerd heeft tot een ongekend gezang,
was van hooge orde. Gedurende zekere
passage in ges, gaf hij een mezza voce, zoo
penetrant en aangrijpend, dat ik het stel
boven Capet's zeer emotioneerende
stokvoering. Het slot van dit Adagio klonk in
de paarlemoeren tinten van den dichter,
uiterst teeder gereflecteerd, eene onuitspre
kelijke poëzie, waarbij men Bruch gaarne
vergat. De finale, zeer corybantisch ingezet,
is volgehouden met een voortdurend animato,
absoluut opmerkelijk en origineel van weer
gave, een psychisch rubato, dat slechts voort
kan komen uit eene oer-muzikale natuur.
Ik schrijf nadrukkelijk over Gootjes, wijl
hij de eerste is, die door een welkom en
toevallig fatum afwijkt van het
cosmopolitisch violistendom, waarvan de conservatoria
in Amsterdam, Parijs, Berlijn, New-York of
Rome, het eenzelvige, onveranderlijke en
verfoeilijke type leveren in duizend afdruk
sels: de een heeft wat gunstiger vingers dan
de ander en meer flair; ten tweede omdat
zijn temperament het tegenovergestelde is
van het Hollandsche karakter, gelijk dit
verschijnt in de concertzaal. Dit zal later
eenmaal een ethnologische quaestie blijken.
Ons volk, welks wezen zich eenmaal heeft
uitgesproken door Bredero, Jan Steen,
Ruysdael, Hobbema en Rembrandt in een
betooverende realistiek, eene schoonheid, ontroe
ring en universeele visie, waartoe geen der
Germaansche rassen ooit kon stijgen *), (dit
is mathematisch te bewijzen) geraakte een
weinig te veel onder Duitschen invloed en
dwaalde af van zijn beste raseigenschappen.
Van onze tooneelisten is alle-en Bouw
meester stamverwant aan de oude kunste
naars der zeventiende eeuw. Geheel de
nieuwe litteratuur lijkt mij gericht tegen de
twee eeuwen geïmporteerde, doodelijke
cultuur en hare Germaansche verstarring.
En wilt gij weten hoe van uit den gezichts
hoek dezer betere richting de muziek opgevat
wil worden, ga dan in Den Haag Saul en
David zien van Rembrandt: dit onvergelij
kelijke doek, dat muziek schreit als een
goddelijke vertroosting.
De solisten onzer omgeving weten zelf
wel dat zij de reproductie der kunstwerken
zoo niet begrijpen. Voor dit internationale
type schreef ik bovenstaand citaat van
Bossuet, dat een eeuwig axioma is. Ik had het
ook uit Paulus kunnen halen, (?Al sprak ik
de talen van menschen en engelen, zoo ik
de liefde niet heb ben ik gelijk klinkend
metaal en een rinkelend bekken ...) of ouder
nog! Dirk Gootjes raad ik ten slotte hard
te werken.
MATTHIJS VERMEULEN
*) Het visionaire verhaal Je suis Ie Ga
van Villiers de l'fsle Adam kon over Rem
brandt geschreven zijn.
vlietende spookgestalten, die hun koppen
onder het gaan van den eenen kant naar
den anderen schudden, en wier oogen een
bleek, laaiend vuur uitstraalden.
Doch Grijze Lynx had een erg
onspookachtigen honger evenals zijn wijfje. Plotseling
ontdekten zijn nooit-falende oogen onder
een wijdvertakten pijnboom een plaats waar
de sneeuw weggekrabd was. Voor een min
der scherp gezicht zou er niets bijzonders te
zien zijn geweest, maar voor Grijze Lynx was
het een duidelijke, onmiskenbare aanduiding.
Plotseling terzijde schietend, viel hij ruw aan
op die kleine ongelijkheid in de sneeuw, en be
gon verwoed met zijn voorpooten te graven. In
een oogwenk was hij half bedolven, want
de sneeuw lag hier, onder de beschutting
der boomen, zachter dan op de velden, waar
de wind over gierde. Snuffelend volgde hij
een diep spoor dat zijn geoefende neus hem
aanwees, en dat naar den stam van den
pijnboom leidde. Ondertusschen kwam zijn
wijfje naderbij, en sloeg hem met jaloersche
oogen gade. Een oogenblik later kwam zijn
kop weder naar buiten te midden van een
wervelwind van vleugels en rondvliegende
sneeuw. In zijn bek had hij een grooten
korhaan. De rampzalige vogel had zich in
de sneeuw begraven voor dien nacht, om
het wat warmer te hebben dan op zijn slaap
plaats tusschen de takken. Het volgende
oogenblik flapten zijn sterke vleugels kramp
achtig, en toen knauwde Gryze Lynx het
leven er uit en maakte een aanvang met
zijn maal.
Het slecht-gehumeurde wijfje kroop na
derbij, en hurkte er bij neer met een ver
zoenend air. Maar Gryze Lynx stamde niet uit
een ridderlijk geslacht, en een enkele korhaan
was nog geen half maal voor een hongerigen
los. Met een raspenden snauw schoot plot
seling zijn eene groote klauw waarschuwend
uit. Het wijfje bleef liggen, likte hongerig
haar lippen, wendde zich toen bliksemsnel
om en liep tegen een naburigen den op.
Haar ooren hadden het geluid opgevangen
van een verschrikt gesjilp, dat op den snauw
van Gryze Lynx gevolgd was. Er zaten
sneeuw-gorzen in dien boom. Haar ijzeren
klauwen, echter, die zich aan de bast vast
klemden, kondigden haar komst aan, en
niettegenstaande al haar vlugheid, ontsnap
ten de vogels haar, en hupten onder
angst