De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 26 april pagina 2

26 april 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 26 April '14. No. IC-21 Overigens blijkt deze nieuwe een voor zichtige, bezadigde vereeniging. Zij wenscht geen onnoodig werk te verrichten en vooral waar het een Nederlandsen belang" geldt, acht zij het zaak réserves te maken. Het moet eerstens een zeker Nederlandsch be lang zijn. En dat kan dan nog maar in bepaalde gevallen," en waar noodig", voor bescherming in aanmerking komen. Daar nu de Nederlandsche consuls be last zijn zelfs de onzekere Nederlandsche belangen in alle gevallen voor te staan zal de behoefte van andere bescherming maar zelden gevoeld worden en het comit dus geen handen vol werk bezorgen. Meent men derhalve, dat het laatste lid van het boven omschreven drieledige doel der nieuwe vereeniging er vrijwel onschul dig, of laat ons zeggen: academisch, uitziet, tegen het tweede zal elk practisch vader lander ernstige bezwaren opperen. Eerstens kan het de vraag zijn of juiste begrippen omtrent Nederland en Nederland sche toestanden" wel onbetwijfelbaar in Nederland zelf gevonden worden. Er is ook nog zooiets als nationale ijdelheid en zelfverblinding. Maar dan schijnt het, uit prac tisch commercieel oogpunt, ook geheel onwenschelijk zoogenaamd juiste begrippen over ons te verspreiden. Wat toch maakt ons aantrekkelijk voor den buitenlandschen tourist? Gewis niet, dat wij maar doodgewone menschen zijn, in gewone kleêren, met gewone ideeën, hoogstens wat trager dan de zijne. Maar dat wij pofbroeken dragen, korte pijpjes rooken en op klompen gaan. Dat onze woningen op palen in 't water zijn gebouwd en wij nacht en dag pompen om onze polders boven te houden. Dat wij laconiek en indolent zijn als ledepoppen en daarbij achterlijk als vroeger de Chineezen, nieuwsgierig als onze eigen koeien en even plomp, dat wij leven van kaas en bokking... dat alles verschaft ons de eer en het voor deel van het jaarlijksch vreemdelingenver keer. Moet nu zoowaar een vereeniging van academisch gevormden" die buitenlandsch archaïstische illusies gaan verstoren en duizenden neringdoenden onberekenbare schade berokkenen? Enkel ter wille van weer een ander soort nationale ijdelheid? Zulks verhoede Cook! Behooren ook niet de Vereeniging ter Bevordering van het Vreemdelingenverkeer en die andere vereeni ging, genaamd 't Koggeschip, zich hier voor hun billijke belangen, die ook de onze zijn, te w«er te stellen en dit onpatriottisch complot der onpractische academische vorrcn sels neer slaat ? Waarom het plan ook niet breeder opgevat en getracht de onjuiste buitenlandsche be grippen hier tot waarheid te maken. Een Academische Senaat in Vollendammer pof broeken zou b.v. heel geen kwaad figuur maken... F. C. S * Een stout Generaal Volgens de Avondpost heeft de Comman dant der 2e Divisie een stelsel van eisenen ontworpen en aan den Minister van Oorlog doen toekomen, waaraan de milicien bij het einde van den eersten oefeningstijd z. i. moet voldoen. Dit bericht zal velen niet vertrouwd met de toestanden in ons leger verbaasd hebben, na al hetgeen in de afgeloopen jaren over dien eersten oefeningstijd te doen is geweest. Van ultra-militairistische werd breed uit gemeten den te korten oefeningstijd, het woekeren" met dien tijd. Mannen als Staal en Thomson, die aan dien oefeningstijd waagden te raken, werden FEUILLETON IHIIIIIIIIIMIIIIHIIIIIHIIIIIIItlHI DE LAATSTE JACHT VAN DEN GRIJZEN LYNX DOOR CH. G. D. ROBERTS geautoriseerde vertaling van het AuteursBureau Kosmos, Maastricht Grijze Lynx ging voorop. Zijn wijfje, bijna even groot als hij, en zelfs nog wreeder in haar bliksemsnelle woestheid, was terzelfdertijd schuwer om de woningen der menschen te naderen. Vol achterdocht, doch gedreven door de folteringen van den honger, dien iedere mïd-winter meebrengt, volgde zij op korten afstand, terwijl Grijze Lynx, sluipend en zich klein makend op de sneeuw, voor ging, het opengehakte terrein over en zoo naar de lage, in sneeuw gemoffelde bijgehouwen van de afgelegen hoeve in de wildernis. Hij was een eigenaardige, sinistere figuur, deze groote, Canadeesche lynx, een soort reusachtige, ruwharige kat met de groote, breede, onevenredige zolen van een halfwas Newfoundland-jong, met zijn te sterk ont wikkelde achterpooten en dijen, alsof ze nagebootst waren van een rammelaar. Zijn vollemaansgezicht, met de stijve bakkebaar den, en met een soort van teruggeslagen kraag onder de stompe, sterke kaken, was onbeschrijfelijk woest en wreed, verlicht als het werd door een paar knipperende, bleeklichtende oogen, en met de puntige, fantastisch-gepiuimde ooren. Hij was dof, licht grijs van kleur, terwijl zijn rug en flanken bruinachtig geel getint waren. Zijn belache lijke, doch buitengewoon krachtige achterlijf eindigde in een recht stompje staart, mis schien drie of vier duim lang. Hij had inder daad een karikatuur kunnen zijn als er uit iedere beweging niet zulk een kracht, snel heid en wreede zekerheid gesproken had. Gedwongen door den nood dezer HongerMaand, had de groote Lynx dit opengehakte stuk al eens tevoren bezocht, en was, door de eerste schaduwen van den namiddag glijdend, zoo dicht genaderd als hij duride. Hij had op het erf eens naar koeien gezien bijna met landverraders op n lijn gesteld, het geheele gepensionneerden-dom in den Haag kwam tegen hen in het geweer; het leger was gesplitst in twee categorieën, waar van het eene deel het andere op oefeningsrechtzinnigheid onderzocht, om, wat niet aan het Haagsche dogma voldeed, uit te stooten. En ziet, in April 1914, nu deze strijd ruim 10 jaar geduurd heeft, blijkt dat zelfs het zoogenaamde hoofdwapen steeds gewerkt heeft... ins Blaue hinein", zonder eindprogram, zonder dat iemand ooit juist geweten heeft aan welke militaire eischen voldaan moest worden, dus evenmin wat eigenlijk precies geleerd moest worden ge durende dien eersten oefeningstijd en wat daarmede onverbreekbaar samenhangt: hoeveel tijd voor die eerste oefenings periode noodig kon worden geacht. Toch wist de behoudende militairistische partij bij verschillende gelegenheden tot op dagen nauwkeurig aan te geven hoeveel die eerste oefeningstijd te kort zou zijn. Een tweede opmerking, die zich naar aan leiding van deze prijzenswaardige zeldzame daad van logisch jeugdig initiatief van'een onzer bevelvoerende generaals opdringt, is, hoe ter wereld het mogelijk is geweest, dat noch de Generale Staf, noch de HoogereKrijgschool, noch de Inspectie van het Militair Onderwijs, een dergelijk program hebben ontworpen en den Minister van Oorlog aan geboden ; dat deze lichamen zulk een even eenvoudig logische als belangrijke zaak op het gebied van legervorming, van algemeene en militaire paedagogie, als daar is de absolute noodzakelijkheid van het beschikken over een doel, een programma van eischen, waaraan voldaan moet wor den, zoo lang en zoo volmaakt aan hun aandacht hebben laten ontsnappen! Wij achten het lesje door dezen generaal troepen-aanvoerdet, den militaire onderwijsen staf-bureaux toegediend, van groote beteekenis voor het militair vraagstuk ten onzent. Of het voorgestelde programma al of niet gewijzigd zal worden ingevoerd, is van bijkomend belang. Hoofdzaak is, dat wij een scherp omlijnd doel, een basis zul len krijgen. Nu kan men de leerstof gaan aangeven en verdeelen, die tot het voldoen aan dat programma vereischt wordt en hier hebben wij de sociale kant van het legervraagstuk den t ij d meten en aangeven, die noodig zal zijn om de b ij program vastgestelde eischen zoodanig inden milicien vast te leggen, dat zij met n of meer korte herhalingsoefeningen gedurende zijn militie- en landweer-plicht i g e jaren in zoo voldoende mate z ij n eigendom b l ij v e n, dat er b ij plotselinge mobilisatie'd ad el ij k over beschikt kan worden. Wat hierbij het resultaat zal zijn, valt niet te zeggen. De eischen van den generaal zijn, in het algemeen, niet te hoog gesteld. Voor ieder, die eenige voorstelling heeft van hetgeen de hedendaagsche oorlog vraagt, is duidelijk, dat aan deze, ongeveer, voldaan moet worden. Misschien zal blijken, dat de eerste oefe ningstijd te kort, wellicht ook dat hij te lang is. Hoewel voorstander van een korten eersten oefeningstijd, en, zoolang het tegen deel niet is aangetoond, zes maanden daar voor voldoende achtende, zullen wij, wanneer op grond van dit program mocht blijken, dat onze militie te kort oefent, de eersten zijn om voor verlenging daarvan te pleiten, doch onder voorwaarden, dat die eerste oefeningstijd dan ook uitsluitend daarvoor bestemd worde met weglating van alle franje, als employementen, corveeën, op passersdiensten en dergelijke, die met den oorlogstaak van den man niet te maken hebben en die slechts op grond van staande-leger-traditie verdedigd kunnen worden en behouden blijven. Dat goede oefeningsterreinen en oefengelegenheden onafscheidelijk van een behoorlijke opleiding zijn, ligt voor de hand en dat op grond daarvan vele garnizoenen onbruik baar moeten worden geacht en dus, om aan het program te kunnen voldoen, opgeheven dienen te wordert, met opoffering van plaatdie te groot waren om hem te interes seeren. Doch hij had ook eenige opeengedrongen schapen gezien, en dezen waren mér van zijn gading. En toen had een ijskoude luchtstroom uit de richting van het huis hem de gevreesde lucht van menschen toegewaaid, en hij was haastig naar zijn leger teruggeslopen. Maar die schapen, die kon hij maar niet vergeten! Hun reuk, de herin nering aan den smaak van het lam, dat hij zich herinnerde eens opgegeten te hebben in het kreupelhout, maakte hem dol. Even als de meeste wilde dieren, had hij geleerd, dat de mensch des nachts minder te vreezen is dan overdag. En dus keerde hij, toen de avond goed en wel gevallen was, naar de hoeve terug, en bracht zijn uitgehongerd wijfje mee. Onthutsend helder, in het licht van de pas-opgekomen maan, stond aan den eenen kant van het erf het huis van den kolo nist ; aan de andere zijde stonden twee lage, met elkaar in verbinding staande kolenschuren, met een schuur, die tot halverwege het huis doorliep. De lange, zwarte schaduwen der gebouwen strekten zich over het open terrein bijna uit van den boerderij tot aan de wouden. De sneeuw was hard bevroren, en bedekt met een duim pasgevallen, lichtere sneeuw, die de wind straks zou komen w gwervelen naar den hoek van de schutting. Over deze schaduwplek sloop Grijze Lynx, als een neg duisterder schaduw, tot hij den hoek van de dichtstbijzijnde schuur bereikte. Hier hurkte hij neer, en maakte zich zoo klein mogelijk, terwijl hij eens terdege rook aan een der spleten in het krom getrokken, nog groene pijnhout van de schuur. Toen wendde hij den kop om en keek naar zijn wijfje, dat een pas ot tien achter hem neerhurkte. Alsof dit een teeken was, dat alles in orde was, kwam zij vlug aanloopen en legde zich weder plat naast hem. Van binnen kwam er, behalve dien heerlijken, dolmakenden, wolachtigen geur, nog het aangename geritsel van droog hooi, en geluiden van kauwen, en zich veilig-voelend, tevreden ademen. Het was duidelijk dat de schapen daarin moesten zijn. De doordrin gende, ongeduldige oogen van Grijze Lynx onderzochten den blinden muur voor zich. Aan dien kant was er geen ingang. Sluipend ging hij vór, den hoek om, terwijl zijn selijke belangetjes, het is in deze kolommen zoo vaak aangetoond, dat het overbodig is er hierover in bijzonderheden te treden. In allen gevallen verdient de Commandant der 2de Divisie hulde voor zijn jeugdige en. ... moedige daad. Potentatiasis In Alkmaar werd vorig jaar een ingenieur, die op een voordracht voor directeur van het nieuwe Electr. Bedrijf als no. 2 stond, door den Gemeenteraad als tijdelijk" be noemd. Hij voldeed zeer goed, maar naar de overtuiging van den Burgemeester (wiens overtuiging allerlei wethouders en commissie leden in dat kleine stadje gewoon zijn ter stond te deelen) voldeed hij niet. 't Gevolg : De directeur kreeg een wenk om aan den Raad te schrijven, dat hij voor de herbe noeming niet wenschte in aanmerking te komen". Deze ambtenaar, die reeds een andere buitenlandsche betrekking op 't oog had, deed wat gevraagd werd, d. w. z. vroeg, practisch gesproken, ontslag, maar daar hij volkomen verbaasd was over de minder dan futiele motiveering vanwege den Burger vader, schreef hij een net request aan den Gemeenteraad : dewelke vergaderde en wel achter gesloten deuren, waarop, na opening dier deuren bij algemeen stilzwijgen in openbare vergadering het ontslag zonder meer werd gegeven ____ Toen wij dat zoo lazen, onderstelden wij, en zal ieder ondersteld hebben, dat de direc teur minstens een gruwelijke wandaad op zijn geweten moet gehad hebben : heilig schennis in vroomheidswaanzin of moord in een toestand van slaapwandeling, een van die acta viciosa, die men onvervolgd laat, maar die verkeerd kunnen zijn voor een electrisch bedrijf. Niets van dit al ! Want nu door het ver zamelen van handteekeningen en door een nieuw request van gemelden ingenieur roe ring gekomen is in het stille politieke bin nenwater van Alkmaar, blijkt dat het geheim zinnige niets niemendal beteekende, en dat twee borrels vór den eten" het afschuwe lijkste Oneerbare geweest is, waarvoor men, hem mollende, een geheime vergadering heeft noodig gehad. Ach, als in de dagen der Compagnie de machthebbers in het oude Batavia een gun steling avancement" wilden laten maken of enkel een minder-prettig-gevonden amb tenaar wilden kwijt wezen, en er werd naar motieven gezocht, dan klonk de nog heden ten dage als stopwoord dienende uitdruk king: De man is ons, hij drinkt teveel jenever!" Machthebbers en niet-machthebbers dronken in die dagen te Batavia allen zonder uitzondering als kartouwen! En te Alkmaar is en blijft tegen den zin van de heele burgerij de ingenieur ontslagen, omdat de burgemeester het wil. Allerlei vertegenwoordigers van planten soorten droogt men en legt men samen tot herbaria. Artis geeft een overzicht van het kruipend en het vliegend gedierte, en de aquaria vertoonen ons de wereld der visschen in hare verscheidenheid. Van de menschheid, gesplitst in rassen en volksstammen, bestaan etnographische kaarten. Men bestudeert en catalogiseert kortom alles en allen, maar de potentaat is nog ononderzocht. Toch is hij een wezen met overal en altijd terugkeerende eigenschappen, een schepsel dat in dieren- en menschen- en zelfs in plantenrijk voorkomt, en dat, met al zijn individueele eigenaardigheden, blijft dragen de groote kenmerken van een type. De kracht van de echte, groote of kleine potentaat komt regelrecht voort uit het vereeringsinstinct en uit de wijfjesachtigheid van de menigte: die, als de kikker, een heerscher behoeft. Het stond in het laatst verschenen nr. van Simplicissimus zoo aardig, waar bij een kaiserlichköniglich-vaderlandsche feestviering de redenaar uitroept: En daarom, mijne heeren, eindig ik met te zeggen : een heer scher moet het volk hebben. Want wat werd er anders van de ingeboren liefde en eerbied, die in ons allen sluimert ?" en wat werd er anders zoo kon hij er bij gevoegd hebben van onze slappe levens, wijfje zich voorzichtig op een afstand hield. Aan den rand van het door het maanlicht beschenen erf aarzelde hij. Nog steeds was er geen opening. Zich zorgvuldig in de schaduw houdend, sloop hij naar den anderen kant van het gebouw, doch met al even weinig succes. Toen, bouter wordend, waagde hij zich in het licht en kroop langs de voor zijde van de schuur heen, terwijl hij zich zooveel mogelijk platdrukte op de sneeuw; zijn wijfje, nog steeds wantrouwend, en nu boos wordend, daar zij voelde, dat zij voor den mal werd gehouden, gluurde om den hoek heen en sloeg hem gade. Grijze Lynx was woedend. Hij had ver wacht die schapen nog steeds tegen elkaar aangedrongen voor de koude op het erf terug te vinden. En nu, bevindend, dat ze binnen waren, verwachtte hij bij ze te kun nen komen door denzelfden ingang waar door zij er in gekomen waren. Waar zulke zotten als schapen konden komen, kon hij het zeker. Hij wist niets af van deuren die dicht en open gingen, en dus begreep hij er niets van. Hij ging een eindje achteruit en staarde naar het dak. Ja, dat was het, de schapen moesten beslist door het dak bin nengekomen zijn. Maar ook daarboven kon hij geen opening waarnemen, en dus sloop hij rondom de andere schuur en vond ook daar alles goed gesloten tegen de bittere koude. Toen kwam hij weder naar zijn wijfje toe, die hem nu in de schaduw van de eerste schuur opwachtte, met kwispelenden staart, en bakkebaarden, die stijf uitstonden van slechtgehumeurdheid. Maar Grijze Lynx was er nog niet aan toe om een nederlaag te erkennen. Het dak van de schuur was lager dan dat van de korenschuren, en met een geweldigen sprong was hij er boven op, doch viel smadelijk terug, bedolven onder een massa sneeuw, die zijn klauwen had losgemaakt. Bij de volgende poging echter, kreeg hij houvast met zijn voorklauwen op het dak zelf, en heesch zich zoo op, doch niet zonder een scherp krassend, klauwend geluid. Het plot selinge lawaai verontrustte de kippen, die binnen, vlak onder het dak, op stok zaten, en zij begonnen dadelijk luid te kakelen. Grijze Lynx -hield zich stil en luisterde met beide ooren. Kippen waren hem even lief als schapen als hij ze maar bereiken die geen meening weten te formeeren of in het maatschappelijke zelf een daad weten te doen? De massa kan, als de potentaat wel eens al te opvallend haar hindert, het brengen tot een zacht, ondergrondsch gebrom. Dit uit zich door adressen aan een Raad, of door discussies of persstemmen". Maar een massa kleine en groote ongerechtigheden kunnen door den potentaat alleraangenaamst zijn verricht vór hij het werkelijk moeielijk krijgt. Trouwens de meeste potentaten zijn min stens zoo welmeenende menschen als de massa's, die hen handhaven. Wij zijn hun dan ook altijd welgezind! Muziek in de Hoofdstad Malheur a la connaissance stcrile qui ne se tourne pas a aimer BOSSUET Twee katten, die elkaar ontmoeten op eene schutting, verhouden zich zachtmoe diger dan twee vrienden, van wie de een optreedt als violist, de ander als criticus. Wanneer er misschien sprake is van be wondering, de bewondering is spoedig ver zadigd en wil meer; er groeit een wantrouwen; men bespiedt de waarde van den vriend, men is achterdochtiger jegens hem dan jegens ieder ander, men twijfelt en men kent zelfs niet de barmhartigheid om hem de verwijten te sparen, wanneer hij faalt, nadat men zich instinctief zooveel hard vochtiger hield tegenover zijn waarde dan alle anderen, ik geloof zelfs, dat men er een hypothetisch genoegen in schept den vriend te zien falen. Ziedaar, o lezer, raffinementen der vriendschap, welke gij niet vermoedde, en haar vermaak. Ik zal mijn vriend Dirk Gootjes dus beter de waarheid zeggen dan wie ook. Hij speelde op de Paasch-matinée van het Concertgebouw, welks matinees van jonge kunstenaars tot toen niets introduceerden dan wanhopige mediocriteiten, voor den eersten maal met orchest. Het was inderdaad zomer weer om viool te spelen, eene klare, zonnige atmosfeer, harmonisch voor elke melodie, maar ook ongunstig voor de meeste muziek, want ik heb sinds lang gemerkt, dat natuurlicht veel geluid absorbeert; er is werkelijk weinig moderne kunst bestand tegen de gloeiing van een zomersenen dag. Tot nu toe ontbrak er aan Dirk Gootjes' concerten slechts het springen van een snaar en zijne ongelukken zouden hun toppunt bereikt hebben. Ik noemde hem vroeger reeds een buitengewoon violist en hoe dik wijls zag ik hem al niet struikelen! Nu leek hij me opnieuw die kunstenaar en wederom heeft hij me voor de helft teleur gesteld; hij schijnt zich vijf mijlen van het podium te wenschen, wanneer hij op treedt, en welk een slechte dispositie voor een sensitieven mensch, bij wien de af grond der exaltatie immer roept naar den afgrond der hopeloosheid! Zoo werd de Ciacona van Vitali ingezet zonder meester schap, waaronder ik versta het evenwicht van alle emotioneele gegevens. De toon klonk me zeer goed; hij droeg de siddering van verfijnde en phantastische aandoeningen, een toon, die zeer kostbaar geïnstrumenteerd is, gedempt, doch onderwoeld met lichtfonkelingen, iets demonisch in zijn mengsel van schel accent en phosphoriseerende demiteinte, een van Gootjes' uitnemendste over wegingen, waarmee hij zijn uitgangspunt (twee jaar geleden) belangrijk verbeterde. Maar in dezelfde Ciacona deugde de vibrato niet, die het gansche stuk ongevoelig bleef en uniform. Ook den geest der compositie heeft hij niet volkomen gegrepen; hij wan kelde tusschen de compositie en het viool stuk. Doch hierin ligt reeds eene groote verdienste, wijl ik nog geen violist hoorde, die er aan dacht een vioolstuk op te vatten als compositie, als leven en schoonheid. kon ! Hij krabde verwoed aan het dak, maar dit was nieuw en stevig, en hij bevond al heel spoedig, dat er niets te hopen viel van de ze tactiek. Dol van gefnuikte begeerigheidswoede, liep hij langs de schuur en sprong met n prachtigen sprong op het dak van de korenschuur. Bij den doffen plomp van zijn neerkomen, bewoog en snoof het vee onrustig, en de beide paarden hinnikten angstig-vragend. Op dat oogenblik vloog er een raam van de hoeve met luid geraas omhoog. Grijze Lynx wende zijn plat wreed gezicht plotse ling naar den kant, waar het geluid vandaan kwam. Hij zag een straal vuur uit het ven ster spuiten ; een ratelende donderslag deed zijn ooren pijnlijk aan, en er floot iets giftigvlak over zijn kop heen. Gelukkig voor hem is het licht der maan een bedriegelijk licht om bij te schieten. Hij gaf den kolo nist echter geen gelegenheid om nogmaals te vuren. Met n wilden sprong was hij over het dak heen en kwam aan den ande ren kant in de sneeuw achter de schuur te recht. Hij zag zijn wijfje reeds vluchten, en volgde haar met lange sprongen. Toen hij goed en wel in de beschuttende bosschen was, vond hij zijn wijfje op hem wachten. Zij stond met vervaarlijke oogen over den schouder naar hem om te kijken. Wat zij hem met dien blik te verstaan gaf, valt niet met zekerheid te zeggen, doch het scheen niet prettig voor Grijze Lynx te zijn, want hij wendde zich, als terloops, af en deed alsof hij met belangstelling een dagoud spoor van een konijn besnuffelde. Maar het was moeilijk lang belangstelling voor te wenden in iets, dat zoo hopeloos oninteressant is. Na eenige seconden sloop hij dan ook heen op zoek naar een ander, verscher spoor. Hoewel gloeiend van ver achting en teleurstelling, volgde zijn wijfje hem op een paar sprongen afstand. In zulk een hongerlijd was het in beider belang te zamen te jagen, voor zoover hun norsche, wantrouwende naturen dit toelieten. Er heerschte een doodelijke stilte in het woud. Zelfs de lucht leek broos bij zulk een koude. Het felle schijnsel der maan was hard, glasachtig en onverbiddelijk. Het leek zelfs de sterke, steelsche gestalten der voortsluipende lynxen onwerkelijk te maken, en hen te veranderen in een paar voortHet concert van Bruch begon ongelukkig, daar de solist zijne g te hoog stemde (wat de alleronbeduidendste musicus ontgaat!) en de inzet op de losse snaar maakte een pijnlijken indruk. Dit concert duurde echter lang ge noeg om zich te herstellen van deze kinder achtige zenuwachtigheid, ofschoon 't eerste deel te lijdelijk voorbijging, terwijl alleen een psycholoog kon observeeren, welke heroïeke pogingen gedaan werden om zich te verheffen uit de onmacht. 't Adagio heeft evenwel muziek en stem ming veranderd van aspect. Tusschen de Adagio's van Mozart en dit van Bruch be staat slechts een gering verschil; de wijde rust en stilte van Mozart is gelukkiger, de melancholie van Bruch heeft een fond van ontevredenheid, zij is meer een zachte haat dan liefde, dezelfde ontevreden onttogenheid, welke de achtergrond is der Liebesscene uit Strauss' Heldenleben en de andere zijner langzame stukken, hoewel zij ook het wezen is zijner overige muziek. Dit heeft Stendhal zeventig jaar geleden reeds gezegd met ongelooflijke verziendheid: het moderne leven lijdt aan haine impuissante, gelijk Verlaine de geheele achttiende eeuwsche muziek gede finieerd heeft in drie sublieme verzen. Tout en chantant sur Ie mode mineur L'amour vainqueur et la vie opportune, lis n'ont pas l'air de croire a leur bonheur," wier afstammelingen (sur Ie mode majeur, hier Bruch en Strauss) nog minder schijnen te gelooven aan hun geluk. De sereniteit en de wijding, waarmee Dirk Gootjes deze muziek overademd en getransfigureerd heeft tot een ongekend gezang, was van hooge orde. Gedurende zekere passage in ges, gaf hij een mezza voce, zoo penetrant en aangrijpend, dat ik het stel boven Capet's zeer emotioneerende stokvoering. Het slot van dit Adagio klonk in de paarlemoeren tinten van den dichter, uiterst teeder gereflecteerd, eene onuitspre kelijke poëzie, waarbij men Bruch gaarne vergat. De finale, zeer corybantisch ingezet, is volgehouden met een voortdurend animato, absoluut opmerkelijk en origineel van weer gave, een psychisch rubato, dat slechts voort kan komen uit eene oer-muzikale natuur. Ik schrijf nadrukkelijk over Gootjes, wijl hij de eerste is, die door een welkom en toevallig fatum afwijkt van het cosmopolitisch violistendom, waarvan de conservatoria in Amsterdam, Parijs, Berlijn, New-York of Rome, het eenzelvige, onveranderlijke en verfoeilijke type leveren in duizend afdruk sels: de een heeft wat gunstiger vingers dan de ander en meer flair; ten tweede omdat zijn temperament het tegenovergestelde is van het Hollandsche karakter, gelijk dit verschijnt in de concertzaal. Dit zal later eenmaal een ethnologische quaestie blijken. Ons volk, welks wezen zich eenmaal heeft uitgesproken door Bredero, Jan Steen, Ruysdael, Hobbema en Rembrandt in een betooverende realistiek, eene schoonheid, ontroe ring en universeele visie, waartoe geen der Germaansche rassen ooit kon stijgen *), (dit is mathematisch te bewijzen) geraakte een weinig te veel onder Duitschen invloed en dwaalde af van zijn beste raseigenschappen. Van onze tooneelisten is alle-en Bouw meester stamverwant aan de oude kunste naars der zeventiende eeuw. Geheel de nieuwe litteratuur lijkt mij gericht tegen de twee eeuwen geïmporteerde, doodelijke cultuur en hare Germaansche verstarring. En wilt gij weten hoe van uit den gezichts hoek dezer betere richting de muziek opgevat wil worden, ga dan in Den Haag Saul en David zien van Rembrandt: dit onvergelij kelijke doek, dat muziek schreit als een goddelijke vertroosting. De solisten onzer omgeving weten zelf wel dat zij de reproductie der kunstwerken zoo niet begrijpen. Voor dit internationale type schreef ik bovenstaand citaat van Bossuet, dat een eeuwig axioma is. Ik had het ook uit Paulus kunnen halen, (?Al sprak ik de talen van menschen en engelen, zoo ik de liefde niet heb ben ik gelijk klinkend metaal en een rinkelend bekken ...) of ouder nog! Dirk Gootjes raad ik ten slotte hard te werken. MATTHIJS VERMEULEN *) Het visionaire verhaal Je suis Ie Ga van Villiers de l'fsle Adam kon over Rem brandt geschreven zijn. vlietende spookgestalten, die hun koppen onder het gaan van den eenen kant naar den anderen schudden, en wier oogen een bleek, laaiend vuur uitstraalden. Doch Grijze Lynx had een erg onspookachtigen honger evenals zijn wijfje. Plotseling ontdekten zijn nooit-falende oogen onder een wijdvertakten pijnboom een plaats waar de sneeuw weggekrabd was. Voor een min der scherp gezicht zou er niets bijzonders te zien zijn geweest, maar voor Grijze Lynx was het een duidelijke, onmiskenbare aanduiding. Plotseling terzijde schietend, viel hij ruw aan op die kleine ongelijkheid in de sneeuw, en be gon verwoed met zijn voorpooten te graven. In een oogwenk was hij half bedolven, want de sneeuw lag hier, onder de beschutting der boomen, zachter dan op de velden, waar de wind over gierde. Snuffelend volgde hij een diep spoor dat zijn geoefende neus hem aanwees, en dat naar den stam van den pijnboom leidde. Ondertusschen kwam zijn wijfje naderbij, en sloeg hem met jaloersche oogen gade. Een oogenblik later kwam zijn kop weder naar buiten te midden van een wervelwind van vleugels en rondvliegende sneeuw. In zijn bek had hij een grooten korhaan. De rampzalige vogel had zich in de sneeuw begraven voor dien nacht, om het wat warmer te hebben dan op zijn slaap plaats tusschen de takken. Het volgende oogenblik flapten zijn sterke vleugels kramp achtig, en toen knauwde Gryze Lynx het leven er uit en maakte een aanvang met zijn maal. Het slecht-gehumeurde wijfje kroop na derbij, en hurkte er bij neer met een ver zoenend air. Maar Gryze Lynx stamde niet uit een ridderlijk geslacht, en een enkele korhaan was nog geen half maal voor een hongerigen los. Met een raspenden snauw schoot plot seling zijn eene groote klauw waarschuwend uit. Het wijfje bleef liggen, likte hongerig haar lippen, wendde zich toen bliksemsnel om en liep tegen een naburigen den op. Haar ooren hadden het geluid opgevangen van een verschrikt gesjilp, dat op den snauw van Gryze Lynx gevolgd was. Er zaten sneeuw-gorzen in dien boom. Haar ijzeren klauwen, echter, die zich aan de bast vast klemden, kondigden haar komst aan, en niettegenstaande al haar vlugheid, ontsnap ten de vogels haar, en hupten onder angst

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl