De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 26 april pagina 7

26 april 1914 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

26 April '14. No. 1922 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND President Huerta en de opstandelingen-generaals in Mexico. Van links naar rechts: Huerta; Villa na den slag van Torreon met zijn legertroepen; de rebellen-luitenant Fierro, verdachte van den moord op den Engelschman Benton; generaal Villa en generaal Ortega «n deze is eene, die ik de inhaerente" mocht noemen; zij is een innig, innerlijk ?deel van de voorstelling. Zij bestaat in het kiezen van beteekenisvol oogenblik, in den dubbelen zin van dat woord; in het zich vinden van een staren, dat hier de gemoeds toestemming weergeeft, en verder door een ter nauwernopd verteederd, ter nauwernood versierd realisme. Toch dringt de stem ming zich onophoudelijk en vol voortduring op. -Het gezicht van den eenen visscher vooral, die en face" zijn avendlijk gezicht laat zien, bleef voor mij een der bekoringen dezer tentoonstelling. De episodische sym boliek" bestaat bij Toorop van een bizarre groepeering soms, en van te geforceerde maatwijziging der vormen. Zij wordt gelezen als een verhaal; haar beteekenis komt niet alleen langs het visueele tot den geest van den beschouwer. Hiertoe behooren Ograve where is thy Victory"; het den menschen ont zinkend geloof", ook Dalende Gelooven" ge noemd; Anarchisme," en de vrouw, die een kaars houdt." In deze werken is haast altijd de vlakversiering te prijzen (wat Toorop gemeen heeft met L. Schelf hout); rijke kleurgedeelten zijn er dikwijls te vinden, fijn en per soonlijk geteekend détail, of onderdeel. Toch is zelden hier het geheel zoo als behoort; het werk is dikwijls niet gemaklijk te over zien; het bestaat uit stukken, die het een na het ander nagegaan moeten worden (deze fout is door symmetrie etc..in den lateren katholieken tijd verwonnen). Naast deze vindt ge, als belangrijk, de derde soort; en n werk dat tusschen de twee soorten symboliek staat. De Hétaire is een schil-derij, dat volledig schilderwerk is, en toch wat episodische symboliek bezit. Maar deze laatste vormt een nog zoo klein deel van het werk, dat ze in het geheel wegslinkt. Het schilderij is een, dat blijft trekken. De humanitaire werken zijn Voor de werksta king" een der belangrijke openbaringen hier; Nachtleven" en Delirium" (nu Alcoholisme, No. 33). Zij typeeren een vroegere be schouwing van Toorop en vooral -.vVoor de werkstaking" blijft door kracht en macht van de gediviseerde kleur iets dat steeds in rekening te brtngen is in Toorop's werk. De overige schilderijen en teekeningen laat ik ditmaal onbesproken. 2. De Bruycker (Schüller, den Haag). Defl fijnen, te beïnvloeden Bronet, noch Hallo (die op Brangwijn (in het zwakke) lijkt) noch een paar geestige etsen van Buhot (als les Noctambules, de honden om n man) be IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllll schrijf ik hier. In 't kort wil ik alleen de Bruycker kenschetsen. Deze etser is een etser >en iiiiiiiiiimiiiiiiiiimiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiMiiiiiiiiiiuiiiiiiiiifiiiiii volphantasie. Hij durftopdefiks-aangegrepe plaat een gekarikaturiseerde mensrhheid in ongewone groepeering doen leven. Soms over tuigt hij geheel en al van zijn voorstelling ;soms echter is de karikatuur te onbescheiden ge worden, en wordt dan voor den toeschouwer hinderlijk. Daardoor behooren tot de beste, die werken waarin deze bescheidenheid aan wezig is, als sommige prenten van het Schellinkje", als die Vrome in de kerk; als de ets naar het Oude paard. Als geheel geslaagde phantaisie is te waardeeren De man van het beffrooi". een verbeelding-vol feest bij den toren, een sabbat in de lucht. 3. J. Maris' teekeningen (Gemeente Museum, den Haag). Het is te hopen, en ook mogelijk, dat deze tentoonstelling van teekeningen door Maris gevolgd wordt door een serieVananderen (Mauve b.v!). Want deze verzamelingen heb ben voor wie volledige gevoels-kennis zoekt groot genot. Zij vertoonen velerlei fijnheid; verscholen begin; verlaten richtingen, of uitingen van de persoonlijkheid in den scherpsten stand of in de felste houding. Hier wordt van Maris allerlei gevonden: Notities als die, waar hij in den laatsten tijd van zijn leven zich toe zou beperken (wer kelijke impressies); groot omlijnde toch nauwkeurig aangegeven types als de Heer met een overjas" (No. 4); teekeningen als het Meisje met den opgeslagen rok, de staande boerin, de Brabantsche vrouwen (No. 17), waarin teederheid en forschheid zich te saam vinden. Van de architectuur teekeningen is bij No. 36 dee Deur te ver melden en de Studie voor een gootsteenpomp (No. 33); Van het landschap vermeld ik de No.41, 43, 51, 53, 55, 59 (blank); en 67. Deze tentoonstelling had eigenaardig kunnen zijn aangevuld door schetsboekjes in 't bezit van den schilder Tholen. Ook daarin vindt ge zeer interessant détail voor schilderijen; portretten, en alles wat niet vergeten mag worden in de toekomst, en voor de toekomstige schrijvers van Maris' leven. Op de bovenzaal van't Gemeente Museum, die belangrijke veranderingen" onderging, hangt de groote Mauve: de Herder met Schapen in de Sneeuw", een werk reeds dikwijls door mij besproken, maar waar weer de eenzaamheid van treft, de sober heid en de kracht. PLASSCHAERT minimum HiiitMiMiMiiiiiiimii Descartes' monument in den Haag '[ Het standbeeld van Descartes in den Haag ff Zal de nazaat wellicht eens de Hagenaars van dezen tijd een wonderlijke belangstelling in de filosofie, of althans in de filosofen, ^oekennen, wanneer hij hier de standbeelden van Spinoza en van Descartes ontdekt ? Laat hij dan voorzichtig zijn met daaruit al te gewichtige conclusies te trekken, die hem wellicht nog heel wat hoofdbrekens zouden kosten om ze in overeenstemming te bren gen met tal van andere verschijnselen, die de bestudeering van ons tijdvak hem zou openbaren.Want het is zoo niet: diepzinnig laat staan filosofisch zijn de Hagenaars zelden, tenminste als wij, beleefdheidshalve, de leden van de Vereeniging voor Wijsbe geerte uitzonderen. Wanneer wij hier een Cartesiusstraat hebben en dicht daarbij een Cartesius-standbeeld, dan heeft dat met liefde voor de wijsbegeerte weinig van doen! Toch zouden er aan den anderen kant uit de historie van het standbeeld wijsgeerige lessen te trekken zijn. Ik wil die bezigheid echter liever aan den lezer overlaten en mij tot de historie bepalen, welke reeds op zichzelve curieus genoeg is. Het is namelijk niet voor het eerst, dat het nu in alle stilte onthulde standbeeld voor de Hagenaars te zien is. Vór ruim vijftig jaren stond het ook al op publiek terrein en wel in het Willemspark dicht bij de Willemskerk, voordat de nu be kende aanleg van het Plein 1813 en om geving de toestand uit de dagen van koning Willem II veranderd had. Aan den kunstzin van dezen koning had het beeld dan ook zoowel zij« ontstaan als zijn plaats te danken. Dat kwam zó. In 1845 voerde Willem II onderhandelingen met den Franschen beeld houwer graaf van Nieuwerkerke over het maken van het ruiterstandbeeld van prins Willem I, dat vór het paleis in het Noord einde zou worden opgericht, en bij deze onderhandelingen zal zonder twijfel ter sprake gekomen zijn, dat de beeldhouwer ook in opdracht van het bestuur van La Haye bij Tours, Descartes geboorteplaats, met een standbeeld van den wijsgeer gereed gekomen was.Willem II heeft zich toen onmidmiddelijk verzekerd van een afgietsel in brons van dat beeld voor ? 6000 en nog vór dat dit zelf in het Fransche stadje verrezen was, stondhet afgietsel reeds in het koninklijke park. Doch toen na den dood van Willem II al zijne met grooten zorg en smaak en voor veel waarschijnlijk te veel geld bijeen gebrachte kunstschatten door zijn erven werden verkocht, kwamen tegelijk met het park waarin zij stonden, de standbeelden in het bezit der gemeente 's Gravenhage, die toen de uitgifte der parkterreinen als bouw grond verwijdering van de beelden noodig maakte, ook dat van Descartes naar een bergplaats op de gemeentewerf vervoeren deed. Terwijl de meeste beelden van weinig solide materiaal waren en al spoedig ontoon baar werden, hield Descartes het uit, zoodat men op de gedachte kwam hem weder ergens te plaatsen. Of men nu in de toen juist nieuwe Hoogere burgerscholen ver wantschap met de Cartesiaansche filosofie zag, of dat men eenvoudig met het beeld geen anderen weg wist, is nog onopgelost, maar zeker is, dat men Descartes' standbeeld nederzette op de binnenplaats der eerste H. B. S., die aan het Bleijenburg. Meer tot verwondering dan tot stichting der schoolbevolking heeft de wijsgeer daar vereenzaamd zijn dagen doorgebracht tot in onzen tijd. Toen is voor eenige jaren professor Van Geer, ijverig kenner van Descartes, begonnen te pleiten voor een eerherstel van 's wijsgeers beeltenis, en lang zamerhand is zoodoende het plan gerijpt om haar te verplaatsen naar het hartje van den inmiddels verrezen wijk voor welker straten Descartes zelf en tal van wiskundigen en filosofen hun namen hebben moeten leenen. Trouwens de H.B.S. in questie werd een meisjes-H.B.S. en de bronzen heer op de binnenplaats stond er daardoor nog minder eigenaardig! Dezer dagen kwam de nieuwe opstelling op inderdaad passende manier tot stand en het lijkt wel waarschijnlijk, dat de bronzen Deseartes, zoolang een zwerver, evenals wijlen zijn vleeschelijk voorbeeld, nu aan het einde van zijn Odyssee gekomen is. En zoo wordt tenslotte RenéDescartes in zijn tweede vaderland toch weer op waar dige wijze geëerd, zij het ook niet in de rustige omgeving van het stille EgmondBinnen, waarheen hij telkens bij voorkeur verkeerde, maar in de stad waar ook voor Spinoza een beeld verrees. Doch, nog eens: de nazaat zal goeddoen uit deze coïncidentie geene conclusies te trekken! H. E. v. GELDER * * * Marie Boddaert geb. 6 Febr. 1844. f 12 April 1914 (Jonkvrouwe MARIE AGATHE BODDAERT) MARIE BODDAERT naar een teekening van W. B.. Tholen Een fijn voelende vrouw, iemand tot wie het heelal sprak, omdat er van haarzelf uitging een tintelende bezieling,,een lichtende scheppingsdrang, een vrouw, die 't leven liefhad. Al kwam ook het leed met schrij nende pijn en donkere droefheid, haar levensblijheid scheen zelfs van achter de wolk, en kleurde de randen ervan. Er was frischheid en jeugd in haar, kinderlijke opgewektheid terwijl toch haar oor luis terde naar 't onhoorbare, haar oog zocht naar 't onzichtbare: in haar leefde iets van het echte romantische der jeugd, die het leven als een vreugde voelt maar vaak plot seling stil staat... Wat lokte daar in de verte ? Wat ruischte daar door de luchten, zoo vreemd, en toch zoo bekend ? Wie zong er in wondere rhythmen van 't groote onbe kende ? En de ziel gaat uit naar den wazigen einder, om te zoeken naar een verloren land, naar een ver iedeaal. Zoo aangelegd moest kunst, waarin datzelfde verlangen ligt, wel weerklank bij haar vinden en zij zelf ging, zij het dan ook pas laat, streven naar uiting. Zóontstonden haar beste liederen, haar mooiste verzen, waarin zij is zooals zij was : eenvoudig, ongekunsteld, natuurlijk als een bloem, maar in wier hart droomt een mysterie van warmte, kleur en geur. Als jong meisje leefde zij op 't oude kasteel Westhove, bij Domburg, waar 't windgeruisch door de takken der oude boomen een zachten geheimzinnigen ondertoon vond in de verre ruisching der zee. Urenlang doolde zij in de duinen. Daar kreeg zij de natuur lief en vooral 't fijne en teere be koorde haar. Daar zag zij de zee, rustend in de open armen van den blauwen hemel, zonnevuursprankels op de golfkanten. Neuriënd klonk 't zeeënlied ... De avond wind blies door 't helmgras.... Blauw overwaasd lagen de duinhellingen De verten riepen haar! Hoe dikwijls heeft zij later niet van die zee gezongen, hoe vaak trilt niet een echo van dien roep der verten door haar verzen ? Marie Boddaert aan haar schrijftafel En verzen waarin dat het geval is, hebben waarde. Anderen mogen sterker, met groóter visie zingen, in haar werk beeft toch ook iets van 't wondere, dat van alle tijden is, gegrepen met teere handen en ons met blijmoedigheid gebracht, zoo gauw ze het grijpen en brengen kon. Pas nadat er veel lief en leed over haar heen was gegaan trad zij als dichteres op. Eerst ie 1885 verscheen haar eerste vers in Nederland, onder pseudoniem Luctor. Weldra volgden er meer in verschillende tijdschriften (Nederland, De Gids, Vlaamsche School, Zingende Vogels, Weekblad voor muziek, Androcles, Spectator), 't Pseudoniem Luc tor", misschien koos ze 't alleen als Zeeuwsche, misschien ook moet het wijzen op strijd en moeite, die 't haar gekost heeft, voor ze vorm kon geven aan wat ze voelde en gevoeld had. Doch waar dit ook te merken moge zijn, niet in de beste harer kleine liederen, waarin al haar levenslust als een zingeling" door 't bosch gaat of waarin ze eenvoudig en innig haar lief en leed uitzegt. Daar is zij van Luctor" tot Emergo" ge klommen, 't Eenvoudig-lieve, teere, reine dat is haar genre. Dan is ze muzikaal, welluidend, levend van rythme en beelding, bekoorlijk door fijne waarneming en wen ding. Ik herlas uit haar tweeden bundel, Serena (bij Honig te Utrecht, 1898), (haar eerste bundel heette Aquarellen ('s Graven hage, W. Cremer, 1887), verschillende gedichten met de oude aandoening. En ook dit was echt in haar: zij voelde de kunst als iets heiligs. Te midden van de rumoerige drukte van strijd en felheid in de tachtiger jaren, was zij geen figuur om zich naar voren te dringen, noch als mensch, noch als dichteres. Kloos in zijn Veertienjaar Litteratuur Geschiedenis" voelt echter bij intuïtie de h'jn-bewerktuigde vrouw in haar aan, en ik vermoed dat ook hij onder haar later werk menig gedicht zal gevonden hebben, dat hij waardeeren kon. Want Marie Boddaert stond de literaire beweging van '80 zeer na: haar heele werk is doortrok ken van de nieuw-romantische opgloeiing voor een levende kunst, een hoog ideaal. Haar werk staat in 't teeken van dezelfde lyriek. Waar zij beschrijft is 't lyrische be schrijving, waar zij vertelt is 't sentiment van de vertelster zelf het licht, dat overal om de figuren heen straalt. Toch kon ze goed vertellen. Natuurlijk, zou ik haast willen zeggen, juist daardoor kon ze goed vertel len, want de z.g.n. objectiviteit van den epischen dichter is niets anders dan een vorm van subjectiviteit. Verhalende poëzie van haar, In de Smidse", Ballade" etc. ik heb ze menigmaal met leerlingen gelezen, boeien altijd weer. Ze voelde zelf dat ze vertellen kon... Al in 1884 waren enkele prozaverhalen verschenen. Wat later verschijnt in Neder land : Pater Clement. Daarna als premie van het Nieuws van den Dag: Sturmfels (2e dr. bij Warendorff, binnenkort 3e druk bij Kluitman te Alkmaar, geïllustr. door Middenrigh-Bokhorst). In 1890 kwam Bultende Wet onder pseudon: Rudolf Curtius, dat men een kleine tendens-roman zou kunnen noemen. [Een vierde werk liet zij onvol tooid achter: Vera Terwolde. Een schets naar het leven]. Doch al zijn haar groote menschen-boeken niet geheel vergeten, LEVEN doet M. B. op het oogenblik het meest, in haar boeken voor de jeugd, en ik heb nog geen kinderen ontmoet die ze niet gaarne lazen: Jong Leven, Frans en 't Geheim, Roswitha, Prins Almanzor's makker, Op Wendehuis (eerst als feuilleton in 't Nieuws v. d. Dag, later meen ik ook apart uitge geven), De schipper van de Jacomina, en Naar het tooverslot van de Witte Vrouw. [Ook van dit soort werk had de over ledene dichteres nog in portefeuille ver schillende kleine schetsen en verhalen, die denkelijk weldra zullen worden uitgegeven]. Ik wees in 't voorbijgaan op 't muzikale in M. B.'s gedichten. Een bewijs daarvoor zou men kunnen zien in 't feit, dat zoovele verzen van haar getoonzet zijn. R. Hol, G. Mann, Tetterode, Brandts Buys, Cornélie van Oosterzee, Cath. v. Rennes, H. v. Tusschenbroek, Van Nieuwenhoven, Kor Kuiler, ziedaar een lange rij van componisten, die in haar werk weerklank vonden van eigen gevoel en inspiratie om ze muzikaal te illustreeren of te vertolken. Voor R. Hol be werkte M. B. haar schets Uit de Branding" tot een opera tekst, (in 't Duitsch vertaald door Paul Raché) terwijl zij in 1892 ook den tekst leverde voor een andere opera van R. Hol: Floris V. Behalve een enkel gedicht, Bij de Woningen der Sneeuw (Gids 1886 No. 9), het werd in 't Fransen vertaald en daarom vermeld ik het afzonderlijk) en de nog onuitgegeven na gelaten gedichten, die waarschijnlijk binnen kort zullen verschijnen, heb ik, geloof ik, al't werk van M. B. genoemd. Het geheel over ziende, vinden we overal dezelfde lieve levendige figuur terug, een vrouw, die onder de dichters en mér nog onder de dichteressen, die Nederland gehad heeft, zeker mee mag tellen. Eerst na het overlijden van haar echtge noot (de heer R. E. H. Muntz Gelderman) is zij als schrijfster opgetreden. Ze schreef echter steeds onder haar eigen naam, Boddaert, omdat die al in de Nederlandsche letterkunde bekend was. Twee Boddaerts, grootvader en kleinzoon zongen, de een stichtelijk, de ander op luchtiger wereldscher toon, gedu rende de 18de eeuw, zij spande de kroon in de negentiende. Amst. 23-4-'14. G. C. VAN 'T HOOQ De blaren en de bladen (OPGEDRAGEN AAN De Vaderlander EN ANDERE GEMEENPLAATSEN-COLLECTIES) De bollen zijn weer uitgebloeid, De fijne blaadjes uitgegroeid, Een buitje heeft den grond besproeid, Weer botten knop en sprietje; De zoete zomer staat weer klaar, Zoo volgen eeuwig, ieder jaar De jaargetijden op elkaar 't Is altijd 't oude liedje. 't Is altijd weer dezelfde geur, Dezelfde vorm, dezelfde kleur, Natuur-zelf volgt den ouden sleur Bij bloemen en bij planten ... Zoo is 't ook steeds dezelfde taal, Gedachtelooze woorden-praal Van beeldspraak, kreupel en banaal, In onze mooie kranten. Het eene blad staat op de bres", En dadelijk, een stuk of zes, Jaloersch van 't litterair succes, Die nemen 't termpje over; Oorspronklijk zijn? Onnoodig is 't, Dat heeft 't publiek allang beslist, Neen, ben j' 'n handig journalist, Dan steel je als een roover. Je bauwt maar na van pal te staan", Van 't scharen onder iemands vaan", Van ergens niet op in te gaan," Van wij staan in het teeken", Van 't spreekt boekdeelen", 't dierbaarst pand", Of van de Hoop van 't vaderland," Van 't eer'saluut" en van de hand In eigen boezem steken." Schouder aan schouder" trek je op, Zet d'argumenten op hun kop," Schuift in de schoenen," zet iets stop"; Ook moet je niet vergeten: De heeren van de overzij", Kom ook eens iemand in 't gevlij", Noem kopstukken van de partij," Of gooi weer roet in 't eten." Of doe zoowat met Kuyper mee, Spreek altijd van de zwakke stee", Zeg niet alsof", vervang gedwee In plaats van" door in stee van", Zeg ingeperkt", en metterdaad", Zorg dat je niet van kiesrecht" praat, d'Electorale questie" staat Zoo fraai... ik word er wee van! Zoo is het steeds dezelfde taal, Gedachtelooze woorden-praal Van beeldspraak, kreupel en banaal In onze mooie kranten ... Ook is het steeds dezelfde geur, Dezelfde vorm, dezelfde kleur, Natuur-zelf volgt den ouden sleur, Bij bloemen en bij planten. Maar wat ik daarvan zeggen wil Is dit: het kardinaal verschil Verzwijg ik die zoo graag bedil Verzwijg ik, noch verheel ik: Der boomen groene zomertooi, In Holland, Gelderland of Gooi, De blaren, blijven altijd mooi, De bladen altijd leelijk ! CHARIVARIUS * * * Charivari Wij lezen in de circulaire van het Crema torium Westerveld": Na het openen der portières werkt alles mede om den machtigen indruk van de plechtigheid te verhoogen," maar daar behoeft men nog niet uit op te maken, dat 't vór het openen der portières 'n beetje 'n janboel is en gebruikt men in den regel dit moment" tante Betje heeft aan de circulaire meegeholpen om uiting te geven aan de gevoelens, waarmede men is vervuld, zeker meer verkieslijk dan vaak bij ruw weder aan het graf," Waan wijze Jantje moet dit zinnetje niet lezen waarvan bij lang oponthoud de nadeelige gevolgen meermalen zijn ondervonden; het geen velen tegen deelneming aan eene begrafenis doet opzien." Tegen deze plechtigheden behoeft dus niemand op te zien; men zal er niet van wegblijven, omdat men er geen pleizier in heeft. en gebruikt men in den regel dit mo ment", in den regel" is wat voorbarig. 't Is pas ns gebeurd. De heer V.", schrijft de Gooische Post, genoot de droevige eer de eerste te zijn, die in ons vaderland, volgens vroeger gebruik van sommige heidenen, ver brand werd." En voorloopig zal geen crematie plaats hebben, althans", zoo meldt de Graaf schapsbode, aan een overleden inwoner van Dordrecht is zulks geweigerd." * Schrille tegenstellingen. In Ierland nam de bevolking toe, maar is de kans op regen gering." (T. Wbl.) Ik wil niet met u hand aan hand den heer Ligthart voet voor voet volgen." (N. R. C.) Aan wien moet de muzikale en aesthetische opvoeding worden toever trouwd ?" (N. R. C.) Na aan de Koningin te zijn voorge steld, heef t H.M. zich in deChineeschezaal met elk der heeren onderhouden." (N. C.) Een geschikte zaal wel. De vertooning lijkt nog al Chineesch. * De vergadering had plaats onder voor zitterschap van mej. dr. Mie Boissevain, te Amsterdam." (U. D.) Niet te verwarren met haar zuster, Kee. * Er is in Amsterdam een groote vak school, die u alle tekortkomingen, als knippen, garneeren en afwerkingen, in eenige weken leeren kan." (Adv. Mode-academie, Amsterdam). Charivarius zucht. Hij heeft zijn tekort komingen in heel wat korter tijd geleerd maar het afleeren! Daar is hij nog niet mee klaar! * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl