Historisch Archief 1877-1940
26 April '14. No. 1922
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
President Huerta en de opstandelingen-generaals in Mexico. Van links naar rechts: Huerta; Villa na den slag van Torreon met zijn legertroepen; de
rebellen-luitenant Fierro, verdachte van den moord op den Engelschman Benton; generaal Villa en generaal Ortega
«n deze is eene, die ik de inhaerente"
mocht noemen; zij is een innig, innerlijk
?deel van de voorstelling. Zij bestaat in het
kiezen van beteekenisvol oogenblik, in den
dubbelen zin van dat woord; in het zich
vinden van een staren, dat hier de gemoeds
toestemming weergeeft, en verder door een
ter nauwernopd verteederd, ter nauwernood
versierd realisme. Toch dringt de stem
ming zich onophoudelijk en vol voortduring
op. -Het gezicht van den eenen visscher
vooral, die en face" zijn avendlijk gezicht laat
zien, bleef voor mij een der bekoringen
dezer tentoonstelling. De episodische sym
boliek" bestaat bij Toorop van een bizarre
groepeering soms, en van te geforceerde
maatwijziging der vormen. Zij wordt gelezen
als een verhaal; haar beteekenis komt niet
alleen langs het visueele tot den geest van
den beschouwer. Hiertoe behooren Ograve
where is thy Victory"; het den menschen ont
zinkend geloof", ook Dalende Gelooven" ge
noemd; Anarchisme," en de vrouw, die een
kaars houdt." In deze werken is haast altijd de
vlakversiering te prijzen (wat Toorop gemeen
heeft met L. Schelf hout); rijke kleurgedeelten
zijn er dikwijls te vinden, fijn en per
soonlijk geteekend détail, of onderdeel. Toch
is zelden hier het geheel zoo als behoort;
het werk is dikwijls niet gemaklijk te over
zien; het bestaat uit stukken, die het een
na het ander nagegaan moeten worden (deze
fout is door symmetrie etc..in den lateren
katholieken tijd verwonnen). Naast deze
vindt ge, als belangrijk, de derde soort; en
n werk dat tusschen de twee soorten
symboliek staat. De Hétaire is een
schil-derij, dat volledig schilderwerk is, en toch
wat episodische symboliek bezit. Maar deze
laatste vormt een nog zoo klein deel van
het werk, dat ze in het geheel wegslinkt.
Het schilderij is een, dat blijft trekken. De
humanitaire werken zijn Voor de werksta
king" een der belangrijke openbaringen hier;
Nachtleven" en Delirium" (nu Alcoholisme,
No. 33). Zij typeeren een vroegere be
schouwing van Toorop en vooral -.vVoor de
werkstaking" blijft door kracht en macht
van de gediviseerde kleur iets dat steeds in
rekening te brtngen is in Toorop's werk.
De overige schilderijen en teekeningen laat
ik ditmaal onbesproken.
2. De Bruycker (Schüller, den Haag). Defl
fijnen, te beïnvloeden Bronet, noch Hallo (die
op Brangwijn (in het zwakke) lijkt) noch
een paar geestige etsen van Buhot (als les
Noctambules, de honden om n man) be
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllll
schrijf ik hier. In 't kort wil ik alleen de
Bruycker kenschetsen. Deze etser is een etser
>en
iiiiiiiiiimiiiiiiiiimiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiMiiiiiiiiiiuiiiiiiiiifiiiiii
volphantasie. Hij durftopdefiks-aangegrepe
plaat een gekarikaturiseerde mensrhheid in
ongewone groepeering doen leven. Soms over
tuigt hij geheel en al van zijn voorstelling ;soms
echter is de karikatuur te onbescheiden ge
worden, en wordt dan voor den toeschouwer
hinderlijk. Daardoor behooren tot de beste,
die werken waarin deze bescheidenheid aan
wezig is, als sommige prenten van het
Schellinkje", als die Vrome in de kerk; als
de ets naar het Oude paard. Als geheel
geslaagde phantaisie is te waardeeren De
man van het beffrooi". een verbeelding-vol
feest bij den toren, een sabbat in de lucht.
3. J. Maris' teekeningen (Gemeente Museum,
den Haag). Het is te hopen, en ook mogelijk,
dat deze tentoonstelling van teekeningen door
Maris gevolgd wordt door een serieVananderen
(Mauve b.v!). Want deze verzamelingen heb
ben voor wie volledige gevoels-kennis zoekt
groot genot. Zij vertoonen velerlei fijnheid;
verscholen begin; verlaten richtingen, of
uitingen van de persoonlijkheid in den
scherpsten stand of in de felste houding.
Hier wordt van Maris allerlei gevonden:
Notities als die, waar hij in den laatsten tijd
van zijn leven zich toe zou beperken (wer
kelijke impressies); groot omlijnde toch
nauwkeurig aangegeven types als de Heer
met een overjas" (No. 4); teekeningen als
het Meisje met den opgeslagen rok, de
staande boerin, de Brabantsche vrouwen
(No. 17), waarin teederheid en forschheid
zich te saam vinden. Van de architectuur
teekeningen is bij No. 36 dee Deur te ver
melden en de Studie voor een
gootsteenpomp (No. 33); Van het landschap vermeld
ik de No.41, 43, 51, 53, 55, 59 (blank); en
67. Deze tentoonstelling had eigenaardig
kunnen zijn aangevuld door schetsboekjes
in 't bezit van den schilder Tholen. Ook
daarin vindt ge zeer interessant détail voor
schilderijen; portretten, en alles wat niet
vergeten mag worden in de toekomst, en
voor de toekomstige schrijvers van Maris'
leven.
Op de bovenzaal van't Gemeente Museum,
die belangrijke veranderingen" onderging,
hangt de groote Mauve: de Herder met
Schapen in de Sneeuw", een werk reeds
dikwijls door mij besproken, maar waar
weer de eenzaamheid van treft, de sober
heid en de kracht.
PLASSCHAERT
minimum HiiitMiMiMiiiiiiimii
Descartes' monument in den Haag
'[ Het standbeeld van Descartes in
den Haag
ff Zal de nazaat wellicht eens de Hagenaars
van dezen tijd een wonderlijke belangstelling
in de filosofie, of althans in de filosofen,
^oekennen, wanneer hij hier de standbeelden
van Spinoza en van Descartes ontdekt ?
Laat hij dan voorzichtig zijn met daaruit al
te gewichtige conclusies te trekken, die hem
wellicht nog heel wat hoofdbrekens zouden
kosten om ze in overeenstemming te bren
gen met tal van andere verschijnselen, die
de bestudeering van ons tijdvak hem zou
openbaren.Want het is zoo niet: diepzinnig
laat staan filosofisch zijn de Hagenaars
zelden, tenminste als wij, beleefdheidshalve,
de leden van de Vereeniging voor Wijsbe
geerte uitzonderen. Wanneer wij hier een
Cartesiusstraat hebben en dicht daarbij een
Cartesius-standbeeld, dan heeft dat met liefde
voor de wijsbegeerte weinig van doen!
Toch zouden er aan den anderen kant uit
de historie van het standbeeld wijsgeerige
lessen te trekken zijn. Ik wil die bezigheid
echter liever aan den lezer overlaten en mij
tot de historie bepalen, welke reeds op
zichzelve curieus genoeg is.
Het is namelijk niet voor het eerst, dat
het nu in alle stilte onthulde standbeeld
voor de Hagenaars te zien is. Vór ruim
vijftig jaren stond het ook al op publiek
terrein en wel in het Willemspark dicht
bij de Willemskerk, voordat de nu be
kende aanleg van het Plein 1813 en om
geving de toestand uit de dagen van koning
Willem II veranderd had. Aan den kunstzin
van dezen koning had het beeld dan ook
zoowel zij« ontstaan als zijn plaats te
danken.
Dat kwam zó. In 1845 voerde Willem II
onderhandelingen met den Franschen beeld
houwer graaf van Nieuwerkerke over het
maken van het ruiterstandbeeld van prins
Willem I, dat vór het paleis in het Noord
einde zou worden opgericht, en bij deze
onderhandelingen zal zonder twijfel ter
sprake gekomen zijn, dat de beeldhouwer
ook in opdracht van het bestuur van La
Haye bij Tours, Descartes geboorteplaats,
met een standbeeld van den wijsgeer gereed
gekomen was.Willem II heeft zich toen
onmidmiddelijk verzekerd van een afgietsel in brons
van dat beeld voor ? 6000 en nog vór
dat dit zelf in het Fransche stadje verrezen
was, stondhet afgietsel reeds in het koninklijke
park.
Doch toen na den dood van Willem II al
zijne met grooten zorg en smaak en voor
veel waarschijnlijk te veel geld bijeen
gebrachte kunstschatten door zijn erven
werden verkocht, kwamen tegelijk met het
park waarin zij stonden, de standbeelden in
het bezit der gemeente 's Gravenhage, die
toen de uitgifte der parkterreinen als bouw
grond verwijdering van de beelden noodig
maakte, ook dat van Descartes naar een
bergplaats op de gemeentewerf vervoeren
deed. Terwijl de meeste beelden van weinig
solide materiaal waren en al spoedig ontoon
baar werden, hield Descartes het uit, zoodat
men op de gedachte kwam hem weder
ergens te plaatsen. Of men nu in de toen
juist nieuwe Hoogere burgerscholen ver
wantschap met de Cartesiaansche filosofie
zag, of dat men eenvoudig met het beeld geen
anderen weg wist, is nog onopgelost, maar
zeker is, dat men Descartes' standbeeld
nederzette op de binnenplaats der eerste
H. B. S., die aan het Bleijenburg.
Meer tot verwondering dan tot stichting
der schoolbevolking heeft de wijsgeer daar
vereenzaamd zijn dagen doorgebracht tot
in onzen tijd. Toen is voor eenige jaren
professor Van Geer, ijverig kenner van
Descartes, begonnen te pleiten voor een
eerherstel van 's wijsgeers beeltenis, en lang
zamerhand is zoodoende het plan gerijpt om
haar te verplaatsen naar het hartje van den
inmiddels verrezen wijk voor welker straten
Descartes zelf en tal van wiskundigen en
filosofen hun namen hebben moeten leenen.
Trouwens de H.B.S. in questie werd een
meisjes-H.B.S. en de bronzen heer op de
binnenplaats stond er daardoor nog minder
eigenaardig!
Dezer dagen kwam de nieuwe opstelling
op inderdaad passende manier tot stand en
het lijkt wel waarschijnlijk, dat de bronzen
Deseartes, zoolang een zwerver, evenals
wijlen zijn vleeschelijk voorbeeld, nu aan
het einde van zijn Odyssee gekomen is.
En zoo wordt tenslotte RenéDescartes in
zijn tweede vaderland toch weer op waar
dige wijze geëerd, zij het ook niet in de
rustige omgeving van het stille
EgmondBinnen, waarheen hij telkens bij voorkeur
verkeerde, maar in de stad waar ook voor
Spinoza een beeld verrees.
Doch, nog eens: de nazaat zal goeddoen
uit deze coïncidentie geene conclusies te
trekken!
H. E. v. GELDER
* * *
Marie Boddaert
geb. 6 Febr. 1844. f 12 April 1914
(Jonkvrouwe MARIE AGATHE BODDAERT)
MARIE BODDAERT
naar een teekening van W. B.. Tholen
Een fijn voelende vrouw, iemand tot
wie het heelal sprak, omdat er van haarzelf
uitging een tintelende bezieling,,een lichtende
scheppingsdrang, een vrouw, die 't leven
liefhad. Al kwam ook het leed met schrij
nende pijn en donkere droefheid, haar
levensblijheid scheen zelfs van achter de
wolk, en kleurde de randen ervan. Er was
frischheid en jeugd in haar, kinderlijke
opgewektheid terwijl toch haar oor luis
terde naar 't onhoorbare, haar oog zocht
naar 't onzichtbare: in haar leefde iets van
het echte romantische der jeugd, die het
leven als een vreugde voelt maar vaak plot
seling stil staat... Wat lokte daar in de
verte ? Wat ruischte daar door de luchten,
zoo vreemd, en toch zoo bekend ? Wie zong
er in wondere rhythmen van 't groote onbe
kende ? En de ziel gaat uit naar den wazigen
einder, om te zoeken naar een verloren land,
naar een ver iedeaal. Zoo aangelegd moest
kunst, waarin datzelfde verlangen ligt, wel
weerklank bij haar vinden en zij zelf ging,
zij het dan ook pas laat, streven naar uiting.
Zóontstonden haar beste liederen, haar
mooiste verzen, waarin zij is zooals zij
was : eenvoudig, ongekunsteld, natuurlijk als
een bloem, maar in wier hart droomt een
mysterie van warmte, kleur en geur. Als
jong meisje leefde zij op 't oude kasteel
Westhove, bij Domburg, waar 't
windgeruisch door de takken der oude boomen
een zachten geheimzinnigen ondertoon vond
in de verre ruisching der zee. Urenlang
doolde zij in de duinen. Daar kreeg zij de
natuur lief en vooral 't fijne en teere be
koorde haar. Daar zag zij de zee, rustend
in de open armen van den blauwen hemel,
zonnevuursprankels op de golfkanten.
Neuriënd klonk 't zeeënlied ... De avond
wind blies door 't helmgras.... Blauw
overwaasd lagen de duinhellingen De
verten riepen haar!
Hoe dikwijls heeft zij later niet van die
zee gezongen, hoe vaak trilt niet een echo
van dien roep der verten door haar verzen ?
Marie Boddaert aan haar schrijftafel
En verzen waarin dat het geval is, hebben
waarde. Anderen mogen sterker, met groóter
visie zingen, in haar werk beeft toch ook
iets van 't wondere, dat van alle tijden is,
gegrepen met teere handen en ons met
blijmoedigheid gebracht, zoo gauw ze het
grijpen en brengen kon.
Pas nadat er veel lief en leed over haar
heen was gegaan trad zij als dichteres op.
Eerst ie 1885 verscheen haar eerste vers in
Nederland, onder pseudoniem Luctor. Weldra
volgden er meer in verschillende tijdschriften
(Nederland, De Gids, Vlaamsche School,
Zingende Vogels, Weekblad voor muziek,
Androcles, Spectator), 't Pseudoniem Luc
tor", misschien koos ze 't alleen als
Zeeuwsche, misschien ook moet het wijzen
op strijd en moeite, die 't haar gekost heeft,
voor ze vorm kon geven aan wat ze voelde
en gevoeld had. Doch waar dit ook te merken
moge zijn, niet in de beste harer kleine
liederen, waarin al haar levenslust als een
zingeling" door 't bosch gaat of waarin ze
eenvoudig en innig haar lief en leed uitzegt.
Daar is zij van Luctor" tot Emergo" ge
klommen, 't Eenvoudig-lieve, teere, reine
dat is haar genre. Dan is ze muzikaal,
welluidend, levend van rythme en beelding,
bekoorlijk door fijne waarneming en wen
ding. Ik herlas uit haar tweeden bundel,
Serena (bij Honig te Utrecht, 1898), (haar
eerste bundel heette Aquarellen ('s Graven
hage, W. Cremer, 1887), verschillende
gedichten met de oude aandoening.
En ook dit was echt in haar: zij voelde
de kunst als iets heiligs. Te midden van de
rumoerige drukte van strijd en felheid in de
tachtiger jaren, was zij geen figuur om zich
naar voren te dringen, noch als mensch,
noch als dichteres. Kloos in zijn
Veertienjaar Litteratuur Geschiedenis" voelt echter
bij intuïtie de h'jn-bewerktuigde vrouw in
haar aan, en ik vermoed dat ook hij onder
haar later werk menig gedicht zal gevonden
hebben, dat hij waardeeren kon. Want Marie
Boddaert stond de literaire beweging van
'80 zeer na: haar heele werk is doortrok
ken van de nieuw-romantische opgloeiing
voor een levende kunst, een hoog ideaal.
Haar werk staat in 't teeken van dezelfde
lyriek. Waar zij beschrijft is 't lyrische be
schrijving, waar zij vertelt is 't sentiment
van de vertelster zelf het licht, dat overal
om de figuren heen straalt. Toch kon ze
goed vertellen. Natuurlijk, zou ik haast willen
zeggen, juist daardoor kon ze goed vertel
len, want de z.g.n. objectiviteit van den
epischen dichter is niets anders dan een vorm
van subjectiviteit. Verhalende poëzie van haar,
In de Smidse", Ballade" etc. ik heb ze
menigmaal met leerlingen gelezen, boeien
altijd weer. Ze voelde zelf dat ze vertellen
kon...
Al in 1884 waren enkele prozaverhalen
verschenen. Wat later verschijnt in Neder
land : Pater Clement. Daarna als premie van
het Nieuws van den Dag: Sturmfels (2e dr.
bij Warendorff, binnenkort 3e druk bij
Kluitman te Alkmaar, geïllustr. door
Middenrigh-Bokhorst). In 1890 kwam Bultende
Wet onder pseudon: Rudolf Curtius, dat
men een kleine tendens-roman zou kunnen
noemen. [Een vierde werk liet zij onvol
tooid achter: Vera Terwolde. Een schets
naar het leven]. Doch al zijn haar groote
menschen-boeken niet geheel vergeten, LEVEN
doet M. B. op het oogenblik het meest, in
haar boeken voor de jeugd, en ik heb nog
geen kinderen ontmoet die ze niet gaarne
lazen: Jong Leven, Frans en 't Geheim,
Roswitha, Prins Almanzor's makker, Op
Wendehuis (eerst als feuilleton in 't Nieuws
v. d. Dag, later meen ik ook apart uitge
geven), De schipper van de Jacomina, en
Naar het tooverslot van de Witte Vrouw.
[Ook van dit soort werk had de over
ledene dichteres nog in portefeuille ver
schillende kleine schetsen en verhalen, die
denkelijk weldra zullen worden uitgegeven].
Ik wees in 't voorbijgaan op 't muzikale
in M. B.'s gedichten. Een bewijs daarvoor
zou men kunnen zien in 't feit, dat zoovele
verzen van haar getoonzet zijn. R. Hol,
G. Mann, Tetterode, Brandts Buys, Cornélie
van Oosterzee, Cath. v. Rennes, H. v.
Tusschenbroek, Van Nieuwenhoven, Kor Kuiler,
ziedaar een lange rij van componisten, die
in haar werk weerklank vonden van eigen
gevoel en inspiratie om ze muzikaal te
illustreeren of te vertolken. Voor R. Hol be
werkte M. B. haar schets Uit de Branding"
tot een opera tekst, (in 't Duitsch vertaald
door Paul Raché) terwijl zij in 1892 ook den
tekst leverde voor een andere opera van
R. Hol: Floris V.
Behalve een enkel gedicht, Bij de Woningen
der Sneeuw (Gids 1886 No. 9), het werd in
't Fransen vertaald en daarom vermeld ik
het afzonderlijk) en de nog onuitgegeven na
gelaten gedichten, die waarschijnlijk binnen
kort zullen verschijnen, heb ik, geloof ik, al't
werk van M. B. genoemd. Het geheel over
ziende, vinden we overal dezelfde lieve
levendige figuur terug, een vrouw, die
onder de dichters en mér nog onder de
dichteressen, die Nederland gehad heeft,
zeker mee mag tellen.
Eerst na het overlijden van haar echtge
noot (de heer R. E. H. Muntz Gelderman)
is zij als schrijfster opgetreden. Ze schreef
echter steeds onder haar eigen naam, Boddaert,
omdat die al in de Nederlandsche letterkunde
bekend was. Twee Boddaerts, grootvader
en kleinzoon zongen, de een stichtelijk, de
ander op luchtiger wereldscher toon, gedu
rende de 18de eeuw, zij spande de kroon
in de negentiende.
Amst. 23-4-'14. G. C. VAN 'T HOOQ
De blaren en de bladen
(OPGEDRAGEN AAN De Vaderlander EN
ANDERE GEMEENPLAATSEN-COLLECTIES)
De bollen zijn weer uitgebloeid,
De fijne blaadjes uitgegroeid,
Een buitje heeft den grond besproeid,
Weer botten knop en sprietje;
De zoete zomer staat weer klaar,
Zoo volgen eeuwig, ieder jaar
De jaargetijden op elkaar
't Is altijd 't oude liedje.
't Is altijd weer dezelfde geur,
Dezelfde vorm, dezelfde kleur,
Natuur-zelf volgt den ouden sleur
Bij bloemen en bij planten ...
Zoo is 't ook steeds dezelfde taal,
Gedachtelooze woorden-praal
Van beeldspraak, kreupel en banaal,
In onze mooie kranten.
Het eene blad staat op de bres",
En dadelijk, een stuk of zes,
Jaloersch van 't litterair succes,
Die nemen 't termpje over;
Oorspronklijk zijn? Onnoodig is 't,
Dat heeft 't publiek allang beslist,
Neen, ben j' 'n handig journalist,
Dan steel je als een roover.
Je bauwt maar na van pal te staan",
Van 't scharen onder iemands vaan",
Van ergens niet op in te gaan,"
Van wij staan in het teeken",
Van 't spreekt boekdeelen", 't dierbaarst
pand",
Of van de Hoop van 't vaderland,"
Van 't eer'saluut" en van de hand
In eigen boezem steken."
Schouder aan schouder" trek je op,
Zet d'argumenten op hun kop,"
Schuift in de schoenen," zet iets stop";
Ook moet je niet vergeten:
De heeren van de overzij",
Kom ook eens iemand in 't gevlij",
Noem kopstukken van de partij,"
Of gooi weer roet in 't eten."
Of doe zoowat met Kuyper mee,
Spreek altijd van de zwakke stee",
Zeg niet alsof", vervang gedwee
In plaats van" door in stee van",
Zeg ingeperkt", en metterdaad",
Zorg dat je niet van kiesrecht" praat,
d'Electorale questie" staat
Zoo fraai... ik word er wee van!
Zoo is het steeds dezelfde taal,
Gedachtelooze woorden-praal
Van beeldspraak, kreupel en banaal
In onze mooie kranten ...
Ook is het steeds dezelfde geur,
Dezelfde vorm, dezelfde kleur,
Natuur-zelf volgt den ouden sleur,
Bij bloemen en bij planten.
Maar wat ik daarvan zeggen wil
Is dit: het kardinaal verschil
Verzwijg ik die zoo graag bedil
Verzwijg ik, noch verheel ik:
Der boomen groene zomertooi,
In Holland, Gelderland of Gooi,
De blaren, blijven altijd mooi,
De bladen altijd leelijk !
CHARIVARIUS
* * *
Charivari
Wij lezen in de circulaire van het Crema
torium Westerveld": Na het openen der
portières werkt alles mede om den machtigen
indruk van de plechtigheid te verhoogen,"
maar daar behoeft men nog niet uit op te
maken, dat 't vór het openen der portières
'n beetje 'n janboel is en gebruikt men
in den regel dit moment" tante Betje
heeft aan de circulaire meegeholpen om
uiting te geven aan de gevoelens, waarmede
men is vervuld, zeker meer verkieslijk dan
vaak bij ruw weder aan het graf," Waan
wijze Jantje moet dit zinnetje niet lezen
waarvan bij lang oponthoud de nadeelige
gevolgen meermalen zijn ondervonden; het
geen velen tegen deelneming aan eene
begrafenis doet opzien." Tegen deze
plechtigheden behoeft dus niemand op te
zien; men zal er niet van wegblijven,
omdat men er geen pleizier in heeft.
en gebruikt men in den regel dit mo
ment", in den regel" is wat voorbarig.
't Is pas ns gebeurd. De heer V.", schrijft
de Gooische Post, genoot de droevige eer de
eerste te zijn, die in ons vaderland, volgens
vroeger gebruik van sommige heidenen, ver
brand werd."
En voorloopig zal geen crematie plaats
hebben, althans", zoo meldt de Graaf
schapsbode, aan een overleden inwoner van
Dordrecht is zulks geweigerd."
*
Schrille tegenstellingen.
In Ierland nam de bevolking toe, maar
is de kans op regen gering." (T. Wbl.)
Ik wil niet met u hand aan hand
den heer Ligthart voet voor voet volgen."
(N. R. C.)
Aan wien moet de muzikale en
aesthetische opvoeding worden toever
trouwd ?" (N. R. C.)
Na aan de Koningin te zijn voorge
steld, heef t H.M. zich in deChineeschezaal
met elk der heeren onderhouden." (N. C.)
Een geschikte zaal wel. De vertooning lijkt
nog al Chineesch.
*
De vergadering had plaats onder voor
zitterschap van mej. dr. Mie Boissevain,
te Amsterdam." (U. D.)
Niet te verwarren met haar zuster, Kee.
*
Er is in Amsterdam een groote vak
school, die u alle tekortkomingen, als
knippen, garneeren en afwerkingen, in
eenige weken leeren kan."
(Adv. Mode-academie, Amsterdam).
Charivarius zucht. Hij heeft zijn tekort
komingen in heel wat korter tijd geleerd
maar het afleeren! Daar is hij nog niet mee
klaar!
* * *