De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 3 mei pagina 1

3 mei 1914 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zondag 3 Mei A°. 1914 AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSINQ Abonnement per 3 maanden / 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. ]., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afionderlflke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12' UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels/1.25, elke regel meer .... ?0.25 Advertentlën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . 0.30 Reclames, per regel , p.40 INHOUD Blz, 1: De Pest in Ned.-Indië, en de uitzending van dokters. Een antiRussische pro-Ottomaansche Beweging, door W. Mansfeldt. Kroniek: Vrees voor ? de Pruisen. Frans Coenen over dr. P. H. Ritter. Feuilleton naar Henry Oyen. L. H. Grondijs over dr. Bierens de Haan's Uren met Spinoza." A. Roland Holst over Bernard Canters Holland-Express" en Lodewijk Schelf hout. Ida Heijermans: Poppenkast en Bioskoop. 5: J. C. van Lanschot Hubrecht contra prof. Kouwer. Allegra. E. Heimans: De St. Pietersberg. 6: J. H. Rössing : De Bank van Leening drie honderd jaar oud. S. Moulijn: Schoolversiering. 7: Foto's over Ulster en den strijd tusschen Ver. St. en Mexico. N. Mansfeldt-de W. H.: IJsland, II. Charivarius en de sportlievende Spes Patriae. Charivari. 9: Fin. Kroniek door v. d. M. 10: Russische Schatkist door v. d. S. W. P. over Fransche keukens. // : Oplossing Verdeelings-Puzzle. Damspel door J. de Haas. 13: Schaakspel door R. J. Loman. Teekening van Joh. Braakensiek: Jonathan en Mexico. Bijvoegsel door Johan Braakensiek: De Sportwoede. Mtlllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllll t DE PEST De woorden, die de heer de Muralt in de Tweede Kamer gesproken heeft over Nederlandsch idealisme en Indische pest en Doktoren-salarissen, zijn door edeldenkende Nederlandsche Kamerverslag gevers rauw" genoemd, en zijne mededeeling, dat men den heeren doktoren flink behoorde te betalen omdat nu eenmaal de in Indië levende Neder landers daar alleen om de dubbeltjes zitten, heeft bijna afgrijzen gewekt. Ja, de heer Schaper, voor wie, krachtens zijne levensbeschouwing, de geheele kapi talistische samenleving nog wel toe gespitst tot haar koloniaal-imperialistischen vorm een geconcentreerd kwaad moet wezen, riep zelfs pathetisch uit: dat hij hoopte de bourgeoisie nog niet zólaag .gezonken te zien, dat zij tot geen opofferend idealisme in staat zou blijken. Kortom de heer De Muralt vond weinig sympathie in deze zeer idealistische streken, in dit land van welke Westersche zeden. In Indië, waar de waarheid der kolonisatie onder de barre zon onbedekt te kijk ligt, en men niet, gelijk hier te lande, de algemeene geldzucht als een familiegeheim behandelt en maskeert, maar er brutaal mee voor den dag komt, zal zijn taal beter worden begrepen. En men zal ginds ook al niet zonder recht afgrijzen gevoelen voor die groote-honoraria- en tantièmes-innende Haagsche Indischpolitieke idealisten, welke zich vór hun ministerschappen uit een waar pierepotje van commissariaten tijdelijk moeten loswringen , en die, door te lage traktementen aan te bieden, geen doktoren kunnen krijgen voor de voortwoekerende ziekte. Indië is een wingewest. De afschaffing der batige sloten" heeft daar geen ver andering in gebracht dan een verandering in den vorm. Vrees voor verlies: verlies van toekomstige winsten, verlies van de geheele kolonie, doet wreede ironie: altijd een twintig jaar te laat het moederland tot hervormingen" komen, , tot ethische of andere politiek". De werkelijke ethica heeft dan al vele decen niën het uitgeschreeuwd, dat ieders ooren er van tuiten konden, of, moede, het gelaat bedekt. Zoodra er eindelijk besef komt van de winst, die in een ethischer optreden (of in een ander optreden) liggen kan, speelt het winzuchtig kolo niale machtsbezit die nieuwe rol. Ziet men terug en ziet men dieper, ja overziet men slechts den werkelijken toestand van het oogenblik zooals die zich uitspreekt in de tabellen der bevolkings-schattingen, die over vele millioenen van Indiërs gaan, en telt men hun druppelsgewijs ingekomen belastingen, en daartegenover hun bijna volkomen gebrek aan onderwijs of geneeskundige behandeling, bedenkt men, hoe zij, deze Indiërs, de dreadnoughts zullen betalen waarmede wij hun overheersching door Nederland willen beschermen tegen eene overheersching door eene andere natie, en dat zij b. v. de zeer dure instellingen van middelbaar onderwijs bijna geheel be kostigen, waar de in vergelijking met hen zelf fabelachtig gesalarieerde Neder landers hun kinderen heen zenden, be denkt men deze dingen welgemutst, zoo gevoelt men, dat een enkele fout meer of minder geen waren idealist ' in het Moederland veel bedroefder kan maken. De Nederlandsche dokters zullen door de Inlanders moeten worden uitgerust en gehonoreerd, net zoo goed als zij de kanonnen en de soldaten betalen. Welnu: aan de dokters kunnen de inlanders wat hebben, en hier is een Ministerie ineens schriel IEenMinisterie.dat eigenlijk erken nen moet : de Regeering draagt voor het binnendringen van de pest in Indië verantwoordelijkheid, want ze was ge waarschuwd sedert 1899 en heeft zich onvoldoende geweerd (dan toen het te laat was). De Pest is een lastige vijand, maar meer m 't bizonder een vijand voor de slechtbehuisde, voor pestratten gemak kelijker bereikbare inlandsche bevolking, en het is dan ook geen wonder, dat de millioenen, die Nederland voor een be waking van het koloniaal Bezit, uit de Indi sche penningen haalt, er niet zoo ruim op konden overschieten, toen het de bewa king gold tegen die, voor de Nederlanders zelf minder gevaarlijke zwarte mogendheid van de pest. Verschillende indringers vreest men met verschillende vreeze, en niet tegen ieder smeedt men even dure wapenerilDe Japanners zouden ons Neder landsch kapitaal-bezit b.v. meer kwaad kunnen doen dan de pest ooit zal vermogen. Laat de Inlanders dus genoeg idea lisme hebben om, met het oog op Japan gericht, zonder morren aan de minder erge pest te overlijden! k een Engelsch-Fransche Entente Er begint zich zoo langzamerhand in West-Europa een algemeene meening te vestigen omtrent het gevaar, dat alle beschaafde staten van Rusland uit be dreigt. Eenerzijds wil men dit voorkomen, door een deel van de Westersche be schaving naar dat onmetelijke rijk over te planten en de schoone pogingen van de verschillende nationale comités, ook van het Nederlandsche, die er naar stre ven het lot der Russische gevangenen althans iets menschelijker te maken, zullen daarvan wel een uitvloeisel zijn ; anderzijds willen niet-officieel aange stelde diplomaten, die dikwijls heilzamer resultaten verkrijgen dan hunne gegallonneerde naamgenoten, meer rechtstreeks op het doel afgaan. Hij, die zich daarvoor in de laatste maanden wel het meest inspant is, en dit is wel zeer eigenaardig, zelf een Rus ; maar dit moet er dadelijk worden bijgevoegd een wien de geboortegrond wat al te warm onder de voeten werd, en die daarom in Engeland een nieuw vaderland heeft trachten te vinden, n gevonden heeft. Het is de onder de feministen wel bekende en zeer gewaar deerde Jaakoff Prelooker, de uitgever en redacteur van het weekblad The AngloRussian ', en nu deze merkwaardige per soonlijkheid het zelfs zoo ver heeft gebracht, dat hij in het met Rusland zoo bevriende Frankrijk een comitéheeft gevormd, dat zijn werk krachtig zal ondersteunen, komt het mij wel wenschelijk voor, ook in ons land op zijn streven in deze zaak wat meer de aan dacht te vestigen. Het is duidelijk" zegt hij in een der laatste nummers van genoemd orgaan, voor ieder die een weinig studie van de internationale politiek maakt, dat Rusland op nieuw een eerste viool gaat spelen in het Europeesch concert, en dit wel ten gevolge van den vrij plotselingen ommekeer in de traditioneele Engelsche staatkunde, die zich tot voor korten tijd met volharding bezig hield om het Russisch overwicht in het Oosten tegen te gaan, en nu een geheel anderen weg opgaat." Rusland is thans metterdaad meester in Noordelijk Perzië, Teheran daaronder begrepen, terwijl Engeland zich vergenoegt met een twijfelachtige in vloedsfeer in het Zuiden. De koortsachtige haast, waarmede de Russische krijgs macht, zoowel te land als ter zee, wordt versterkt, het leger politieke spionnen, dat overal en niet in het geringste getal in Oostenrijk wordt ontdekt, en nog an dere feiten bewijzen ondubbelzinnig, dat de reus uit het Noorden zich op het oorlogspad beweegt, en tracht in Europa een algemeene oneenigtieid te doen ont branden, gedurende welke hij gemakke lijker zijn veroveringen kan maken langs de lijnen van den zwaksten weerstand. Lettende op de waargenomen ver schijnselen, moet men nu wel tot de ge volgtrekking komen, dat de twee-koppige Russische adelaar inderdaad naar twee richtingen uitziet. Die eene richting wijst op Zweden, de andere ongetwijfeld op nieuw naar Europeesch en Aziatisch Turkije. Dit naar beide zijden dreigend gevaar in inderdaad zoo groot, dat men zich in de Europeesche Kabinetten eigenlijk alleen nog maar afvraagt, wanneer Rusland zich zelf gereed zal achten om zijn slag te slaan; en onder deze omstandigheden, dient men te zoeken naar de beantwoor ding van twee andere vragen, n. 1. lo. hoever zal Engeland gaan bij de nieuwe entente met Rusland, en 2o. is het in Engelands belang, en m dat van geheel Europa, om rustig toe te zien dat Rusland een overwegenden invloed verkrijgen zal in de internationale politiek, een invloed die steeds grooter zal worden bij elke diplomatieke of militaire wjnst, die dat land behaalt? Gelukkig begint in Engeland de belang stelling in de beantwoording dier vragen te stijgen, tegelijk met de vermindering van het geloof aan de onfeilbaarheid van de Foreign Secretanj (Ministerie van Buitenlandsche Zaken). In het vorig jaar werd b.v. door ernstige mannen een AngloOttoman Society" opgericht, waarbij werd uitgegaan van Jiet denkbeeld, dat de politiek moet gericht blijven op de integriteit van het Turksche Rijk, en dat er geen aanleiding bestaat om toe te geven aan andere plannen, die alleen kunnen leiden tot uitbreiding van Ruslands macht, zoowel in Aziatisch als in Europeesch Turkije. Dit comitéheeft zich thans in twee sectiën gesplitst, waarvan de eene The Anglo-Ottoman Society" alleen Engelsche onderdanen als leden aanneemt, terwijl de tweede The Ottoman Association" een meer internationaal karakter draagt, doordat het zijn deuren opent voor ieder een, zonder onderscheid van ras, geloof of nationaliteit. Prelooker is de ziel van beide, en hij verkreeg in Januari van dit jaar de op dracht om ook in Frankrijk een dergelijke vereeniging op te richten, die met de Engelsche zou samenwerken, en hij is daarin schitterend geslaagd. * Al spoedig had hij een voorloopige commissie bijeen, die onder leiding van Gabriel Séailles, professeur a la Sorbonne, eene vergadering belegde, waarin Preloo ker zijn denkbeelden kon uiteen zetten. Hij wees er toen op, dat de verschil lende Balkan-staten na een bloedigen oorlog thans hunne onafhankelijkheid hebben verkregen, en een groot deel van Europeesch Turkije hun is toegevallen. Dit is nu eenmaal een voldongen feit, maar wat zal de toekomst brengen? Het is waarlijk geen geheim dat Rus land voortdurend intrigeert tegen Turkije's bestaan als onafhankelijk rijk. In de Russische schoolboekjes heet Constantinopel: Czargrad", de stad van den Czaar, want de jeugd moet aan het denkbeeld gewend worden, dat Vadertje's macht dient uitgebreid tot aan den Bosphorus. Rusland bereidt zich voor om zich natuurlijk met instemming van Frankrijk en Engeland, meester te maken van Turksch-Armenië, en wanneer dit geschiedt, zullen er opnieuw internatio nale verwikkelingen ontstaan, die weder verder tot aftakeling van het Ottomaansche Rijk, en tot uitbreiding van des Czaren macht moeten medewerken. Daartegen moet ons verzet gericht zijn, want die macht beteekent reactie en strijd tegen alle evolutie en beschaving. Niemand wenscht Turkije aan te moe digen tot een revanche-oorlog, om het eens verlaten gebied te heroveren, maar wel is het noodig, dat het Ottomaansche Rijk ook in Europa blijft voortleven, zonder voortdurende vrees om opnieuw het slachtoffer te worden van Russische hebzucht en tirannie. Het moet in de gelegenheid worden gesteld en aange moedigd om op het pad van hervorming en beschaving voort te gaan, waarop het zich zoo moedig heeft begeven, sedert de omverwerping van het oude despotieke regime en de invoering eener Con stitutie, Dit zal zeker grooter waarborg voor uropa's rust en ontwikkeling zijn, dan de Russen ooit geven kunnen. Het is wel merkwaardig, dat bijna alle Engelschen en Franschen, en ook andere Europeanen, die langeren of korteren tijd onder de Turken of meer in het alge meen onder de Mohammedanen hebben geleefd, eenstemmig zijn in hun lof om trent hun eerlijkheid, hun vaderlandsliefde en hun moed. Men leze hieroverbij v. Pierre Loti maar na. Zij hebben allen de over tuiging gekregen, dat deze Oosterlingen zeker meer hervormingsgezind zijn dan hun erfvijand, de despotieke Rus, die meer dan ooit op hen gebeten is, nu ook zij zich willen hervormen tot een Europeeschen, constitioneelen Staat. En zelfs onder het oude regime heerschte in Turkije meer gewetensvrijheid dan in Rusland. Protestantsche en Katholieke zendelingen werden toegelaten, terwijl zelfs het Leger des Heils er dezelfde vrijheid genoot van handelen als in Engeland, en het ligt derhalve zeker niet op den weg van het Czarendom, dat aan de wereld in vollen vredestijd de door de staatskerk opge stookte gruwelen van Kishineff, Odessa en Siedlice toonde, om de sympathie van het Christendom in te roepen bij zijn voornemen tot vervanging van de Halve Maan door het Orthodoxe Kruis. Men late zich niet door verkeerd toe gepaste z.g. Christelijke beginselen ver leiden, om den Turk uit Europa te verjagen; integendeel, een ieder werke mede om hem althans te doen behouden, wat hij thans nog heeft, en men streve daarnaar zoowel uit eigen belang als ter wille der beschaving en der menschelijkheid. Dit is de taak, die de twee EngelschOttomaansche comités op zich genomen hebben. Hoe zij die willen uitvoeren?... Een poging is toch reeds het begin van een daad, en het is een algemeene plicht om te arbeiden voor eene zaak, waarvan men de rechtvaardigheid inziet. In Engeland beijvert men zich om de pu blieke opinie op zijn hand te krijgen, en aldus de regeering te bewerken, in de hoop dat dit ook in andere landen geschiedt. Het woord van den Rus-Engelschman, waarvan ik in het bovenstaande trachtte een indruk weer te geven, heeft reeds uitwerking gehad. Een Comit FrancoOttoman' is gesticht, en werkt thans onder leiding p. a. van den reeds ge noemden Gabriel Séailles, van Victor Bérard, professeur a l'Ecole des HautesEtudes, Madame Marya Chéliga, presi dente de l'Alliance Universelle des Fem mes pour la Paix par l'Education, en Gaston Moch, directeur de l'Institut International de la Paix, geheel in den geest van en in samenwerking met de Engelsche committees: een niéuwe entente! W. MANSFELDT * * * KRONIEK PRUISENVREES Gelijk bekend is, bestaat er een Neder landsch comitétot steun van de Denen in Sleeswijk-Holstein in hun noodgedwongen zwak en passief verzet tegen dreigende Pruisih'catie". Dit comiténu verspreidde een circulaire, die haar bestaan meer bijzon der aan en in het licht bracht en in een deel der Pruisische pers, wat men noemt, ontstemming" verwekte. Zeer begrijpelijk. Het is vooral van Pruisen, nog in menig opzicht na verwant aan de Russen, niet te verwachten, dat zij zeer liberaal zullen denken over menschen, die trots een 50- en 40-jarige annexatie, zoo ondankbaar zijn altijd nog een anderen landaard te begeeren. Mocht iemand op dit punt illusies gekoes terd hebben, dan zullen die hem na het gebeurde in de Elzas wel vergaan zijn. Tot zoover is dan ook alles in orde. Maar nu komt er van Nederlandsche zijde een benauwd protest. De Berlijnsche cor respondent van een der groote bladen schrijft, dat het primo niet goed is de Prui sische gevoeligheid" te kwetsen en het boven dien voor die Denen ook niets helpen zal. Hoe zouden wij het vinden, vraagt hij, als wij op dezelfde manier een provincie hadden ingepalmd" (een onvoorzichtig woord voor de Pruisische gevoeligheid!) en er kwam met hetzelfde doel een buitenlandsch comit tot stand, dat eenzelfde circulaire uitgaf Bovendien critiseert de Duitsche pers zelf wel scherp genoeg eventueele tyrannieke daden der Pruisische autoriteiten, en zoo de pers het niet doet, nemen de Rijksdag of de Landdag het wel voor de verdrukte Denen op. En de Pruisische regeering keuit natuurlijk een dergelijke handelwijze" als deze actie van het comitéaf, zegt de cor respondent. Waar dient dat dan ook voor! Wat bemoeien wij ons met zaken, die ons van welke zijde ook beschouwd, niemendal raken!" De Pruisische regeering, als zij onze stoutigheid merkt, zal nog represaille maatregelen nemen. Laat ons toch stil zijn; En laat u dit gezegd zijn: De Denen in Denemarken toonen zich zoo min moge lijk anti-Pruisisch." Enz. Het blijkt uit dit geschrijf, hoezeer een mensch den invloed van zijn omgeving ondergaat, en dat het niet voor ieder raadzaam is buitenlandsch correspondent te worden. ^let werkt te zeer op de zenuwen en, temidden der Barbaren, gaat men Qriekenhnds bestaan als iets zeer hachelijks gevoelen. Laten ze thuis toch stil zijn, denkt de correspondent. De barbaren zijn zoo veel en zoo machtig Als zij boos worden is 't met ons gedaan ! Maar ik geloof in gemoede, dat deze licht ontvankelijke heer zich noodeloos onge rust maakt. Hoe de Denen zich gelieven te toonen", weet ik niet, maar van de Hol landers is het in Pruisen sinds jaar en dag bekend, dat zij zelfs van het geheele Deutschtum bijzonder afkeerig zijn. Dat kan ook niet anders: zij verschillen te veel. De Duitsche feeschaving is veel jonger en voorloopig nog minderwaardig dan de onze. Men is hier over veel heen", waar men daarginds nog nauwelijks aan toe is, ofschoon natuurlijk niemand zeggen kan, hoever zij het in de toekomst brengen zullen. Maar om dien positieven afkeer gaat het hier niet eens. Zulk een comité-tot-steun is er zelfs geen acute vorm van. Het is eenvoudig een uiting van zedelijke verontwaardiging tegen onrecht en redeloosheid, gelijk het comit voor de Russische gevangenen, gelijk de Vredebonden. De practische uitwerking van dergelijke vereenigingen is vaak geheel pla tonisch, om de waarheid te zeggen nihil, maar zij hebben hun waarde als verluchting des gemoeds", als er i du coeur en bewijzen tenminste, dat de zedelijke drang nog werkt in het volk als immer liefst, in de verte. Moet men nu niet zonderling ver-Pruisf' zijn, om ie vreezen, dat eenig gouvernement dit voornamelijk ideëel gedoe van een niet eens groot deel des volks voor een vijandige daad van den Staat der Nederlanden zal houden? Die arme Staat kan er zelfs niets aan doen. Tijdens den Boerenoorlog hebben wij hier nog wel andere protesten gezien, die nog wel andere ontstemming wekten, in Engeland. En toch heeft het Engelsch gouvernement er niet aan gedacht de Hollandsche regeering verantwoordelijk te stel len voor wat zij toch niet keeren kan. Want zózijn Hollanders, dat een zelfs maar zwakke officieele drang van dien kant allicht het tegenovergesteld resultaat zou bewerken. Zoo zijn Hollanders als zij tenminste niet verduitscht en hoffahig geworden zijn en dit is de aardigste kant van hun vaak hinderlijk individualisme. F. C. Verspreide Fragmenten, door Dr. P. H. RITTER, 2 dl., Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon, z. j. Dit is dan een bloemlezing uit de Zondagspreekjes, jaren lang door Dr. P. H. Ritter als hoofdredacteur van Het Nieuws van den Dag geschreven. Er scheen vraag naar te zijn, deelt de heer P. H. Ritter Jr. mede. Vele lezers der Paedagogische" en Ethische Fragmenten" stelden er prijs op een bloem lezing der hoofdartikels te bezitten en zoo kwamen, bij al die andere, ook nog deze fragmenten", waarvan ten overvloede wordt gezegd, dat zij verspreid" waren. Een ieder moge den heer P. H. Ritter Jr. dankbaar zijn voor de moeite, die hij zich, gelijk 't heet, heeft getroost". Dankbaar zijn gewis de zeer vele lezers, die de Paeda gogische Fragmenten tot een Ten en de Ethische tot een 6en druk brachten. Maar dankbaar zijn ook zulke andere menschen, als gaarne de gelegenheid aangrijpen kennis te nemen van den geestesstaat hunner evennaasten, waar die zoo zwierig geboden wordt. En die ook nog wel eens den Modernen Dominee willen zien in al zijn heerlijkheid, juist omdat er beweerd wordt, dat het genus aan het uitsterven is. Wie zijn dan, om te beginnen, de lezers van wijlen Dr. P. H. Ritters tallooze Frag menten? In 't algemeen de lezerskring van Het Nieuws van den Dag, de neringdoenden, lagere ambtenaren, pensionhouders, kortom de breede schaar kleinburgers, die men, on

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl