De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 3 mei pagina 2

3 mei 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

O E A M S TER DAM M E-R, WEEKBLAD V O 0 R N E D-i R-L A-N DMei '14. «~ Na, 1923 welwillend maar tretend, 'ais d« kleurlooze ,middenstof" jie«K aaweduid. ;?? fi Deze mens,ch(in. denken.,, eigenlijk,* nooit over algemeejie dfiirgen, de geestelijke goede ren dezer wereld, omdat zij het veel te druk hebben mef.de ongeestelijke.. Maar dewifl een mensen? bij krenten,' het kadaster of de registratie alleen niet schijnt te kunnen leven, gaat hij des Zondags naar de kerk van den Protestantenbond en geniet een ^Gemoedelijk Woord" in-Het Nieuws of in zijn locale blaadje. Soms geniet hij (of zij) alleen het gemoedelijk woord", omdat ook de Prote stantenbond hun nog te machtig is. En hoe geniet hij (of zJf) het? Als iets diep-zirmjgs, iets ongewoons van geestelijkheid, dat voor een oogenblik het bestaan veel ruimer en dieper maakt. Hét spreekt van een andere dan de weekdaagsche wereld en scheidt nadrukkelijk de menschheid in goeden en slechten. Met de eersten voelt, gelijk vanzelf spreekt, de lezer zich verwant, en in de zoete verteedering des oogenbliks neemt hij zich voor, dat de schrijver niet te vergeefs een beroep zal gedaan hebben op zijn edel hart. Het is zelfs mogelijk dat hij op dit plechtig moment met vochtig oog rondziet in den kring der dierbaren, aan zijn zorg toevertrouwd en die hij anders nogal pleegt af te snauwen. ~'. , Dat nobele voornemen voortaan inschikke lijk, waardeerend, zachtzinnig, rechtvaardig, zelfs lie|Üerijk te zijn, is dan het goede resultaat van zulk een Zondagspreekje. Gelukkig vergeet hij (of zij) die voor nemens van braafheid weer in de drukte van den Maandagmorgen, soms zelfs al in de ruzie van den Zondagavond. Want als dat niet gebeurt, wordt de zaak erger. Dan bestaat er kans, dat de heele familie dagen lang de last van zijn knagend berouw en somber* zelf veracht ing draagt, als het blijkt, dat de minste zelfverlooche ning nog geen kleinigheid is« Een zedelijk verworpene te zijn is op zich zelf iets hél bijzonders en een gezin mag best gehinderd worden als Vader of Moeder in dien belangwekkenden staat verkeert. Doch meestal, gelijk gezegd, komt het zoover niet en laat de moreele mensen maar weer de violen des levens zorgen tot den volgenden Zondag, als wanneer hem opnieuw gelegenheid geboden zal worden zijn uiterst zwakken idealistischen zin te bevredigen in sentimenteele zelfverheffing. Zal dit echter mogelijk zijn, dan moet hem de deugd ' in overeenstemming met zijn staat' waar schijnlijk als een soort winkelwaar frag mentarisch" worden opgediend: eiken Zondag een ander weldadig zieleslokje, dat ons leert hoeveel nog aan onze zedelijke volmaking ontbreekt, maar ook hoe heerlijk het is zedelijk te streven naar binnenkamersche, nederige perfectie. Te veel of te kras inéns zou ons niet bekomen. Wij zouden er van schrikken en het artikel, als blijkbaar niet voor onze geringe behoefte bestemd,|afwijzen. Wat wij noodig hebben is Kleine Deugd voor Huisgebruik in net geëtiketteerde fleschjes. Dezulke en de zoodanige nu heeft dr. P. H, Ritter bij menigte geleverd, gelijk zijn geestverwanten voortgaan ze te leveren, en men kan zeggen, dat zij, zoo doende, dui zenden hongerenden en dorstenden aan zich verplichten. En Edelaardige Menschenvrienden zijn. En Geestelijke Leiders des Volks, Stichters en Troosters der Naamlooze Menigte van Eenvoudigen... Dat alles kan men zeggen en het klinkt bij feestelijke gelegen heden (waaronder ik geen begrafenissen versta) zelfs zér plechtig. Als men intusschen maar weet, dat het geen er in de meeste gevallen onder begrepen moet worden, n.l. het zoetsappig vleien van allerlei sentimenteele ijdelheid, evengoed volksbederf zou kunnen heeten. En nu komen wij tot het tweede punt: den geest van den Modernen Predikant zelven, zooals die verschijnt in deze bun deltjes. Hoe gaarne wij ook uit die zeer gewilde preekjes wenschen te leeren omtrent aard en behoeften van de Nieuws-lezers, den nijveren middenstand, het meest interesseert ons toch de psyche van den man, die deze opstelletjes schreef en kon schrij ven.Natuurlijk was deze geest doortrokken van dezelfde sentimentaliteit, die ook de lezers zoo ont vankelijk maakte. Er moet voor werking altijd zielsverwantschap bestaan. Maar dan: hoe gaarne hoort zulk een geest" zich spreken. Niet schrijven, maar spreken is zijn lust. Men hoort den welluidenden galm, de zalvende ronding der woorden, den smet tenden ontroerden naklank in elk dier korte zinnen. Men hoort het: hier is de Leeraar, MmiMiMiiiiiiiHiiiiitiiiiiiiininiiiiHiiiiHiiHiiiiimiiiiiiiiili FEUILLETON DE KANS NAAR HET AMERIKAANSCH VAN HENRY OYEN Toen Club Walker hoorde, dat de oude, eerbiedwaardige rechter hem veroordeelde tot drie jaren gevangenisstraf,' aanvaardde hij het vonnis niet als de gerechte vergelding voor zijn zondig levensgedrag, maar een voudig als een toevallige tegenslag van het lot. En met de dingen dezer wereld vertrouwd, voorzag hij dat het toeval hem nu spoedig weer gunstig zou gezind zijn. Hij had gespeeld en... verloren, dat was al. Hij had het aangedurfd zijn talenten, ondervinding en fortuin te meten met de waakzaamheid van de ambtelijke toezicht houders er Unie. Als hij in staat geweest was zijn geldbeleggingsbureau nog drie maanden voor de loerende inspecteurs ver borgen te houden, zou hij in alle veiligheid honderdduizend dollar van het goedwillige publiek geannexeerd hebben. Dat zou een onfeilbare voorspelling van succes geweest zijn Maar vroeger of later moest het tóch komen; het toeval was niet eenzijdig! Ergens binnen zijn bereik moest de begeer lijke prooi van gemakkelijk-verdiend geld liggen waarop hij geaasd had, zoo lang hij de Universiteit had verlaten. Het is te hopen", besloot de eerwaardige rechter zalvend de uitspraak van het vonnis, dat deze straf, welke de wet u moet op leggen, geen hinderpaal zal zijn op uw toe komstige levensweg, maar een stut en steun. Het is te hopen dat, wat ook uw lagere instincten u mogen inblazen, uw superieure geestesgaven u zullen doen begrijpen, dat het een hopeloos werk is om te trachten vooruit te komen door het doen van onrecht*Meèstèr aan 4iet woofdi plechtig didaebijbelsch aphoristéscn en vol sehopnen 'érischen geestdrift. oudsher is «K de'taal die fsrave lezers verstaan, al gaan zij ook niet altijd rheer, geregeld Ier 'kerk. Dit is nog immer de sprake, waarin de wijding tot hen konrtv Er zijn daar vaste woorden, die een altijd gelijke ontroering meebrengen en die zij blijdelijk herkennen. Hart" is zulk een woord; liefst in de verbuiging des harten". Moeder" is een ander, en de combinatie het moederhart" doet gewis en terstond alle oogen overloopen. Verder heeft men nog «idealen" zielenadel", reine vreugd" enz. En vooral ook het, woord Liefde" in tallooze schakeeringen en verbindingen. In deze rhetoriek zwommen en zwelgden vele geslachten en sommige dominees zijn de-laatst overgeblevene, tragisch eenzame, hoeders van dien schat, die overigens, als zijnde onuitputtelijk, heelemaal niet gehoed behoeft te worden. Zufke woorden, zulke klanken en intona ties, hebben de zwakke zielen noodig, als een soort van snuif, om hun geestdrift te prikkelen, die zoo spontaan niet op te wekken valt, 'en er zou pok tegen zulke methode geen bezwaar zijn, indien deze geestdrift niet zoo vol hoogmoedig zelfbehagen stak en dus eigenlijk maar pseudb-geestdrift was. Immers de echte gaat tot eenheid en verbindt, maar sentimentaliteit verheerlijkt het zelf en min acht tegelijk anderen. Dit alles echter betreft nog maar den vorm, de uiterlijke voorstelling dezer Zondagspreekjes en soms is er. inderdaad niets meer dan deze galmende vorm, schitterend rhetorische variaties op een doodmager gedachtenthema. Het grootste deel dezer arti kelen zou in een stukje van een halve pagina volkomen zijn geresumeerd. De rest is sentimenteele franje, ten genoegen van de lezers en van den schrijver zelven. 'Maar»als-er nu waarlijk een inhoud is? ja, dan wordt het zér belangrijk, omdat men dan inzicht verkrijgt in de ziel van den professioneelen idealist, den beroepsprofeet, den officieelen optimist, den voorganger, den Leeraar, kortom den Modernen Dominee. Hoe legt zoo iemand het aan, peinst men, om zonder fanatische overtuiging en fanatisme* behoort juist niet tgt zijn wezen de wereld maar steeds als een moreele instefling téblijven zien ? Welke gave Van luchtige en handige feiténinterpretatie maakt het zoo iemand mogelijk de dingen altijd naar het zedelijk licht te draaien en de rest in donker te laten ? Hoe ziet hij zoo gestadig kans het met 's werelds onverbiddelijk wreed beloop op een zachtzinnig accoordje te gooien, zonder dat zijn volgers het bemerken? En zonder dat hij zelf bijna het bemerkt ? Terwijl hij toch maar een minimum geloof, daartegen vrijwat weten schappelijke en wereldkennis bezit en notabene als ideaal belijdt, dat niets menschelijks hem vreemd blijve... Dit laatste is dan ook enkel humbug, kunnen wij dadelijk vaststellen. Met laag heid", gemeenheid", zonde" en hoe dit alles in des schrijvers vocabulair heeten moge, houdt hij zich resoluut niet bezig en dit vereenvoudigt de taak alleszins, nu de halve wereld eenvoudig komt te vervallen. Wat overblijft ter oplossing, is dan de menschelijke zwakheid en de natuurlijke loop der dingen, die blijkbaar halsstarrig weigert zedelijk te zijn. De zwakheid, de zondige neiging des menschen echter geeft geen moeite. Die moet verbeterd worden en daar ligt juist des predikers arbeidsveld. Als stekjes worden de diverse deugden in het mulle zand der menschenzielen op rijen gezet, in de goedmoedige verwachting dat zij dan wel groeien zullen. Evenals er sen timenteele boekjes over Amerikaansche business bestaan, waarin beweerd wordt, dat elke loopjongen milliardair kan worden, aldus valschelijk een vloekbaar systeem terugbrengend tot een lieflijk menschelijke idylle van vlijt, eerlijkheid en volharding, zoo worden ook in 't ethische de eenvou dige zielen opgelicht door de bewering dat elk mensen tot een Deugdzame naar het beroemd en onveranderlijk christelijk model kan groeien. En de moderne dominee, die toch ivan zulke nieuwigheden als atavisme, determinisme, invloed van milieu en der gelijke ook wel gehoord heeft, vergeet dit alles niet ongaarne in de zoete opwinding van zijn preek en bromt, lichtelijk verdwaasd, altijd maar de oude deunen Tegenover het conflict van zede en na tuur echter beleeft zijn oppervlakkige goed moedigheid dan wel benauwde momenten en soms klinkt er inderdaad iets van twijfel matige daden, dat, hoe listig en intelligent gij ook zijt, er tenslotte geen kans bestaat op succes". De plechtige ernst dezer woorden dwongen Club tot een beleefd en toegevend glimlachje. Hij meende dergelijke profetieën reeds meer malen te hebben gehoord. Inderdaad, sedert vpor hem de wereld bestond uit twee soorten menschen: de dwazen, die hard zwoegen voor een bestaan, en de wijzen die leven ten koste van die dwazen, en sedert hij be sloten had zichzelf bij de laatste groep in te deelen, was er altijd zoo'n ellendige on geluksprofeet, die hem waarschuwde voor het eindpunt zijner duistere, slinksche wegen. Reeds op de Universiteit, toen hij de NewYorksche opkoopers een poets had gebakken door hun een pak valsche entree-bewijzen voor een voetbalmatch ter hand te stellen, had Leander, zijn kamergenoot, hem op overtuigende wijze zijn verdorvenheid onder het oog gebracht. Na zijn eindexamen had zijn vader de oude, banale vermaningen van hard werken, eerlijk zijn en vooruit komen nog eens afgedraaid. Doch Chub maakte hem voldoende duidelijk, hoe zeer hij dit alles kindertaal achtte, door ongevraagd honderd dollar te leenen uit de vaderlijke kas en daarmee te verdwijnen in de veranderlijke, geheimzinnige demi-monde, waar mannen en vrouwen leven van niets-doen en de rest der wereld, die hard zwoegt voor schamel brood, uit den diepsten grond van hun hart te verachten. In alle voorname en onvoorname steden der Unie had hij fortuin gemaakt op zijn zoo zeer persoonlijke wijze. Maar vroeger of later dat wist hij overtuigd zou hij eens den grooten, beslissenden sprong doen, die voorgoed tot leugenaars en misleiders zou stempelen hen, die eerlijkheid en werk zaamheid proclameerden tot de beste mid delen om te slagen in de wereld. Toen hij te New-York kwam met het illustere voornemen er een geldbeleggings door, waar hij, als met geweld, schijht ,vol, te houden, dat ba?, onrechtvaardig verkregen goed niet gedijt erf de ?önde al is t dan in lengte van dagen t -~tógelukkig hiaakt.... Evenwel, door .alles zooveel mogelijk scher matisch te houden, de bijzondere 'gevallen te yerwaarloozen? vöbr hét algemeene, dia lectische, en de dingen dadelijk over te brengen in het ideëele, komt men een heel eind. Zich nooit met casuïstiek inlaten, altijd dadelijk den ideëelen, conventioneelen vorm toepassen, ziedaar, in yele gevallen, het geheim om een zoo weerbarstig zedelooze wereld tenminste een teer rose schijntje van zedelijkheid te geven. Maar de conclusie is niet gewaagd, dat men, om dit stuk op deze wijze te bestaan, een zwakke persoonlijkheid moet zijn, die 't ver bracht in zelfbegoocheling, niet zonder behulp van veel romaneske sentimentaliteit. En dit is dan werkelijk nog de meest zacht moedige verklaring. FRANS COENEN Dr. J. D. BIERENS DE HAAN, Uren met Spmoza.Hollandia-Drukkerij, te Baarn. Met deze uitgave van gedachten uit Spinoza's systeem ie een goed werk verricht; nog altijd leeft .zijne wjjsheid onder vele menschen voor^^t»elke uitgave, waarin de denker zelf te lezen wordt gegeven, onverkort en in eigen vorm, is .wijsgeerig 'heilzaam. De vertaling is, zooals wij die van den fijne lettre", die deze uitgave verzorgd heeft, konden verwachten. Bierens de Haan behoefde veelal geen andere woordenkeus te bezigen, dan die, waarin hijzelf zich beweegt; en dit geeft aan zijne vertaling, zorgvuldig doordacht, en dan in eigen begrippen op nieuw geuit, het natuurlijk en onbeschrijfelijk waas van den spontanen geestesarbeid., Iets buitengemeen opmerkelijks is de algemeene liefde, waarin nog steeds de Spinozistische wijsheid opgenomen '- is., Immers, men vraagt zich af, wat deze 47e eeuwer nog voor onzen tijd kan zijn, die aan eigen problemen en eigen nooden lijdt" Men vergeet wel eens, dat niet alle raenschen hetzelfde zoeken in een wijsgeerig Systeem. De verstandige, wetenschappelijke mensen zoekt er het antwoord in op pro blemen, n.l. die grensproblemen van zijn vak, voor ^ welker oplossing de gewone induc tieve" onderzoeksmethoden geen voldoend ervaringsmateriaal, en geen contradictoir beslissend experiment kunnen samenbrengen. De godsdienstige mensqh verlangt eene bevestiging van hetgeen hij hoopt, en instinctief verwacht, van al die verlangens, die hij noodig heeft, om het leven als een aaneengesloten geheel, met een bepaald doel te blijven zien. De kunstzinnige mensch wil de verwarde chaos van zijne indrukken beleven als een schoon geheel ; hij wenscht den regelmaat, door telkens nieuwe passies en al te ifelle opmerkzaamheden verstoord, hersteld te zien doordat de wereld hem worde beschreven als een evenwichtig en harmonisch wezen, waarin alle scherpe lijnen zijn verzacht, en bij welks aanblik de geest uitrust van zijne onfraaie onrustigheid. De eerste kategorie vraagt om juistheid, de tweede om vertroosting, de derde om schoonheid. Elke philosophie beantwoordt aan eene dezer drie verwachtingen veel meer dan aan de beide andere. Zoo zijn Descartes en Leibnitz van technische vraag stukken der bijzondere wetenschappen uit gegaan; hunne stelsels hebben in hun tijd alle geleerde mannen aangetrokken, maar hebben om dezelfde reden in een volgend tijdperk de actueele belangstelling der vak mannen verloren, daar de problemen zich verplaatsen, en ook de meest centrale ge deelten der speciale wetenschappen voort durend moeten worden gecorrigeerd. Schopenhauer schenkt vooral eene religieuze voldoening aan zijn lezers: de boeiendste hoofdstukken van zijne werken behandelen de vragen van het doel des levens, de schijnbare opzettelijkheid in het lot van het individu, het voortbestaan, de heiligheid, het zondebegrip etc. Spinpza behoort tot hen, die weinig heb ben bijgedragen tot de oplossing van bran dende actueele vraagstukken bij zijne tijdgenooten. De natuurleer van Descartes wordt bijna zonder de minste wijziging door hem overgenomen, en in zijn hoofd werk niet toegepast. De werken van zijne bijna-tijdgenooten Cartesius en Leibnitz heb ben een fragmentarisch karakter, zij kiezen partij in de meeste brandende quaesties van hun tijd, zij geven zuiver occasioneele opiimiimiiiMiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii bureau te installeeren, meende hij te voelen d^t dit nu eindelijk het goede middel was. Welnu hij had eenvoudig een menschelijke misrekening begaan. Nu had hij een veroor deeling beet en mocht drie jaar brommen en... een betere manier uitdenken om gemakkelijk geld 'te verdienen. Hij had daar een schat van tijd tot zijn beschikking om een onfeilbaar middel te vinden Dank u zér, edelachtbare,'1 glimlachte Chub beleefd.... Toen werd hij weggeleid... Laat in den namiddag van den volgenden dag stond Chub in eerbiedige houding voor den directeur der gevangenis. Hij was ge baad, kaal geknipt en in gevangeniskleeren gestoken, maar gedroeg zich met de ge makkelijke zekerheid van iemand, die alle menschen genadeloos taxeert en dan uitmaakt op welke wijze zij het best kunnen worden bedrogen. De directeur, bekend door zijn humanitaire principes en door de zacht aardige behandeling die hij de gevangenen aandeed, zat met de compromitteerende pa pieren in zijn gevouwen handen en zag Chub aan met zorgelijke belangstelling. Walker", begon hij met zijn diepe, ernstige stem, het spijt mij u hier te hebben; heusch het spijt me bizonder. U hebt een helder hoofd; u hadt beter moeten weten. Maar ze hebben u slechts drie jaar gegeven. Ik hoop echter niet. dat u zoo lang bij ons blijft. Ge zijt op de hoogte van kantoorwerk, is 't niet ?" Ja, meneer," zei Chub met behoorlijken eerbied. De directeur betuigde met een kort knikje zijn voldoening. Dan loopt het u bizonder mee. Mijn klerk heeft juist vanmorgen zijn straftijd beëindigd. U kunt zijn plaats innemen." Hij belde en onmiddellijk kwam een ver oordeelde binnen. De man scheen van middel baren leeftijd. Hij had het voorhoofd van iemand die studeert: zware rimpels boven lossingen,- *üe tevens een bêiéld geven van het voileiéfsterfltf teven hunner t ijdgenooten. Daarentegen v zie men Spinoza als den logische»kunstenaar die niet van de peripherie .der kleine vraagpunten is gekomen tot de-vwijshefd, maar van uit de centrale belangstelling Jn de idee A&cGrde. Spinozas hoofdwerk begint niet met het stellen van problemen: niet met de omlijning van het onderwerp van -een. onderzoek. Dit zou de handelwijze zijn van den w«tenschappelij?ken" wijsgeer. Spinoza begint zijn onster felijke Ethica onmiddellijk niet de gereede begrippen, die het instinct 'der orde in de logica, mede onder den druk van den Christelijken godsdienst, die aan deze noties be hoefte had, al lang had doen opklinken in de disputen, de preeken, de dogmatische .exclamatïes van godsdienstige autoriteiten, met een zoo helderen klank, dat niemand onder de tijdgenooten zich 'pver de bruskheid van Spinoza ook maar heeft beklaagd. Tegenwoordig zou toch wel in een ernstig wetenschappelijk werk de vooropstelling van zulke ingewikkelde begrippen als de causa sui," de substantie," etc. een behoorlijken voorafgaanden uitleg vereischen. Men zou b.v. tegenwoordig een notie van wat op het theologische substantiebegrip gelijkt, enkel mogen ontwikkelen uit een goed geordend kennis- en ervaringsmateriaal omtrent wat men in de natuurwetenschap: materie," energie," etc. noemt. En dan zou dit, niet zonder groote voorzichtigheid ontwikkelde begrip maar weinig hetjben van wat Spinoza, en wat de theologen ook nu nog, de sub stantie" noemen. ?' /? Ik wilde dus maar even aanduiden, dat een dergelijke afteiding in het geheel niet paste in Spinoza% denktrant, maar dat onze phijosoof van deze 'onbewezen behoef ten aan ,orde en 'eetïhejfl^uitging en ze tot grondslag- van zijne '.1beji$&gwijze aannam. Het spreekt wel varizelf.'fjdat men mijne opmerking niet kan ontkrachten door te wijzen op^de door Spinoza toegepaste geo metrische" methode, want dat hij deze methode.toepaste op de wijsbegeerte, beteekende juist, da't hij minstens vreemd klinkende, en wellicht zinlooze begrippen vooropstelde, alsof het uit de aanschouwing genomen pun.ten, lijnen en vlakken waren. Ik weet wel, dat op hét oogenblik in ons land een groote belangstelling heerscht voor juist die vragen, die onderwerpen betreffen, welke verheven zijn boven actueele onder zoekingen der vakwetenschappen, en daarom gelijkelijk "boven hare uitkomsten verheven, en voor hare controle ontoegankelijk zijn. Dit zijn vragen en oplossingen sub specie aeterni" zooals het heet. Om daarin wat nieuws te kunnen leeren, is het niet noodig, om zich voorzichtig in het vulgaire mate riaal in te werken, maar kan men zich be perken tot z.g. eeuwige waarheden," die het eenvoudigst in eeuwig geldende be grippen" worden uitgedrukt. Dit is in het algemeen zeer goed, zeer onschuldig en zeer onweersprekelijk, zoo lang men zich niet laat verleiden tot eene toepassing dier eeuwige waarheden" op tijdelijke" [uitkomsten. Men moet zeggen dat Spinoza met zijne substantie, zijne attri buten, en zijne modi, een stelsel heeft op gebouwd, zoo gesloten, zoo doorzichtig, dat men er niet dan met de grootste aesthetische voldoening kennis van neemt. Daarbij heeft hij, met den tact, die aan menig grooter genie vreemd is geweest, zijn onderwerp zoodanig beperkt, dat het zich laat lezen, alsof het eerst gisteren geschreven was. Geen moderne uitkomst kan zijn resultaten omstooten, daar Spinoza zich zuiver binnen de eens en voor goed gekozen begrippen heeft gehouden, zonder zich naar verleide lijke en interessante bijquaesties te laten afleiden. Deze ataraxie der rede, deze on verschilligheid voor wat de gewone sterfelingen bezig houdt, deze ontoegankelijkheid, voor datgene, waarin de menschheid eigen lijk belang stelt, zoodat zij, in den hoek gedrongen, enkel schijn-antwoorden geven kan op de meest dringende vragen, deze hoogheid der rede kan zij handhaven enkel door een schoon, en nuttig, zij het ook be langwekkend spel te blijven. De harde arbeid, die noodig zou zijn, om in, door telkens nieuwe ontdekkingen ver ontruste wetenschappen, den samenhang te handhaven tusschen de zich uitbreidende ervaring en de algemeene grondstellingen, is aan Spinozas stelsel vreemd. Hier grift de rustige en vaste hand van een geboren logisch genie de heldere lijnen van een ijl en zeker betoog in den kristallen wand der rede. , Al heeft dus de natuurwetenschap van schuwe, kleurlooze oogen. De mond was zacht en een smeekende, zich-in-de-gunstdringende glimlach vaagde om zijn lippen. Chub deelde den man, dien hij met n vluggen onderzoekenden blik had getaxeerd, geestelijk in: een eerste klas sufferd, iemand die hij geheel zou kunnen buigen naar zijn wil. Clarkson," zei. de directeur, dit is de nieuwe klerk. Neem hem mee en breng hem op de hoogte van zijn werk." Clarkson glimlachte nederig, boog onder danig en verzocht met zachte stem Chub, hem naar 't kantoor te volgen. Hier begon hij Chub in te wijden in diens eenvoudige plichten, en drie dagen werkten zij zoo samen; Clarkson, de bescheiden instructeur, Chub de bevattelijke, smalende leerling. Toen verklaarde de directeur den leertijd voor geëindigd en Clarkson liet voor 't eerst zijn onderdanigen glimlach en bedeesde manieren varen en nam den nieuwen man van het hoofd tot de voeten op. Zeker voor de eerste keer hier, hè?'' zei hij met de schorre stem, die velen gevan genen eigen is. Hoeveel heb ie ?" Drie jaar," antwoordde Chub onver schillig. Gegapt an een bank ?" Nee, duitenkwestie! Ik had een klein geldbeleggingsbureau. Ze kregen te kort en verraadden me." Precies! Clarkson schudde weemoedig het hoofd. Dat doene ze altijd!" Wat ?" vroeg Chub. Je verraaien !... Jij bent nog maar een joggie, maar je heb een goeie opleiding gehad. Je hadt beter moeten weten. Ze ver raaien je altijd. Je bent een domme kerel!" Chub lachtte zijn meest minachtende lach en smaalde: Nou, dan moet je zelf ook nog al een stommerd zijn, ouwe heer. Ik snap, dat ze jou ook verraden hebben. Hoeveel heb jij opgeloopen ?" Vijftien jaar?'' den huidigeni tijd weinig aan Spinpzas philosopbie, men kan niet .ontkennen, dat eene der hoofdstellingen der , Schopenhauersche philosophie, en verder de grondteer van het z.g?psychorphysisch 'parallelisme veel over eenkomst hebben met de .leer van Spinoza, volgens welke de ziel en het lichaam vin den mensen ^hetzelfde zijn, opgevat volgens twee; attributen, dat van het denken, en dat der uitgebreidheid. ,\ ;De> on verminderde belangstelling voor Spinozistische philosophie is echter door zulke pvereensteaiBungen nog niet verklaard»zij fs te toeschouwen als de voldoening van eene meer kunstzinnige behoefte. (Slot volgt) L. H. GRONMJS * « * Over het onnoozele boekje In een blad, dat Holland Express" heet, geeft een chef-kok mij antwoord op mijn artikel over het boekje Lodewijk Schelfhout en zijn kunst". Slechts op tjén punt van zijn schrijven lijkt het mij de moeite waard even in te gaan. Hij vraagt mij waarom .ik zelf het werk van den schilder Schelf hout niet heb besproken en gecritiseerd. Deze vpag bewijst een volslagen verkeerd begrijpen van mijn bedoelen. Wie denkt d^t mijn artikel een waardeering voor het werk van den heer Schelf hout uitsluit vergist zich volkomen. Mijn eenig doel was aan te vallen : Ie de minderwaardige en verwerpe lijke wijze van reclame door dit boekje gemaakt, en 2e de oppervlakkige en waardelooze wijze van moderne kunstkritiek, waar van ditzelfde boekje ons enkele zoo onver kwikkelijke staaltjes biedt. De verdere opmerkingen van dezen chefkok zullen wij maar op rekening van zijn baantje s.chuiven. Dat lijkt mij tenminste voor den armen stakker zelf het beste. Ik was van meenïng, dat zoo iets alleen dpor een werkelijken ehef-kok kon worden geschreven. ,>. Men verzekert mij, dat de heer Bernard Canter het deed. Ik heb mij dus niet vergist. B l a r i c u m~ A. ROLAN.D HOLST Van de straat naar de poppenkas Het was de Zondagmiddag, toen de heer Kellenbach in den Haag de poppenkast vertoonde op verzoek van de vereeniging Schoonheid in opvoeding en onderwijs. Kin deren hadden voor een kleinigheid toegang, maar die was nog te hoog voor de velen, die hunkerend stonden voor de poort en niets petalen konden. Er werd nu vlug beraadslaagd en ook die kinderen, welke geen geld te offeren hadden, werden toegelaten. Een overtalrijk kinderpubliek zat er toen in de ruime gymnastiekzaal, waar de vertooning plaats had en telkens kwamen er meer, zóvan de straat. Want als een vuurtje scheen het nieuws zich ver breid te hebben : dat er een poppenkast te zien was en wie vroeg mocht komen kijken. Groote en kleine jongens en meisjes brachten broertjes en zusjes mee aan de hand; heel kleine dreumessen schoven in hun eentje of saampjes naar binnen. Dicht zaten zij bij elkaar en al wezen volwassenen ook plaatsen aan, niemand hield orde in den eigenlijken zin van het woord. Toen begon de heer Kellenbach. Eerst werd er het sprookje van het, tafeltje-dekje" vertoond, een heele geschiedenis in wel vier bedrijven. De kinderen leefden mee. Als de helden van het stuk de tooverwoo'den vergeten schenen, waardoor het tafeltje zich dekte, de ezel goudstukken gaf en de knuppel uit den zak sprong, schreeuwden de kinderen ze hem toe, de kleinsten het hardst. Later op den middag kwam er Roodkapje. De wolf brulde allerijselijkst of lachte met hooge, schelle tonen. De arme oude groot moeder in haar bed bibberde van angst en roodkapje schreide klagelijk, toen de wolf met grootmoeders muts op naar haar toe kwam. Maar er was een deur, waardoor gelukkig! eerst de grootmoeder ontsnappen kon en later roodkapje. Toen kwam de houthakker, de reddende engel. Hij nad de grootmoeder gevonden bevende achter den eenen boom en rood kapje bevende achter den anderen." Waar is de wolf", vroeg hij met gewel dige stem. Onder het bed", schreeuwden de kinderen. Waar, wa^r", vroeg de houthakker. ; Daar, daar, onder het bed, in den hoek", schalde het uit de kindermassa. ' Toen werd het stil, heel stil. De kinderen Verontwaardiging lichtte in Clarkson's kleurlooze oogen. Ze hadden 't niet zöerg met me moeten maken ... als man zijnde en vader..."' Gegapt an een bank?" vroeg .Chub ironisch. De man richtte zich meer op en voor een oogenblik was zijn kop bijna sterk en overglansd van trots. Hij keek Chub vast in de oogen. Heb je wel es van Dell Mungry gehootd, jongetje?" fluisterde hij. Chub knikte. Hij had juist dicht genoeg nabij de wereld van erkende misdadigers geleefd om te weten, dat deze naam ge dragen werd door een van de handigste bedriegers van het heele land, een man van wien men zei, dat hij bankbiljetten van eigen fabricaat had afgegeven aan het departement van financiën der Unie. Zie je," zei Clarkson, terugvallend in zijn houding van opzettelijke nederigheid, die ben ik." Chub zat heel rustig, heel beheerscht, onbewegelijk op zijn hooge stoel. Ergens onder in zijn spiedende ziel had een ver borgen snaar getrild. En deze trilling zei Chub, dat nu het gelukkige toeval zich keerde tot hem. Daarom wierp hij een blik van de meest eerbiedige bewondering op den ouden man en stamelde: Hoort u eens, het was heelemaal niet mijn bedoeling om u pijn te doen, mr. Clark son. Ik wist er absoluut niets van, ziet u. Door al wat ik gehoord had, kon ik niet denken, dat zij ooit u zouden kunnen ver raden." Clarkson glimlachte, ten bewijze, dat hij tevreden gesteld was. Al in orde! Zouden ze me niet kunnen verraaien, zeg je ? Hemel, je verraait je zelf op het oogenblik dat je met dat misdadige spel begint.,Het spel zelf doét het 'ml Het verraait je! En waarom ? Omdat het niet goed is. Het is niet geschikt voor de maat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl