De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 3 mei pagina 6

3 mei 1914 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 3 Mei '14. No. 1923 De Bank van Leening, zooals die thans aan de O. Z. Voorburgwal ligt, na 300 jaar met nog dezelfde bestemming De Bank van Leening op de O.Z. Voorburgwal voor drie honderd jaar (Uit de Prentenverzameling van R. W- P. de Vries) De Bank van Leening te Amsterdam Vór drie honderd jaar heeft een arme slokker het eerste pandje in de Bank van Leening te Amsterdam gebracht. Dat was op 29 April 1614. De huidige Commissarissen der Bank hebben de officieele openstelling, op I Mei 1614, thans plechtig herdacht en de vlag laten hijschen. Vlaggen en herdenken, en officieel doen ter eere eener Lommerd, doet zonderling aan. De historie verklaart echter, dat de opening der Bank van Leening een geluk is geweest voor hulpbehoeftigen, bij gebrek aan beter. In den loop der eeuwen is bij den minderen man de Bank popu lair, bijna tot vriend geworden, tot een best, goedig man, tot beschermer, tot een Oome tot een Oome Jan''. Als laatste toevlucht gaan zij naar hem, hun voogd". Dat is de blijmoedige opvat ting. Er bestaat ook een andere, welke van zekere schaamte spreekt, van een achteraf-houden. Zij, die zich geneeren, fluisteren van achter de schuine deur". Rijkdom en armoede is verzinlijkt in het gebouw, als ware het 't burgerlijk treur spel: Armoede en Grootheid". Boven den beganen grond liggen de panden stille getuigen van nooddruft in de keldergewelven, (Krasnapolski's berg plaatsvan wijnen en champagne), dranken Van weelde. Van daar het bekende zeggen der grappenmakers: De beste wijn van Kras' Hotel ligt in de Bank van Leening". Aan de geschiedenis van de Bank van Leening te Amsterdam, is die van Joost van den Vondel verbonden, 's Volks zin om feiten over verschillende jaren saam te voegen of te verbinden, heeft zich ook tot Vondel uitgestrekt. De Bank van Leening werd 29 April 1614 voor het eerst in gebruik genomen. Het doel der Bank wordt duidelijk aangegeven door een mooien, nog aanwezigen gevelsteen boven den zij-ingang in de Lombard steeg, waar de heeren zitten en de behoeftigen een pandje maken, zooals het onderschrift zegt: Tot behulp der noodt druftigen is hier gestelt De Banck van Leninghe voor een cleyn geldt. De Amsterdammers hebben altijd en velen doen het nog in n der deftige heeren op den gevelsteen Joost v. d. Vondel willen zien, omdat hij aan de Bank van Leening boekhouder der kleine panden is geweest. Bij eenig nadenken zou de vergissing blijken. De steen dagteekent van 1614 en Von del was boekhouder aan de Bank, tusschen 1658 en 1668, van zijn 70ste tot zijn 80ste jaar. || Een ander volksgeloof is even averechtsch. Vondel zou in de boeken tusschen aanteekening der panden verzen hebben geschreven. Van verzen maken in de boeken blijkt echter geen spoor. Ook heeft men het doen voorkomen alsof Vondel aan de Bank voor een aal moes werkte. Prof. G. Kalff heeft voor het eerst op het onhoudbare dier voor stelling gewezen. Ook hebben Burgemeesteren toen Von del om ontslag verzocht, hem zijne jaar wedde laten behouden, gelijk opgeteekend staat in een der boeken in het oud archief te Amsterdam, in de Resolutiën van Regerende en oud-burgemeesteren" van 10 Augustus 1668, luidende: Op de requeste van Joost van Vondel, suppoost in de Banck van Leeninge, verzoeckende vermits zijn hooge jaren van in de tachtigh, dat hij \behoudens zijn tractement Emeritus zoude worden verklaert, waerop zijnde gedelibereert, is goet gevonden, hierin Vondel zijn verzoeck toe te staen ende voor Emeritus te verklaren. * * * De Bank van Leening heeft behalve den gevelsteen, welke het doel aangeeft, nog een kleinere, waarop vermeld staat, wanneer het eerste pand werd inge bracht. Die gevelsteen is aan de achter zijde van het Gebouw, in de Nes. Er moet nog een gevelsteen zijn ge weest, werk van Th. de Keizer. Althans er bestaat het volgende vrij onbekende versje van Samuel Adriaensz. Coster: Voor de Bank van Leening, de Historie daar Jozef 't Egiptisch Koorn uitdeelt; door MR. HENDRIK DE KEIZER. Ik gare in vol op, gerijf in nood daar van, De sloffen die niet wil, den armen die niet kan. Die steen is verdwenen. Vermoedelijk was zij in 1614 boven den ouden toegang tot de Bank. Waar kan die steen, nog al van Th. de Keizer, gebleven zijn? Verdwijnen van gevelsteenen, vooral aan gebouwen van algemeen belang, is steeds te bejammeren. Een voorstel ling, een versje er onder, zelfs enkele woorden er van, kunnen op dit of dat een licht werpen. Zoo in het reeds aange haalde versje: Tot behulp der noodt druftigen is hier gestelt De Banck van Leninghe vooreen cleyn geldt. Dit voor een cleyn geldt" verklaart de aanleiding der stichting en diende tot lokaas, want het was te Amsterdam met de woekeraars zoo slim geworden, dat Burgemeesters besloten er een eind aan te maken en een stichting in het leven te roepen, waar boeren en burgers tegen een klein geld aan winst voor de Bank, panden konden beleenen. Overal in de stad had men lombardhouders, ook stille" die er niet tegen opzagen 33 procent en meer te nemen. De Italianen hadden hier als elders het Lombardwezen ingevoerd, een naam, naar men wil ont leend aan Lombardije. Onder de regeering van keizer Karel V ontwikkelden zich de Lombarden tot een vereeniging van woekeraars en werden de tafelen van leeninge" verpacht. Hoezeer de Staten er ook tegen waren, geschiedde dit nog te Amsterdam. O. a. van l Januari 1582?1594 aan Johan Largnier, aanbevolen door Aarts hertog Matthias, broeder van keizer Rudolf; en van l Januari 1594 tot 1614 aan Sion Luz. Eerst in 1614 werd inge volge een besluit van 7 Juli 1612 de Taeffel van die Lombaert" aan de stad gehouden en daartoe gesalarieerde com missarissen aangesteld, zooals in H. M. Giltay s: Instellingen tot wering van den Woeker" nader en breeder te lezen is. De twee eerste commissarissen van stadswege waren: Frans Hendriksz en Jonas Witsen. Tusschen de jaren 1614?1805 is er aan de Amsterdamsche Lommerd weinig verandering in het bedrijf gekomen. Zij heeft jaren van grooten bloei beleefd, terwijl commissarissen steeds zorgden voor de belangen der inbrengers. In de dagen van vrijheid, gelijkheid en broeder schap kregen de commissarissen het met de suppoosten, welke een verkeerd denk beeld dier eigenschappen er op nahielden, te kwaad. Zij schreven daarom 6 Juli 1798 aan Gogel, agent van financiën: door een verkeerde toepassing der woorden: Gelijkheid en Vrijheid," door sommige suppoosten gemaakt, vinden wij ons buiten de mogelijkheid wanorders met klem tegen te gaan." Onder het bestuur van Keizer Napoleon I hadden Commissarissen te waken, dat er geen koloniale of Engelsche fabrieksgoederen werden beleend; zij konden toen niet over veel geld beschikken. Daarom schreven zij 14 September 1810 een brief aan den Stads-Thesaurier, waarbij zij verzochten hun, bij wijze van leening, een som van minstens 25 duizend gul den te willen verstrekken, waardoor wij dan, by de tans plaats hebbende geringe lossing ons in staat zullen ge steld zien, onze werkzaamheden aan den gang te houden". De Commissarissen kregen nul op het rekwest. Hunne zor gen verminderden eerst na het Herstel van Nederland", doch langzaam. Men vergete niet, dat de tegenstand tegen de banken van leening nooit verbroken werd. Al werden zij niet zoo heftig be streden als in de geschriften: Resjudicanda" in 1646 en Res judicanda judicata" in 1658 te Utrecht verschenen, verschil van meening bleef tot heden bestaan, gelijk op te maken is uit de uiteenlqopende beginselen, waarvan het koninklijk besluit van 1828, de wetsont werpen van 1855, 1867 en 1869 en de Pandhuiswet van 1914 zijn uitgegaan. Vader Cats zou van beleeningen en het gaan naar de Lommerd zeggen: Zalig wie deze dingen ziet en nochthans niet doet', en, zelfgenoegzaam, denken : Het is een nuttig ding en waard te zijn geprezen, Godzalig en met-een ook rijk te mogen wezen. De groote Amsterdamsche Lommerd, meer burgemeesterlijk gezegd: De Am sterdamsche Bank van Leening," staat op historischen grond, op een deel der oude Oud poortje van de Bank Interieur van de Bank fundamenten van het Magdalena-klooster. In de kelders onder de Bank, dienende tot wijnpakhuis van Krasnapplski, meen den de werklieden, bij inrichting daarvan, een geheime gang te ontdekken, van het Magdalena-klooster naar een der vele, ook niet meer bestaande kloosters in de Nes. De Amsterdammers geven het ge loof aan geheime onderaardsche gangen nooit op. Gijsbreght van Aemstel heeft dat op zijn geweten. Hij toch vertelt sedert eeuwen op iederen Nieuwjaars avond, dat hij gegaan was door een ver holen gang, die uitkwam in een kelder." De heer H. M. Giltay weet van een positiever vondst te vertellen. Hij ver haalt, dat in 1894 een vendugebouw ge sticht werd in de Nes ter plaatse, waar vroeger de directeur zijn woning had, nadat in 1893 een nieuwe directeurs woning was gebouwd op den Oudezijds Voorburgwal bij de Bank. Bij den bouw van dit huis werd op de plek, waar het St. Barbaraklooster had gestaan een mooie grafsteen van een priester gevon den, waarop het jaartal 1480. Deze steen wordt bewaard bij Onze lieve Heer-opZolder", anders gezegd : het Museum Amstelkring", hoek Oudezijds Voorburg wal en Heintjehoeksteeg. Nadat het Magdalena-klooster geslecht was, werd op een deel der grondvesten het mooie Turfhuis met zijn spitse gevels opgetrokken, dat diende voor de Huiszittende Armen aan de Oude Zijde, het bouwwerk, dat nog bestaat. Beide gebouwen werden tusschen 1611 en 1614 ingericht voor de Bank van Leening. Het grootere gebouw er naast, is eerst tusschen 1667?1679 gebouwd. Dit komt nog niet op de reproductie der bijgaande prent uit R. W. P. de Vries' .?Atlas van Amsterdam" voor. Balthazar Huydecoper, schepen van Amsterdam, besteeg, toen het nieuwe en groote bijgebouw voor de Bank van Leening gereed raakte, zijn Pegasus, liet de gewijde snaren los, bezielde" ze en rijmde een vaers, dat met gouden letteren tegen zwarten achtergrond nog te lezen staat voor ieder die historie of gerijm lief heeft : Hebt gij noch geld, noch goed ? ga deze deur voorbij. Hebt gij het laatste, en mist gij 't eerste ? Kom bij mij: Geef pand, ik geef u geld. Waarom zoude ik u borgen? Of is het niet genoeg, dat gij van 't mijne teert ? Maar eischt ge uw pand terug, zoo dient ge in tijds te zorgen, Dat mij mijn hoofdsom, met de renten wederkeeit. Zoo help ik u en mij ; en toon aan de onderzoekers Van mijn geheimen en 't graf der eervergeten woekers." De 17de-eeuwers deden het, in twee regels, korter en krachtiger dan de door luchtige Balthazar Huydecooper,'' sche pen van Amsterdam und Poet dazu." J. H. RÖSSING Schoolversiering Nu er in den laatsten tijd zooveel wordt gedaan voor de geestelijke ontwikkeling van het kind, wordt meer en meer gevoeld dat het niet alleen wetenschap is die de toe komstige menschen moet bijgebracht wor den, doch dat ook de zin voor het schoone dient ontwikkeld te worden. In onderwijskringen werd het eerst be grepen dat iets het kind werd onthouden wat hem later onontbeerlijk zal zijn; de Ver eeniging Schoonheid in Opvoeding en On derwijs" heeft reeds goed werk gedaan en ieder die haar (wellicht wat over laden) tentoonstellingen bezocht, kreeg den indruk dat tegenwoordig allerlei fleurigs in de schoollokalen wordt gebracht dat wij er vroeger maar al te zeer misten. Dit geldt echter voornamelijk de lagere scholen, de middelbare schoollokalen bleven hun af schuwelijk uiterlijk behouden, dat veelal in dorre nuchterheid wedijvert met het onder wijs dat er gegeven wordt. Doch ook hierin kwam verandering. De vereeniging voor schoolversiering (voorheen commissie voor schoolwandversiering uit de vereeniging van Leeraren bij het M. O.) stelde een collectie platen en gipsafgietsels tezamen die, ver deeld in series rondgezonden, door de deel nemende scholen op gezette tijden kunnen worden verwisseld. Deze vereeniging voor schoolversiering gaf tijdens de laatste Paaschvacantie in de H.B.S. met Sjarigen cursus te Arnhem een tentoonstelling van het door haar bijeen gebrachte materiaal, om in de praktijk te laten zien wat zij met haar streven beoogt en het is naar aanleiding van deze tentoon stelling dat ik een en ander wensch in het midden te brengen. Het mooie nieuwe schoolgebouw van den architect Versteegh leent zich uitstekend voor een demonstratie als van de genoemde vereeniging; mijne bedenkingen tegen dit milieu betreffen alleen de in de schoolokalen aangebrachte kleuren. De met een zwart blokjesornament versierde vaalgroen ge verfde lambriseering doet onder de cementkleurige muren wel erg doodsch; een meer vaste kleur zou hier beter de boven de lambriseering opgehangen prenten dragen. Wat de prenten zelf betreft is het mijn over tuiging dat het bestuur der vereeniging voor schoolversiering bij de keuze van haar mate riaal nog te veel van onderwijsstandpunt uitgaat en daardoor niet bereikt wat de naam der vereeniging aangeeft «Versiering van den schoolwand". Wil men bij scholieren liefde voor be paalde kunstwerken bevorderen dan bezoeke men met hen musea en vooraf bespreke men deze kunstwerken met behulp van goede fotografieën er naar, doch die foto's kunnen slechts bij uitzondering den schoolwand vermooien; dit zal alleen mogelijk zijn met goede decoratieve prenten, waarvan de afmeting berekend is op de grootte en den aard van het lokaal, waarin zij worden toe gepast. De uitstekende foto's naar werken van Israëls, de Marissen etc., de bedriegelijke imitaties van kunstwerken als de ispgranen van Van Meurs zijn, de reproducties naar oude Hollanders en Italianen, zoowel als de kleine nieuwere Hollandsche grafische werken zij zijn goed om in de hand gezien te worden of in een intiem vertrek aan den wand te hangen, het schoollokaal versierea zij niet, vooral niet wanneer zij zooals in Arnhem op rijen naast elkaar worden geëta leerd. Dat hierin echter moeilijk te genera liseeren valt, bewijzen enkele uitzonderingen te Arnhem, o.a. de prachtige groote foto naar de piëta van Michel Angelo en eenige fragmenten van de Sixtijnsche Kapel, die door hun afmetingen en sterk decoratieve lijn uitstekend voldoen. De Vereeniging voor Schoolversiering, en in het bizonder haar ijverige en kunstzinnige bestuurslid de heer Dr. van de Water, gevoelt waarschijnlijk zelf iets voor de juistheid van mijne bedenkingen, daar zij behalve de foto's en reproducties die ik hierboven noemde, pok de bekende gekleurde litho's van Henri Rivière aanschafte en daarmede n schoollokaal werkelijk versierde; dit is m.i. de juiste weg. Met deze prenten werd bereikt wat met de reproducties niet bereikt kon worden, een mooi aspect van den school wand als geheel, terwijl bij beschouwing der bladen afzonderlijk, hun schoonheid nog meer tot ons spreekt. Behalve met platen tracht de vereeniging voor schoolversiering ook met gipsafgietsels kunst te brengen in de school; hiermede zal men evenwel nog voorzichtiger moeten te werk gaan. Een relief, dat op een bepaalde plaats een bouw werk siert, is maar niet klakkeloos tegen den wand van een corridor te hangen; zooals te Arnhem enkele goede bustes met veel zorg zijn neergezet, kan dat overal elders worden nagevolgd en de geestige beeldjes van het Bossche doopvont doen het in de Arhemsche traphal prachtig. Niettegenstaande ik dus veel bedenkingen heb tegen hetgeen ik op de Arnhemsche tentoonstelling zag, moet m. i. het bestuur der vereeniging voor schoolversiering toch hulde gebracht worden voor de goede smaak waarmede het zijn materiaal koos; wanneer de leerlingen onder kunstzinnige leiding, zooals te Arnhem, voortdurend in de gele genheid worden gesteld het te beschouwen b.v. in portefeuilles, zal dit zeker hun schoon heidsgevoel ontwikkelen. De vereeniging verdient dus den ruimsten steun, opdat zij in staat gesteld worde naast haar collectie die bij het onderwijs moet dienen, de wandversieringcollectie uit te breiden. Behalve de Rivières bestaat er voorloopig nog ge noeg dat daarvoor in aanmerking kan komen, de prenten van Helene Dufau zijn zeer ge schikt en ook onder de Duitsche uitgaven van Voigtlander en Teuhner zijn eenige zeer goede lithografieën. Wellicht zullen er eens ook Hollandsche kunstenaars komen, die zich op dit gebied wagen en dan een sterken steun behoeven; zullen zij op de vereeniging voor schoolversiering mogen rekenen ? S. MOULIJN * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl