Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Mei '14. No. 1924
men hoort of zich toevalligerwijs herinnert,
lapt 't aan elkaar en klaar is Kees. Iedereen
die wel eens 'n vergadering of lezing bij
woont, heeft om de perstafel heen, lang
vór 't eind geloop en gedoe kunnen zien:
dat zijn de stukjes verslag die af zijn, en
maar vast weg gaan. Welke eischen kan
men nog aan zulk werk stellen? Men weet
dat men de namen der sprekers en debaters
moet onthouden, (ook voorletters) om geen
last te krijgen, maar of men iemand ja
laat zeggen in plaats van neen, of de zetter
van wel, niet maakt, van met, niet, of er in
plaats van hij ontleent aan dit boek dit of
dat," komt te staan, hij ontzegt aan dit
boek datzelfde," daar is niets aan te doen.
Morgen is er weer 'n vergadering en over
morgen weer. Ook moet men morgenochtend
weer intijds op 't bureau zijn. Zal men 't
dan tot nachtwerk laten komen? Want van
'n werken voor t avondblad is geen sprake
meer. Ook hier is 't publiek de schuldige;
't wil 's morgens lezen over de vergadering
van gisteravond en hoe, dat doet er niet toe.
Maar wie heeft 't met die margarine verwend?
Wee den sprekers in vergaderingen, die
zinspelen op de, overigens allengs regel
geworden, duisterheid of onjuistheid van 't
verslag! 't Is verleden jaar Treub gebeurd,
en later 'n spreker op 'n
scheepvaartvergadering. Er komen heele manifestaties van,
en correspondenties (in extenso overgedrukt
in 't orgaan, en in 't dagblad zelf, welks
publiek er absoluut geen belang in stelt).
Gewoonlijk heeft de verslaggever maar n
zorg: dat 't verslag LANG zij, dat z n chef,
of de directie zie dat er gewerkt wordt."
Van 't onderwerp dat behandeld wordt heeft
hij toch geen verstand, 't interesseert hem
ook niet. Wat hij in de eerste jaren van z'n
loopbaan wellicht nog als z'n specialiteit
heeft beschouwd, daar heeft hij al jaren
zich niet meer mee kunnen bemoeien. Zijn
we dan niet verder af dan ooit van wat de
heer v. B. wilde ?
Over 't algemeen zeer weinigen niet
te na gesproken kan de journalist niet
meer 'n uittreksel maken. De copie gaat er
zoo maar in, of er wordt bijna blindelings
wat geschrapt. Men lette eens op de publi
catie, in extenso, van rapporten, van heele
brochures, van briefwisselingen tusschen
stakers en patroons. Er zitten geen menschen
meer aan de redacties die den tijd hebben
om de dingen te lezen, om het voornaamste
er uit te halen en te releveeren. Er zullen
er weldra geen meer zijn die 't kunnen!
Deze mooier, rustiger arbeid wordt al min
der, en minder beoefend. Mochten er op
'n redactie al eens hier en daar menschen
zitten, die kwamen met de illusie, waarlijk
voor te lichten, de kennis en 't oordeel der
lezers te verbeteren, hun wordt spoedig
anders geleerd. Krijgen ze 't een en ander
geplaatst, de stadsrubriek en de
binnenlandrubriek weet alles weer te vervlakken, te
vervagen, te neutraliseeren Volkomen te
goeder trouw overigens! De reportage steekt
haar licht op bij de autoriteiten, bij de
belanghebbenden. Meer en meer gaat, bij
steeds hartelijker ontvangst, de opkammerij"
'n stilzwijgende conditie worden. Die is
voor alle partijen 't gemakkelijkst en be
vredigt ieder. Men kamt maar op, omdat
men niet kan voorlichten, en omdat wer
kelijk voorlichting door niemand wordt ge
waardeerd. Ook niet door 't publiek. Want
't is althans, bij al die misère, 'n troost te
weten dat 't publiek zelf, de dupe van die
toestanden, er metén de oorzaak van is!
Het publiek wil zoo, wil dat onzaakkundige,
tam-welwillende geschrijf over alle nieuwe
dingen, evenementen, instellingen en ge
bouwen, tentoonstellingen en stoomschepen.
Alles is interview, verkapt, on-erkend inter
view van geïnteresseerden zelf.
Onder de verslaggevers zijn er nog genoeg,
die beter, vruchtbaarder, meer opbouwend
zouden kunnen werken. Konden ze maar
schrijven, zooals ze vaak spreken! 't Vele
zien, al hun ervaring, de kennis die de
meesten van hen allengs hebben opgedaan,
van althans uiterlijke dingen, zouden benut
kunnen worden. Maar de goede, de fat
soenlijke, komen steeds meer tot 'n ob
jectief, neutraal causeeren, dat in z'n
uitwerking volkomen gelijk is aan lof.
Men denke aan de besprekingen der ten
toonstellingen van dit jaar, aan die van de
Heilsleger-instellingen, van 't Vredespaleis,
van 't Hirsch-gebouw, van de manoeuvres.
Overal hoorde en zag de ingewijde hoe niet
de krant, maar de inrichter, of 't comité, of
de bouwmeester, of de eigenaar, of zijn
portier, of een officieel persoon, aan het
woord was, z'n eigen zaakje aanprees.
Voor 't publiek is 't de krant die spreekt.
Voor 't publiek is 't alles 'n beoordeeling.
Maar de lezers weten niet dat er twee
scherp gescheiden soorten journalisten zijn:
FEUILLETON
HmiitiimniiHiiiiiioiiiiilmin
DE KANS
NAAR HET AMERIKAANSCH VAN
HENRY OYEN
(Slot)
Clarkson vertelde Chub de geheimen
het geheime proces van het afdrukken en
de plaats der begraven platen niet in
vele woorden. Er waren oogenblikken, dat
hij op 't punt scheen alles te zeggen, maar bij
zoo'n gelegenheid veranderde Chub onmid
dellijk van onderwerp of ging uit zijn buurt.
De schitterende plannen, die de jonge jnan
had, lieten niet toe, dat de oude misdadiger
zich soms bewust zou kunnen worden, dat
Chub Walker mogelijk in het bezit kon zijn
van de kostelijke geheimen.
Stukje voor stukje, in kleine gedeelten,
kwamen de gewenschte inlichtingen. Het
was een proces, dat oneindig geduld en een
overvloed van tijd vorderde. Chub bezat
beide. Langzamerhand raakte het geheim
van Clarkson's misdaad en het procédévan
de toepassing onthuld. Zorgvuldig de afzon
derlijke inlichtingen aan elkaar passend,
bouwde Chub alle gegevens samen tot een
volledig begrip van de wijze, waarop Dell
Mungry de biljetten had vervaardigd, die
zijn naam zulk een voprtreffelijken klank
hadden gegeven. Geduldig voegde hij, wan
neer Clarkson bij herhaling het verhaal van
het laatste gedwongen gebruik der platen
opdreunde, kleine bizonderheden van de
omstandigheden, waaronder het begraven
geschiedde, te zamen, totdat hij ten laatste
toen zijn straftijd bijna verstreken was
in staat was om op een papier, dat hij
verde verantwoordelijke redacteuren, die al of
niet onderteekenen,maar wier meening althans
hun eigene is, en de reporters, welke laatste
hoe geroutineerder ze zijn, steeds meer steu
nen op bepaalde relaties en toevallige be
richtgevers, met altijd meer virtuositeit een
anders meening (liefst parmantiger en posi
tiever neergeschreven dan oorspronkelijk
gegeven) voor de hunne uitgeven. Voor 't
publiek is de krant, de krant.
De bewijzen voor dezen misstand: te veel
botertje tot den boom, te veel aap wat heb
je mooie jongen tusschen reporter en zaken
en instellingen eenerzijds, te weinig waar
deering voor goed, consciëntieus, persoonlijk
werk anderzijds, die bewijzen liggen voor
't grijpen. Men denke aan beschrijvingen
van bootreizen, manoeuvres, openingen van
winkelzaken, en men vergelijke eens de toon,
gebezigd tegenover Flora, Carréen andere
vermakelijkheden, die onder de reportage
ressorteeren, met die waarop schilders,
tooneelspelers en schrijvers worden besproken,
die met de kritici te doen krijgen, 't Verschil
is te groot! En al te zeer is bij publiek en
belanghebbenden van allerlei aard de nadruk
gelegd op de onbarmhartigheid der kritiek.
't Wordt tijd dat wij ook eens praten over
de onzaakkundigheid, onverschilligheid,
overwerktheid, tamheid, en in 't algemeen 't ver
val der reportage, die immers door elk recht
te verbeuren om als voorlichtster te worden
beschouwd, langzamerhand ook elke andere
raison d tre dan een klein commercieele
inboet.
't Is, herinner ik 't me wel, M. Brusse ge
weest, die in 'n boekje De Journalist" spe
ciaal over verslaggevers schrijvende, dezen
heeft aangemaand niet te litterair" te doen.
Dit was wel eenigszins de vos die de passie
preekte. Maar Brusse zelf doet ten minste
meestal goed litterair, nu is echter sedert
'n ras van Brussetjes ontstaan, dat den lezer
vergast op litteraire brandjes en artistieke
inbraken, op psychologische terechtzittingen
en smachtende modezaak-inventarissen. Dit
is de eenige toevlucht van den reporter die
althans ergens zijn best op wil kunnen doen.
Maar had Brusse niet liever moeten zeggen:
tracht van uw onderwerp iets te weten,
tracht betrouwbaar te zijn ?
Want met de betrouwbaarheid van de
krant als eigenlijk nieuwsblad, dat de men
schen op de hoogte houdt, en voorlicht,
staat of valt 't vak van journalist. Hoe meer
de inhoud van de krant is gaan gelijken op
de advertentie-rubriek, hoe zekerder de kwa
liteit der medewerkers is verminderd.
Lees eens'n krant in den slappen tijd vooral,
wanneer ze vol staat met openingen, -eerste
steenleggingen, vergaderingen van allerlei
vereenigingetjes van weinig publiek belang,
als wordt doorgezeurd over 'n oude ge
schiedenis geknipt uit de plaatselijke bladen
of 't jubileum van n of anderen
geëmployeerde van 'n particuliere instelling uit
voerig wordt beschreven, wanneer in n
woord, de lezer moppert dat er niets in staat.
Hoeveel werk is er ook dan nog aan be
steed, hoeveel tijd die had kunnen worden
benut tot 't lezen van boek of tijdschrift,
voor de praktijk van 'n vak studeeren, zich
ontwikkelen in 't algemeen. Maar de ver
slaggever loopt alles af en schrijft maar
raak, schrijft zooveel mogelijk, omdat hij
steeds bezorgd moet zijn, z'n onmisbaarheid
te bewijzen.
In Frankrijk, Duitschland en Engeland zijn
de groote journalisten stylisten, en specia
listen tevens. Maar daar is ook 'n publiek
dat proeft. Voedt 't publiek hier om te be
ginnen wat op. Wie begint er mee?
In 't tegenwoordige krantensysteem is de
reportage 'n redactie apart, 'n staat van 'n
staat, met eigen wetten, en met 'n macht
die drukt op 't gansche organisme. De staf
van reporters, den lieven langen dag uit op
nieuws, op verslagen, op beschrijvingen, 't
is als 'n lichaam dat zich altijd beweegt
maar nooit wordt gevoed.
Schrijven zonder den tijd de stof te orde
nen, te verwerken; schrijven zonder denken,
zonder rusten, zonder raadplegen, ziedaar
de taak der verslaggevers, de taak van hen
wier werk de beste plaats inneemt en door
't publiek als de krant wordt genoten.
De mediocriteit wekt nu eenmaal geen
tegenstand. Maar daarom mag 't toch nog
wel eens even worden geconstateerd dat
de geposeerde allemansvrind meer en meer
in de plaats komt van de frisch uit de dop
pen kijkende kerel van voorheen.
FRISO
9
borg in zijn schoenzool, zwart op wit het
tweede groote geheim neer te zetten: de
juiste plaats van de begraven platen.
Toen veranderde het gedrag van Chub ten
opzichte van Clarkson. Het lag in zijn be
doeling den oude het bestaan der platen te
doen vergeten. Hij hield p een zwijgend
toehoorder te zijn; hij werd nu de prater
en Clarkson moest op zijn beurt toeluisteren.
Chub dacht en sprak slechts over zijn na
derend ontslag, zijn hopen en vreezen, en
over zijn plannen voor het eerlijke leven,
dat hij leiden zou, als hij weer in de maat
schappij -terug was. Wanneer Clarkson pro
beerde op zijn oude herinneringen terug te
komen, viel Chub hem in de rede met
toekomstillusies. Over de platen spraken zij
nooit meer. Schijnbaar was het Chub geheel
ontgaan, dat Clarkson eens Dell Mungry
was geweest.
Ik heb een goede les gehad", zei hij
steeds weer. Ik ben stom geweest, maar
ik ben sterk genoeg om voor 't vervolg
staande te blijven. Mijn eenige zorg is, of ze
me daar buiten wel een kans zullen geven."
Zeker zullen ze jou een kans geven," zei
Clarkson bitter. Jij zit niet vast aan vroegere
vrienden, zooals ik die had. t Zal met jou
wel in orde komen."
Aan zijn anderen vriend, den humanen
gevangenis-directeur, vertrouwde Chub ook
al zijn hopen en vreezen toe. De directeur
klopte hem vriendschappelijk op den schou
der en knikte hem bemoedigend toe:
Maak je niet bezorgd, boy. Je bent nu
goed op dreef. Je hebt me getoond wat er
binnen in je zat en ik zie wel, dat je voortaan
den rechten weg zult gaan. De gevangenis
zal geen smet op je werpen, je zult vrij
uitgaan."
Dank u meneer," zei Chub met ont
roerde stem.
BERNHARD KELLERMANN: Das Meer.
C. Fischer Verlag.
Van het vijftal boeken, door Kellermann
ter wereld gebracht, vielen de meeste buiten
den waardeeringskring der menigte: ze
wa] ren te lyrisch, te weinig roman." Scheen
' daarop zijn Thor" (onlangs vertaald en in
de Wereld-Bibl. opgenomen) reeds een wat
braverig compromis met 't onwillig publiek
te zijn, Der Tunnel", 's mans laatste schep
ping, verkreeg plots een dusdanig
sensatieSucces, dat de arme schrijver zijn ziel wel
verschroeid zal hebben in den vluchtigen
glorie-brand der populariteit.
Ik ken het niet, dit ongeluks-product;
doch wél las ik dezer dagen zijn voorlaatste
werk: Das Meer." En ja, al gaat Kellermann
nu voort de wereld jaar op jaar te veroveren,"
al wil hij dan per se beroemd en bemiddeld
worden, laat 't eerst nog even hier gezegd
zijn, dat deze schrijver eens wel waarlijk
zijn evenwicht gevonden had en zich de
magnifieke kunstenaar toonde, die hij eigen
lijk is.
In Das Meer" verhaalt ons de schrijver,
hoe hij een tijd lang het bestaan meeleefde
eener arme yisschers-kolonie op een der
Bretonsche eilandjes. Een nummer van de
New-York Herald" is er zijn eenige lectuur,
een stijf gesteven boordje, bij gelegenheid
van Kedril's" wilde bruiloftsfeest om den
hals gesnoerd, zijn laatste beschavings
attribuut. - Hij verhaalt van 't eenzame
leven in zijn wind-omruischte huisje; hij
verhaalt hoe hij uitvaart met de visschers,
hoe hij vriendschap met hen sluit) hoe hij
hun feesten meeviert, hun emoties deelt,
hun gedachten denkt, en gelijk-op met
de weinige mannen van 't eiland zijn
liefdes-verwikkelingen heeft met de stille,
raadsel-volle vrouw-wezens, de na
ef-loszinnige Bretonsche meisjes... Het kon dus
't relaas zijn van een wat wilden
avonturenjournalist. Maar zie: 't heeft daar goddank
juist niets van! Elke bijsmaak van
journalistiek-experimenteele avonturen-jacht is hier
verre. Althans verdiepte zich dit experiment
tot een met heel de ziel doorleefde gemoeds
ervaring. De schrijver tracht ons volstrekt niet
met 't feit zijner excentrieke onderneming te
imponeeren, evenmin als hij, tegen't einde van
zijn boek, eenigen nadruk legt op den
kalmhooghartigen moed,waarmee hij de kwaadaar
dige wraakzucht van zijn visschers-vriend
afwacht. Het onopzettelijke en noodwendige
is van dit boek de groote deugd; en de
enkele bladzijden, waar hij dien toon der
natuurlijkheid mist, zou men er wel uit willen
scheuren, zoo valsch ze er aan doen. (Hij
krijgt dan iets van een blageerenden school
jongen of van een vernuftigen erudiet.)
Maar laat ik thans allén zeggen wat 'n
wonderlijk suggestief boek het toch is!
Meer een gepassioneerde en weidsche ont
boezeming, misschien, dan een roman".,.
Want, hoe hij naar de gunsten dingt der
kleine Rosseherre, dat eenig blonde en blanke
meisje te midden van al de zwarte en
bruine, het meisje met de wilde
droomoogen en de ongetemde driften en de
koellistige berekeningen... hoe hij den
woordeloozen strijd uitvecht met haar minnaar, den
lakonieken en toch daverend-levenden Yann,
die tegelijk zijn trouwste vriend is op het
eiland... hoe hij, bij wijze van eerste waar
schuwing" een wijnglas naar zijn kop ge
slingerd krijgt, als hij voor Yann's meening
wat te veel met 't meisje danst, hoe hij
eindelijk haar ns, n enkelen zwoelen
zomernacht, bij zich te lokken wist in zijn hut,
om dan even als alle anderen onverschillig
geworden en ontnuchterd door de stormende
overmacht der zee haar weer prijs te
geven voor een ander, zoodat bij haar
jaloersche vrouwenwoede opwekt en Yann,
na haar diplomatische bekentenis, een nog
veel gevaarlijker belager wordt... dit verhaal,
dat in de ondramatische vereffening eener
onontkoombare wereld-wijsheid vervloeit,
het mag de stuwkracht zijn van 't boek,
maar de ziel, o de ziel van het boek is de
zee! de zee, die 't donkere klippen-land
omruischt, rusteloos, die er alle bloemen ver
zengt, alle boomen vermoordt, die alle vogel
gezang tot 'n schuchter gesjilp doet verkwij
nen en alleen de luid-roepende, gillende
meeuwen weelde van leven gunt; de wilde
of stille, booze of teedere, de altijd grootsche
en woelende zee! Want een levend element
is hier de zee, een mystische natuurmacht,
die land en dieren en menschen beheerscht
Het goede hart van den directeur sprong op
van vreugde; het was iets waard om jonge
kerels als deze Walker op den rechten weg
terug te brengen !
Een maand vór den dag van zijn ont
slag, werd Chub in het kantoor van den
directeur geroepen.
Ik heb met je vader gecorrespondeerd.
Walker", begon de man een beetje verlegen.
Het is goed met hem en ik heb hem ver
teld, dat het met jou ook goed ging. Wij,
je ouweheer en ik, zijn bezig samen te
werken om je goed van wal te doen steken
als je hier vandaan komt. Je gaat regelrecht
naar huis en begint weer met een witte
lijst. Je verandert je naam en komt bij een
verzekeringmaatschappij, die al op je wacht."
Het was Chub niet mogelijk te antwoor
den. De directeur respecteerde dat. Hij
hield er niet van een man zich door zijn
gevoel te zien laten meeslepen.
Gedurende de laatste drie weken van zijn
gevangenschap verveelde Chub Clarkson.
Geen enkelen keer stond hij den ouden
misdadiger toe over zijn vroeger vak te
praten. Dag aan dag was de oude genood
zaakt om te luisteren naar de plannen van
den jongen man, en hij had vleiende dank
betuigingen in ontvangst te nemen, omdat
Chub door hem overtuigd was van de
onmogelijkheid van een leven van misdaad.
Dag aan dag zag de directeur de nieuwe
mannelijke kracht in zijn voorbeeldigen jon
gen gevangene toenemen en hij was zeer
trotsch op hem. En nacht na nacht lag
Chub in zijn cel, bijtend op zijn nagels,
smachtend naar zijn verlossing, naar den
dag, waarop hij in de maatschappij terug
zou komen en vrij zijn ... om aan 't werk
te gaan met 't doel er nu geheel boven op
te komen.
die neemt en geeft en alles dwingt naar
haren wil.
Ik ken geen boek, dat ons die
heerlijk-moorddadige zee zóvoelen doet. Heyermans beken
de onlangs de zee in zijn jeugd wel genoten
te hebben om haar kleur, haar schoonheid,
doch nu haar niet te kunnen zien zonder
te denken aan de honderden, die door haar
een ellendig leven lijden: de visschers en
de matrozen... Arme, goede ijveraar! Hoe
veel grootscher is de dichters-visie, die ons
de zee in haar schoonheid n in haar
daemonische kracht doet voelen, die ons be
seffen doet, hoe die Oneindige de kleine
menschen in haar macht houdt, hoe zij de
hartstochten en gedachten, heel het wezen
dier menschen bedwingt en hen ten slolte
cynisch maakt en hen in vage droomen
en vage angsten bevangen houdt . . .
maar die deze zelfde zee nochtans als een
machtige heerlijkheid doet zien, zoodat we
haar minnend bewonderen als alles wat
groot is! En wat was heel de
Germaansche Mythologie anders, dan zulk een dichters
visie der overmachtige natuur-elementen?
Het leven, hier in dit boek, is een
eindelooze strijd; en alle leven is er gelijk: het
leven van de menschen, van de dieren, van
de zee, van de kwaadaardige klippen en van
de doode drenkelingen, die in het brein der
menschen voort blijven spoken. En altijd
zien wij dezelfde dingen, altijd weer die
zee, dat barre eiland, die enkele
bruutlevende menschen; en altijd toch, in hun
eenderheid zijn die dingen weer verrassend,
weer nieuw gezien en nieuw gevoeld, steeds
weer anders, evenals die zeevlakte zelf, die
ons in haar gestadig wisselende monotonie
eeuwig lokken en ontroeren zal.
Dit is het boek der natuur-krachten, het
boek der instinctieve barbaarschheid, der
cultuur-ontkenning. Het boek der bittere,
maar ontembare opgewektheid, die sterker is
dan weedom en zachtzinnigheid. Ja, ihr zu
Hause, bleibt ruhig in euren Poltersesseln
sitzen und lispelt kluge und feine Worte
ber das Leben und werdet schwindsüchtig.
Laszt mir das Leben, das dumm und einfach
ist, und ich will euch die Worte schenken".
Het is een boek van jubileerende haat tegen
al wat Europeesch" is, tegen al wat met
statie huichelt, al wat heer-achtig en dame
achtig doet. Het boek is 't der hooghartige
natuurvreugde, die thans heel onze wereld
doortrilt, die door Nietzsche verkondigd is,
door Knut Hamsun in de zenuw-spanning
van 't moderne cultuur-leven werd over
gebracht, die Walt Whitman en Verhaeren
hebben uitgezongen in verzen van visioenaire
verheffing, die Charles-Louis Philippe als'n
mysterie van verreinende kracht tot in 't
hart van een stervend Parijs hervond, en
die door Kellermann teruggevoerd werd naar
haar eigen sfeer, naar de door geen
menschenmacht te temmen zee, daarheen, waar
de natuur zich zooveel machtiger toont dan
't moraliseerend menschen-geknoei, dat zij
het menschdom zélf overwon. Maar Kel
lermann verschilt van de meesten die ik
noemde en nog noemen kon hierdoor, dat
hij scherper voelt wat hij verfoeit dan wat
hij voor de toekomst verlangt: hij schijnt
een hater van alle cultuur, waar de anderen
op den liefdeloozen individualist, die Hamsun
is, na een nieuwe menschheid en een
een nieuw ideeën-geloof voor hun oogen
verrijzen zien. Hij is de hartstochtelijke
minnaar van 't blinde natuur-bestaan, dat
niet denkt en gelooft en bouwt, maar dat
wil en voelt allén. Doch wie zóover
tuigd is als deze lyricus, wie zijn overtui
ging zoo breed en stellig en levend wist
om te scheppen in plastische verbeeldingen,
die bewijst daarmee, dat onze beschaving
nog niet veel beter dan hoon verdient en
die zal ten slotte een opbouwende
cultuurkracht blijken.
Aan Duitschland, zegt men, is de toe
komst. Althans toont het genoeg zedelijke
kracht en zelf-kennis te bezitten, om in zijn
trotsch nationalisme toch niet te vergeten,
hoe veel nog steeds van dat zooveel oudere
cultuur-land, Frankrijk, te leeren valt. Er is
in dit boek vél van dezen groot-begaafde:
Philippe : die zelfde directe beeldingskracht,
die koel-stralende levensliefde, die felle eer
lijkheid, die ietwat nuchtere, vlijmend door
dringende humor... Maar het is hoewel
niet zoo sterk weer verder toch dan
Philippe; er is meer ademing van leven in,
meer vrijheid van doen.
De Croquignol" van Philippe en de
Yann van dezen Germaan, ze schijnen
broeders naar den geest. En wat 'n levende
kerel, deze brutaal-genietende en
eerlijklijdende avonturier, de leelijke, goede, ver
vaarlijke Yann! Wat kan hij groot en edel
moedig zijn en wat kan hij verrukkelijk
blageeren en rijkelijk grappen rond strooien;
en wat kan hij als hij wat al te dronken
Toen zijn straftijd voorbij was, ging Chub
regelrecht naar zijn vader. Het afscheid van
Clarkson was in hooge mate roerend.
Clarkson schudde hem herhaaldelijk met
vervoering de hand. Doch er was niets dan
hopeloosheid in zijn oude, bleeke oogen.
Ik ben blij, dat ik er jou uit zie trekken,
jongen," zei hij onderworpen, maar ik maak
me geen illusies over mezelf. Ze hebben mij
voorgoed te grazen. Ik ben een oud karkas
en ze zullen mij geen kans meer geven.
Maar adjuus, kerel, en 't ga je bizonder!
Ik... ik ben heel blij, dat ik je heb ont
moet."
Hij keek Chub na, toen hij met zijn jonge
rechte gestalte naar 't kantoor van den
directeur ging.
Ja," fluisterde hij bewogen, ik ben
vervloekt blij, dat ik je ontmoet heb!"
De directeur vergezelde Chub, als was
hij een aanzienlijke gast, tot de gevangenis
poort.
Walker, je hebt je beter gehouden, dan
eenig jongmensch, dat ik ooit hier gehad
heb," zei hij, terwijl ze elkaar krachtig de
hand drukten. Dat komt nu omdat jouw
aanleg au fond goed is! je bent de beste
hulp die ik ooit op het kantoor heb gehad
en dat komt omdat je bij de pinken bent.
Met zoo'n gelukkige combinatie moét je,
als je wilt, goede zaken maken. Ik weet,
dat je wilt, dus er staat je een goed en
nuttig leven te wachten. Vergeet dat je
eenmaal hier geweest bent. Hou 't hoofd
hoog, waar je ook komt. En wanneer je
eenmaal president bent van die verzekering
maatschappij, vergeet dan niet, dat wij oude
vrienden zijn, als ik rond kom zien naar
een baantje voor mijn ouden dag," besloot
hij joviaal lachend. Adieu,. Walker, 't ga je
goed."
* . l
is magnifiek weemoedig doen! Eens,
zoo denk ik mij, zal deze figuur van heerlijke
zelf-verzekerdheid en van bijna vrouwelijke
teerhartigheid, eens zal ze haar apotheose
vinden in een groot-representatieve ge
stalte, die de draagster zal zijn van onze
verlangens en de verwezenlijkende schep
ping onzer verstrooide werkelijkheden; een
Oer-beeld van menschelijkheid, dat naast den
Don Quichotte, den Pantagruel, den Tijl
Uilenspiegel overeind zal staan voor de
eeuwen, gröter wellicht dan n dezer en
toch aan hen gelijk. Maar Kellermann zal
het niet ten leven roepen; geen der thans
bekenden. Zoolang 'n boek als dit nog
nkele zinnen bevat, waar ook maar een
geurtje van onechtheid aan is, zoolang zijn
we nog hél ver af van zulk een tot monu
mentale symboliek verruimd realisme. Ook
dit boek, als bijna alle, zal dus wellicht
weer verdwijnen; maar beschouw het als
een voor-studie" tot dat latere, dat blij
ven zal.
Wat doen wij nog anders dan voor
studies" maken ? Laten we tenminste de
edelmoedigheid hebben te erkennen, hoe
veel ze ons waard zijn!
JUST HAVELAAR
* * :
Dr. J. D. BIERENS DE HAAN, Uren met
Spinoza. Hollandia-drukkerij, Baarn.
II (Slot)
Het systeem van Spinoza behoort tot die
stelsels, die nog altijd weinig ingrijpen in
het wetenschappelijk leven. Nog altijd zijn
begrippen uit de Aristotelische leer van
kracht; men denke b.v. aan de psychologie
der neo-scholastieken, en aan de hernieuwing
van het begrip der entelechie in HansDriesch'
theorie van het organisme. Het Spinozisme,
hoewel dichter bij onzen tijd, speelt in de
natuurwetenschap geen rol.
Ook de religieuze mensen vindt er geene ver
troosting in. De rustige, koele beschouwing
der wereld laat geen ruimte voor de
verteederingen van het zondebesef, het berouw,
of de verzoening; in de onmetelijke kloof
tusschen modus en substantie verdwijnt elke
hoop op bevoorrechting, op genade, op
voortbestaan. Welke zwakheid der ziel wordt
hier gestreeld, welke dwaling wordt hier
aangemoedigd, waar staat hier de zinspreuk
geschreven, die van menige godsdienstige
leerwereld den geheimen zin weergeeft
fallantur, ne errent"?
Hoe vloeit in dit betoog de stroom dier
woorden, die in het apparaat der godsdien
sten taboe geworden waren, glanzend en
rustig voort. Alle gebeurtenissen, die ons
beroeren, alle emoties, die ons schokken,
alles, wat wij bezien als gewichtiger dan
het leven zelf, drijven op dezen vloed, en
schijnen zoo anders dan toen zij in ons
bestaan met zooveel geweld en praal intrek
namen. Eenzelfde logisch schijnsel belicht
den kleinsten korrel en den verderfelijksten
hartstocht. Men herkent alle dingen uit ons
leven in het op meetkunstige wijs" gevoerd
betoog, maar hoezeer getransformeerd, hoe
passieloos, en hoe rustgevend. En zoo wekt
de lezing dezer leer dat eigenaardige bijna
religieuze gevoel, dat zeer groote kunstwer
ken teweeg brengen, en zonder dat hier een
sterk pathos de bewondering vertroebelt.
Ik gaf mij geheel aan de lectuur van
Spinoza's werk over," zegt Goethe in
Wahrheit und Dichtung, en was overtuigd, de
wereld nog nooit zoo duidelijk te hebben
begrepen." Wij laten de eene hartstocht
op de andere volgen, wij nemen een proef
met allerlei bezigheden, neigingen, liefheb
berijen, stokpaarden, om ten slotte uit te
roepen: DAT ALLES IJDELHEID is. Niemand
ontzet zich over deze onjuiste, ja godslas
terlijke spreuk, ja, men meent iets wijs en
onwederlegbaars te hebben gezegd. Er zijn
slechts weinige menschen, die een zoo
onverdragelijke overtuiging vórgevoelen, en
zich voor een gedeeltelijke resignatie bewa
ren door van alles afstand te doen. Dezen
verwerven eene overtuiging van het eeuwige,
noodzakelijke, en wetmatige, en trachten
begrippen te vormen, welke onverwoestbaar
zijn, en door eene beschouwing van de ver
gankelijke dingen niet worden opgeheven,
doch bevestigd. Daar hierin echter iets
bovenmenschelijks gelegen is, worden zulke
menschen gemeenlijk voor onmenschen ge
houden, voor god- en wereldloozen, ja, men
weet al niet, wat men hun aan klauwen en
horens aanfantaseeren zal. Het vertrouwen,
dat ik in Spinoza stelde, berustte op de
vreedzame werking, die hij in mij teweeg
bracht."
In de miniatuurkunst der vroeg-gothiek
worden de dingen vaak afgebeeld tegen een
gouden achtergrond; de fraaie kleuren der
gelaten en der uitgezochte kostbaarheden
schijnen uit dit goud op te lichten, en hunne
Eenmaal in het ouderlijk huis terug, pakte
Chub direct zijn vader in, door de manlijke,
ronde oprechtheid waarmee hij de dwaasheid
zijner vroegere handelingen erkende; en
samen maakten zij plannen voor een car
rière in overeenstemming met zijn
eerbiedwaardigen stand.
Eén keer is genoeg voor mij, vader," zei
de verloren zoon openhartig. Dit lesje is
afdoende."
Hij presenteerde zich zonder uitstel bij de
verzekeringmaatschappij. In een langdurige
conferentie met den president wist hij dezen
een hernieuwd vertrouwen af te dwingen
in den mensch, maar in 't bizonder in het
karakter van den openhartigen, berouwvollen
maar mannelijken Chub Walker. Hierna begon
hij aan de precieuse taak zichzelf door
intelligent werken en een voorbeeldig gedrag
in de oogen der wereld te rehabiliteeren.
Hij slaagde hierin zoo uitnemend, dat hij na
verloop van een jaar zich verzekerde van een
plaats aan het hoofd eener kleine afdeeling,
welke promotie de belooning was voor zijn
harden arbeid en zijn schranderheid.
Hij was een model kantoormachine, daar
hij aan den eenen kant gebonden was aan
zijn appartementen, aan den anderen kant
aan zijn lessenaar. In dat jaar deed hij zijn
straftijd zóvolkomen vergeten, dat zelfs
zij, die hem zijn plotseling succes benijdden,
vergaten om zijn vroeger misdrijf tegen hem
uit te spelen.
Toen kreegChub de gebruikelijke twee weken
vacantie. Daar het volop season" was volgde
hij den menschenstroom naar de vischwateren
van Maine, verzond, zooals te doen gebrui
kelijk is, aan ieder die hij maar bedenken
kon prentbriefkaarten en liet zich opzettelijk
eenige malen kieken, visschende in telkens
een andere kano. Opgewekt en door de zon
gebruind kwam hij terug, brandend van