De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 10 mei pagina 2

10 mei 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Mei '14. No. 1924 men hoort of zich toevalligerwijs herinnert, lapt 't aan elkaar en klaar is Kees. Iedereen die wel eens 'n vergadering of lezing bij woont, heeft om de perstafel heen, lang vór 't eind geloop en gedoe kunnen zien: dat zijn de stukjes verslag die af zijn, en maar vast weg gaan. Welke eischen kan men nog aan zulk werk stellen? Men weet dat men de namen der sprekers en debaters moet onthouden, (ook voorletters) om geen last te krijgen, maar of men iemand ja laat zeggen in plaats van neen, of de zetter van wel, niet maakt, van met, niet, of er in plaats van hij ontleent aan dit boek dit of dat," komt te staan, hij ontzegt aan dit boek datzelfde," daar is niets aan te doen. Morgen is er weer 'n vergadering en over morgen weer. Ook moet men morgenochtend weer intijds op 't bureau zijn. Zal men 't dan tot nachtwerk laten komen? Want van 'n werken voor t avondblad is geen sprake meer. Ook hier is 't publiek de schuldige; 't wil 's morgens lezen over de vergadering van gisteravond en hoe, dat doet er niet toe. Maar wie heeft 't met die margarine verwend? Wee den sprekers in vergaderingen, die zinspelen op de, overigens allengs regel geworden, duisterheid of onjuistheid van 't verslag! 't Is verleden jaar Treub gebeurd, en later 'n spreker op 'n scheepvaartvergadering. Er komen heele manifestaties van, en correspondenties (in extenso overgedrukt in 't orgaan, en in 't dagblad zelf, welks publiek er absoluut geen belang in stelt). Gewoonlijk heeft de verslaggever maar n zorg: dat 't verslag LANG zij, dat z n chef, of de directie zie dat er gewerkt wordt." Van 't onderwerp dat behandeld wordt heeft hij toch geen verstand, 't interesseert hem ook niet. Wat hij in de eerste jaren van z'n loopbaan wellicht nog als z'n specialiteit heeft beschouwd, daar heeft hij al jaren zich niet meer mee kunnen bemoeien. Zijn we dan niet verder af dan ooit van wat de heer v. B. wilde ? Over 't algemeen zeer weinigen niet te na gesproken kan de journalist niet meer 'n uittreksel maken. De copie gaat er zoo maar in, of er wordt bijna blindelings wat geschrapt. Men lette eens op de publi catie, in extenso, van rapporten, van heele brochures, van briefwisselingen tusschen stakers en patroons. Er zitten geen menschen meer aan de redacties die den tijd hebben om de dingen te lezen, om het voornaamste er uit te halen en te releveeren. Er zullen er weldra geen meer zijn die 't kunnen! Deze mooier, rustiger arbeid wordt al min der, en minder beoefend. Mochten er op 'n redactie al eens hier en daar menschen zitten, die kwamen met de illusie, waarlijk voor te lichten, de kennis en 't oordeel der lezers te verbeteren, hun wordt spoedig anders geleerd. Krijgen ze 't een en ander geplaatst, de stadsrubriek en de binnenlandrubriek weet alles weer te vervlakken, te vervagen, te neutraliseeren Volkomen te goeder trouw overigens! De reportage steekt haar licht op bij de autoriteiten, bij de belanghebbenden. Meer en meer gaat, bij steeds hartelijker ontvangst, de opkammerij" 'n stilzwijgende conditie worden. Die is voor alle partijen 't gemakkelijkst en be vredigt ieder. Men kamt maar op, omdat men niet kan voorlichten, en omdat wer kelijk voorlichting door niemand wordt ge waardeerd. Ook niet door 't publiek. Want 't is althans, bij al die misère, 'n troost te weten dat 't publiek zelf, de dupe van die toestanden, er metén de oorzaak van is! Het publiek wil zoo, wil dat onzaakkundige, tam-welwillende geschrijf over alle nieuwe dingen, evenementen, instellingen en ge bouwen, tentoonstellingen en stoomschepen. Alles is interview, verkapt, on-erkend inter view van geïnteresseerden zelf. Onder de verslaggevers zijn er nog genoeg, die beter, vruchtbaarder, meer opbouwend zouden kunnen werken. Konden ze maar schrijven, zooals ze vaak spreken! 't Vele zien, al hun ervaring, de kennis die de meesten van hen allengs hebben opgedaan, van althans uiterlijke dingen, zouden benut kunnen worden. Maar de goede, de fat soenlijke, komen steeds meer tot 'n ob jectief, neutraal causeeren, dat in z'n uitwerking volkomen gelijk is aan lof. Men denke aan de besprekingen der ten toonstellingen van dit jaar, aan die van de Heilsleger-instellingen, van 't Vredespaleis, van 't Hirsch-gebouw, van de manoeuvres. Overal hoorde en zag de ingewijde hoe niet de krant, maar de inrichter, of 't comité, of de bouwmeester, of de eigenaar, of zijn portier, of een officieel persoon, aan het woord was, z'n eigen zaakje aanprees. Voor 't publiek is 't de krant die spreekt. Voor 't publiek is 't alles 'n beoordeeling. Maar de lezers weten niet dat er twee scherp gescheiden soorten journalisten zijn: FEUILLETON HmiitiimniiHiiiiiioiiiiilmin DE KANS NAAR HET AMERIKAANSCH VAN HENRY OYEN (Slot) Clarkson vertelde Chub de geheimen het geheime proces van het afdrukken en de plaats der begraven platen niet in vele woorden. Er waren oogenblikken, dat hij op 't punt scheen alles te zeggen, maar bij zoo'n gelegenheid veranderde Chub onmid dellijk van onderwerp of ging uit zijn buurt. De schitterende plannen, die de jonge jnan had, lieten niet toe, dat de oude misdadiger zich soms bewust zou kunnen worden, dat Chub Walker mogelijk in het bezit kon zijn van de kostelijke geheimen. Stukje voor stukje, in kleine gedeelten, kwamen de gewenschte inlichtingen. Het was een proces, dat oneindig geduld en een overvloed van tijd vorderde. Chub bezat beide. Langzamerhand raakte het geheim van Clarkson's misdaad en het procédévan de toepassing onthuld. Zorgvuldig de afzon derlijke inlichtingen aan elkaar passend, bouwde Chub alle gegevens samen tot een volledig begrip van de wijze, waarop Dell Mungry de biljetten had vervaardigd, die zijn naam zulk een voprtreffelijken klank hadden gegeven. Geduldig voegde hij, wan neer Clarkson bij herhaling het verhaal van het laatste gedwongen gebruik der platen opdreunde, kleine bizonderheden van de omstandigheden, waaronder het begraven geschiedde, te zamen, totdat hij ten laatste toen zijn straftijd bijna verstreken was in staat was om op een papier, dat hij verde verantwoordelijke redacteuren, die al of niet onderteekenen,maar wier meening althans hun eigene is, en de reporters, welke laatste hoe geroutineerder ze zijn, steeds meer steu nen op bepaalde relaties en toevallige be richtgevers, met altijd meer virtuositeit een anders meening (liefst parmantiger en posi tiever neergeschreven dan oorspronkelijk gegeven) voor de hunne uitgeven. Voor 't publiek is de krant, de krant. De bewijzen voor dezen misstand: te veel botertje tot den boom, te veel aap wat heb je mooie jongen tusschen reporter en zaken en instellingen eenerzijds, te weinig waar deering voor goed, consciëntieus, persoonlijk werk anderzijds, die bewijzen liggen voor 't grijpen. Men denke aan beschrijvingen van bootreizen, manoeuvres, openingen van winkelzaken, en men vergelijke eens de toon, gebezigd tegenover Flora, Carréen andere vermakelijkheden, die onder de reportage ressorteeren, met die waarop schilders, tooneelspelers en schrijvers worden besproken, die met de kritici te doen krijgen, 't Verschil is te groot! En al te zeer is bij publiek en belanghebbenden van allerlei aard de nadruk gelegd op de onbarmhartigheid der kritiek. 't Wordt tijd dat wij ook eens praten over de onzaakkundigheid, onverschilligheid, overwerktheid, tamheid, en in 't algemeen 't ver val der reportage, die immers door elk recht te verbeuren om als voorlichtster te worden beschouwd, langzamerhand ook elke andere raison d tre dan een klein commercieele inboet. 't Is, herinner ik 't me wel, M. Brusse ge weest, die in 'n boekje De Journalist" spe ciaal over verslaggevers schrijvende, dezen heeft aangemaand niet te litterair" te doen. Dit was wel eenigszins de vos die de passie preekte. Maar Brusse zelf doet ten minste meestal goed litterair, nu is echter sedert 'n ras van Brussetjes ontstaan, dat den lezer vergast op litteraire brandjes en artistieke inbraken, op psychologische terechtzittingen en smachtende modezaak-inventarissen. Dit is de eenige toevlucht van den reporter die althans ergens zijn best op wil kunnen doen. Maar had Brusse niet liever moeten zeggen: tracht van uw onderwerp iets te weten, tracht betrouwbaar te zijn ? Want met de betrouwbaarheid van de krant als eigenlijk nieuwsblad, dat de men schen op de hoogte houdt, en voorlicht, staat of valt 't vak van journalist. Hoe meer de inhoud van de krant is gaan gelijken op de advertentie-rubriek, hoe zekerder de kwa liteit der medewerkers is verminderd. Lees eens'n krant in den slappen tijd vooral, wanneer ze vol staat met openingen, -eerste steenleggingen, vergaderingen van allerlei vereenigingetjes van weinig publiek belang, als wordt doorgezeurd over 'n oude ge schiedenis geknipt uit de plaatselijke bladen of 't jubileum van n of anderen geëmployeerde van 'n particuliere instelling uit voerig wordt beschreven, wanneer in n woord, de lezer moppert dat er niets in staat. Hoeveel werk is er ook dan nog aan be steed, hoeveel tijd die had kunnen worden benut tot 't lezen van boek of tijdschrift, voor de praktijk van 'n vak studeeren, zich ontwikkelen in 't algemeen. Maar de ver slaggever loopt alles af en schrijft maar raak, schrijft zooveel mogelijk, omdat hij steeds bezorgd moet zijn, z'n onmisbaarheid te bewijzen. In Frankrijk, Duitschland en Engeland zijn de groote journalisten stylisten, en specia listen tevens. Maar daar is ook 'n publiek dat proeft. Voedt 't publiek hier om te be ginnen wat op. Wie begint er mee? In 't tegenwoordige krantensysteem is de reportage 'n redactie apart, 'n staat van 'n staat, met eigen wetten, en met 'n macht die drukt op 't gansche organisme. De staf van reporters, den lieven langen dag uit op nieuws, op verslagen, op beschrijvingen, 't is als 'n lichaam dat zich altijd beweegt maar nooit wordt gevoed. Schrijven zonder den tijd de stof te orde nen, te verwerken; schrijven zonder denken, zonder rusten, zonder raadplegen, ziedaar de taak der verslaggevers, de taak van hen wier werk de beste plaats inneemt en door 't publiek als de krant wordt genoten. De mediocriteit wekt nu eenmaal geen tegenstand. Maar daarom mag 't toch nog wel eens even worden geconstateerd dat de geposeerde allemansvrind meer en meer in de plaats komt van de frisch uit de dop pen kijkende kerel van voorheen. FRISO 9 borg in zijn schoenzool, zwart op wit het tweede groote geheim neer te zetten: de juiste plaats van de begraven platen. Toen veranderde het gedrag van Chub ten opzichte van Clarkson. Het lag in zijn be doeling den oude het bestaan der platen te doen vergeten. Hij hield p een zwijgend toehoorder te zijn; hij werd nu de prater en Clarkson moest op zijn beurt toeluisteren. Chub dacht en sprak slechts over zijn na derend ontslag, zijn hopen en vreezen, en over zijn plannen voor het eerlijke leven, dat hij leiden zou, als hij weer in de maat schappij -terug was. Wanneer Clarkson pro beerde op zijn oude herinneringen terug te komen, viel Chub hem in de rede met toekomstillusies. Over de platen spraken zij nooit meer. Schijnbaar was het Chub geheel ontgaan, dat Clarkson eens Dell Mungry was geweest. Ik heb een goede les gehad", zei hij steeds weer. Ik ben stom geweest, maar ik ben sterk genoeg om voor 't vervolg staande te blijven. Mijn eenige zorg is, of ze me daar buiten wel een kans zullen geven." Zeker zullen ze jou een kans geven," zei Clarkson bitter. Jij zit niet vast aan vroegere vrienden, zooals ik die had. t Zal met jou wel in orde komen." Aan zijn anderen vriend, den humanen gevangenis-directeur, vertrouwde Chub ook al zijn hopen en vreezen toe. De directeur klopte hem vriendschappelijk op den schou der en knikte hem bemoedigend toe: Maak je niet bezorgd, boy. Je bent nu goed op dreef. Je hebt me getoond wat er binnen in je zat en ik zie wel, dat je voortaan den rechten weg zult gaan. De gevangenis zal geen smet op je werpen, je zult vrij uitgaan." Dank u meneer," zei Chub met ont roerde stem. BERNHARD KELLERMANN: Das Meer. C. Fischer Verlag. Van het vijftal boeken, door Kellermann ter wereld gebracht, vielen de meeste buiten den waardeeringskring der menigte: ze wa] ren te lyrisch, te weinig roman." Scheen ' daarop zijn Thor" (onlangs vertaald en in de Wereld-Bibl. opgenomen) reeds een wat braverig compromis met 't onwillig publiek te zijn, Der Tunnel", 's mans laatste schep ping, verkreeg plots een dusdanig sensatieSucces, dat de arme schrijver zijn ziel wel verschroeid zal hebben in den vluchtigen glorie-brand der populariteit. Ik ken het niet, dit ongeluks-product; doch wél las ik dezer dagen zijn voorlaatste werk: Das Meer." En ja, al gaat Kellermann nu voort de wereld jaar op jaar te veroveren," al wil hij dan per se beroemd en bemiddeld worden, laat 't eerst nog even hier gezegd zijn, dat deze schrijver eens wel waarlijk zijn evenwicht gevonden had en zich de magnifieke kunstenaar toonde, die hij eigen lijk is. In Das Meer" verhaalt ons de schrijver, hoe hij een tijd lang het bestaan meeleefde eener arme yisschers-kolonie op een der Bretonsche eilandjes. Een nummer van de New-York Herald" is er zijn eenige lectuur, een stijf gesteven boordje, bij gelegenheid van Kedril's" wilde bruiloftsfeest om den hals gesnoerd, zijn laatste beschavings attribuut. - Hij verhaalt van 't eenzame leven in zijn wind-omruischte huisje; hij verhaalt hoe hij uitvaart met de visschers, hoe hij vriendschap met hen sluit) hoe hij hun feesten meeviert, hun emoties deelt, hun gedachten denkt, en gelijk-op met de weinige mannen van 't eiland zijn liefdes-verwikkelingen heeft met de stille, raadsel-volle vrouw-wezens, de na ef-loszinnige Bretonsche meisjes... Het kon dus 't relaas zijn van een wat wilden avonturenjournalist. Maar zie: 't heeft daar goddank juist niets van! Elke bijsmaak van journalistiek-experimenteele avonturen-jacht is hier verre. Althans verdiepte zich dit experiment tot een met heel de ziel doorleefde gemoeds ervaring. De schrijver tracht ons volstrekt niet met 't feit zijner excentrieke onderneming te imponeeren, evenmin als hij, tegen't einde van zijn boek, eenigen nadruk legt op den kalmhooghartigen moed,waarmee hij de kwaadaar dige wraakzucht van zijn visschers-vriend afwacht. Het onopzettelijke en noodwendige is van dit boek de groote deugd; en de enkele bladzijden, waar hij dien toon der natuurlijkheid mist, zou men er wel uit willen scheuren, zoo valsch ze er aan doen. (Hij krijgt dan iets van een blageerenden school jongen of van een vernuftigen erudiet.) Maar laat ik thans allén zeggen wat 'n wonderlijk suggestief boek het toch is! Meer een gepassioneerde en weidsche ont boezeming, misschien, dan een roman".,. Want, hoe hij naar de gunsten dingt der kleine Rosseherre, dat eenig blonde en blanke meisje te midden van al de zwarte en bruine, het meisje met de wilde droomoogen en de ongetemde driften en de koellistige berekeningen... hoe hij den woordeloozen strijd uitvecht met haar minnaar, den lakonieken en toch daverend-levenden Yann, die tegelijk zijn trouwste vriend is op het eiland... hoe hij, bij wijze van eerste waar schuwing" een wijnglas naar zijn kop ge slingerd krijgt, als hij voor Yann's meening wat te veel met 't meisje danst, hoe hij eindelijk haar ns, n enkelen zwoelen zomernacht, bij zich te lokken wist in zijn hut, om dan even als alle anderen onverschillig geworden en ontnuchterd door de stormende overmacht der zee haar weer prijs te geven voor een ander, zoodat bij haar jaloersche vrouwenwoede opwekt en Yann, na haar diplomatische bekentenis, een nog veel gevaarlijker belager wordt... dit verhaal, dat in de ondramatische vereffening eener onontkoombare wereld-wijsheid vervloeit, het mag de stuwkracht zijn van 't boek, maar de ziel, o de ziel van het boek is de zee! de zee, die 't donkere klippen-land omruischt, rusteloos, die er alle bloemen ver zengt, alle boomen vermoordt, die alle vogel gezang tot 'n schuchter gesjilp doet verkwij nen en alleen de luid-roepende, gillende meeuwen weelde van leven gunt; de wilde of stille, booze of teedere, de altijd grootsche en woelende zee! Want een levend element is hier de zee, een mystische natuurmacht, die land en dieren en menschen beheerscht Het goede hart van den directeur sprong op van vreugde; het was iets waard om jonge kerels als deze Walker op den rechten weg terug te brengen ! Een maand vór den dag van zijn ont slag, werd Chub in het kantoor van den directeur geroepen. Ik heb met je vader gecorrespondeerd. Walker", begon de man een beetje verlegen. Het is goed met hem en ik heb hem ver teld, dat het met jou ook goed ging. Wij, je ouweheer en ik, zijn bezig samen te werken om je goed van wal te doen steken als je hier vandaan komt. Je gaat regelrecht naar huis en begint weer met een witte lijst. Je verandert je naam en komt bij een verzekeringmaatschappij, die al op je wacht." Het was Chub niet mogelijk te antwoor den. De directeur respecteerde dat. Hij hield er niet van een man zich door zijn gevoel te zien laten meeslepen. Gedurende de laatste drie weken van zijn gevangenschap verveelde Chub Clarkson. Geen enkelen keer stond hij den ouden misdadiger toe over zijn vroeger vak te praten. Dag aan dag was de oude genood zaakt om te luisteren naar de plannen van den jongen man, en hij had vleiende dank betuigingen in ontvangst te nemen, omdat Chub door hem overtuigd was van de onmogelijkheid van een leven van misdaad. Dag aan dag zag de directeur de nieuwe mannelijke kracht in zijn voorbeeldigen jon gen gevangene toenemen en hij was zeer trotsch op hem. En nacht na nacht lag Chub in zijn cel, bijtend op zijn nagels, smachtend naar zijn verlossing, naar den dag, waarop hij in de maatschappij terug zou komen en vrij zijn ... om aan 't werk te gaan met 't doel er nu geheel boven op te komen. die neemt en geeft en alles dwingt naar haren wil. Ik ken geen boek, dat ons die heerlijk-moorddadige zee zóvoelen doet. Heyermans beken de onlangs de zee in zijn jeugd wel genoten te hebben om haar kleur, haar schoonheid, doch nu haar niet te kunnen zien zonder te denken aan de honderden, die door haar een ellendig leven lijden: de visschers en de matrozen... Arme, goede ijveraar! Hoe veel grootscher is de dichters-visie, die ons de zee in haar schoonheid n in haar daemonische kracht doet voelen, die ons be seffen doet, hoe die Oneindige de kleine menschen in haar macht houdt, hoe zij de hartstochten en gedachten, heel het wezen dier menschen bedwingt en hen ten slolte cynisch maakt en hen in vage droomen en vage angsten bevangen houdt . . . maar die deze zelfde zee nochtans als een machtige heerlijkheid doet zien, zoodat we haar minnend bewonderen als alles wat groot is! En wat was heel de Germaansche Mythologie anders, dan zulk een dichters visie der overmachtige natuur-elementen? Het leven, hier in dit boek, is een eindelooze strijd; en alle leven is er gelijk: het leven van de menschen, van de dieren, van de zee, van de kwaadaardige klippen en van de doode drenkelingen, die in het brein der menschen voort blijven spoken. En altijd zien wij dezelfde dingen, altijd weer die zee, dat barre eiland, die enkele bruutlevende menschen; en altijd toch, in hun eenderheid zijn die dingen weer verrassend, weer nieuw gezien en nieuw gevoeld, steeds weer anders, evenals die zeevlakte zelf, die ons in haar gestadig wisselende monotonie eeuwig lokken en ontroeren zal. Dit is het boek der natuur-krachten, het boek der instinctieve barbaarschheid, der cultuur-ontkenning. Het boek der bittere, maar ontembare opgewektheid, die sterker is dan weedom en zachtzinnigheid. Ja, ihr zu Hause, bleibt ruhig in euren Poltersesseln sitzen und lispelt kluge und feine Worte ber das Leben und werdet schwindsüchtig. Laszt mir das Leben, das dumm und einfach ist, und ich will euch die Worte schenken". Het is een boek van jubileerende haat tegen al wat Europeesch" is, tegen al wat met statie huichelt, al wat heer-achtig en dame achtig doet. Het boek is 't der hooghartige natuurvreugde, die thans heel onze wereld doortrilt, die door Nietzsche verkondigd is, door Knut Hamsun in de zenuw-spanning van 't moderne cultuur-leven werd over gebracht, die Walt Whitman en Verhaeren hebben uitgezongen in verzen van visioenaire verheffing, die Charles-Louis Philippe als'n mysterie van verreinende kracht tot in 't hart van een stervend Parijs hervond, en die door Kellermann teruggevoerd werd naar haar eigen sfeer, naar de door geen menschenmacht te temmen zee, daarheen, waar de natuur zich zooveel machtiger toont dan 't moraliseerend menschen-geknoei, dat zij het menschdom zélf overwon. Maar Kel lermann verschilt van de meesten die ik noemde en nog noemen kon hierdoor, dat hij scherper voelt wat hij verfoeit dan wat hij voor de toekomst verlangt: hij schijnt een hater van alle cultuur, waar de anderen op den liefdeloozen individualist, die Hamsun is, na een nieuwe menschheid en een een nieuw ideeën-geloof voor hun oogen verrijzen zien. Hij is de hartstochtelijke minnaar van 't blinde natuur-bestaan, dat niet denkt en gelooft en bouwt, maar dat wil en voelt allén. Doch wie zóover tuigd is als deze lyricus, wie zijn overtui ging zoo breed en stellig en levend wist om te scheppen in plastische verbeeldingen, die bewijst daarmee, dat onze beschaving nog niet veel beter dan hoon verdient en die zal ten slotte een opbouwende cultuurkracht blijken. Aan Duitschland, zegt men, is de toe komst. Althans toont het genoeg zedelijke kracht en zelf-kennis te bezitten, om in zijn trotsch nationalisme toch niet te vergeten, hoe veel nog steeds van dat zooveel oudere cultuur-land, Frankrijk, te leeren valt. Er is in dit boek vél van dezen groot-begaafde: Philippe : die zelfde directe beeldingskracht, die koel-stralende levensliefde, die felle eer lijkheid, die ietwat nuchtere, vlijmend door dringende humor... Maar het is hoewel niet zoo sterk weer verder toch dan Philippe; er is meer ademing van leven in, meer vrijheid van doen. De Croquignol" van Philippe en de Yann van dezen Germaan, ze schijnen broeders naar den geest. En wat 'n levende kerel, deze brutaal-genietende en eerlijklijdende avonturier, de leelijke, goede, ver vaarlijke Yann! Wat kan hij groot en edel moedig zijn en wat kan hij verrukkelijk blageeren en rijkelijk grappen rond strooien; en wat kan hij als hij wat al te dronken Toen zijn straftijd voorbij was, ging Chub regelrecht naar zijn vader. Het afscheid van Clarkson was in hooge mate roerend. Clarkson schudde hem herhaaldelijk met vervoering de hand. Doch er was niets dan hopeloosheid in zijn oude, bleeke oogen. Ik ben blij, dat ik er jou uit zie trekken, jongen," zei hij onderworpen, maar ik maak me geen illusies over mezelf. Ze hebben mij voorgoed te grazen. Ik ben een oud karkas en ze zullen mij geen kans meer geven. Maar adjuus, kerel, en 't ga je bizonder! Ik... ik ben heel blij, dat ik je heb ont moet." Hij keek Chub na, toen hij met zijn jonge rechte gestalte naar 't kantoor van den directeur ging. Ja," fluisterde hij bewogen, ik ben vervloekt blij, dat ik je ontmoet heb!" De directeur vergezelde Chub, als was hij een aanzienlijke gast, tot de gevangenis poort. Walker, je hebt je beter gehouden, dan eenig jongmensch, dat ik ooit hier gehad heb," zei hij, terwijl ze elkaar krachtig de hand drukten. Dat komt nu omdat jouw aanleg au fond goed is! je bent de beste hulp die ik ooit op het kantoor heb gehad en dat komt omdat je bij de pinken bent. Met zoo'n gelukkige combinatie moét je, als je wilt, goede zaken maken. Ik weet, dat je wilt, dus er staat je een goed en nuttig leven te wachten. Vergeet dat je eenmaal hier geweest bent. Hou 't hoofd hoog, waar je ook komt. En wanneer je eenmaal president bent van die verzekering maatschappij, vergeet dan niet, dat wij oude vrienden zijn, als ik rond kom zien naar een baantje voor mijn ouden dag," besloot hij joviaal lachend. Adieu,. Walker, 't ga je goed." * . l is magnifiek weemoedig doen! Eens, zoo denk ik mij, zal deze figuur van heerlijke zelf-verzekerdheid en van bijna vrouwelijke teerhartigheid, eens zal ze haar apotheose vinden in een groot-representatieve ge stalte, die de draagster zal zijn van onze verlangens en de verwezenlijkende schep ping onzer verstrooide werkelijkheden; een Oer-beeld van menschelijkheid, dat naast den Don Quichotte, den Pantagruel, den Tijl Uilenspiegel overeind zal staan voor de eeuwen, gröter wellicht dan n dezer en toch aan hen gelijk. Maar Kellermann zal het niet ten leven roepen; geen der thans bekenden. Zoolang 'n boek als dit nog nkele zinnen bevat, waar ook maar een geurtje van onechtheid aan is, zoolang zijn we nog hél ver af van zulk een tot monu mentale symboliek verruimd realisme. Ook dit boek, als bijna alle, zal dus wellicht weer verdwijnen; maar beschouw het als een voor-studie" tot dat latere, dat blij ven zal. Wat doen wij nog anders dan voor studies" maken ? Laten we tenminste de edelmoedigheid hebben te erkennen, hoe veel ze ons waard zijn! JUST HAVELAAR * * : Dr. J. D. BIERENS DE HAAN, Uren met Spinoza. Hollandia-drukkerij, Baarn. II (Slot) Het systeem van Spinoza behoort tot die stelsels, die nog altijd weinig ingrijpen in het wetenschappelijk leven. Nog altijd zijn begrippen uit de Aristotelische leer van kracht; men denke b.v. aan de psychologie der neo-scholastieken, en aan de hernieuwing van het begrip der entelechie in HansDriesch' theorie van het organisme. Het Spinozisme, hoewel dichter bij onzen tijd, speelt in de natuurwetenschap geen rol. Ook de religieuze mensen vindt er geene ver troosting in. De rustige, koele beschouwing der wereld laat geen ruimte voor de verteederingen van het zondebesef, het berouw, of de verzoening; in de onmetelijke kloof tusschen modus en substantie verdwijnt elke hoop op bevoorrechting, op genade, op voortbestaan. Welke zwakheid der ziel wordt hier gestreeld, welke dwaling wordt hier aangemoedigd, waar staat hier de zinspreuk geschreven, die van menige godsdienstige leerwereld den geheimen zin weergeeft fallantur, ne errent"? Hoe vloeit in dit betoog de stroom dier woorden, die in het apparaat der godsdien sten taboe geworden waren, glanzend en rustig voort. Alle gebeurtenissen, die ons beroeren, alle emoties, die ons schokken, alles, wat wij bezien als gewichtiger dan het leven zelf, drijven op dezen vloed, en schijnen zoo anders dan toen zij in ons bestaan met zooveel geweld en praal intrek namen. Eenzelfde logisch schijnsel belicht den kleinsten korrel en den verderfelijksten hartstocht. Men herkent alle dingen uit ons leven in het op meetkunstige wijs" gevoerd betoog, maar hoezeer getransformeerd, hoe passieloos, en hoe rustgevend. En zoo wekt de lezing dezer leer dat eigenaardige bijna religieuze gevoel, dat zeer groote kunstwer ken teweeg brengen, en zonder dat hier een sterk pathos de bewondering vertroebelt. Ik gaf mij geheel aan de lectuur van Spinoza's werk over," zegt Goethe in Wahrheit und Dichtung, en was overtuigd, de wereld nog nooit zoo duidelijk te hebben begrepen." Wij laten de eene hartstocht op de andere volgen, wij nemen een proef met allerlei bezigheden, neigingen, liefheb berijen, stokpaarden, om ten slotte uit te roepen: DAT ALLES IJDELHEID is. Niemand ontzet zich over deze onjuiste, ja godslas terlijke spreuk, ja, men meent iets wijs en onwederlegbaars te hebben gezegd. Er zijn slechts weinige menschen, die een zoo onverdragelijke overtuiging vórgevoelen, en zich voor een gedeeltelijke resignatie bewa ren door van alles afstand te doen. Dezen verwerven eene overtuiging van het eeuwige, noodzakelijke, en wetmatige, en trachten begrippen te vormen, welke onverwoestbaar zijn, en door eene beschouwing van de ver gankelijke dingen niet worden opgeheven, doch bevestigd. Daar hierin echter iets bovenmenschelijks gelegen is, worden zulke menschen gemeenlijk voor onmenschen ge houden, voor god- en wereldloozen, ja, men weet al niet, wat men hun aan klauwen en horens aanfantaseeren zal. Het vertrouwen, dat ik in Spinoza stelde, berustte op de vreedzame werking, die hij in mij teweeg bracht." In de miniatuurkunst der vroeg-gothiek worden de dingen vaak afgebeeld tegen een gouden achtergrond; de fraaie kleuren der gelaten en der uitgezochte kostbaarheden schijnen uit dit goud op te lichten, en hunne Eenmaal in het ouderlijk huis terug, pakte Chub direct zijn vader in, door de manlijke, ronde oprechtheid waarmee hij de dwaasheid zijner vroegere handelingen erkende; en samen maakten zij plannen voor een car rière in overeenstemming met zijn eerbiedwaardigen stand. Eén keer is genoeg voor mij, vader," zei de verloren zoon openhartig. Dit lesje is afdoende." Hij presenteerde zich zonder uitstel bij de verzekeringmaatschappij. In een langdurige conferentie met den president wist hij dezen een hernieuwd vertrouwen af te dwingen in den mensch, maar in 't bizonder in het karakter van den openhartigen, berouwvollen maar mannelijken Chub Walker. Hierna begon hij aan de precieuse taak zichzelf door intelligent werken en een voorbeeldig gedrag in de oogen der wereld te rehabiliteeren. Hij slaagde hierin zoo uitnemend, dat hij na verloop van een jaar zich verzekerde van een plaats aan het hoofd eener kleine afdeeling, welke promotie de belooning was voor zijn harden arbeid en zijn schranderheid. Hij was een model kantoormachine, daar hij aan den eenen kant gebonden was aan zijn appartementen, aan den anderen kant aan zijn lessenaar. In dat jaar deed hij zijn straftijd zóvolkomen vergeten, dat zelfs zij, die hem zijn plotseling succes benijdden, vergaten om zijn vroeger misdrijf tegen hem uit te spelen. Toen kreegChub de gebruikelijke twee weken vacantie. Daar het volop season" was volgde hij den menschenstroom naar de vischwateren van Maine, verzond, zooals te doen gebrui kelijk is, aan ieder die hij maar bedenken kon prentbriefkaarten en liet zich opzettelijk eenige malen kieken, visschende in telkens een andere kano. Opgewekt en door de zon gebruind kwam hij terug, brandend van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl