Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Mei '14. No. 1924
Foto W. Branderhorst
Foto H. Bickhoff
Foto H. Kroonder
**«?&"&??'"*'"^''/'?''C?i-"V* '? '*
ylfe^vv\;:,> ,,:
Spiegelingen in den grooten vijver
Het Vondelpark
Vondelpark, mijn zoet verzinnen,
Hoe ontgin ik uwen roem ?
(Variatie op Huyghens)
Donderdag 7 Mei was het juist vijftig
jaar geleden, dat aan de Haarlemsche
tuinarchitecten J. D. en L. P. Zocher bij
contract de taak werd gegund zestien
bunder achter het Leidsche Bosch" ge
legen .weiland tot een Amsterdamsch
stadspark om te scheppen.
Wij weten van het leven en bedrijf
dezer twee Haarlemsche heeren weinig.
Hunne namen zijn slechts vermeld in de
feest-uitgave, die het jubileerend
parkbestuur den bekenden journalist Feith
heeft opgedragen te schrijven, maar een
géruischlooze en onmetelijke anonyme
dankbaarheid vervult de harten van de
besten dergenen, die in dit, zoo al niet
mooiste, toch bekoorlijkste van alle parken
van Europa goede uren gesleten hebben.
Aan het initiatief van den aanzienlijken
Amsterdamschen koopman C. P. van
Eeghen, aan de verlichte en hartelijke
voortdurende belangstelling van eenige
met hem samenwerkende welgestelde
Amsterdammers, en aan het zoo weinig
in 't openbaar erkende schoone inzicht
en de natuurliefde der gebroeders Zocher,
is het ontstaan van ons Amsterdamsche
Vondelpark te danken geweest.
Dit ontstaan had plaats, blijkens de
historische mededeelingen van de
feestuitgave, in steeds met goede politiek
voorziene en ook voorbereide gedeelten.
De eerste oproep om tachtig duizend
gulden vroeg om mogelijk te maken een
Rij- en Wandelpark van zestien bunder,
waarvoor de benoodigde landerijen reeds
in handen waren van bij het plan be
trokken personen. Maar toen de tachtig
duizend gulden er waren, werd den Zochers
opgedragen een park te ontwerpen, het
welk slechts het eerste begin zou wezen
van een grooteren aanleg, die men reeds
tot Sloten toe zich gedacht had
En zoo bereikten deze k voor een
gemeenschapsdoel leepe Amsterdammers,
van oproep tot oproep en van ontwerp
tot ontwerp, de bekoorlijke eenheid van
eindelooze tuin-variatie, die het thans
vijftig jaar oude Vondelpark tot zulk een
KAART
T*> H er
811' l»WAIHÏFABK
in 1865
T ;E
P H. Wiikimp
De zestien eerste bunders tot park gemaakt
In de witte wereld
prachtig kunst-en-natuurmonument ge
vormd heeft. Aan den ingang de
zachtslingerende laan, die tot het wijder bekken
voert, waar om de eerste en oudste vijver
de wegen zich buigen om plantsoenen en
grintomkleede bloembedden; dan, gevat
in den greep der twee lange hoofdwegen,
die tot den ouden Amstelveenschen weg
loopen, het eindeloos varieerend spel van
zich splitsende en elkaar weer ont
moetende lanen, met vijvers als rimpe
lende blauwe verwachtingen: altijd
nieuwe bekoring.
Een stad is de ontkenning van het
buiten, van de vrije natuur. De nieuwe
buurten van Amsterdam zijn als de
troostelooze gangen van een gevangenis,
waarin plicht en gewoonte aan de grijze
menigte de cellen aanwijzen, waar mag
worden gewerkt of gewoond. Het oud
Amsterdam, op zichzelf een toover van
halvemaanvormige grachten en kaden,
is een wel niet troostelooze, maar wijze
en schoone... ontkenning toch ook van
het buiten, ontkenning evengoed van de
vrije natuur. Hoe zien wij juist in deze
dagen, nu aan de fijne twijgen der iepen
langs de grachtwallen het loof is uit
geschoten, zoodat deze overbuigende
bladerkronen de guirlandeerende
roomiggeverfde gevellijsten der
zeventiendeeeuwsche huizen naderen, hoe zien wij
nu juist de lange perspectieven zich
vormen onder die bladeren-plafonds in
het daar gezeefde daglicht, een ander
binnen" vormend dan de koele kamers
der huizen, maar een binnen niettemin:
ideale en heerlijk geventileerde Amster
damsche pijpeiaden", heerlijke, prachtige
gaanderijen van natuur en kunst
ontkenning alweer, zij het dan een edele
ontkenning van het buiten.
Zóeene ontkenning nog steeds
van de natuur, maar toch tevens als een
nauwelijks te verloochenen zuster is het
groote stadspark, dat wereldscher zich
gekapt heeft en zich nooit bandeloos
wil uitleven onder den lieven hemel,
maar overigens natuur" is, die naar de
menschen zich schikt, een park, waar
alle denkbare boomen groeien en de
Van het platte bruggetje achter in het park
bloemen bij perken als tullen in lente en
goudnevelenden herfst de fonkelende
bijouterieën zijn op het groene kleed.
Wie heeft niet wel eens dagen beleefd
in ons Vondelpark, als de waterdampen
van dit uit weilanden gegroeide bosch
over de duizendkleurige hooge
bloemboeketten hing, dat hij zich in de verla
tenheid van vocht en zon geen
tooverachtiger menschenbedenksel in de rijke
verscheidenheid yan onze schoone aarde
kon droomen dan dit eenvoudige park.
Geen schooner oord van
menschenhanden gemaakt, op zulke oogenblikken,
dan deze aangelegde lanen en boschagiën.
Een schilder droomt zich een schilderij
en onder zijne handen ziet hij het worden
en voltooid zijn: het wordt geboren,
het is volwassen en men kan de.kracht
van den kunstenaar beoordeelen. De
bouwmeester is niet zulk een dadelijke
schepper: toch houdt ook deze eene
zekere directe leiding bij de stichting en
overziet hij den groei tot werkelijkheid
van zijn in teekeningen geschetste droom
beeld: hij leidt zonder te doen, maar
zijn leiding is daad van geboorte. De
tuin-architect, als hij groote parken ont
werpen zal, trekt lijnen, waar de natuur
zijn helper zijn moet, en met den langen,
liefst zeer langen tijd en met wind en
weder als zijne langzame en grillige
werklieden" moet hij het stellen kunnen,
hij, wiens roem eerst volledig na twintig
en vijftig jaren tot de menschen mag
doordringen.
De naam van de Zochers mocht dus,
dunkt mij wel, meer op den voorgrond
worden gebracht dan in de feestuitgaven
en krantenartikelen tot heden geschiedde.
VAN DEN EECKHOUT
Foto ]. M. J. Geijs
Foto E. van Ebbenhorst Tengberger
Afstammelingen van het eerste paar Vondelpark-zwanen van 1870
Foto W. C. Pirsch
In den vollen zomer bij de groote laan
Onder den kastanje bij de muziektent