De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 17 mei pagina 2

17 mei 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 Mei '14. No. 1925 die een pvervloedigen oogst belooven van Oranjeliefde! Maar dan peinzen wij weer: Leest ? men aan'het Hof de bladen wel, waar op men geabonneerd bleef? Wij betwij felen het sterk! Wij! hadden n.l. zoo lang niet geleden een reeks hoofdartikels van een onzer medewerkers .over het Leger des Heils, hoofdartikels, die nog juist hadden kunnen zijn gelezen Maar nu zeggen de kranten, dat de Koningin zich door... mevrouw Bramwell Booth heeft laten inlichten over 't werk van het Leger des Heils. Ware het nooit behoorlijk beantwoord, nooit ontzenuwd trouwens niet te ontzenuwen betoog van onzen door een vol jaar studie gedocutnenteerden mede werker door hovelingen gelezen, het bericht van de inlichting" der Koningin zou niet zijn verschenen. Nu dient de Koningin voor de reclame van een instelling, die zichzelf niet durft te verdedigen! Het Hof abonneere zich weer op de N. R. Ct. Voor dat blad is ongetwijfeld de slag het hafdst! 9 * 9 , KRONIEK DE ZONDEVAL TE EINDHOVEN Men heeft in de bladen kunnen lezen, dat te Eindhoven, en misschien elders ook, ,de katholieke geestelijkheid zich verzet heeft tegen de laatste mode der aan den hals uitgesneden blouses en zelfs geweigerd vrouwen en meisjes in die dracht toe te laten tot zekere kerkelijke handelingen. Nu is het waar, dat, zoomin als n zwaluw nog den zomer maakt, twee of zelfs drie pastoors nog niet de katholieke kerk zijn, maar zulke verschijnselen hebben toch waarde als kenteekenen van een bijzondere geestesstemming, diéal meer voorkomt. In wat voor raar land leven wij toch, waar het calvinisme Joodsche allures aanneemt en het catholicisme zich telkens gedraagt als het calvinisme. Als een onverzoenlijk orthodox predikant in eenig afgelegen landstadje van den kansel zijn gerechten toorn had uitgebulderd tegen dezenieuwe-mode-VerleidingendesVleesches, dan zou geen sterveling zich daarover ver baasd of bedroefd hebben. Immers, zoo zijn de calvinisten. Wie aan de erfzonde gelooft en het' Vleesch (behalve dan, soms, gebraden) verwerpelijk en verdoemelijk acht en alle bloeiende leven haat, die kan geen bloote halzen zien zonder aan den Duivel der Wulpschheid te denken en misschien tegelijk een weinig door dezen bezocht te worden. Het is zoowat de calvinistische vloek in het kleinste immer het grootste, iets principieels.te moeten zien en nooit onbekommerd en nooit zondeloos van het leven te mogen genieten. Maar de Katholieke Kerk placht wijzer te zijn en de menschen te nemen ongeveer als zij waren. Wel verre van den broozen boog der zinnelijkheid al te sterk te spannen, trachtte zij er naar niet te ontmoedigen en vooral niet tot wanhoop te drijven. Zij poogde enkel aan zedelijkheid te redden, wat er te redden viel. En als er heelemaal niets te redden viel, in een enkel geval, dan zei zij dat nog niet hardop en wachtte een voudig tot de zaken zich verkeerden, in de overtuiging, dat de menschheid op den duur de zedelijkheid even noodig heeft als haar tegendeel. Aldus behoedde zij zich te veel gewicht te hechten aan het bijzonder geval in het vluchtig moment en schoot niet met zware kanonnen op musschen, die immers vanzelf wel wegvliegen. Welke dorperlijke ijver, welke boersche kortzichtigheid bewoog dan die Eindhovensche geestelijken een zondige aandacht te wij den aan n modegril, onder duizende, die argeloos bestond, omdat zij algemeen was en niet meer coquetterie bevatte dan de Mode in het algemeen, in hoog", in laag", nauw of wijd, kort of lang, te zien geeft. Het is dezen geestelijken heeren minder te vergeven, dan prof. Treub, die verleden jaar zoo welmeenend tegen de Tango ageerde, dat zij niet begrepen, hoe 'de zonde eerst ontstaat, als men haar imiiimmi mimiii HUI FEUILLETON 'T COUVEUSE-KINDJE door H. v. R. 't Kindje kwam ter wereld op een onge schikte tijd, op een ongeschikte plaats en had behalve zijn ongeschikte ouders, nog allerlei ongeschiktheden om en omtrent zijn geboorte. Zijn moeder was een klein bleek zwak vrouwtje, heel jong, heel slecht gevoed in haar kinderjaren en heelemaal zonder zon of licht op haar lichaam en ziel, enfin, in n woord ongeschikt zich te vereeuwigen in een toekomstig geslacht (of zou er ook vór haar geschreven staan : Gaat heen en weest vruchtbaar?") Om nog eenige bizonderheden te geven van dit wezentje dat in dien ongeschikten nacht moeder werd, eenige bizonderheden om haar te onderscheiden van de honderden andere dergelijke vrouwtjes die dien nacht het menschdom verrijkten met ongeschikte exemplaartjes .... ze had een goedig rustig gezichtje, een houten been en al maanden lang een erge kou op 't water" ze stuurde al weken fleschjes met donkere troebele urine aan 't semi-artsje dat haar begin Januari zou verlossen. Verder had ze een ellendig bovenhuisje op het Viermolengrachtje, (of hoe heet dat achterbuurtje ook weer?) met een bedsteedje zoo groot als een lucifersdoosje, met gordijntjes ervoor. Zoo van die gordijntjes waar je van griezelt als medisch student als je verlost in de polikliniek, want die dingen zijn groezel en vet en je vermoed ze altijd vol ongedierte als je er ns een dikke wants bewust maakt, als men haar onderscheidt en afzondert. Dan verdwijnt de argeloosheid van het algemeene, onopzettelijke doen en heeft de menschheid nog eens weer onder den Boom der Kennis gezeten" en van den fatalen Appel gesnoept. Maar, mij dunkt, die Verleiding hadden de Eindhovensche heeren voegzamer aan de moderne Eva kunnen overlaten. Dat is toch meer hair emplooi! OSCAR WILDE, Individualisme en Socia lisme. Geautoriseerde vertaling, door P. C. BOUTENS, Wereldbibliotheek", Amsterdam, z. j. Wat voor een geestesaristocraat en in dividualist als Oscar Wilde het socialisme beteekende, zegt dit boekje. Hij zag er de bevrijding in der menschheid van vernede rende en verdierlijkende armoe, allermeest van geestelijken aard. Hij vond het vooral daarom wenschelijk de menschen van stoffe lijke nooden te ontheffen, opdat zij aan hun geestelijke zouden kunnen denken en eerst waarlijk beginnen te leven. Tot heden toe bestaan zij nog alleen, zegt hij. De meesten hebben al hun tijd en kracht noodig ter oplossing vah het zonderlinge vraagstuk terwijl zij bestaan hoe zij bestaan zullen. Maar eerst verderop begint het waarachtig menschenleven, de uitgroei van aard en aanleg tot hun uiterste mogelijkheden en tot pleizieriger, vruchtbaarder, verhevener doeleinden dan om de ellende van armen en gebrekkigen te verzachten, gelijk thans te vaak geschiedt. Zeker zijn er ook onder het tegenwoordig régime eenige menschen, die, buiten het stoffelijke, hun persoonlijkheid konden verwezenlijken en tot individualiteit groeien, doch het zijn er bitter weinigen en al te veel on-persoonlijken, die toch beteren aanleg in zich hebben, leven daar tegenover. Het socialisme nu zal allen vrijmaken door de opheffing van den bijzonderen eigendom, die immers meest ontzenuwend en ontzedelijkend werkt. Wie op waardige wijze rijk zou willen zijn, dien werd het bezit al spoedig onverdragelijk door de eindelooze verplichtingen. En wien de waardigheid niet schelen kan... ? Die lijden schade aan hun persoonlijkheid oftewel onsterfelijke ziel. Want de bijzondere eigendom heeft in werkelijkheid het individualisme geschaad en verduisterd, doordat men den mensch is gaan verwarren met wat hij bezit. Het heeft het individualisme volkomen op een dwaal spoor gevoerd. Het heeft materieele winst in plaats van eigen groei tot zijn doel ge maakt. Zopdat de mensch is gaan denken, dat het ding waar het op aankomt, is te hebben, en vergat dat het is te zijn. De bijzondere eigendom heeft het waarachtige individualisme vernield en er een valsch individualisme voor in de plaats gesteld. Hij heeft het ne deel van de gemeenschap afgesloten van de mogelijkheid zich indivi dueel te ontwikkelen, door hen uit te hongeren, het andere deel door hen op den verkeerden weg te brengen en te overladen." Zoo zal de verwerkelijking van het socia lisme eerst het ware individualisme, waar bij niemand, hetzij door eigen stoffe lijke nooden, hetzij door het meegevoel met die van zijn naaste omlaag gehouden wordt, doen bloeien en is welkom en nuttig al wat dat socialisme bevordert en is verfoeilijk al wat de menschheid op haar laag peil terughoudt. Tevreden armen, acht Wilde dan ook allerdroevigste verschijnselen. Een mensch mag zich niet leenen tot de vertooning hoe hij leven kan als een slecht gevoed dier. Met hand en tand moet hij zich verzetten, en in het uiterste geval nog liever stelen dan armlastig worden ... Wat bedelen aangaat, het is misschien veiliger te bedelen dan te nemen, maar het is flinker en mooier te nemen dan te bedelen. Neen, een arme die niet dankbaar is, niet zuinig, niet tevre den, opstandig, heeft alle kans een heusche persoonlijkheid te wezen, en een kerel waar wat inzit. Hij is in elk geval een voorbeeld van gezond verzet." Hoe komt het, vraagt Wilde zich af,, dat niet alle armen zich verzetten tegen een staat van zaken, waarvan enkel een zekere mate van kwaden wil beweren kan, dat hij onvermijdelijk en onverbeterlijk is. De ver klaring is eenvoudig deze. Ellende en op gezien hebt. En die gordijntjes hangen altijd om en tegen je hoofd en schouders als je* belangstellend of met steriel gewasschen handen ter onderzoek in de bedstee buigt. Het zijn van die antipathieke lappen, opge zwollen van benauwde slaapstank, die hard nekkig met gore slappe zachtheid over je gezicht vallen en je de adem benemen in je ergste nachtmerries als je eens bizonder moe was en je dierbare hospita eens bizonder onverteerbaar gekookt had. Maar om nu verder te vertellen... 't vrouwtje had behalve al die schatten ook nog een man. En wat voor een man! Vermoedelijk heeft het vrouwtje als meisje zich ins blaue hinein" een man gewenscht doen niet alle meisjes dat wel eens? en toen met het oog op haar min, bloedarm lijfje en haar houten been niet lang geaarzeld. Stakkertje! Die man ... een griezel! Toen het semi-artsje voor 't eerst ter kennismaking op een middag haar aanstaand kraamvrouwtje op het Viermolengrachtje opzocht en ze op een wibbelige stoel in het hopeloos donkere achterkamertje zat en luis terde naar de klaagliederen over de kou op 't water en andere kwalen, hoorde ze op eens een stem, een doffe onwerkelijke stem van achter de daarnet beschreven gordijntjes, die riep: Juffrouw, kom u ook eens naar mij kijke, ik zal u wel op het kollesie gezien hebbe. Ken u mij ook nog?" Ze keek en kende.... Gepensioneerd matroos van de Koninklijke Nederlandsche Marine, mager, slap, verdaan, verboemeld en verpierd, met glimmend zwarte oogen in zijn gelig indisch gezicht, en twee bijna geheel lamme armen, botten met een veel te wijd dooiig vel erom. Hij lichtte ze wat op om haar armoede zijn zoo onontkoombaar verlagend en oefenen zulk een verlammende uitwerking op de menschelijke natuur, dat geen klasse zich haar eigen lijden ooit werkelijk bewust is. Zij moeten door andere menschen inge licht worden, en dikwijls gelooven zij geen woord van wat men hun zegt." Waaruit volgt, dat het socialisme eigenlijk een bourgeois-uitvinding is. Die andere menschen", waren lieden van een hoogere, d.i. meer vermogende klasse, de burgerklasse, die door medegevoel en rechtvaardigheid bewogen zich het lot der verdrukten aan trokken en agitatoren werden, opruiers, opstekers, demagogen, die het heilrijk zaad der ontevredenheid strooiden. Want niet waar? ontevredenheid, opstandigheid, weer spannigheid zijn maar andere woorden voor ontwikkeling en vooruitgang. Wij allen, gelijk wij staan en gaan, zijn ontevredenen, simpel omdat wij leven en niet dood zijn. Te leven wil zeggen te veranderen en ver andering te begeeren, geen vrede te hebben met het oogenblik, dat is, maar te verlangen en' te streven naar het volgende, en wie zich tevreden zegt, bedoelt alleen dat zijn streven in een bepaalde en bewuste lijn gaat, regel matig en gelijk-matig. Alle groote profeten en hervormers zijn zaaiers van een ontevreden heid geweest, die de eindlijke vrede moest voorafgaan, en zoo zijn ook maatschappelijke opruiers hoog te vereeren menschen, temeer eerbiedwaardig, naarmate zij om hun daden erger te lijden nebben van de onderdrukkers. Er behoort al een tamelijk hooge graad van geestesontwikkeling toe zich ontevreden te gevoelen met zijn bestaan en die ontwikke ling kan door de omstandigheden, maar zal meestal door hoogere en bewustere menschen gegeven worden. Dan spreekt men immers van propaganda, als het ziende-maken van geestelijk blinden, opdat zij hun laagheid beseffen en allereerst leeren stoffelijk meer te begeeren ... Want meerdere welvaart beteekent al dadelijk verhoogde zedelijkheid. Welgestelde menschen, zegt Wilde, zijn, als klasse, beter dan verarmde menschen, zedelijker, intellectueeler, beter van gedra gingen. Er is maar n klasse in de gemeen schap, die meer om geld denkt dan de rij ken, en dat zijn de armen. De armen kunnen nergens anders om denken. Dat is de ellende van het arm-zijn." Zoo is dan de wensch naar stoffelijke er onmiddellijk een naar zedelijke verheffing en bestaat er niets zoo onzedelijk als de tevredenheid in het armelijk leven. Zal het socialisme het individualisme hel pen verwerkelijken door opheffing der lage stoffelijke nooden, het zal daartoe ook mee werken door de afschaffing van alle wille keurig gezag. Naast armoe en gebrek, is van buiten opgelegd gezag het meest ver lagend en ontzedelijkend. Het vernedert hen die het uitoefenen, evengoed als hen over wie het wordt uitgeoefend." In het beste geval wekt het verzet en het gevoel der eigen persoonlijkheid, maar gewoonlijk doodt het ook de laatste flauwe resten daar van, om niets dan angst, onrust en slaafschheid over te laten. En slaafschheid beteekent afstomping van het zelfgevoel, de ontbinding der zedelijke persoonlijkheid. Met het gezag zal dan ook de straf ver dwijnen en dat zal een groot geluk zijn, nademaal een gemeenschap oneindig meer wordt verbruut door de geregelde toe passing van straf dan door het mogelijke voorkomen van misdaad... Hoe minder straf hoe minder misdaad... Wat men tegen woordig misdadigers noemt, zijn in 't geheel geen misdadigers. Uithongering, en niet zonde, is de moeder der moderne misdaad. Dat is in den grond de reden waarom onze misdadigers, als klasse, uit geen enkel psy chologisch oogpunt eenigszins belangwek kend zijn... Zij zijn enkel wat gewone, fatsoenlijke, alledaagsche menschen zouden zijn, als zij niet genoeg te eten hadden. Wanneer de bijzondere eigendom zal zijn afgeschaft, zal er geen noodzakelijkheid tot misdaad bestaan. Natuurlijk zijn niet alle misdaden vergrijpen tegen den eigendom ... maar een misdaad behoeft niet onmiddelijk tegen den eigendom gericht te zijn om toch te kunnen voortkomen uit ellende en blinde woede en neergedruktheid, verwekt door ons verkeerd systeem van vermogenbezit"... In de nieuwe maatschappij zal ook ver nederende arbeid niet meer behoeven te zijn. Vernederend is de arbeid, die geestloos is. De machines zullen die voor ons verrichten, als zij gemeengoed zijn geworden. Zij zullen de gebruiksartikelen leveren en de schoone dingen zullen gemaakt worden door het individu." Dat individu zal dan arbeiden in volkomen vrijheid, zonder op de behoeften of wenschen van anderen te moeten letten, want zoo alleen kan hij het beste dat hij in zich heeft l zijn neerbungelende handen te toonen en grijnsde. Semi-artsje was eigenlijk alleen voor zijn vrouw gekomen, die in de laatste maanden van haar zwangerschap was en geduldig in een hoekje zat, en met een vriendelijk trotsche glimlach de volgende, breedopgedischte autobiografie van haar heer gemaal begeleidde. Hij was zijn roemrijke loopbaan begonnen als marinier en zou er als gepensioneerd marinier een eind aandraaien. Ze wonen hem niet meer hebben, want met zijn vlerken kon hij niet meer voort." Toen was hij aan den wal gekomen met zijn gulden of 4 in de week, had nog eindeloos rondgezworven door ons lieve vaderlandje en was einde lijk in een van onze Universiteitsteden blijven hangen. Eenige keeren had hij zich laten opnemen in het Academisch Zieken huis, soms uit verveling, soms ook had hij zich in de kroeg door ziekten-bekletsende borreltjes-drinkers nog een sprankje hoop op genezing laten aaépraten. De hoogge leerde en zeergeleerde heeren op het Zieken huis hadden hem wel graag: onalledaagsch geval van een ruggemergsziekte met niet officieel geijkt verloop, vermengd met hyste rische symptomen, dus wel een zeer bruik baar patiënt om op de oudere-jaars-colleges den hooggeleerden stof te geven tot kruidige filosofieën op neurologisch gebied. Patiënt zat dan een uur lang halfnaakt op den brancard, de hoofdverpleegster stond er naast en wachtte op het teeken van den hoogge leerden, dat zijn patiënt zijn hemmetje weer mocht aantrekken, een teeken dat ten slotte terloops en met menschlievendheid gegeven werd vanaf de ongenaakbare hoogten van des professors afgetrokken bespiegelingen. in zijn werk leggen." Kunst, immers, is de meest felle uitingswijze van het indivi dualisme die de wereld tot nu toe beleefd heeft," en daarom juist kan het publiek", de; menigte, de massa, haar bij haar eerste verschijning niet dulden en wil haar gezag opleggen. Maar de kunst behoort nooit naar popu lariteit te streven." Wetenschap en wijs begeerte laten zich immers ook niet gezeggen, waarom kunst dan wel... ? Een waarachtig kunstenaar neemt volstrekt geen notitie van het publiek." Al is dit moeilijk, vooral in de nieuwere tijden met het gezag der Pers. Die Pers is een afschuwelijke macht, de verkregen geestelijke macht der Menigte, die vroeger veel beter en sympathieker enkel met physieke macht b. v. steenen en barri cades opereerde. Thans echter oefent de Menigte macht door de Pers en wordt daartegen weer door haar beïnvloed. De tyrannie, die het (journalisme) zich aan matigt te oefenen over het bijzondere leven der menschen lijkt mij alleszins buiten gewoon. Het feit is, dat het publiek een onverzadelijke nieuwsgierigheid heeft om alles te weten behalve wat de moeite waard is, en het journalisme is zich dat'bewust en voorziet op koopmansmanier in de na vraag." Het beroep van journalist is dan ook een zeer vernederend bestaan voor een groep mannen van opvoeding, en ik twijfel niet of de meesten lijden er onder." Dat de Pers in zake kunst macht zoekt te oefenen, is wel een harer ergste nadeelen, juist omdat zij is het (ongare) oordeel der menigte. Alle gezag is op kunstgebied slecht. Wilde onderscheidt hier drie soorten van despotiek gezag: den* despoot, die den baas speelt over het lichaam, den despoot, die den baas speelt over de ziel, en den despoot die over ziel en lichaam den baas speelt. De eerste heet vorst, de tweede paus, de derde het volk." Een vorst, een paus kunnen menschen van beschaving zijn, de slechte pausen waren het zeker." De slechte pausen beminden de schoonheid even hartstochtelijk, als de goede pausen de gedachte haatten." Maar het volk is de ergste despoot: Alle despoten doen aan omkooperij, maar het volk koopt om en schent meteen." Aan dat nieuwe individualisme, dat als gevolg van een verwerkelijkt socialisme zal kunnen groeien, wijdt de schrijver dan zijn slotbeschouwing. Dat individualisme, de op bloei der persoonlijkheid, zal van een onge kende kracht en schoonheid zijn. Men moet het nooit verwarren met egoïsme, het zal juist onzelfzuchtig zijn en ongekunsteld, het zal geen eisenen stellen aan anderen. Als de mensch het individualisme zal behaald heb ben, zal hij ook het medegevoel behalen en het vrij en spontaan te pas brengen. Tot op het oogenblik heeft de mensch het mede gevoel nauwelijks ook maar beoefend. Hij heeft enkel medegevoel met leed, d. i. niet den hoogsten vorm van medegevoel". In vreugde, in bewondering, in geestdrift zullen allen te zamen opgaan en de wereld, bevrijd van vernederende behoeften, zal er te lichter, harmonischer, schooner om zijn, juist zooals een klein volk der Oudheid haar een korte wijle vermocht te maken. Het nieuwe individualisme is het nieuwe Hellenisme". Zoo spreekt Oscar Wilde in het boek dat in het oorsponkelijk Soul of Man under Socialism" heet. FRANS COENEN * * * Volkszang Er zijn weinig avonden in 't winterseizoen, zoo opwekkend en verwarmend voor 't ge moed, zoo hoop-gevend voor wie verwachten betere dagen voor den Nederlandschen volks zang, als de avond van de vereeniging van H. J. den Hertog. Zoo heet de vereeniging tot verbetering" immers terecht"... aldus de heer Sibmacher Zijnen in het Handelsblad, na de laatste uitvoering van de Vereeniging tot verbetering van den Volkszang. Maar de donateurs dezer vereeniging, die door zeer belangrijke bijdragen, de bijzon dere kosten dezer avonden" helpen dragen, moeten dan toch wel over een zér sterke dosis optimisme te beschikken hebben, om van deze vereeniging, na zoo vele jaren, betere dagen voor den Nederlandschen Volkszang te verwachten. Want men bemerkt van den invloed die deze vereeniging op het volk hebben moest, eigenlijk niets. En nu ligt het voor de hand. dat een vereeni ging als deze, al heeft ze dan ook over ruime finantieele middelen te beschikken, niet het volk in al zijn schakeeringen zal kunnen bereiken, doch de wijze waarop deze vereeniging van den Volkszang haar propa ganda voert, maakt, dat zelfs bij haar eigen leerlingen, de gezonde zin voor het zingen Mlllilhtn.tMiliiiiiiiiililiiiiii Ondertusschen staarden de medische docto randi weetgierig naar 't verloopen matroosje, dat rustig en vergenoegd luisterde, blij met zijn eigen interessanterigheid en met de goede verzorging op 't Ziekenhuis. Professor prikte hem hard met een groote speld over zijn heele lichaam, maar daar voelde hij niets van. Dan vertoonde hij handige Kunstjes met zijn lamme armen, of mocht weer eens vertellen van zijn mariniersleven en van 't pluimpje dat de kapitein hem eens gegeven had voor zijn zelfoverwonnen drankzucht. Eens toen hij wegens plaatsgebrek ont slagen was uit het Ziekenhuis was hij ge trouwd om verzorgd te zijn en een lief gezichtje bij zich te hebben, want die meissies van plezier, daar had hij nou genog van en die deugden niet voor een gezellig huishoudinkje, en Alida was een fatsoendelijk lief wijfie." Toen hij aan dit gedeelte van zijn verhaal kwam, straalde Alida van geluk en vergat de kou op 't water, haar rugpijnen, haar misselijkheid en haar eene gezwollen been, en semi-artsje zag duidelijk dat ze een fatsoendelijk lief wijfie" was. Na zijn huwelijk bracht de vader van het couveuse-kindje zijn tijd door met in zijn bed te liggen, met boodschappen te doen voor zijn vrouwtje en met wandelen met zijn jongetje. Want het couveuse-kindje had nog een broertje van 2 jaar die bij gebrek aan een beteren peet er was in de familie toch niemand met centen" naar Koning Willem Hl genoemd was. 't Kind had naast zijn vader liggen slapen maar was nu wak ker geworden. Zijn moeder nam hem op en toen genoot semi-artsje van een tafereeltje: Willempie Drie, vrij schoon en netjes, met een dik i;ngelsch-3:iekte hoofd en doorgevan het volkslied, niet intensief opgewekt kan worden. Laat het ons onomwonden zeggen: de wijze waarop deze vereeniging haar leerlingen tot den volkszang opwekt, wat voor den buitenstaander waarneembaar wordt bij hare jaarlijksche uitvoeringen in het Concertgebouw, met medewerking van het Concertgebouw-orkest ^sn een of meer bekende solisten, kan voor de verbetering van den volkszang geen resultaat van beteekenis opleveren. En wel, omdat bij die uitvoeringen te veel blijkt welk een bijzon dere zorg er is besteed, om dit kinderkoor te laten zingen, volgens model van een geraffineerd en sterk gedisciplineerd muziekensemble. Wanneer men een uitvoering van de Vereeniging tot verbetering van den Volkszang heeft bijgewoond, krijgt men de overtuiging, dat niet de opwekking voor het zingen van het volkslied tot hoofddoel is gesteld, maar dat de technische volmaking der uitvoering het punt schijnt te wezen waarop wordt aangestuurd. De oprechte lust voor het zingen van het volkslied raakt op die wijze verloren, terwijl er een beden kelijke gemaniereerdheid voor in de plaats treedt. Maar dit is niet alles. De directeur van deze vereeniging, de heer H. J. den Hertog, heeft blijkbaar de bedoeling, om de jaarlijksche openbare proef van zijn leer lingen, op te drijven tot een niet onpretentieuse muziekuitvoering. Dat blijkt o.a. uit de medewerking van het Concertgebouw orkest. Maar daarmee wordt de volkszang niet verbeterd noch bevorderd. Want door hoofdzakelijk in het openbaar te laten zingen, met begeleiding van een symphonie-orkest, moet het gevolg zijn, dat de volkslie deren, voor de leerlingen van deze volkszangvereeniging, eerst dan beteekenis krijgen als de muzikanten" mee spelen. Zonder die hulp kunnen zij het zingen van de eenvoudige volksliederen niet echt" genoeg vinden. En de behoeften aan zulke entourage bij het zingen van het volkslied, wordt hun door de vereeniging tot verbetering van den volkszang bijgebracht. Maar daarmee wordt de bevordering van den volkszang geremd. Men behoeft nu juist niet over een bepaald groot paedagogisch inzicht te beschikken, om te begrijpen, dat het geheim voor de verbetering van den volkszang, niet schuilt in de medewerking van een orkest van groote reputatie en van solisten met klinkenden naam. Met zulke middelen de verbetering van den volkszang aanmoedigen moet verslap ping voor het zingen van het volkslied te weeg brengen. Te meer wanneer men be denkt, dat deze jaarlijksche uitvoeringen, nog de eenvoudigste zijn, waarbij de leer lingen dezer vereeniging gelegenheid tot zingen wordt gegeven. Want in plaats van met de leerlingen andere demonstraties tot bevordering of verbetering van den volks zang te geven, zonder concert-allures", b.v. des zomers in plantsoenen of op plei nen, vertelt ons het kort verslag van den cursus 1913?1914, dat de jongens der ver eeniging het jongenskoor vormden bij de uitvoering van de Derde Symphonie van Mahler en de.uitvoeringen der Matthaus Passion". Het is duidelijk. De Vereeniging tot verbetering van den Volkszang is bij voorkeur werkzaam in de omgeving van hen die de bevordering der muzikale kunst voorop stellen. Haar ver richtingen zijn niet in de eerste plaats een voudig en gericht op de verbetering van den volkszang; haar demonstraties hebben het karakter van een gewilde kunstpresta tie". Alles wijst er op, en allen die door deze vereeniging voor medewerking aan haar jaarlijksche uitvoering worden gehuurd tot verhooging van het effect, maken deze uitspraak tot een onomstootelijke waarheid. In de eerste plaats, de medewerking van het Concertgebouw-orkest. Bijna geen der Volksliedjes zijn met begeleiding van orkest geschreven. Om nu het orkest toch te kun nen laten meewerken worden die eenvoudige liedjes expresselijk georkestreerd, naar wij waarnamen voor een orkestbezetting, die zelfs voor de uitvoering van de symphonieën van Beethoven niet wordt geëischt. En dan: Waarom worden op zoo een kinderkoor avond voor de Concertzaal door den heer den Hertog gecomponeerde liederen gezongen door mevrouw Noordewier ? Als het de bedoeling is, om op die Volkszangavonden ook tegelijk het stadium aan te geven van de Nederlandsche compositie-kunst, waarom worden dan juist door een der meest be kende zangeressen alleen de composities van den heer den Hertog geïntroduceerd ? Of heeft men wellicht mevrouw Noordewier alleen onder die voorwaarde bereid gevon den ? Waarom treedt op die Volkszang avonden" de heer den Hertog op als orkest dirigent ? Meent hij wellicht, dat zijn opvat ting van de door hem geleide orkestwerken, zakte beentjes, zittend in zijn potstoeltje en morsend met wat broodpap, goedig lachend tegen zijn bleek moedertje. En zij.... zij was ook al trotsch op hem ! klein stumperig kereltje Die zelfde week nog, op een laten avond, werd semi-artsje opgebeld: Arie met de lamme armen kwam de juffrouw halen, want zijn vrouw had 't te kwaad. Ze nam haar klaarstaande verlostasch en ging met hem mee, moe en wat zenuwachtig, en spijtig over het nachtwerk, en toch ook blij en energiek, gelukkig de verantwoording te hebben bij zoo'n gewichtige gebeurtenis. 't Was een waaierige donkere Novembernacht, de bolle wind blies wat verrafeld klokkespel en menschengerucht van uit de verte door de leege straten en verlaten grachtjes. Hun haastige stappen klonken hard en opvallend door de achterbuurt, ze spraken niet, zij verdiept in haar gedachten over het wachtend werk, hij omdat hij de juffrouw niet durfde storen. Ze stommelden 't trapje op naar het achterkamertje. Daar was een huiselijke sfeer: de lamp brandde knusjes, moeder de vrouw had eerst nog alles opgeruimd, op een plank stond het gewasschen vaatwerk, Willempie sliep in een groote mand, op de wit geschuurde tafel stond het luiermandje klaar, daarnaast lag een schoon hemd en nachtjak om straks de vrouw aan te trekken na de bevalling, op de kachel kookte water, en 't zorgzame vrouwtje zelf lag in de bedstee, het houten been stond er naast, 't Semiartsje informeerde vriendelijk uitvoerig... het was immers te vroeg, de afspraak was immers begin Januari? Arie beweerde met redenen dat het kind te joeg kwam, maar Alida zei rustig: nee hoor, 't werd tijd."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl