Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17 Mei '14. No. 1925
die een pvervloedigen oogst belooven
van Oranjeliefde!
Maar dan peinzen wij weer: Leest ?
men aan'het Hof de bladen wel, waar
op men geabonneerd bleef? Wij betwij
felen het sterk! Wij! hadden n.l. zoo lang
niet geleden een reeks hoofdartikels van
een onzer medewerkers .over het Leger
des Heils, hoofdartikels, die nog juist
hadden kunnen zijn gelezen
Maar nu zeggen de kranten, dat de
Koningin zich door... mevrouw Bramwell
Booth heeft laten inlichten over 't werk
van het Leger des Heils.
Ware het nooit behoorlijk beantwoord,
nooit ontzenuwd trouwens niet te
ontzenuwen betoog van onzen door een
vol jaar studie gedocutnenteerden mede
werker door hovelingen gelezen, het
bericht van de inlichting" der Koningin
zou niet zijn verschenen.
Nu dient de Koningin voor de reclame
van een instelling, die zichzelf niet durft
te verdedigen!
Het Hof abonneere zich weer op de
N. R. Ct. Voor dat blad is ongetwijfeld
de slag het hafdst!
9 * 9 ,
KRONIEK
DE ZONDEVAL TE EINDHOVEN
Men heeft in de bladen kunnen lezen, dat
te Eindhoven, en misschien elders ook,
,de katholieke geestelijkheid zich verzet heeft
tegen de laatste mode der aan den hals
uitgesneden blouses en zelfs geweigerd
vrouwen en meisjes in die dracht toe te
laten tot zekere kerkelijke handelingen.
Nu is het waar, dat, zoomin als n
zwaluw nog den zomer maakt, twee of zelfs
drie pastoors nog niet de katholieke kerk
zijn, maar zulke verschijnselen hebben toch
waarde als kenteekenen van een bijzondere
geestesstemming, diéal meer voorkomt.
In wat voor raar land leven wij toch, waar
het calvinisme Joodsche allures aanneemt
en het catholicisme zich telkens gedraagt
als het calvinisme.
Als een onverzoenlijk orthodox predikant
in eenig afgelegen landstadje van den kansel
zijn gerechten toorn had uitgebulderd tegen
dezenieuwe-mode-VerleidingendesVleesches,
dan zou geen sterveling zich daarover ver
baasd of bedroefd hebben. Immers, zoo
zijn de calvinisten. Wie aan de erfzonde
gelooft en het' Vleesch (behalve dan, soms,
gebraden) verwerpelijk en verdoemelijk acht
en alle bloeiende leven haat, die kan geen
bloote halzen zien zonder aan den Duivel
der Wulpschheid te denken en misschien
tegelijk een weinig door dezen bezocht te
worden. Het is zoowat de calvinistische vloek
in het kleinste immer het grootste, iets
principieels.te moeten zien en nooit onbekommerd
en nooit zondeloos van het leven te mogen
genieten.
Maar de Katholieke Kerk placht wijzer te
zijn en de menschen te nemen ongeveer als
zij waren. Wel verre van den broozen boog
der zinnelijkheid al te sterk te spannen,
trachtte zij er naar niet te ontmoedigen
en vooral niet tot wanhoop te drijven. Zij
poogde enkel aan zedelijkheid te redden,
wat er te redden viel. En als er heelemaal
niets te redden viel, in een enkel geval, dan zei
zij dat nog niet hardop en wachtte een
voudig tot de zaken zich verkeerden, in de
overtuiging, dat de menschheid op den duur
de zedelijkheid even noodig heeft als haar
tegendeel. Aldus behoedde zij zich te veel
gewicht te hechten aan het bijzonder geval
in het vluchtig moment en schoot niet met
zware kanonnen op musschen, die immers
vanzelf wel wegvliegen.
Welke dorperlijke ijver, welke boersche
kortzichtigheid bewoog dan die
Eindhovensche geestelijken een zondige aandacht te wij
den aan n modegril, onder duizende, die
argeloos bestond, omdat zij algemeen was en
niet meer coquetterie bevatte dan de Mode in
het algemeen, in hoog", in laag", nauw of
wijd, kort of lang, te zien geeft. Het is dezen
geestelijken heeren minder te vergeven, dan
prof. Treub, die verleden jaar zoo welmeenend
tegen de Tango ageerde, dat zij niet begrepen,
hoe 'de zonde eerst ontstaat, als men haar
imiiimmi mimiii HUI
FEUILLETON
'T COUVEUSE-KINDJE
door H. v. R.
't Kindje kwam ter wereld op een onge
schikte tijd, op een ongeschikte plaats en
had behalve zijn ongeschikte ouders, nog
allerlei ongeschiktheden om en omtrent zijn
geboorte. Zijn moeder was een klein bleek
zwak vrouwtje, heel jong, heel slecht gevoed
in haar kinderjaren en heelemaal zonder zon
of licht op haar lichaam en ziel, enfin, in
n woord ongeschikt zich te vereeuwigen
in een toekomstig geslacht (of zou er ook
vór haar geschreven staan : Gaat heen en
weest vruchtbaar?")
Om nog eenige bizonderheden te geven
van dit wezentje dat in dien ongeschikten
nacht moeder werd, eenige bizonderheden
om haar te onderscheiden van de honderden
andere dergelijke vrouwtjes die dien nacht
het menschdom verrijkten met ongeschikte
exemplaartjes .... ze had een goedig rustig
gezichtje, een houten been en al maanden
lang een erge kou op 't water" ze stuurde
al weken fleschjes met donkere troebele
urine aan 't semi-artsje dat haar begin
Januari zou verlossen.
Verder had ze een ellendig bovenhuisje
op het Viermolengrachtje, (of hoe heet dat
achterbuurtje ook weer?) met een
bedsteedje zoo groot als een lucifersdoosje, met
gordijntjes ervoor. Zoo van die gordijntjes
waar je van griezelt als medisch student als
je verlost in de polikliniek, want die dingen
zijn groezel en vet en je vermoed ze altijd
vol ongedierte als je er ns een dikke wants
bewust maakt, als men haar onderscheidt
en afzondert. Dan verdwijnt de argeloosheid
van het algemeene, onopzettelijke doen en
heeft de menschheid nog eens weer onder
den Boom der Kennis gezeten" en van den
fatalen Appel gesnoept.
Maar, mij dunkt, die Verleiding hadden
de Eindhovensche heeren voegzamer aan de
moderne Eva kunnen overlaten. Dat is toch
meer hair emplooi!
OSCAR WILDE, Individualisme en Socia
lisme. Geautoriseerde vertaling, door
P. C. BOUTENS, Wereldbibliotheek",
Amsterdam, z. j.
Wat voor een geestesaristocraat en in
dividualist als Oscar Wilde het socialisme
beteekende, zegt dit boekje. Hij zag er de
bevrijding in der menschheid van vernede
rende en verdierlijkende armoe, allermeest
van geestelijken aard. Hij vond het vooral
daarom wenschelijk de menschen van stoffe
lijke nooden te ontheffen, opdat zij aan hun
geestelijke zouden kunnen denken en eerst
waarlijk beginnen te leven. Tot heden toe
bestaan zij nog alleen, zegt hij. De meesten
hebben al hun tijd en kracht noodig ter
oplossing vah het zonderlinge vraagstuk
terwijl zij bestaan hoe zij bestaan zullen.
Maar eerst verderop begint het waarachtig
menschenleven, de uitgroei van aard en
aanleg tot hun uiterste mogelijkheden en
tot pleizieriger, vruchtbaarder, verhevener
doeleinden dan om de ellende van armen
en gebrekkigen te verzachten, gelijk thans
te vaak geschiedt. Zeker zijn er ook onder
het tegenwoordig régime eenige menschen,
die, buiten het stoffelijke, hun persoonlijkheid
konden verwezenlijken en tot individualiteit
groeien, doch het zijn er bitter weinigen en
al te veel on-persoonlijken, die toch beteren
aanleg in zich hebben, leven daar tegenover.
Het socialisme nu zal allen vrijmaken door
de opheffing van den bijzonderen eigendom,
die immers meest ontzenuwend en
ontzedelijkend werkt. Wie op waardige wijze
rijk zou willen zijn, dien werd het bezit al
spoedig onverdragelijk door de eindelooze
verplichtingen. En wien de waardigheid niet
schelen kan... ? Die lijden schade aan hun
persoonlijkheid oftewel onsterfelijke ziel.
Want de bijzondere eigendom heeft in
werkelijkheid het individualisme geschaad
en verduisterd, doordat men den mensch is
gaan verwarren met wat hij bezit. Het heeft
het individualisme volkomen op een dwaal
spoor gevoerd. Het heeft materieele winst
in plaats van eigen groei tot zijn doel ge
maakt. Zopdat de mensch is gaan denken,
dat het ding waar het op aankomt, is te
hebben, en vergat dat het is te zijn. De
bijzondere eigendom heeft het waarachtige
individualisme vernield en er een valsch
individualisme voor in de plaats gesteld. Hij
heeft het ne deel van de gemeenschap
afgesloten van de mogelijkheid zich indivi
dueel te ontwikkelen, door hen uit te hongeren,
het andere deel door hen op den verkeerden
weg te brengen en te overladen."
Zoo zal de verwerkelijking van het socia
lisme eerst het ware individualisme, waar
bij niemand, hetzij door eigen stoffe
lijke nooden, hetzij door het meegevoel
met die van zijn naaste omlaag gehouden
wordt, doen bloeien en is welkom en
nuttig al wat dat socialisme bevordert
en is verfoeilijk al wat de menschheid
op haar laag peil terughoudt. Tevreden
armen, acht Wilde dan ook allerdroevigste
verschijnselen.
Een mensch mag zich niet leenen tot de
vertooning hoe hij leven kan als een slecht
gevoed dier. Met hand en tand moet hij zich
verzetten, en in het uiterste geval nog liever
stelen dan armlastig worden ... Wat bedelen
aangaat, het is misschien veiliger te bedelen
dan te nemen, maar het is flinker en mooier
te nemen dan te bedelen. Neen, een arme
die niet dankbaar is, niet zuinig, niet tevre
den, opstandig, heeft alle kans een heusche
persoonlijkheid te wezen, en een kerel waar
wat inzit. Hij is in elk geval een voorbeeld
van gezond verzet."
Hoe komt het, vraagt Wilde zich af,, dat
niet alle armen zich verzetten tegen een
staat van zaken, waarvan enkel een zekere
mate van kwaden wil beweren kan, dat hij
onvermijdelijk en onverbeterlijk is. De ver
klaring is eenvoudig deze. Ellende en
op gezien hebt. En die gordijntjes hangen
altijd om en tegen je hoofd en schouders als
je* belangstellend of met steriel gewasschen
handen ter onderzoek in de bedstee buigt.
Het zijn van die antipathieke lappen, opge
zwollen van benauwde slaapstank, die hard
nekkig met gore slappe zachtheid over je
gezicht vallen en je de adem benemen in je
ergste nachtmerries als je eens bizonder moe
was en je dierbare hospita eens bizonder
onverteerbaar gekookt had.
Maar om nu verder te vertellen... 't vrouwtje
had behalve al die schatten ook nog een man.
En wat voor een man!
Vermoedelijk heeft het vrouwtje als meisje
zich ins blaue hinein" een man gewenscht
doen niet alle meisjes dat wel eens? en
toen met het oog op haar min, bloedarm
lijfje en haar houten been niet lang geaarzeld.
Stakkertje!
Die man ... een griezel!
Toen het semi-artsje voor 't eerst ter
kennismaking op een middag haar aanstaand
kraamvrouwtje op het Viermolengrachtje
opzocht en ze op een wibbelige stoel in het
hopeloos donkere achterkamertje zat en luis
terde naar de klaagliederen over de kou op
't water en andere kwalen, hoorde ze op
eens een stem, een doffe onwerkelijke stem
van achter de daarnet beschreven gordijntjes,
die riep: Juffrouw, kom u ook eens naar
mij kijke, ik zal u wel op het kollesie gezien
hebbe. Ken u mij ook nog?"
Ze keek en kende.... Gepensioneerd matroos
van de Koninklijke Nederlandsche Marine,
mager, slap, verdaan, verboemeld en verpierd,
met glimmend zwarte oogen in zijn gelig
indisch gezicht, en twee bijna geheel lamme
armen, botten met een veel te wijd dooiig
vel erom. Hij lichtte ze wat op om haar
armoede zijn zoo onontkoombaar verlagend
en oefenen zulk een verlammende uitwerking
op de menschelijke natuur, dat geen klasse
zich haar eigen lijden ooit werkelijk bewust
is. Zij moeten door andere menschen inge
licht worden, en dikwijls gelooven zij geen
woord van wat men hun zegt."
Waaruit volgt, dat het socialisme eigenlijk
een bourgeois-uitvinding is. Die andere
menschen", waren lieden van een hoogere,
d.i. meer vermogende klasse, de burgerklasse,
die door medegevoel en rechtvaardigheid
bewogen zich het lot der verdrukten aan
trokken en agitatoren werden, opruiers,
opstekers, demagogen, die het heilrijk zaad
der ontevredenheid strooiden. Want niet
waar? ontevredenheid, opstandigheid, weer
spannigheid zijn maar andere woorden voor
ontwikkeling en vooruitgang. Wij allen,
gelijk wij staan en gaan, zijn ontevredenen,
simpel omdat wij leven en niet dood zijn.
Te leven wil zeggen te veranderen en ver
andering te begeeren, geen vrede te hebben
met het oogenblik, dat is, maar te verlangen
en' te streven naar het volgende, en wie zich
tevreden zegt, bedoelt alleen dat zijn streven
in een bepaalde en bewuste lijn gaat, regel
matig en gelijk-matig. Alle groote profeten en
hervormers zijn zaaiers van een ontevreden
heid geweest, die de eindlijke vrede moest
voorafgaan, en zoo zijn ook maatschappelijke
opruiers hoog te vereeren menschen, temeer
eerbiedwaardig, naarmate zij om hun daden
erger te lijden nebben van de onderdrukkers.
Er behoort al een tamelijk hooge graad van
geestesontwikkeling toe zich ontevreden te
gevoelen met zijn bestaan en die ontwikke
ling kan door de omstandigheden, maar zal
meestal door hoogere en bewustere menschen
gegeven worden. Dan spreekt men immers
van propaganda, als het ziende-maken van
geestelijk blinden, opdat zij hun laagheid
beseffen en allereerst leeren stoffelijk meer
te begeeren ... Want meerdere welvaart
beteekent al dadelijk verhoogde zedelijkheid.
Welgestelde menschen, zegt Wilde, zijn,
als klasse, beter dan verarmde menschen,
zedelijker, intellectueeler, beter van gedra
gingen. Er is maar n klasse in de gemeen
schap, die meer om geld denkt dan de rij
ken, en dat zijn de armen. De armen kunnen
nergens anders om denken. Dat is de ellende
van het arm-zijn."
Zoo is dan de wensch naar stoffelijke er
onmiddellijk een naar zedelijke verheffing
en bestaat er niets zoo onzedelijk als de
tevredenheid in het armelijk leven.
Zal het socialisme het individualisme hel
pen verwerkelijken door opheffing der lage
stoffelijke nooden, het zal daartoe ook mee
werken door de afschaffing van alle wille
keurig gezag. Naast armoe en gebrek, is
van buiten opgelegd gezag het meest ver
lagend en ontzedelijkend. Het vernedert
hen die het uitoefenen, evengoed als hen
over wie het wordt uitgeoefend." In het
beste geval wekt het verzet en het gevoel
der eigen persoonlijkheid, maar gewoonlijk
doodt het ook de laatste flauwe resten daar
van, om niets dan angst, onrust en
slaafschheid over te laten. En slaafschheid beteekent
afstomping van het zelfgevoel, de ontbinding
der zedelijke persoonlijkheid.
Met het gezag zal dan ook de straf ver
dwijnen en dat zal een groot geluk zijn,
nademaal een gemeenschap oneindig meer
wordt verbruut door de geregelde toe
passing van straf dan door het mogelijke
voorkomen van misdaad... Hoe minder straf
hoe minder misdaad... Wat men tegen
woordig misdadigers noemt, zijn in 't geheel
geen misdadigers. Uithongering, en niet
zonde, is de moeder der moderne misdaad.
Dat is in den grond de reden waarom onze
misdadigers, als klasse, uit geen enkel psy
chologisch oogpunt eenigszins belangwek
kend zijn... Zij zijn enkel wat gewone,
fatsoenlijke, alledaagsche menschen zouden
zijn, als zij niet genoeg te eten hadden.
Wanneer de bijzondere eigendom zal zijn
afgeschaft, zal er geen noodzakelijkheid tot
misdaad bestaan. Natuurlijk zijn niet alle
misdaden vergrijpen tegen den eigendom ...
maar een misdaad behoeft niet onmiddelijk
tegen den eigendom gericht te zijn om toch
te kunnen voortkomen uit ellende en blinde
woede en neergedruktheid, verwekt door
ons verkeerd systeem van vermogenbezit"...
In de nieuwe maatschappij zal ook ver
nederende arbeid niet meer behoeven te zijn.
Vernederend is de arbeid, die geestloos is.
De machines zullen die voor ons verrichten,
als zij gemeengoed zijn geworden. Zij zullen
de gebruiksartikelen leveren en de schoone
dingen zullen gemaakt worden door het
individu."
Dat individu zal dan arbeiden in volkomen
vrijheid, zonder op de behoeften of wenschen
van anderen te moeten letten, want zoo
alleen kan hij het beste dat hij in zich heeft
l
zijn neerbungelende handen te toonen en
grijnsde.
Semi-artsje was eigenlijk alleen voor zijn
vrouw gekomen, die in de laatste maanden
van haar zwangerschap was en geduldig in
een hoekje zat, en met een vriendelijk
trotsche glimlach de volgende,
breedopgedischte autobiografie van haar heer gemaal
begeleidde.
Hij was zijn roemrijke loopbaan begonnen
als marinier en zou er als gepensioneerd
marinier een eind aandraaien. Ze wonen
hem niet meer hebben, want met zijn vlerken
kon hij niet meer voort." Toen was hij aan
den wal gekomen met zijn gulden of 4 in
de week, had nog eindeloos rondgezworven
door ons lieve vaderlandje en was einde
lijk in een van onze Universiteitsteden
blijven hangen. Eenige keeren had hij zich
laten opnemen in het Academisch Zieken
huis, soms uit verveling, soms ook had hij
zich in de kroeg door ziekten-bekletsende
borreltjes-drinkers nog een sprankje hoop
op genezing laten aaépraten. De hoogge
leerde en zeergeleerde heeren op het Zieken
huis hadden hem wel graag: onalledaagsch
geval van een ruggemergsziekte met niet
officieel geijkt verloop, vermengd met hyste
rische symptomen, dus wel een zeer bruik
baar patiënt om op de oudere-jaars-colleges
den hooggeleerden stof te geven tot kruidige
filosofieën op neurologisch gebied. Patiënt
zat dan een uur lang halfnaakt op den
brancard, de hoofdverpleegster stond er naast
en wachtte op het teeken van den hoogge
leerden, dat zijn patiënt zijn hemmetje weer
mocht aantrekken, een teeken dat ten slotte
terloops en met menschlievendheid gegeven
werd vanaf de ongenaakbare hoogten van
des professors afgetrokken bespiegelingen.
in zijn werk leggen." Kunst, immers, is
de meest felle uitingswijze van het indivi
dualisme die de wereld tot nu toe beleefd
heeft," en daarom juist kan het publiek",
de; menigte, de massa, haar bij haar eerste
verschijning niet dulden en wil haar gezag
opleggen.
Maar de kunst behoort nooit naar popu
lariteit te streven." Wetenschap en wijs
begeerte laten zich immers ook niet gezeggen,
waarom kunst dan wel... ? Een waarachtig
kunstenaar neemt volstrekt geen notitie van
het publiek." Al is dit moeilijk, vooral in
de nieuwere tijden met het gezag der Pers.
Die Pers is een afschuwelijke macht, de
verkregen geestelijke macht der Menigte,
die vroeger veel beter en sympathieker enkel
met physieke macht b. v. steenen en barri
cades opereerde. Thans echter oefent de
Menigte macht door de Pers en wordt
daartegen weer door haar beïnvloed. De
tyrannie, die het (journalisme) zich aan
matigt te oefenen over het bijzondere leven
der menschen lijkt mij alleszins buiten
gewoon. Het feit is, dat het publiek een
onverzadelijke nieuwsgierigheid heeft om
alles te weten behalve wat de moeite waard
is, en het journalisme is zich dat'bewust
en voorziet op koopmansmanier in de na
vraag." Het beroep van journalist is dan
ook een zeer vernederend bestaan voor
een groep mannen van opvoeding, en ik
twijfel niet of de meesten lijden er onder."
Dat de Pers in zake kunst macht zoekt te
oefenen, is wel een harer ergste nadeelen,
juist omdat zij is het (ongare) oordeel der
menigte. Alle gezag is op kunstgebied slecht.
Wilde onderscheidt hier drie soorten van
despotiek gezag: den* despoot, die den baas
speelt over het lichaam, den despoot, die
den baas speelt over de ziel, en den despoot
die over ziel en lichaam den baas speelt.
De eerste heet vorst, de tweede paus, de
derde het volk."
Een vorst, een paus kunnen menschen van
beschaving zijn, de slechte pausen waren
het zeker." De slechte pausen beminden de
schoonheid even hartstochtelijk, als de goede
pausen de gedachte haatten." Maar het volk
is de ergste despoot: Alle despoten doen
aan omkooperij, maar het volk koopt om en
schent meteen."
Aan dat nieuwe individualisme, dat als
gevolg van een verwerkelijkt socialisme zal
kunnen groeien, wijdt de schrijver dan zijn
slotbeschouwing. Dat individualisme, de op
bloei der persoonlijkheid, zal van een onge
kende kracht en schoonheid zijn. Men moet
het nooit verwarren met egoïsme, het zal juist
onzelfzuchtig zijn en ongekunsteld, het zal
geen eisenen stellen aan anderen. Als de
mensch het individualisme zal behaald heb
ben, zal hij ook het medegevoel behalen en
het vrij en spontaan te pas brengen. Tot
op het oogenblik heeft de mensch het mede
gevoel nauwelijks ook maar beoefend. Hij
heeft enkel medegevoel met leed, d. i. niet
den hoogsten vorm van medegevoel".
In vreugde, in bewondering, in geestdrift
zullen allen te zamen opgaan en de wereld,
bevrijd van vernederende behoeften, zal er
te lichter, harmonischer, schooner om zijn,
juist zooals een klein volk der Oudheid
haar een korte wijle vermocht te maken.
Het nieuwe individualisme is het nieuwe
Hellenisme".
Zoo spreekt Oscar Wilde in het boek dat
in het oorsponkelijk Soul of Man under
Socialism" heet.
FRANS COENEN
* * *
Volkszang
Er zijn weinig avonden in 't winterseizoen,
zoo opwekkend en verwarmend voor 't ge
moed, zoo hoop-gevend voor wie verwachten
betere dagen voor den Nederlandschen volks
zang, als de avond van de vereeniging van
H. J. den Hertog. Zoo heet de vereeniging
tot verbetering" immers terecht"... aldus de
heer Sibmacher Zijnen in het Handelsblad,
na de laatste uitvoering van de Vereeniging
tot verbetering van den Volkszang.
Maar de donateurs dezer vereeniging, die
door zeer belangrijke bijdragen, de bijzon
dere kosten dezer avonden" helpen dragen,
moeten dan toch wel over een zér sterke
dosis optimisme te beschikken hebben, om
van deze vereeniging, na zoo vele jaren,
betere dagen voor den Nederlandschen
Volkszang te verwachten. Want men bemerkt
van den invloed die deze vereeniging op
het volk hebben moest, eigenlijk niets. En
nu ligt het voor de hand. dat een vereeni
ging als deze, al heeft ze dan ook over
ruime finantieele middelen te beschikken,
niet het volk in al zijn schakeeringen zal
kunnen bereiken, doch de wijze waarop deze
vereeniging van den Volkszang haar propa
ganda voert, maakt, dat zelfs bij haar eigen
leerlingen, de gezonde zin voor het zingen
Mlllilhtn.tMiliiiiiiiiililiiiiii
Ondertusschen staarden de medische docto
randi weetgierig naar 't verloopen matroosje,
dat rustig en vergenoegd luisterde, blij met
zijn eigen interessanterigheid en met de
goede verzorging op 't Ziekenhuis.
Professor prikte hem hard met een groote
speld over zijn heele lichaam, maar daar
voelde hij niets van. Dan vertoonde hij
handige Kunstjes met zijn lamme armen,
of mocht weer eens vertellen van zijn
mariniersleven en van 't pluimpje dat de
kapitein hem eens gegeven had voor zijn
zelfoverwonnen drankzucht.
Eens toen hij wegens plaatsgebrek ont
slagen was uit het Ziekenhuis was hij ge
trouwd om verzorgd te zijn en een lief
gezichtje bij zich te hebben, want die
meissies van plezier, daar had hij nou genog van
en die deugden niet voor een gezellig
huishoudinkje, en Alida was een fatsoendelijk
lief wijfie." Toen hij aan dit gedeelte van
zijn verhaal kwam, straalde Alida van geluk
en vergat de kou op 't water, haar rugpijnen,
haar misselijkheid en haar eene gezwollen
been, en semi-artsje zag duidelijk dat ze een
fatsoendelijk lief wijfie" was.
Na zijn huwelijk bracht de vader van het
couveuse-kindje zijn tijd door met in zijn
bed te liggen, met boodschappen te doen
voor zijn vrouwtje en met wandelen met
zijn jongetje. Want het couveuse-kindje had
nog een broertje van 2 jaar die bij gebrek
aan een beteren peet er was in de familie
toch niemand met centen" naar Koning
Willem Hl genoemd was. 't Kind had naast
zijn vader liggen slapen maar was nu wak
ker geworden. Zijn moeder nam hem op en
toen genoot semi-artsje van een tafereeltje:
Willempie Drie, vrij schoon en netjes, met
een dik i;ngelsch-3:iekte hoofd en
doorgevan het volkslied, niet intensief opgewekt
kan worden. Laat het ons onomwonden
zeggen: de wijze waarop deze vereeniging
haar leerlingen tot den volkszang opwekt,
wat voor den buitenstaander waarneembaar
wordt bij hare jaarlijksche uitvoeringen in
het Concertgebouw, met medewerking van
het Concertgebouw-orkest ^sn een of meer
bekende solisten, kan voor de verbetering
van den volkszang geen resultaat van
beteekenis opleveren. En wel, omdat bij die
uitvoeringen te veel blijkt welk een bijzon
dere zorg er is besteed, om dit kinderkoor
te laten zingen, volgens model van een
geraffineerd en sterk gedisciplineerd
muziekensemble. Wanneer men een uitvoering van
de Vereeniging tot verbetering van den
Volkszang heeft bijgewoond, krijgt men de
overtuiging, dat niet de opwekking voor
het zingen van het volkslied tot hoofddoel
is gesteld, maar dat de technische volmaking
der uitvoering het punt schijnt te wezen
waarop wordt aangestuurd. De oprechte
lust voor het zingen van het volkslied raakt
op die wijze verloren, terwijl er een beden
kelijke gemaniereerdheid voor in de plaats
treedt. Maar dit is niet alles. De directeur
van deze vereeniging, de heer H. J. den
Hertog, heeft blijkbaar de bedoeling, om de
jaarlijksche openbare proef van zijn leer
lingen, op te drijven tot een niet
onpretentieuse muziekuitvoering. Dat blijkt o.a. uit
de medewerking van het Concertgebouw
orkest. Maar daarmee wordt de volkszang
niet verbeterd noch bevorderd. Want door
hoofdzakelijk in het openbaar te laten zingen,
met begeleiding van een symphonie-orkest,
moet het gevolg zijn, dat de volkslie
deren, voor de leerlingen van deze
volkszangvereeniging, eerst dan beteekenis krijgen
als de muzikanten" mee spelen. Zonder die
hulp kunnen zij het zingen van de eenvoudige
volksliederen niet echt" genoeg vinden. En
de behoeften aan zulke entourage bij het
zingen van het volkslied, wordt hun door
de vereeniging tot verbetering van den
volkszang bijgebracht. Maar daarmee wordt
de bevordering van den volkszang geremd.
Men behoeft nu juist niet over een bepaald
groot paedagogisch inzicht te beschikken,
om te begrijpen, dat het geheim voor de
verbetering van den volkszang, niet schuilt
in de medewerking van een orkest van
groote reputatie en van solisten met
klinkenden naam.
Met zulke middelen de verbetering van
den volkszang aanmoedigen moet verslap
ping voor het zingen van het volkslied te
weeg brengen. Te meer wanneer men be
denkt, dat deze jaarlijksche uitvoeringen,
nog de eenvoudigste zijn, waarbij de leer
lingen dezer vereeniging gelegenheid tot
zingen wordt gegeven. Want in plaats van
met de leerlingen andere demonstraties tot
bevordering of verbetering van den volks
zang te geven, zonder concert-allures",
b.v. des zomers in plantsoenen of op plei
nen, vertelt ons het kort verslag van den
cursus 1913?1914, dat de jongens der ver
eeniging het jongenskoor vormden bij de
uitvoering van de Derde Symphonie van
Mahler en de.uitvoeringen der Matthaus
Passion".
Het is duidelijk.
De Vereeniging tot verbetering van den
Volkszang is bij voorkeur werkzaam in de
omgeving van hen die de bevordering der
muzikale kunst voorop stellen. Haar ver
richtingen zijn niet in de eerste plaats een
voudig en gericht op de verbetering van
den volkszang; haar demonstraties hebben
het karakter van een gewilde kunstpresta
tie". Alles wijst er op, en allen die door
deze vereeniging voor medewerking aan
haar jaarlijksche uitvoering worden gehuurd
tot verhooging van het effect, maken deze
uitspraak tot een onomstootelijke waarheid.
In de eerste plaats, de medewerking van
het Concertgebouw-orkest. Bijna geen der
Volksliedjes zijn met begeleiding van orkest
geschreven. Om nu het orkest toch te kun
nen laten meewerken worden die eenvoudige
liedjes expresselijk georkestreerd, naar wij
waarnamen voor een orkestbezetting, die
zelfs voor de uitvoering van de symphonieën
van Beethoven niet wordt geëischt. En dan:
Waarom worden op zoo een kinderkoor
avond voor de Concertzaal door den heer
den Hertog gecomponeerde liederen gezongen
door mevrouw Noordewier ? Als het de
bedoeling is, om op die Volkszangavonden
ook tegelijk het stadium aan te geven van
de Nederlandsche compositie-kunst, waarom
worden dan juist door een der meest be
kende zangeressen alleen de composities
van den heer den Hertog geïntroduceerd ?
Of heeft men wellicht mevrouw Noordewier
alleen onder die voorwaarde bereid gevon
den ? Waarom treedt op die Volkszang
avonden" de heer den Hertog op als orkest
dirigent ? Meent hij wellicht, dat zijn opvat
ting van de door hem geleide orkestwerken,
zakte beentjes, zittend in zijn potstoeltje en
morsend met wat broodpap, goedig lachend
tegen zijn bleek moedertje. En zij.... zij
was ook al trotsch op hem ! klein stumperig
kereltje
Die zelfde week nog, op een laten avond,
werd semi-artsje opgebeld: Arie met de
lamme armen kwam de juffrouw halen,
want zijn vrouw had 't te kwaad. Ze nam
haar klaarstaande verlostasch en ging met
hem mee, moe en wat zenuwachtig, en
spijtig over het nachtwerk, en toch ook blij
en energiek, gelukkig de verantwoording te
hebben bij zoo'n gewichtige gebeurtenis.
't Was een waaierige donkere
Novembernacht, de bolle wind blies wat verrafeld
klokkespel en menschengerucht van uit de
verte door de leege straten en verlaten
grachtjes. Hun haastige stappen klonken
hard en opvallend door de achterbuurt, ze
spraken niet, zij verdiept in haar gedachten
over het wachtend werk, hij omdat hij de
juffrouw niet durfde storen. Ze stommelden
't trapje op naar het achterkamertje.
Daar was een huiselijke sfeer: de lamp
brandde knusjes, moeder de vrouw had eerst
nog alles opgeruimd, op een plank stond
het gewasschen vaatwerk, Willempie sliep
in een groote mand, op de wit geschuurde
tafel stond het luiermandje klaar, daarnaast
lag een schoon hemd en nachtjak om straks
de vrouw aan te trekken na de bevalling,
op de kachel kookte water, en 't zorgzame
vrouwtje zelf lag in de bedstee, het houten
been stond er naast, 't Semiartsje informeerde
vriendelijk uitvoerig... het was immers te
vroeg, de afspraak was immers begin Januari?
Arie beweerde met redenen dat het
kind te joeg kwam, maar Alida zei rustig:
nee hoor, 't werd tijd."