De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 24 mei pagina 3

24 mei 1914 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

24 Mei '14. No. 1926 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BOUWT TE NUNSPEET Mooie boschnjke terreinen. Spoor.Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.ij .DE VELUWE", Nunspeet. GRANDS .VI'NS DE OHAMPAGNEl Rerrier-Juef . . Cogce&ión'riaipes; ? | Sauter &Polfs,Alaastncht; Voor eerste klas PIANO 10 JAAR ' GARANTIE M v Ned Tricotfahriek V AI TON KUNST5PELenELECTR:PIANO'5.VLEUCELS,5HETAD»B 7ONFN Amtf/rHarn «F-KESSELS'KON.FABRIEK. TILBUR»ZONEN. Amsterdam. VRAAGT CATALOGUS - OOK TCHM<JHB£.TiU.lk Verkrijgbaar bij: N.V. Manufacturen Magazijn K HET ANKER", uitsluitend geve&tigd: 49 Veenesiraat en Heulstraat 27, DEN HAAG. SPECIALITEIT IN UITZETTEN E* UITRUSTINGEN. Monsters, geïllustreerde prijscou ranten en attesten zenden gaarne ALLEN DRAGEN Kousen en Sokken van WICHER JANSEN UTRECHTSCHE TRICOTA6E FABRIEK UTRECHT. AVIATA" Garantie Kousen en Sokken Gegarandeerd voor 6 maanden. Wij verstrekken gaarne adressen van wederverkoopers. N.T. EERSTE NED. FABRIEK VAN ASBESTCEMESTPLATEH Martinit". MAETINITPLATEN zfln: brand-, trek- en krimpvrQ. Vraagt prfjxeu en monsters. ADRES: Crnqiusweg 113, Amaterdam. a/d TAUiMJ*. 1913, 55 Artsen ter plaatse, 35000 Kurgasten, 480.000 Baden. Seizoen: 15 April tot 15 Oct. Gedurende het geh. jaar drinkkurenen baden.Prosp. Geschaftszimmer Kurhaus en intern. Verk.bur. Amst., Raadh.str. 16, Den Haag, Papestr.5. Beroemd door heilz. result. bij hartziekten,r!.eumatiek, jicht, ruirgemerg, zenuw- en yrou>venz.,langz.lierst.,8cropliuloce,enz. 1>E AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 1.65 per kwartaal Ongelukken O C E /Vil Aansprakelijkheid ROKIN 151 - AMSTERDAM Ziekten Automobiel METZ&C AMSTERDAM 'S CRAVENMACE ZEMDEM FRANCO STALEN VAM CLONA CRAPE EEN NIEUWE LICHTE DOORSCHIJ NENDE WOLLEN CREPESTOFVOOR BLOUSES & JAPONNEN IIOC/MBREED IN 10 FRAAIE KLEUREN n I.6S PER MTR EENICE VERTEGENWOORDIGERS IN HOLLAND VAK LIBERTY&C O LTD AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland: J. LEONARD LANG, Statlliouder-i-iltacle, AMSTERDAM. op RIJWIEL., RIJTUIG, en AUTOBANDEN waarborgt soliditeit. ,,, Fabriek Hevea, Hoogezand (Groningen.) IIIMIIIIIIIIIIMHIIIIIIIIMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllMHUHii,,,!! weggeschoten en met Java was 't gedaan. Of zullen wij in angstige spanning de hulp van anderen inroepen? Doch materieele hulp staat in zoo'n geval gelijk met oorlog. Wie zou zich daartoe leenen? Waarschijnlijk zou men de tusschenkomst van England mogen verwachten. Maar die zou zich om 't Japansch verbond moeilijk verder kunnen uitstrekken dan tot 't verleenen van goede diensten; tenzij Japan het in zijn overmoed reeds dadelijk op eene groote macht in den archipel gemunt had. 't Zou tevens eene belemmering zijn voor 't optreden van Duitschland en de Vereenigde Staten, en in geen geval een gemeenschap pelijke actie dezer drie mogendheden toelaten. Daarom zou ons niets anders overblijven dan oorlog of onderwerping. Wij zouden ons dus onderwerpen, indien de voorwaarden niet al te onaannemelijk waren. Om de groote belangen van die machtige rijken in 't Verre Oosten zou de indringer zich ten slotte niet al te onhandelbaar toonen. In elk geval zouden wij tenminste een klein deel van ons om vangrijk gebied moeten prijsgeven. Eens daar gevestigd, zou hij zich rustig op den grooten slag kunnen voorbereiden. Hij zou niets onbeproefd laten om onze positie te ondermijnen en, als 't oogenblik van hande len daar was, alles doen om ons tot den strijd te prikkelen. Dat zou voor hem niet meer een oorlog zijn op grooten afstand onder moeilijke omstandigheden, maar van nabij onder de gunstigste voorwaarden; een oorlog, waarin wij zonder bondgenooten onvermijdelijk ten onder zouden gaan. Waar verwikkelingen opzettelijk worden uitgelokt, valt op arbitrage niet te rekenen. Bovendien geldt bovenstaand geval eene lied. Kee klopt tweemaal zachtjes op de deur en spitst onwillekeurig het oor om je ja' te vernemen, dat haar verlof geeft binnen te komen: ik hoor je ja" allerbekoorlijkst! en kan dan nooit nalaten te glimlachen, om dat ik je al zie, uitgestrekt op den rieten stoel met de voeten op elkander, de handen vast aan de armleuningen, het hoofd gebogen en den blik naar de deur. Ja, ik weet het, omdat ik het zie: je bent gelukkig, als ik kom en ik geniet van je blijdschap, met een altijd weer nieuwe verwondering, omdat ik nooit geloofd zou hebben zoo gemakkelijk aan een ander wezen eenig genot te kunnen geven, omdat ik nooit geloofd zou hebben, ook maar n oogenblik te kunnen genieten van een zoo oprechte en zoo simpele vreugde. In den grond verzoen jij, Maryke, me met de men schen, met het gewone leven. Ik begin zelfs te twijfelen aan de theoretische wereld, die ik me gevormd had door een afmattend distilleeren van gedachten, en waarin ik leefde; ik begin me te overtuigen, dat de menschelijke verhoudingen en hun zedelijk leven eenvoudiger dingen zijn dan ik dacht: of liever ik vergeet in jouw vriendschap mijn zware gedachten en bouw me weer een meer naïeven aard op. Neen, ik zou je nu nog niet kunnen zeggen, of deze nieuwe jonkheid mijn oud ik" zal kunnen dooden, dat al zoo rijp en roerig was, maar ik kan je met zekerheid bevestigen, dat ik in jouw nabijheid geen enkel heimwee heb; ik ben onbewogen als dit huis. Ik zet me dicht bij je neer en houd je hand tusschen de mijne. Je lacht, hè? Waarom lach je? Je weet het niet. Koud, hé? Ja, koud. Je zuigt den luchtgolf in, dien ik van buiten meegebracht heb en die naar sneeuw aanvoelt. Hoe zie je, dat ik het koud heb ? Ja... ja... ik zie het... in je oogen!... Die glimmen zoo. Hi... hi... Je tandjes glimmen heel wit onder je bekoorlijk opgetrokken lip: je stem en je lach klateren als zilver uit je keel zonder ? .^.in den rnqnd.gearticuleeid te worden..,,. zaak, die zoogenoemd de nationale eer en levensbelangen van 't Japansche volk zou raken en daarom alle arbitrage uitsluit. Trouwens Japan heeft met zijne besliste weigering op onze uitnoodiging tot 't sluiten van een arbitrage-verdrag duidelijk genoeg te kennen gegeven, dat het zich voor zekere gevallen niet de handen laat binden; dezelfde gedragslijn die Duitschland in Europa volgt. Mag veilig worden aangenomen, dat onze koloniën in hun volle uitgestrektheid niet te verdedigen zijn, dan is de vraag geoorloofd, of het niet tijd wordt om zich van het teveel te ontdoen. De bezittingen buiten Java en Sumatra in oorlogstijd zoo noodig" opofferen, lijkt mij geen gelukkige gedachte, daar die juist den gevreesden oorlog zullen uitlokken. In onze centrale stelling kunnen wij ons sterk genoeg maken om een eigen dunkelijk optreden van vreemde indrin gers te voorkomen of dadelijk den kop in te drukken. Dat is evenwel niet 't geval met de buitenbezittingen, waar ons gezag slechts even voldoende is om den inlander in bedwang te houden; voorloopig althans. Om die reden moeten wij ze opofferen, vór 't te laat is. Men stelle zich onze positie niet te gun stig voor! Zich vleien met de gedachte eener onvermijdelijke tusschenkomst van geinterresseerde mogendheden is een wissel trekken op eene zeer onbetrouwbare toe komst. Kan men zich niet 't geval denken, dat de politieke toestand in Europa en het Verre Oosten eene belangrijke verandering ondergaat? En zoo er bijstand verleend wordt, zal dan ons gezag onaangetast uit den strijd te voorschijn komen? Zullen wij niet veeleer met de mooglijkheid, ja, waar schijnlijkheid rekening moeten houden, dat men ter verzekering zijner eigen positie de onze aanmerkelijk verzwakt; die aantast, waar men ze juist zoo gaarne in haar volle kracht wenschte te handhaven? Ontdoen wij ons daarentegen van alle bezittingen buiten Java en Sumatra met bijbehporende eilanden, dan zal men reeds dadelijk het groote gevaar van een conflict met Japan en daardoor de kans op een gevaarlijken oorlog tot een uiterst klein minimum kunnen beperken. Wat wij prijs geven, zal niet alleen onze positie verster ken door den moreelen steun van nieuwe vriendschap; doch vooral door de mooglijk heid om alle aandacht en krachten te wijden aan wat nu reeds inderdaad als hét koloniaal rijk wordt beschouwd. De kans op schending onzer neutraliteit en de gevaren daaraan verbonden zullen tevens verminderen, wanneer wij onze macht op een kleiner gebied kunnen concentreeren. Engeland, de Vereenigde Staten, Duitsch land en Australië zijn mijns inziens de aan gewezen mogendheden om de eilanden over te nemen, die voor ons slechts van geringe waarde zijn en 't nadeel hebben van onze krachten te versnipperen. Wij weten toch allen, dat het ons aan de menschen en het geld ontbreekt om het uitgebreid gebied ooit naar behooren te exploiteeren; dat Java en Sumatra met toebehooren meer dan ge noeg is voor onze kracht. Waarom ons dan altijd aan een bezit blij] ven vastklemmen, dat meer schijn is dan werkelijkheid; waarop wij geen hooger aan spraken kunnen doen gelden dan het formeele recht! Wij, kleine natiën, hebben altijd den mond vol van het verachtelijke, immoreele Kunnen we een beetje zoo blijven zitten praten? Ja, zoo zittend... Later zal ik opstaan om thee te zetten... Hu... Hu... De insluithaard brandt rood tusschen het zwart marmer van den schoorsteen. Men is zoo dicht bij het bulderen van den wind; men is midden in het beangstigend woeden der elementen, ook in deze kamer, die zoo heelemaal afgesloten is in de mollige warmte van haar tapijten, gordijnen, groote leun stoelen van gebloemd trijp; waar alles on beweeglijk, alles stil is, alle geluid gedempt door dringt als uit eindelooze verte. Men ziet door het breede glasraam de zee, die zich dwaselijk werpt op het zand, schuimend, men ziet de witte en loodkleurige wolken vochtig elkaar vervolgen langs den hemel, maar het lijkt of het onbepaalde, lange, eentonige, gelijkmatige ruischen, dat we hooren, komt van verdere streken, de stem is van een onbekende eeuwigheid. Zie, ik voel het allerduidelijkst; als ik meester was over den tijd, zou ik, zonder aarzelen, deze oogenblikken verlengen tot al geheel mijn beslaan: want Maryke, het is zoet in deze wieg te slapen. Laten we babbelen. De grootste dog, ineengerold op een tijgervel, dat niets levends aan zich heeft dan twee gele glasoogen, ademt zwaar en gromt van tijd tot tijd in den slaap. Misschien droomt hij van een bloedig toernooi, bliksemend van grijnzende tanden: nu eens klaagt hij, dan weer slaan zijn flanken als h;igende paardenschoften en wordt zijn adem een snel snuiven. Op eens springt hij op met een geweldig geblaf? Waar is de vijand ? Hij blijft stil met open oogen, vol schrik en woede, vast op zijn vier pooten. Roy!... roept Maryke, die een ril ling van schrik heeft gekregen bij dit vreemde tooneel, en de hond, verward, bijna be schaamd om zijn belachelijke woede rolt zich weer op zonder te letten op het roepen van de vrouw. Het wordt weer stil. Men weet "de klok; maar misschien trillen door de wanden weerkaatst nog de laatste luchtgolven na, die het zoo verschrikkend en onverwacht geblaf in de atmosfeer in hevige beweging gebracht heeft ., MARYKE'S AR Waarom verlieten we toch het strand heelemaal wit van sneeuw en schuim, de zilte winden, zuiver van ziektekiemen, het driftig zwerk, dat zich neerslingert om op de aarde de klagende stemmen te verstrooien van de menschen, die jammeren om kleine smarten ? Maryke liet de ar optuigen, bepluimde het paard als voor een feest; toen stegen we op en hurkten samen als in den hollen dop van een grooten noot. Het voertuig gleed over de ijsbaan en de bronzen klokjes galm den tusschen het zachtere tinkeien der tallooze belletjes door. Het geluid, opsprin gend met den stap van het paard, weerkaatste eerst rumoerig tusschen de straatjes van het dorp: riep de huisvrouwen op den drempel of voor de ramen, deed in zwermende jon gens aanloopen, die naderden onder een luidruchtig klompengeklepper. Later, toen we op de open vlakte uitreden, verwijdde en verloor het zich, als een jubellied, door de wijde mollige sneeuwstilte. Een strook van den hemel was vrij en blonk van azuur, tusschen de blanke, luch tige wolken. Een zonnestraal zwierf hier en daar onzeker rond, als verblind door den ongewonen glans van zijn weerkaatsing. Dat vreugdig getinkel door de fijne lucht, dat stuk lachend azuur, die straal dronken van eigen licht, te midden van de witte zee van de vlakte, zeiden mij, dat ook de dood schijn is, dat n enkele vonk een heele in grijze lijkwa gewikkelde wereld kan doen herleven, dat dood verwachting van leven is, dat alles herboren wordt. En de slaperige verveling van het gesloten huis en van de halfgesloten oogen achter de ramen, terwijl uit den hemel traag, me lancholiek de sneeuw viel, vervloog en in mijn hart ontkiemde weerde hoop, schuchter groenend in défrissche sneeu wkoélte, die eener politiek van macht boven recht. Maar is het zooveel beter, de macht van het for meele recht ten spijt van rede en billijkheid tot het uiterste te handhaven, ze tot 't on aantastbare heiligdom van zijn bekrompen egoïsme te verheffen? De hedendaagsche maatschappij is gelukkig tot het betere inzicht gekomen, dat bezit zijn hoogen rechts grond enkel en alleen ontleenen kan aan den wil en het vermogen om het dienstbaar te maken aan de belangen der menschheid. Het moet verdiend worden. Wie de afwezig heid van ethische beginselen in de groote politiek veroordeelen, mogen niet vergeten, dat zij overal de ethiek dienen te huldigen in hun eigen politiek, waar de eischen van het nationaal bestaan er zich niet tegen ver zetten ; wat te meer klemt, als het veelbegrepen algemeen belang er bij gebaat is bovendien. Het moge zwaar vallen, zijn chauvinisme te overwinnen. Doch, wie om de toekomst zich losmaakt van 't verleden, doet beter dan wie om de bekoring van 't verleden de eischen van het heden en de toekomst miskent. Laten wij het Vrede door Recht" in zijn hoogeren zin eens zelf toepassen en door eene daad van wijsheid en zelfver loochening de wereld toonen, dat wij den vredestempel waard zijn, dien zij op onzen grond aan de broederschap der volkeren heeft gewijd. De beteekenis van een klein volk ligt in zijne moreele kracht. Rotterdam H. J. P. A. KiERSCH met dauwigen adem in de notedop ons, nu wél dan niet den ademtocht van de vlakte tegemoet dreef. Ik wendde me om naar Maryke en zij, al heelemaal gedrukt tegen mijn zijde, be spiedde mij, terwijl mijn blik, mijn gedachte naar binnen zwierf; ze zag me glimlachen en glimlachte ook; ja, met de oogen lachte ze en straalde van liefde. Onze armen, die zoo dicht bij elkaar waren, verstrengelden zich als lianen, onze lichamen voelden elkaar leven, vlak tegen elkaar in de notedop, onder het dek. Het kleine, warme nest gleed snel over het kristal van den weg, gedragen op twee glimmende armen en liet achter zich een dubbel kielzog van suiker, geraspt door het staal. Geestig galmden de klokjes en tinkelden de belletjes. Het scheen ons, of we in die dop vrij zweefden ontheven aan tijd en ruimte, of we beweegloos gleden in een eeuwigheid zonder smart en zonder vreugde, maar zalig zoet. Lang keken we elkaar zoo aan, verward, zonder te spreken: toen zij dat doen wilde en de lippen bewoog, boog ik, voor den eersten keer, het hoofd en sloot haar lippen tusschen de mijne. Ik voelde haar handen gedrukt op mijn nek. Hoe lang bleven wij in dat nest van liefde ? De molens defileerden van nabij of van verre en wenkten met de wieken. Ik groette ze in mijn hart, zonder te weten waarom, als met een laatst vaarwel. Aan het station stapten we uit. Waarom keek ons de heele grauwe menigte, die zich verdrong aan den ingang, zoo aan? Het was de eerste keer, dat ik met Maryke te midden van het rumoerig leven der men schen kwam. Terwijl zij de kaartjes gaf aan den controleur hoorde ik de belletjes van de ar, die wegreed en ik voelde een prop in mijn keel. Een innerlijke aandrift vermaande mij het gehandschoende handje tegen te houden, de ar na te loopen om haar terug te roepen en weer te keeren naar he,t strand. Ik deed het niet. Zij glimlachte tegen mij. We traden binnen. De grauwe Tentoonstellingen en Veilingen IN DEN KUNSTHANDEL BERNARD DE VRIES, AMSTERDAM, N. Spiegelstraat 45, zal van 18 Mei?15 Juni een tentoonstelling gehouden worden van schilderijen, aquarellen en teekeningen van Herman Meerkerk. IN 'T BINNENHUIS, AMSTERDAM, Raad huisstraat 98-50, worden van 18Mei?20Juni tentoongesteld houtsneden van Huib Luns en litografieé'n van S. M o u l ij n. IN J. H. DE Bois' KUNSTHANDEL, HAAR LEM, Kruisweg 68, zullen van 15 Mei tot 15 Juni zijn tentoongesteld schilderijendoor F. Hart Nibbrig en H. J. Wolter en etsen door Edouard Manet. * * # Inhoud van Tijdschriften De Nieuwe Tijd, no. 5: S. J. Pothuis, Werkloosheid-rapport staatscommissie (slot). Dr. W. van Ravesteijn Jr., Intern, ver houdingen (Het j-ijk van het midden na de revolutie) (slot) A. W. Ijzerman, Jacobus II : 14 (l). P. J. de Bruine Ploos v. Amstel, Het witte schrikbewind. Parous, De klasj senstrijd van het proletariaat I (vertaling van Johan Visscher). C. C. H. de Visser, De toestand van het loon proletariaat in het bakkersbedrijf en de staking te 's-Gravenhage. R. v. W., Overzicht der tijdschrif ten. Rektifikatie. Onze Kunst, Mei '14: J. Six, De Rommel potspeler van Genève. Ary Delen, Kunst van heden. Tentoonstelling van 1914 te Antwerpen. J. O. Kronig, Een onbekende Rembrandt. Kunstberichten. Tentoon stellingen. Varia. Personalia. IIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIIII menigte trok zich met hooggeheven handen op aan den trein, verdween in zijn buik. Ook wij slapten in. Maryke, waarom heb je me mee wil len nemen? Ik zou je in de eenzaamheid afgewacht hebben. Waarom me te doen terugkeeren onder de menschen, terwijl daar ginds, tusschen de boomen, in mijn hart een nieuwe poëzie ontbloeide? Als geestverschijningen trokken, in de vlakte, de kerktorens voorbij; geestverschij ningen van herders ingeslapen te midden van kudden huizen. Rechts, als geslepen klingen, glommen de sloten; ze braken met scherp flitsen, in de verte, den sluier van nevelen op den einder. Dikwijls viel de dichte adem van de hijgende machine, neer geslagen door den wind, over de vensters, en het vizioen werd onderbroken, verduis terd ; toen de rook ijler werd, zag men een schaar meeuwen er tusschen opgaan, ver schrikt klapwiekend. In de koude avondschemering vertoonde zich Haarlem als een verlaten of slapende stad. Het leek, alsof de Kathedraal, hoog opheffend haar geweldigen ijzeren bol, aan den wreeden beet van de vorst, die de aarde verstikte, het zinnebeeld van de heilige bloem der landstreek wilde ont trekken. Maar onder het witte laken zag ik, in het veld, duizende en duizende tulpenzielen, opgesloten in den vleezigen bol, gereed uit te botten, bij de eerste warmte, in een jubel van bonte, lachende verven. Ook de dood is niet dan schijn , herhaalde ik me zelf, om me te overtuigen, maar Maryke aan ziende bemerkte ik, dat zij zich van mij verwijderde, omdat onzichtbare draden haar reeds verbonden aan de stad, die ons wachtte. Een grauwe verdrietelijkheid daalde langzamerhand in mij neer, terwijl buiten de vormen, de kleuren begonnen samen te smelten in de droeve schaduwen van de schemering * # *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl