De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 7 juni pagina 5

7 juni 1914 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

7 Juni '14. No. 1928 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VROUWENRUBRIEK III l imilHIIIIHIIUIHIMIMI Een goed advies? Het is het rapport Het leerlingwezen, rapport der commissie, benoemd door de Verèeniging tot bevordering van de Vak opleiding voor handwerkslieden in Nederland, dat mij ertoe brengt de vraag te stellen of er door die commissie een goed advies is gegeven voor de opleiding van hen, op wie het boekje voornamelijk het oog heeft. Het betreft toch de groote categorie jon gens en meisjes, die geen school voor vak opleiding bezoeken en die toch in fabriek en werkplaats enz. een ambacht eigenlijk uitoefenen. De commissie wil voor hen een wet met toezicht op die werkplaatsen, ver plicht aanvullend en vakonderwijs enz. Gaarne wordt door mij hulde gebracht aan den arbeid door die commissie verricht, er was een omvangrijke materie van ge gevens te verwerken door de antwoorden op de vragenlijsten gaarne wordt tevens erkend, dat het een alleszins lofwaardig pogen is om de vele jongens en meisjes .verstoken van eenig vormend onderwijs na de lagere school, te helpen. Dit kan echter erkend worden, doch tevens de vraag gesteld of de commissie in dat streven zich niet te Veel heeft laten leiden door de be staande toestanden zonder den wortel van het kwaad eenigszins aan te tasten in haar rapport. Wel toch wordt er in anderhalven regel van het boekje (blz. 16) meegedeeld, dat bij velen, welke de vragen beantwoordden, de wensch duidelijk spreekt tot verlenging van den leerplichtigen leeftijd," maar in haar conclusies laat eigenlijk de commissie dien wensch geheel zonder onderstreping ha rerzijds. Integendeel! We lezen: .Voor meisjes uit de volksklasse, die den dag of een gedeelte ervan in een of anderen werkkring doorbrengen of door onoverko melijke huiselijke bezwaren van geregeld voortgezet onderwijs verstoken zijn, zullen schoolwerkplaatsen in bepaalde volksbuurten moeten worden opgericht, waar zij het dan niet zoo volkomen als op de dagvakschool toch zoo goed mogelijk door ervaren leeraressen op de daarvoor het ge schiktst blijkende tijden, lessen kunnen wor den gegeven in die vakken, waaraan jeug dige vrouwelijke arbeidsters, dienstboden en toekomstige huisvrouwen, zoo groote behoefte hebben. Immers de huiselijke omstandigheden vereischen - dikwijls de hulp van het meisje thuis, of wel de geldelijke inkomsten kunnen niet gemist worden, zoodat het dan voor het geheele leven verstoken blijft van eenig ander onderricht, dan dat het tot het 12e jaar op de lagere school heeft ontvangen. Om welvaart, gezondheid, tevredenheid en daardoor geluk te brengen in het gezin van den ambachtsman, is het noodig dat de vrouw, of liever het meisje, in haar jeugd gewezen worde op al datgene, wat die gunstige levensvoorwaarden kan bevorderen. Want niet alleen de arbeidster, de naaister, de dienstbode enz., maar ook de toekomstige huisvrouw en de aanstaande moeder van een gezin eischen meer zorg en meer voorbe reiding, dan men tot nu toe er aan besteedde of waardig keurde. Gelegenheid zal daarom moeten worden gegeven voor alle meisjes die de volksscholen verlaten hebben en geene andere onder wijsinrichtingen bezoeken, om gedurende minstens twee jaar: verplicht aanvullend onderwijs te ontvangen. Van dit onderwijs, verstrekt op een leef tijd, waarop het meisje meer beseft welke voordeelen dit haar kan brengen, zijn beslist betere resultaten te verwachten, dan van het op zeer jeugdigen leeftijd geleerde. Ontdekt men bij het kind, dat de practisch IMnMtlllllllllllllllllllllllllltllllMIHIIIIIMMHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIllMIMIHIII UI T DE NA TUUR lllttMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIItlllllHHIIIIMIIIIIIIIIIIIimilllllllllllllllllimilllllll DLXXXIII. De Schelpenverzameling in Artis Mijn aansporing om de groote collectie schelpen in de bovenzalen van Artis eens wat meer aandacht te gaan schenken, dan er tot nu toe zelfs door de leden" aan gewijd werd, zou zonder eenige nadere in leiding stellig weinig nut hebben. Hoe schitterend deze uitstalling ook is, het is een tentoonstelling als elke andere op een speciaal gebied. Voor den leek is er te veel gelijksoortigs bijeen; daardoor is het onderscheiden moeilijk en de belang stelling der kijkers duurt niet lang. Alleen zij die er wat moeite en tijd voor over hebben, komen er allengs wat dieper in; en dan stijgt de belangstelling snel; doch zonder hulp of aanwijzing zal dat slechts bij enkele, van nature met een onderzoekingsgeest bedeelde menschen het geval zijn. In dit geval echter is een kleine aanwij zing al voldoende, om wegwijs te worden in de lange en schittende rij van natuur producten, waarlangs het oog van de bezoe kers ongetwijfeld met welgevallen zal glij den; en waar de wandelaar ook wel eens tot stilstaan zal worden genoopt door een buitengewoon mooi of zonderling weekdierenhuis. Laat mij eerst even herhalen, dat alleen een stelselmatig bekijken van de col lectie eenig nut heeft voor wie er meer uit wil halen, dan een kwartiertje van schoonheidsgenieting. Ik zou mijn lezers, stad- en landgenooten, waaronder er ongetwijfeld zeer vele zijn, die dezen zomer de Amsterdamsche dier gaarde zullen binnenstappen, bij dit bezoek willen aanraden: wacht met naar de schelpen te gaan niet, tot ge doodop bent van het IPorceleinslak of Zeekat op ingerichte schoolwerkplaatsen bezoekt, veel aanleg, dan kan haar weg leiden naar Vak school, Industrie- of Huishoudschool enz." Nu is het, het werd reeds hierboven gezegd, een zeer lofwaardig streven om die kinderen te helpen. Maar gebeurt dit inderdaad, wanneer het als iets heel gewoons voorgesteld wordt, dat een meisje van twaalf jaar den heelen dag zal kunnen en mogen werken om daarna nog lessen te volgen? Denkt men dan, dat zoo'n kind een steeds rekbaar uithoudingsvermogen heeft tot wer ken en opletten? Van welke waarachtige vorming kan er sprake wezen, waar lessen gegeven moeten worden aan kinderen, op wier jonge schouders een veel te zware dagtaak reeds rustte? Die kinderen zijn slechts te helpen door verlenging van den leerplichtigen schooltijd tot het veertiende jaar. Voor die dertien- en veertienjarigen zou het overdacht kunnen worden of zij eenige elementaire vak kennis zullen opdoen op die school zelve. Maar een toestand scheppen, waar het kind op het twaalfde jaar van school zal mogen blijven gaan ? Maar ouders en opvoeders steeds meer in de verzoeking gaan brengen om hun jongens en meisjes op het twaalfde jaar in het leven te sturen met het vakschoollje 's avonds ? Is dat niet een maatschappelijken toestand steeds bestendigen, waar alleen een langere leerplichtige leef tijd verlossing kan brengen ? Een kind van twaalf jaar hoort alleen nog het gewone lagere onderwijs te volgen. De praktijk van het vakonderwijs zegt het glashelder. Men moet er met leerlingen werken van zeer geringe ontwikkeling, men moet jongens en meisjes al in het ambacht, het leven laten gaan op een leeftijd, dat zij nog in elk op zicht steun en toezicht noodig hebben. Met de beste bedoelingen wordt eigenlijk voor de echte volksopleiding door de com missie het paard achter den wagen gespan nen. Laat men herhalings- en aanvutlingsonderwijs aan ouderen geven, maar het twaalfjarige kind hoort op de school voor zijn vorming. Voorts komt er in het rapport niet scherp en helder genoeg uit, dat een vakonderwijs, als door de commissie bedoeld, niets dan een surrogaat is van de echte vakvorming. In onzen tijd kunnen slechts op de school de grondslagen voor de ambachtsvorming gelegd worden, of men zich de werkplaats, die den overg'ang vormt tot den betaalden arbeid, aan de school verbonden denkt of in de gecontroleerde, door een gewonen patroon beheerde werkplaats. Die school heeft echter haar leerlingen in de daguren noodig, als leeraar en leerling beiden zoo frisch mooglijk zijn en het meest geschikt dus tot het aan brengen en verwerken der leerstof. Wat lezen we echter in het rapport? Dit: De Commissie schaart zich aan de zijde van hen, die, waar deze mogelijk is, de schoolopleiding als de meest verkieslijke beschouwen. Waar de vakscholen tot op heden in den regel worden bezocht door de kinderen van hen, wier financiëele draagkracht zulks ver oorlooft, terwijl dikwijls voor de kinderen uit groote gezinnen het bezoeken dier scholen met zoo vele moeielijkheden gepaard gaat of gewoonlijk onoverkomelijke bezwaren met zich brengt, zal in de toekomst de school de plaats zijn, waar de meer uitgelezen krachten worden opgevoed en onderwezen, onafhankelijk van de financiëelen draag kracht der ouders. Jongens en meisjes, wier verstandelijke en lichamelijke vermogens, aanleg en ijver zulks aanwijzen, zullen in de eerste plaats in aan merking moeten komen bedoelde scholen te bezoeken, terwijl de onvermogenden onder deze. in staat moeten gesteld worden het onderwijs te volgen door het beschikbaar stellen van beurzen, ondersteuning, kostelooze plaatsing enz. De regeling van het Leerlingwezen" zal evenwel voor de jeugdige werkkrachten, die in het algemeen in de werkplaats hunne opuiiiiiiiiiiiimiMiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiMiiiMiir<tn uut iiiiiiiiiui slenteren door den tuin; dan zijt ge niet in de stemming om naar waarde te schat ten, wat u daar boven de restauratie tusschen de opgezette beesten, aan schelpenschoonheid en schelpenvariatie wordt geboden. Neem eerst, liefst na de hartsterking be neden, daarboven een overzicht door een rondwandeling. Begin met de zaal rechts, dan krijgt ge het mooiste het laatst onder de oogen en is de herinnering later het aan genaamst. Daarna eerst komen in de groote zaal links de vitrines aan de beurt. Ge zult zelf dan al wel opgemerkt hebben, dat im Groszen und Ganzen" er tweeërlei hoofd vormen zijn: het slakkenhuistype en het mosseltype ; hoe gevarieerd en zelfs gemas keerd die ook zijn, met eenige moeite haalt ge ze er bijna overal uit. Niet overal dus, maar dat zijn de uitzonderingen, de bizarre en niet de minst belangwekkende vormen. Een indeeling naar den vorm is dus wel mogelijk; naar de kleuren niet. Zooals ik u de vorige keer al zeide, er bestaat geen kleur of tint, op een enkele blauwe na, die niet vertegenwoordigd is; afgezien nog van de speciale kleurteekening, vaak en relief, op de schelp en soms in de schelp. Begint ge dus in de zaal rechts van den ingang bij de vitrine boven den steen met ingeboorde dadelmossels, en wandelt ge ook daar met de zon, dus rechts om, dan krijgt ge eerst de zonderlinge zeegrasmossels en dan de bij ieder bekende oester en mosselvormen. De exemplaren zijn grootendeels vol ledig, dus doosjes of doubletten, twee schelpen nog door den elastischen slotband verbon den, zooals bij het leven van het dier. Hier en daar ligt de binnenzijde van een of van beide schelpen bloot om het slot en de spieraanhechtings-plaatsen en soms ook den indruk van den mantelrand van het dier te laten zien; het verloop en vooral de vaak aanwezige bocht er in (de sinuspallialis) zijn voorname herkenningsmiddelen bij het be palen van vele soorten. Bij die bocht treden bij het levende dier de achterwaartsgerichte adempijpen uit de schelp. Maar over het inwendige later weer eens; eerst over de schelpen. Er liggen zeer platte, zeer langwerpige en zeer bolle doosjes, de platte vooral die met n zeer vlakke kleinere schelp wijzen er als regel op, dat het dier dat ze bewoonde, een vastgeplakte levenswijze voerde, zooals een oester dat na zijn prille jeugd gewoon is. De langwerpige duiden op een langzaam wandelend leven, een voortschuiven met den mossel-voet door het losse zand of het slik; de bolle, zooals de hooge kokkels of hartschelpen behooren leiding ontvangen, eene theoretische oplei ding in den vorm van aanvullend vakonder wijs moeten waarborgen en eenige zekerheid moeten in de hand werken, dat in de werk plaats de practijk van het ambacht vol doende door den leerling wordt beoefend en geenerlei diensten van hem worden ge vergd, die buiten eenig verband staan met het uit te oefenen vak." Is er niet een groote tegenstelling, wensch ik nadrukkelijk te vragen, tusschen die drie eerste regels van het door mij aangehaalde citaat en hetgeen er volgt? Waarom die opleiding tot het ambacht onder zoo goed mogelijke voorwaarden alleen beperkt tot de uitgelezenen? Het is taak der overheid om toe te zien, dat alleen zij zich aan een zeker ambacht wijden, die lichamelijk daarvoor geschikt zijn, zoodat de jongen met aanleg tot tuberculose niet typograaf bijv. of kleermaker wordt. Maar voor de rest? Is het niet de eenige waar borg voor volksontwikkeling, dat een kind, hetwelk om vakonderwijs komt vragen, dit krijgt onder de beste voorwaarden, ook als het niet tot de uitgelezenen" beheort? En wie zal uitmaken waar de schare van die uitgelezenen begint en eindigt? Komt men er dan niet steeds meer achter, dat de hand opvoedster is van ziel en lichaam en indi vidu en ras tot hooger peil rijzen met nauwgezette vakvorming? Maakt het niet den indruk, alsof de com missie die zoogenaamd niet-uitgelezenen zoo min mogelijk in de gelegenheid wil stellen om zich tot goede arbeiders op te werken ? Zij behooren al volgens haar tot de oeconomisch zwaksten, tot hen, die moeite hebben om er de volwassenen van te over tuigen, dat er een werker in hen steekt. Lijkt het nu niet zonderling, dat men die jongens en meisjes, die twaalfjarige kinderen wil helpen door vermoeienden loonarbeid op den dag en nog meer vermoeiende lessen 's avonds ? Wel bizonder uitgelezen" zullen die leerlingen moeten zijn om de poorten van de dagschool voor zich te doen openen, want aan het slot van het eerste door mij overgenomen citaat, zal het avondschooltje moeten bewijzen of de kinderen genoeg aanleg bezitten om bijv. het dagonderwijs te volgen op de meisjesvakschool. Blijf maar eens als kind uitgelezen," bewijs grooten vakaanleg te bezitten, als er van de jonge hersenen, het groeiende lichaam veel te veel gevergd wordt! Waar is er sprake met de regeling, door de commissie voor al deze kinderen voor geslagen van barmhartigheid, helpend opvpedkundiginzicht? Er kan met een derge lijk onderwijs op zijn hoogst sprake wezen van wat filantropie, maar geen weg wordt aangewezen, dien de wetgever zou mogen inslaan. Want een wettelijke regeling hoort waarborgen te bieden voor het opvoedkun dig-beste. Voor al die uitgelezenen" en niet uitgele zenen," voor al die kinderen is leerplichtige leeftijd tot het veertiende jaar het eerst noodige op een lagere school, zoo ingericht dat handenarbeid, in den paedagogischen zin van het woord, er een integreerend deel van uitmaakt, zoodat de handenarbeider der toekomst zich zijn gave k bewust wordt. Met die school en deze leerlingen blijft het avondvakonderwijs niets dan een surrogaat voor vakvorming. Die kan alleen op de dagschool tot haar recht komen. Zij heeft de taak overgenomen van de werk plaats der eeuwen, die voorbij zijn en waarin het ambacht tot een ontwikkeling kwam, nog steeds niet in onzen tijd bereikt. Vak onderwijs is volksvorming in alle lagen en alle graden van begaafdheid. Dit onderwijs eischt het kind geheel op. De avondschool mag nooit dus het type worden, alleen uit zonderingsgeval voor oudere kinderen, die niet op andere wijze te helpen zijn. IDA HEIJERMANS Bonte Triton op 'A dikwijls aan dieren, die zich met sprongen door het water bewegen. Vele zult ge er aantreffen, oestervormen ook, inzonderheid Spondylus, met een macht van punten en stralen bezet, of als een stekelvarken bepiekt; dat zijn gewoonlijk dieren, die in de branding leven. Daarnaast vindt ge de mooie pareloesters met echte parels erin. De kleuren zijn hier mat, daar fel, ginds flauw in het grijze of neutrale; dat wijst weer op diepte verschil. Zoo valt er steeds te denken aan het leven van het dier, ook al is het alleen door zijn steenen huis ver tegenwoordigd. Het hoofd-type van de andere zaal is het slakkenhuisje, en in dien bouwtrant heerscht de spiraal, niet de parallelle lijn, zooals bij mossels en oesters. Het is heel gemakkelijk iemand, ook een kind een goed denkbeeld te geven van de eenheid in de oneindigheid, die ge daar in de linkerzaal voor u krijgt. Eenige korte draadjes garen, wat stukjes dik papier of karton (zoo mogelijk gegrond), een paar spelden of naalden en een scherp puntig mesje, dat is alles wat ge noodig hebt. Leg een knoop aan het eind van het draadje dat liefst zwart of gekleurd is, en hecht de knoop in het midden op het witte karton vast, steek een speld door de knoop ; dat stelt het eerste begin van het huis dat al in het ei gevormd wordt, de eiwinding of embryonaal-kamer voor, met de spil van de schelp erbij. Leg nu den draad als een platte spiraal neer; (met een natte draad op gegomd papier werkt men het gemakkelijkst). Snijdt nu langs een lijn regelmatig tusschen de draadwinding getrokken het papier door, rek het knipsel uit, dan hebt ge zooveel als een schets of liever een schema van den slakkenhuisvorm. De rondingen denkt ge er gemakkelijk bij. Ge kunt de spiraal heel klein beginnen, en dadelijk een of twee wijd uiteengaande bogen maken; z. g. n. pauciAllerlei Zomermode Hoe zouden de zomertoiletten worden ?... wat is met het nieuwe saizoen bovenal fashionable?" vroeg mij onlangs een aardig en gracieus snapstertje, dat van modesnufjes houdt. Ik had haar graag volledig ingelicht, want ik heb altijd veel sympathie voor een jong meisje, dat de zorg voor haar toilet niet gering schat. (Ik vind dit n'en déplaise de nieuwe vrouw") een vrouwelijke deugd bij uitnemendheid. Ik zag haar niettemin met lichte spotternij in de vroolijke, hel dere oogen, en zei: De zomertoiletten worden in het geheel niet hoe", er komen misschien wel totaal geen zomertoiletten: de zomer is uit de mode!" Och kom!"... zei ze met ongeloovig opgetrokken lipje en ze dwong mij tot een verklaring... Is er werkelijk wel iets van den zomer in de zwaar geplisseerde rokken met drie en vier tunieken boven elkander, de sky-craper jupes, die zich als Amerikaansche torenhuizen tegen het lichaam opbouwen. De sluik heid en slankheid zijn uit het toilet verdwenen, dat zich zwaarder en rijker en grilliger plooit dan langen tijd te voren. Modern blijft nog altijd de zoogenaamde vampyr-blouse, die zonder twijfel de charme heeft, dat zij een echte bloezende blouse is, door de vleer muisachtige ruimte onder de armen. Ze vereenigt wat betrekkelijk zelden voorkomt gracie en gemakkelijkheid, en dit zal wel de reden zijn, dat de zomermode deze origineele creatie van het voorjaar adopteert en zelfs bij het meer gekleede kostuum aanpast. Maar deze losheid en zwier en overtol ligheid zijn het motief, waarop zich nu ook alle hoofdlijnen van het zomertoilet baseeren; en om het ons niettemin in deze weelde van garneeringen en tunieken en plisseeringen en andereab-endependentiesbehagelijkte maken, zal de mode haar toevlucht moeten nemen tot zeer dunne stoffen: crèpe, voile, kant, tulle, niet sober aangebracht als garneering, maar bergen van tulle en crèpe en voile-stof, die het lichaam met vlinderachtige luchtigheid en losheid omgeven en die zoo min mogelijk de eerste les der coquetterie willen logen straffen, Qu'il faut montrer tant, qu'on en désire plus". Is het een deugd van het nieuwe jaargetijde, dat ze dit principe wat preutscher en bescheidener toepast dan de voorgaande seizoenen, hare zusters? Ik ken er wel die dit u zullen bestrijden, want, een fraai gevormd lichaam charmeerde buiten gewoon in het slanke, plooilooze, geser reerde kleed, maar het aantal van haar, voor wie dit een kwelling was, is wellicht grooter. Een der grootste deugden der fraaie jupe blijft toch ten allen tijde, dat ze geheimen verbergt en het middelmatige hult in schoonen schijn. En ziehier de (ik beken het blozend) zoete troost, welke ons ouderen van dagen de zomermaanden brengt, en dan bovendien de prachtige, soepele dunne stof fen, welke de plisseeringen voor het warme jaargetijde dragelijk moeten maken. Groote virtuositeit vertoonen de mode kunstenaars en kunstenaressen in het beden ken van verrassende sjieke en nieuwe lin gerie-toiletten, wit en in zeer lichte kleuren, soms opgehoogd met sober aangebracht borduurwerk in lichte tinten, soms de zui vere blankheid slechts illustreerend door een enkele ceintuur van zachte kleurbekoring, een rozenband, die harten bindt, Ondanks hun simpele blankheid zijn deze toiletten kostbaar, want de kant-garneeringen vinden een toepassing zoo rijk als nimmer te voren. Van garneering kan men hier feitelijk niet ns meer spreken, want wie geheel up-to-date wil zijn, moet een kleed dragen geheel van kant. En dit is wel een tyranniek besluit van moeder Mode, want alleen de zeer goed gevulde beurs kan zich deze luxe veroorloven, te meer daar zich de machinale kant zoo duidelijk onder scheidt van de echte, dat alleen de laatstspiralen vormen; of meer en bijna even wijdige lijnen leggen en uitsnijden, voor multispirale vormen. Ge kunt de groote windingen diep neertrekken en een torentje maken; of alle op een na (de laatste) in n plat vlak leggen dan krijgt ge een kegel of conus-vorm, zooals er zeer vele geëxposeerd zijn. Ook valt het met dit hulpmiddeltje niet moeilijk te vatten, hoe de porceleinschelpen of zeekatjes in elkaar zitten; ge buigt de laatste en wijdste winding maar in een vlak rechthoekig of dwars op dat van de kleinere wendingen of er geheel omheen; zoo dat de spil ligt in plaats van staat. Kortom er is haast geen vorm hoe vreemd ook of de hoofdlijnen er van zijn met een paar draadjes en papierstrookjes na te bootsen. Wat er, indien ge ook in de tweede zaal met de zon mee loopt, aan het slot van de wandeling in de vitrines ligt, dat is weer van een heel anderen aard; dit is het derde weekdiertype, dat van de nautilus, den inktvisch of de ammoniet. Daarover hebben wij het al eens in het kort gehad, later nog wel eens uitvoeriger, mijn plaatsruimte is voor dezen keer al haast weer verbruikt. Dit inktvischtype is waarschijnlijk het oudste van de weekdieren. In de zooölogie heeten ze cephalopoden (kop-pooten) vanwege de ten takels die om de kop geplaatst zijn; de slakken heeten Gasteropoden of Buikpooten, om den voet onderaan het lichaam; de mosselen en oesters naar den vorm der kieuwen: Lamellibranchiërs of Plaatkieuwen. De groote families leest ge wel af van de groote etiquetten die in de vitrines zijn geplaatst. Na deze eerste overzichts-wandeling, moet ge niet weer dadelijk op nieuw rondgaan om nog eens enkele individuen te bekijken, die u bizonder interesseerden, of waarvan ge de namen wel zoudt willen opteekenen. Loop eerst het Aquarium binnen; enkele schelpen zult ge daar in de bassins aan het eind van de hal terugvinden, mét het levende dier, misschien wel in beweging. Dan naar de museumzaal achter de kleine aquaria. Daar vindt ge tegen den voormuur, aan den Plantage-kant, dus heel goed ver licht, een vitrine waarin u ter herhaling een leerzaam kijkje geboden wordt in het in wendige van enkele schelpen. Ge ziet er de hoofdvormen doorgezaagd; en ieder die wil kan zich met behulp van deze preparaten en het hier al gezegde een voorstelling vormen van den inwendigen bouw en den groei van het huis; wat weer Firma Gebrs. NEFKENS jMkltriBkUrnl 25, liMu, ADLER AUTO'S in diverse modellen voorradig. iiiiilHiiiiillMiimiiiiiiiiiililMiiiiiiiliiiiiiitfiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiinii,,, genoemde goed genoeg is voor iets waarlijk sjieks en moois. Een kleine vergoeding echter voor wie zich deze luxe niet kan veroorloven, zijn de lingeries met waschbaar schilderwerk, welke misschien de kostelijkste noviteit zijn der zomermode. Gekleurde en onge kleurde bloemenversieringen worden op de blanke soepele stoffen aangebracht, en jonge dames, die de kunst verstaan fraaie bloemen te teekenen, kunnen thans genoegen beleven van haar kunst. Maar kostbaar en van buiten gewone charme worden deze geschilderde lingeries toch pas wanneer men ze door een groot kunstenaar laat verluchten! Ook dunne, lichtgekleurde zijden stoffen, waarvan de plooiïng buitengewoon effectvol werkt en waarbij zich de kantgarneeringen schitterend aanpassen zijn zeer gezocht... En dan lezeres, blijde verrassing!... de groote hoeden komen weer terug, die heerlijke, kostelijke, doddige, honnepoeterige groote hoeden!.. Hoe hebben wij't kunnen gedoogen, dat ze ons ontnomen werden?.. En nu worden we bovendien nog heel bizonder gelukkig gemaakt door een uitgezochte weelde in parasols, die even als het toilet rijk zijn tot het overladene toe: versierd met rosetten en kant en schilderwerk en borduursels. Voor de binnenzijde kan ieder zich de kleur kiezen, welke het gelaat belicht met de bekoorlijkste reflex. Ik verzeker u, deze geestige en intelligente modetruc kan wonderen bewerken. Maar ten slotte... de meest in 't oog'sprin gende eigenschap der nieuwste mode is grilligheid, veranderlijkheid en vindingrijk heid in nieuwe details, die komen en gaan met verbijsterende snelheid,en menige leidster van een groot atelier tot wanhoop brengen. Zou u me het toilet, dat ik gekocht heb, voor van avond negen uur thuis willen laten brengen?' vroeg een dame in een Parijsch atelier. Onmogelijk mevrouw!" antwoordde de directrice der zaak, u moet het hier onmiddelijk aantrekken, want ik sta er niet voor in, dat 't nog naar de laatste mode zal zijn als ik 't u thuis bezorg !..." Maar komaan, waarom zou de mode ook niet grillig en snel en levendig zijn: dat is haar goed, oud recht en ook haar kostelijkste charme. ALLEQRA * * Keukensnufje Het kan de dames, die trotsch gaan op haar verzameling conserven, nog al eens leed doen, dat van bussen en flesschen de met zooveel zorg opgeplakte etiketten los laten. Behalve dat het vermoedens van slordigheid wekt, geeft dit ook last, doch gelukkig zijn deze bezwaren als volgt te onder vangen. Het waterglas, dateieren tegen bederf bewaart, is een uitstekend plakmiddel en zal de etiketten onscheidbaar verbinden met de bussen en flesschen van zoo kostelijken in houd. Omverbleeken of vergaan van de op schriften te voorkomen, verdient het aanbe veling met een penseel ook op den buitenkant der etiketten een dun laagje waterglas aan te brengen. M. C. IIIIIIIHIMIIIMIillllllllllllllllltimillllllltlllllllllllimilllllMIIHIIIIIIIIIHii in nauw verband staat met de levenswijze van den bewoner. Hierbij komt binnenkort nog een etalage van de hoofdtypen uit hetschelpenrijk. Dat zal een groot voordeel zijn voor ieder, die van den zomer met zijn kinderen naar 't strand gaat, en daar de gevonden schelpen wil determineeren met behulp van de vele boekjes over zee- en stranddieren die er tegenwoordig ook in onze taal te raadplegen zijn; zoo de beide nieuwe strandboekjes van Dr. Heinsius (Bibliotheek van De Levende Natuur) en Dorsman's Schelpen van ons Strand". En nog meer nut zullen zij van deze instructieve etalage hebben, die een voor jaar aan de Middellandsche zee mogen door brengen. Daar toch is een rijkdom aan vormen te vinden en ook te koopen vooral op volks-markten welke ook hen treft, die heelemaal niet aan natuurlijke historie of aan schelpdieren in het bijzonder doen. Met zoo'n boekje in de hand, en misschien wel er zonder, met de bijschriften alleen, krijgt men daar in Artis een inzicht in de vormenschat, die wel in staat zal zijn een duurzame belangstelling te wekken. Wie bang is voor te veel op eens, wie gauw geestesmoede wordt bij een eenigzins uit gebreide tentoonstelling en tevreden is met het bezichtigen van een collectie inlandsche soorten, die vindt zijn gading in de Fauna neerlandica (de zalen boven de zebra en naast de biblotheek). Daar ligt een bijna volledige keurcollectie van de inlandsche weekdierschelpen, pok daar zijn mooie en zeldzame vormen bij. Maar bij de weelde rige natuur-voortbrengselen der tropische en subtropische zeeën vallen ze in het niet. E. HEIMANS De Peerslak met netwerk. De oudste winding is plat (rechts).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl