Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
14 Juni '14. No. 1929
Men werpt mij wellicht tegen, dat velen
na een opleiding als waarvan sprake is, toch
goed terechtkomen. Zeker. Maar ik geloof
dat men vreemd zou opkijken ais er .het
zal helaas nooit mogelik zijn ze samen te
stellen statistieken bestonden, die op de
volgende vragen antwoordden: Hoeveel
leerlingen kwamen goed terecht, dank zij
het systeem van ons onderwijs? Hoeveel
onafhankelijk van dat systeem? Hoeveel
ondanks dat systeem ?
Bij goede aanleg kan het met het onder
wijs gelukkig heel wat lijden. Het gaat hier
met de geest als met het lichaam: Is dat
van nature gezond, dan komt het er wel
overheen, al wordt het een tijdlang ondoel
matig gevoed. Toch is het nietwenselik in
die richting veel proeven te nemen...
Maar men heeft evenmin het recht te be
weren : ons middelbaar onderwijs is zo goed
want er zijn door en door knappe mensen
uit voortgekomen, als om b.v. vol te houden:
Deze of gene athleet is zo reusachtig sterk
geworden tengevolge van enige jaren ontoe
reikende voeding in zijn jeugd.
Intussen wil ik de mogelikheid dat het
M.O. voor enkele begaafde jongelui in veel
opzichten werkelik een zeer degelike leer
school is, niet bestrijden. Er zijn van die
bewonderenswaardige koppen, die talen,
wiskunde, geschiedenis, natuurkunde, enz.
enz. met het grootste gemak in zich opnemen.
Maar dat die knappertjes tot de zeldzame
uitzonderingen behoren, blijkt iedere dag;
niet alleen op examens, maar ook gedurende
de schooltijd. Zo komt dan ook bijna iedere
leraar tot de konklusie, dat als het maar
even kon, er toch werkelik meer lesuren
moesten zijn voor het vak dat hij doceert,
altans in de hogere klassen. Nu is en blijft
alles veel te oppervlakkig. Maar nagenoeg
al zijn kollega's denken er ook zo over;
en daar een uur meer voor de een, een uur
minder voor de ander betekent, gooit men
het stilzwijgend op een akkoordje: het moet
in -Godsnaam maar blijven zoals het is.
Toch duiken er soms nieuwe moeilikheden
op. Zo kan de aandacht worden gevestigd
op een buitenwoon nuttig vak, waarin
onbegrijpelikerwijze nog niet gedoceerd wordt.
Is t b.v. niet jammer dat een H. B.-Scholier
die eenmaal wellicht als arts of ingenieur
een sieraad wordt van de wetenschap, geen
Latijn kent? Moest dus op de H. B. School
die er prat op gaat algemeen" te ontwik
kelen, geen Latijn worden onderwezen?
Als het moet, zegt men, dan ook een jaar
erbij: zesjarige kursus in plaats van vijf
jarige. Dan kunnen andere vakken ook nog
profiteren.
Maar Latijn is niet het enige vak dat er
eigenlik bij moest. Daar melden zich aan:
slöjd, openluchtspel, esthetica, moraal, wijs
begeerte, bijbelse geschiedenis, gezondheids
leer enz. enz.
Op de gymnasia verheffen zich stemmen
die luide verkondigen dat de Maatschappij
tegenwoordig eisen stelt van ontwikkeling,
waaraan niet voldaan kan worden zolang
aan Latijn en Grieks zo'n overgroot aantal
uren wordt gewijd. Men leert er te weinig
van natuur- en scheikunde; te weinig van
moderne talen en hun letterkunde; niets van
staathuishoudkunde.... Wat te doen ? Minder
uren Latijn en Grieks? Neen, zeggen som
migen, dan moet maar liever het Grieks
geheel vervallen; beter Latijn te geven zo
als het behoort, dan Latijn n Grieks opper
vlakkig. Maar andere klassici roepen: Dat
nooit! Wanneer het Grieks moet vervallen,
doek dan het Latijn meteen maar op! Zon
der Grieks is er toch geen sprake meer van
echt-klassieke opleiding.
Ook op het gymnasium komt men uren
te kort. Zesjarige kursus tot een zevenjarige
maken? Het voorstel is nog niet gedaan,
maar wie weet
Welnu, tegen dat roepen om meer
degelikheid, meer uren, meer vakken, meer leer
jaren, gaan andere stemmen op, die met
niet minder overtuiging voor vermindering,
voor vereenvoudiging pleiten. Al zou het
ook waar zijn, zo getuigen ze (en het is van
gewicht dat tot hun partij veel hygiënisten
behoren) dat op H.B.SchooI en Gymnasium
in den regel een niet meer dan oppervlak
kige kennis wordt bijgebracht, het zou
onverantwoordelik zijn, nog meer van de
leerlingen te eisen, het onderwijs intensie
ver te maken, 't aantal lesuren en school
jaren uit te breiden. De gezondheid mag
niet nog meer worden verwaarloosd! Te
tang heeft men vergeten dat het bij de op
voeding per slot van rekening niet om wat
meer of minder schoolkennis gaat, maar om
de hele toekomst van de leerlingen, om hun
levensgeluk. Zeker, de jeugd moet zo goed
als 't maar mogelik is, verstandelik onder
legd worden om zich met kans op sukces
door het leven een weg te banen. Maar
wordt er uitsluitend op intellektuele ont
wikkeling gelet, dan zal men al te vaak
llltHlllllllllllllllllllllllllmlIIIIIIIIMM
FEUILLETON
IIIIIIIIIIHIIIIIIIUItlltlllllllllllllllllllUlinilUIHIHIlMIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIUM
HET CHEQUE-BOEK
DOOR
DON PEDRO DE ALARCóN
Uit het Spaansch vertaald door
WILLIAM DAVIDS
I
De handeling begint te Rota. Rota is de
kleinste van die liefelijke zuster-plaatsjes
die den hreeden halfcirkel vormen van de
baai van Cadix, en, ofschoon het 't kleinste
van allemaal is, heeft het toch niet aan
vereerders ontbroken. Het prijkt sedert
geruimen tijd als een parel in de kroon van
den hertog van Osuna in zijn kwaliteit
van hertog van Arcos en deze heeft daar
zijn heerlijk kasteel, dat ik steen voor steen
kan beschrijven.
We hebben het echter nu niet over her
togen en kasteelen, maar over de beroemde
landouwen om Rota en over een nederigen
warmoezenier, die oom Buscabeatas genoemd
werd, ofschoon hij eigenlijk anders heette.
Het land om Rota vooral de tuinen
zijn zóvruchtbaar, dat ze, behalve de
duizenden schepels graan die zij den hertog
van Osuna opleveren en den wijn waarvan
zij de allesbehalve drinkwaterlievende en
daar trouwens zeer slecht van bedeelde
bevolking voorzien, ook nog naar Cadix,
dikwijls naar Huelva en soms ook zelfs naar
Sevilla, fruit en groenten verzenden, vooral
tomaten en kalabassen in grooten getale,
van uitstekende kwaliteit en spotgoedkoop
om welke reden de bewoners van Rota in
het laag-gelegen Andalusië kalabas- en
bedrogen uitkomen. Zelfs bij van huis uit"
normale kinderen veroorzaakt de school
meermalen myopie, scoliose, bloedarmoede,
neurasthenie. De leerlingen zitten nu reeds
te veel op de schoolbanken; aan het huis
werk wordt dikwels te veel tijd besteed:
de afschuwelike repetities brengen niet bij
de meisjes alleen de zenuwen in de war.
En die narigheid drukt natuurlik het meest
op de fysiek toch al niet sterken, op de
kinderen methet minste weerstandsvermogen.
't Schijnt wezenlik een merkwaardig voor
beeld van de beruchte vicieuse cirkel! Men
wenst op deugdelike gronden meer uren
voor elk vak, en bovendien meer vakken,
ten einde het onderwijs en de algemene
ontwikkeling, tot hun recht te doen komen.
En derhalve: meer tijd voor 't onderwijs
bestemd.
Maar nauweliks maakt men zich gereed
om in die richting ook maar n stap te
doen, of daar klinkt het: Halt! Niet verder!
Gezondheid is nummer n!
Nu meen ik dat het stelsel van
fakultatieve vakken naast verplichte de brug
kan zijn, waarover de verdeelde partijen
bijeen kunnen komen om eensgezind verder
te marcheren.
Voor de fakultatieve vakken melde zich
aan wie er prijs op stelt; wie ze leren wil.
Het onderwijs zal door de afwezigheid van
onwillige en onverschillige elementen beter
tot zijn recht komen.
En niemand hoeft mér fakultatieve vakken
te beoefenen dan hij verlangt, of voor zijn
gezondheid wenselik is.
W. R. NlJENKAMP
* * *
Professor Bolland
Toen wij, Utrechtsche studenten, hem voor
het eerst zagen in het kleine overkropte
zaaltje van de Studenten-debatingclub, maakte
hij terstond een ontzaggelijken indruk. De
faam had reeds enkele omtrekken geschetst
van de beeltenis, die, hoe langer hoe zeld
zamer, de openbare meening bezighoudt.
Onder het gehoor was de een tot afkeuring,
de ander tot bewondering geneigd; zoodra
hij begonnen was met eene zijner verras
sende allocuties, hield elk vooroordeel op,
en allen ondergingen de verstommende be
koring van zijne oogen, stem en overtuiging.
Welk een man! nu nog, na lange jaren,
staat ons dat krachtig gelaat voor den geest,
de weerbarstige lok aan het einde eener
periode met een korte handbeweging weg
geschoven, en die koude logica, met de
woede en het onbeschrijfelijke gemak van
een strijdenden gladiator gehanteerd.De jeugd
marchandeert niet met zijn enthousiasme;
wij leefden in elk der stemmingen mede.
Hier voelden wij voor het eerst, dat discussie
onzinnig kan zijn. Deze man behoefde geen
prestige, en alle kwaadwillige anecdotes
konden aan zijne gaven enkel relief geven.
Het was voor ons de openbaring van de
levende philosophie.
Enkelen onzer zijn den wijsgeer geregeld
in Leiden gaan hooren, en werden met de
hartelijke gastvrijheid, die hem kenmerkt,
in zijn huis opgenomen. Zijn hart was echter
in de wijsbegeerte: hij gaf zijn tijd en zijne
liefde aan ieder, slechts zoolang hij er een
leerling in kon zien. Hij is een despoot,
niet uit heerschzucht, of boosheid, maar
uit oprechtheid; niemand, die een zuiverder
overtuiging heeft van zijne roeping, die
voorlichting is, en discussie en verdediging
van hetgeen hij beschouwt als de waarheid.
Lauwheid is erger dan vijandschap, ver
moeienis is nooit eene verontschuldiging
voor verpoozing in het streven naar waar
heid. Zijne ongehoorde activiteit was voor
ons werkelijk verblindend. Als hij goedig
glimlachend in zijn studeerkamer oreerde
in de prachtige zinnen, die hij als een argeloos
jongleur in lange rijen in het zonlicht op
wierp, en die fonkelend en parelend zonder
feil terugkeerden, dan was er niets zoeters
dan de wijsheid. Het volgende oogenblik
liet hij ons de afgronden zien van het begrip.
Wij liepen over smalle paden langs de diepe
kloven tusschen ob- en subject, tusschen
idee en natuur, tusschen god en wereld, en
huiverden van peillooze onbewustheden en
domheden, waarin anderen wien het aan
voorlichting ontbroken had, gevallen waren.
Hij is een redenaar, naast wien geen ander
in ons land genoemd kan worden. Een dier
geboren sprekers, die hun gehoor
electriseeren". Hij was toen nog niet de
logicadocent, die hij sedert langen tijd is. Hij had
niet de vaardigheid in het zich doen
verkeeren van begrippen, die in lateren tijd
zijne colleges watervallen van schoone en
gelijkmatige woorden deed zijn. Hij was
bewogen door de perspectieven op de
eeuwigheid welke hij ons opende; en niets
ter wereld konden wij ons denken, schooner
dan eene Zaterdagmiddagrede van Bolland.
iiiiiuiiiiimmiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiijiiiimjiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiijfiiiiijiiiii
tomaten-verkoppers genoemd worden, bij
namen die zij zich met trots laten welgevallen.
En zij hebben dan ook inderdaad wel
reden om trots te zijn op deze bijnamen,
want dat land van Rota, dat zooveel voort
brengt het tuinland dan altijd dat
oplevert n voor het verbruik n voor den
uitvoer, dat drie oogsten per jaar opbrengt, is
geen heerlijk door God bevoorrecht land,
maar een vlakte bestaande uit het zand dat
de Oceaan voortdurend uitwerpt, geteisterd
door de woeste Westerwinden en over de
streek verspreid als de zandregen om den
Vesuvius.
Doch de ondankbaarheid van moeder
Natuur wordt hier meer dan vergoed door
den voortdurenden arbeid van den mensch.
Ik ken geen landbouwer, en ik geloof ook
niet dat hij op de wereld te vinden is, die
zoo hard werkt als de Roteno. 1) Niet het
kleinste waterstroompje loopt door deze
melankoliek aandoende velden... Geen nood?
De calabacero heeft ze letterlijk doorploegd
met putten, waaruit hij, soms met de hand
en soms met behulpvan riemen zonder eind,
het kostbare vocht ophaalt, dat als nieuw
bloed voor het gewas is. Het zand mist be
vruchtende bestanddeelen, de voor opneming
zoo geschikte zeemos... Geen nood ! De
tomatero brengt de helft van z'n leven door
met het zoeken en bijeenbrengen van be
standdeelen die er toe kunnen bijdragen den
bo'dem te verbeteren en zet zelfs het zeewier
in mest om. Eenmaal in het bezit van die
beide kostbare elementen, bemest de zoon
van Rota voorzichtig, niét zijn gansch bezit,
want daarvoor zou hij mest tekort komen,
maar kleine ronde stukjes grond, niet grooter
1) Bewoner van Rota.
Eenmaal was de indruk zoo sterk, dat tal
van kleine bijzonderheden mij nu nog zijn
bijgebleven. Het was in de Kloksteeg Het
gehoor was talrijk en enkel actief belang
stellend. Het werd duisterder, en wij zagen
van den redenaar de aangename bewegingen
van het forsche hoofd, en het snelle
geflikker van zijn vurig oog. In eene onmerkbare
afwijking van het onderwerp, die hij zich
aan het einde van het college veroorloofde,
steeg hij op naar het begrip van den
goddelijken geest. Wij voelden, dat hij door
eene aandoening naar die gedachte gedreven
was, en er ging eene onmerkbare bewe
ging door het gehoor. Deze deelde zich
aan hem mede, en gelijk dat zelfs bij een
spreker van zijn kracht zeer zelden plaats
vindt, ontstond eene wisselwerking tusschen
ons en hem, zoo intens dat hij woorden
vond, en zeggingswijzen, van toen bijna
magische kracht. Hij sprak over den amor
Dei van Spinoza, en ontwikkelde dien met
een ongeloofelijk vuur. Hij bezigde toen
nog woorden als liefde en zaligheid, die in
het zuiver logisch betoog weinig plaats vin
den kunnen. Geleid door het affect steeg
hij langs de onberispelijke paden van het
begrip naar dien toestand van den geest
op, waar het denken met het gevoel in eene
directe aanschouwing schijnt samen te val
len. Dit was de amor Dei intellectualis zelf;*
de onstuimige kracht en de enthousiaste
activiteit, die zich in het heldere begrip ver
zachten tot de beatitudo dier schoone illusies
welke door het kritische denken zelf zijn
opgebouwd, en daarom na het ontwaken
geene ontnuchtering achterlaten. Even na
eene ademlooze stilte zagen wij zijn oog
veranderen, de artist, die zichzelf niet had
laten meesleepen, zag ons allen jongens
glimlachend aan; met een geweldige per
oratie besloot hij zijne rede, en na eene
gemoedelijke handbeweging ging de
toovenaar met zware stappen weg.
Hij is de dominee onder de professoren ;
en hij heeft de vaardigheid om een preek
te kunnen houden, die den steilsten ortho
dox een glimlach van waardeering zou ont
lokken. De begrippen krijgen bij hem een
zin, die toestaat, ze in rechtzinnig klinkende
gebeden samen te brengen, zonder dat er
een waarlijk godsdienstige behoefte in aan
het woord kan zijn. Daarentegen is de
Bollandist trotsch op den waren" zin der
begrippen. Hetgeen de Nederlandsche
Hegelarij kenmerkt, is wel een weinig de min
achting voor de vragen en nooden van den
gewonen" mensch. Vraagt deze wat vrij
heid is, dan wordt hij verwezen naar de
ware vrijheid", die geen willekeur is. De
geloovige wil uitverkoren zijn, maar wordt
terechtgewezen met eene verhandeling over
de ware uitverkiezing", waaraan hij ver
moedelijk part noch deel zal hebben, maar
die hem in zeer zuiver klinkende termen
verleidelijk wordt voorgedragen. Alle grond
begrippen hebben een dubbelen zin, n
voor het gewone bewustzijn en n voor
den meer verheven geest. Hiervan telt ons
land sedert eenigen tijd zulk een getal, dat
zich reeds een zeker beschaafd dialect ge
vormd heeft, bestaande uit louter verheven,
eeuwig- en oneindigheidstermen, waarin zij
allen zich met voorkeur en met groote vir
tuositeit bewegen. De meer gewone pro
blemen, die anderen bezighouden, kunnen
zonder bezwaar worden overgeslagen, daar
zij berusten op eene miskenning van den
waren" zin der gebezigde begrippen, en
dus terstond met het reciteeren van het
bijbehoorend hoofdstuk uit de Kleine
Logik" te beantwoorden zijn.
Bolland verschilt in zooverre van zijne
met den kap geboren leerlingen, dat hij
vlijtig alle mogelijke vragen in de materie
heeft bestudeerd, voor hij logicus van pro
fessie geworden is. Evenals de zuivere
mathematicus in de wereld niets ziet dan
wiskundige en geometrische betrekkingen,
daar alle vormen en alle bewegingen tot
vergelijkingen terug te brengen zijn, ziet de
zuivere logicus in zijn geest de verwonder
lijke architectoniek der begripsleer, en de
wereld als een der ontwarring niet waardig
kluwen van onzuivere syllogismen. Evenals
de mathematicus pur sang zich enkel voor
een vraagstuk interesseert, als men terstond
kan beginnen te rekenen, begint de belang
stelling van den logicus, die dien schoonen
naam waard is, op het oogenblik, dat hij de
begripsleer in het spel kan brengen. De
mathematicus opereert met zijne symbolen,
en vraagt niet, of zijne imaginairen, hoogere
coördinatenstelsels en astraal-geometrische
lichamen in de werkelijkheid na te meten
zijn. Hetzelfde geldt voor de door Bolland
onderwezen logica, waarin de begrippen in
elkaar overgaan, zich van elkander laten
onderscheiden, en met elkander opheffen in
hoogere begrippen De reden, waarom de
publieke opinie zich niet in de opvallende
conclusie's der wiskundigen, maar wel
degedan een schoteltje, en in elk van die bemeste
kringetjes, zaait hij een korrel tomatenzaad
of een kalabaspit, die hij daarna met een
miniatuurkannetje, net groot genoeg voor
een klein kind, begiet.
Van dat oogenblik af tot den oogst ver
zorgt hij dagelijks n voor n de planten
welke in die cirkeltjes opkomen en behandelt
ze met een angstvallige bezorgdheid, zoo
als alleen oude vrijsters die voor haar
bloempotjes hebben. Den nen dag doet hij een
hoopje mest bij een stekje; den anderen dag
een scheutje water; nu eens zuivert hij ze
allemaal van rupsen en schadelijke insekten
en dan weer verzorgt hij de zieke, stut de
gebrokene en beschermt met rieten hekjes
en drooge bladeren diéwelke het felle zon
licht niet kunnen verdragen of te veel aan
de zeewinden zijn blootgesteld; eindelijk
weer telt hij de stengels, de bladeren, de
bloemen of de vruchten van de meest
opgeschotene, spreekt met ze, liefkoost ze, kust
ze, zegent ze en geeft ze zelfs kernachtige
namen om ze in zijn verbeelding te onder
scheiden en uit elkander te kennen. Het
mag zonder overdrijving beweerd worden
en het is trouwens ook al een spreekwoord
ik heb het te Rota duizenden keeren hooren
gebruiken dat de warmoezenier uit die
streek minstens veertig maal per dag met
eigen hand elke tomaten-stek, die in zijn
tuintje opkomt aanraakt. En zoo is het
te verklaren dat de oude tuinbouwers uit
dat plaatsje op het laatst zókrom worden,
dat hun knieën haast aan hun kin raken.
II
Oom Buscabeatas behoorde dan tot het
gilde van die tuinbouwers.
In den tijd dat het voorval, dat ik hier
lijk in die der zuivere rede" mengt, is
hoogstwaarschijnlijk dit misverstand, dat een
ieder zich verheelt, dat hij de zuiver Ne
derlandsen klinkende woorden der zuivere
rede meent te verstaan, terwijl hij door eene
zekere schuwheid van diepere kennismaking
met de rare symbolen der wiskunde wordt
teruggehouden. Deze vormquaestie kan alleen
daardoor worden opgelost, dat logische
symbolen ingevoerd worden, waarna de
techniek der zuivere rede, verder van het
wantrouwend oog der wereld, zich onge
stoord zal kunnen ontwikkelen in al zijn
magnifieke pracht.
Juist het openbare optreden van Bolland
heeft zulk een opvlamming van enthousiasme,
en vooral, zulk een tegenstand gewekt, dat
sedert het eerste optreden van dezen ge
weldigen en belangrijken man, de Neder
landsche cultuur gezegd kan worden, een
anderen weg te zijn ingeslagen. De invloed
van een denker moet niet alleen worden
afgemeten naar de mate, waarin zijn eigen
leer wordt nagevolgd, doch naar die, waarin
zij, door de energie van het voorbeeld, en
de intensiteit van hare werking op de
tijdgenooten, tot uitbreiding van het algemeene
denken heeft aanleiding gegeven. De theorie,
volgens welke de zeer duidelijke herleving
van de studie der wijsbegeerige systemen
het gevolg zou zijn van de Nieuwe Gids
beweging" is niet volledig. Achter dergelijke
bewegingen staan levende menschen, die in
zich zelve een geheele beweging'1
beteekenen. Wat de Hollandsche beschaving in
de laatste veertig jaren beteekend heeft, in
de gebieden, die grenzen aan dat der weten
schap, waarin Nederland nooit bij andere
volkeren heeft achtergestaan, is voor de
fraaie letteren het meest te danken aan
Lodewijk van Deyssel, en voor de wijsbe
geerte aan professor Bolland.
L. H. GRONDIJS
MMIMMMMMMIMMMMIMMIIIIMIIIMMMIIM
Kroniek der Gedichten
XVII
Roomsche poëzie
In mijne voorlaatste kroniek deze over
Avondrood" van Felix Rutten had ik het
over een soort Roomsche poëzie, die Roomsch
was in dezen zin vooral, dat zij, ingeleid
door een pater Jezuïet die trouwens vol goede
inzichten zat, zich ongetwijfeld beroepen
mocht op de ontroerde instemming van de
modern- (ik zeg natuurlijk niet: modernis
tisch-) gevoelende Roomsche gemeente.
Dezer dagen nu kwam mij eene bloem
lezing in de handen, die heet Aandachtige
gedichten. Gekozen door Laurens van der
Waals. Anno 1913. Uitgave van J. W.
Boissevain & Co. Haarlem." Onder welken, nogal
Duitsch-klinkenden, titel gij moet verstaan,
dat de samensteller alleen gedichten en
wel godsdienstige al lezende, ter wille
van hunne schoonheid (heeft) bewaard, en
dit werkje dan ook alleen (wenscht) be
schouwd als eene onvolledige verzameling
van mooie godsdienstige verzen." In deze,
inderdaad zeer onvolledige, niet steeds van
groote kieskeurigheid getuigende, minder nog
van uitvoerige belezenheid blijk-gevende, en
wetenschappelijk niet te rechtvaardigen
bloemlezing (al werd zooveel mogelijk" de
oorspronkelijke spelling gevolgd), vind ik nu
een groot getal Roomsche verzen, en die zijn
van gansch anderen aard dan deze van Dr.
Rutten. Of beter: zij zijn Roomsch op gansch
andere wijze. Ik bedoel: zij houden zich
tegenover God veel meer dan tegenover de
menschen, en zelfs dan tegenover de Room
sche kerk. (En er zou uit de Nederlandsche
poëzie nochtans eene bloemlezing van
Kerkelijk-Roomsche verzen samen te stellen zijn,
waar de gemengd-aandachtige" van Laurens
van der Waals het stellig voor een goed
deel zou bij afleggen).
En nu wil het toeval, dat ik dezer dagen
van onder een stapel boeken een bundel
opdelf, die, mij haast een jaar geleden
toegezonden, geschreven werd door een
Roomschen geestelijke, en tegenover het
jongste boek van Felix Rutten weer in andere
verhouding staat, dan het bloot-?aandachtige"
van voormeld spicilegium, zijnde de waar
achtige uiting van eene waarachtig-Roomsche
ziel, zonder verderen kapelletjes-geest, en
buiten alle strijdbaar-politieke bijgedachte om.
Deze bundel heet: Doorstreden Leed"
(Brussel. J. van den Acker?De Greef. 1913).
De dichter ervan heet: Karel Lebo. En het
heet dat hij een Broeder is der Christelijke
iiiiMJiiiiiMiiiiMiMjiiijjiiiiijiiiiiiiiiiifiiiinMiiiliiiiiiiMtiiiiitiiiJJiiijjjiMi
zal verhalen, zich afspeelde, begon hij al
krom te worden. Hij was dan ook al zestig
en had veertig jaar lang een tuintje bebouwd,
dat aan het strand van de Cosiïlla 1) grensde.
Dat jaar had hij een aantal prachtige
kalabassen gekweekt, zoo groot als de
rondsteenen versieringen van de leuning eener
monumentale brug, en die van binnen en
van buiten al een sinaasappelachtige kleur
begonnen te krijgen, hetgeen een bewijs
was dat wij de eerste helft van Juni reeds
achter den rug hadden. Oom Buscabeatas
kende ze precies aan hun vorm, hun graad
van rijpheid, en bijna bij hun naam, vooral
de veertig dikste en meest doorschijnende
exemplaren, die al schenen te zeggen:
Bereid me maar lekker toe, en hij bracht de
dagen door met ze in teedere bewondering
te aanschouwen en droevig uit te roepen:
We zullen gauw afscheid van elkander
moeten nemen!
Eindelijk, op een avond, besloot hij tot
het offer over te gaan, en, na de mooiste
vruchten van die zoo teerbeminde
cucurbitaceën, die hem zooveel moeite gekost
hadden, te hebben aangewezen, sprak hij
het verschrikkelijke vonnis uit:
Morgen zeide hij zal ik deze veertig
afsnijden en ze naar de marlet te Cadix
brengen. Wie ze eet, zal nog 's lekker smullen.
En hij begaf zich met langzamen tred
naar huis en bracht den nacht door met de
angsten van een vader, die den volgenden
dag zijn dochter naar het altaar zal zien
voeren.
Zonde van m'n kalebassen! zeide hij
soms zuchtend, want hij kon den slaap
maar niet vatten. Maar later dacht hij na
1) Kustland.
Leering. Ik zeg het maar onmiddellijk: gij
verneemt hier geen nieuw geluid; het ge
luid dat gij bij Lebo hoort is veel
minderbeschaafd en zelfs -gevoelig dan bij dr. Rut
ten ; het vers gaat onder, trouwens nimmer
verbloemde, invloeden die er hun
haast-brutalen stempel op hebben afgedrukt; de
argelooze schrijver schijnt zich om den durf zijner
uiting te willen verschuilen onder een ont
leenden mantel, en dien mantel koos hij niet
steeds onder de warmste of de
bestgedragene ; hier is niet eens de vlijt van een
navolger, die zijn best doet om eigen baas
te schijnen : het is de vlijt van den
schroomvalligen leerling, die zich blind staart op zijn
meester. En om het in een woord te zeggen:
die jonge Broeder der Christelijke Leering
schijnt alles behalve arglistig te zijn, en ver
kiest blijkbaar als verzenmaker de
onnoozelheid der allereerste en onmondige Getuigen
boven de insinuëerende en spitsvondige on
derscheidingen derDoctoren. Hij is soms na
efrhetorikaal met overtuiging. Zijn schiftings
vermogen is nog weinig ontwikkeld en zijn
zinnelijk gevoel voor vers, klank, rythmus
nog onderdrukt door de bedeesde vereering
van het gekozene, neen: zelf-opgelegde voor
beeld. Gij zult, in dit boek, geen enkel
volledigschoon, en zelfs geen enkel volledig-gedragen
gedicht genieten. Als uw oor niet gewend
is aan de stem-der-diepten (en dat luisteren
kunnen de meeste moderne" Hollandsche
dichters der laatste jaren u hebben afgeleerd),
zal het u voorkomen dat Karel Lebo nooit een
eigen woord heeft bezeten, en zijne gevoelens
niet onder vorm te brengen weet, dan door
ze uit te laten spreken door andere, en trou
wens probate redenaars.
En nochtans, gij hebt het geraden: hij is
alles behalve de virtuoos, die, op een
prachtige viool en naar de knapste wijze,
maar dan alleen met koele en onverschillige
knapheid, de muziek van anderen zou spelen.
Hij is veel meer een dilettant, een nogal
onbeholpen dilettant, die er niet durft aan
te denken ooit een zelf-gevonden deuntje
te laten hooren, maar die de muziek van
de anderen zózou spelen, dat men er,
verrast, aldoor maar zijne eigene ziel in zin
gen hoort.
Want het is met recht, dat Karel Lebo aan
zijn boekje den prachtigen titel gaf van
Doorstreden Leed". Ik bedoel: deze titel
is geen leugen, en er is misschien moed
toe noodig geweest om hem, als een luiend
hart, te plaatsen bovenop dezen stapel ver
zen, ... die helaas niet altijd luiend zijn,
althans niet luiend schijnen van leven en
lijden. Het is immers een feit: waar deze
dichter het niet vermag, tot adequate uiting
te komen, is dit nooit bij gebrek aan psychi
sche oprechtheid, aan psychischen inhoud.
Meer dan elk ander geloovige, zal de
jonge katholiek, die priester worden wil,
voor zooverre hij schrander is en van rede
bezeten, hoe hij ook brande van liefde voor
wat hem 't heiligste is en het duurbaarste,
te vechten hebben voor de zinnelijk-gevoelige
overmacht van wat hem dierbaar mysterie
is, boven de beknibbelingen van eene niet
licht-bevredigde ratio. Er is zeker de weel
derige, steeds opnieuw uitbottende en
frischbloesemende, steeds opnieuw opfonteinende
en regenbogende, en ook alle diepten dren
kende, en ook alle hoogten beglanzende
schoonheids-uiterlijkheid der katholieke kerk
toe noodig aldus zullen denken zij... die
alleen denken kunnen om de werkelijkheid
van onbevroedbaarheden te doen aannemen,
zelfs bij subtiele redenaties, als eene glim
lachende klaarblijkelijkheid.... Maar gesteld,
dat de bij liefde voorbereide, van liefde
omvlamde, door liefde tot de laatste offerande
gewijde ziel, waarlijk alle menschelijke, al
te menschelijke vernuft hebbe overwonnen:
begint dan niet eerst, zal dan niet eerst de
strijd beginnen tegen de al te
moedwilliguitgesloten en steeds belagende wereld der
zinnen?...
Zie, men heeft lief. naar alle diepte of
hoogte, en argeloos. Zulke gehechtheid kan
de geringste dingen en de geweldigste gel
den. En zoo kon men de zonde overwonnen
.hebben van luxuria en van superbia, doch
bezeten blijven door de gloeiende kwelling
van l intemperatia; gij hebt in u versmacht
misschien pigritia, moeder der ondeugden,
maar zijt gij zeker dat gij de geniepige
invidia niet kweekt om voor u onbereik
bare hoedanigheden, en de geheime avaritia
om een laatst en dierbaarst bezit-der-ziel ?...
Zonder Latijn te spreken, en een praegnant
voorbeeld te kiezen, dat mij onmiddellijk terug
voert naar Karel Lebo's Doorstredenleed":
stel u voor wat het moet zijn voor een
priester, tevens een leeraar, die feitelijk van
alle wereldsche genegenheid afgesloten leeft,
zich zelfs in alle zuiverheid niet te mogen
hechten aan zijne leerlingen, tenzij met de
hoogere en stelselmatig-didactische bedoeling
hen naar den geest, of beter naar de ziel,
nuttig te zijn !...
en besloot met deze woorden: Wat kan
ik eigenlijk anders doen dan ervan te
scheiden ? Daarvoor heb ik ze toch ge
kweekt! Ze zullen me minstens 15 duro's
opbrengen....
Men kan dus nagaan hoe groot zijn ver
wondering, zijn woede en zijn wanhoop
waren, toen hij, den volgenden dag, in zijn
moestuin komend, bemerkte dat ze hem
des nachts zijn veertig kalabassen gestolen
hadden Om verdere bijzonderheden te
besparen, zeg ik slechts dat hij, als de jood
van Shakespeare, het meest
verheven-tragische toppunt van woede bereikte, terwijl
hij, als een waanzinnige de schrikwekkende
woorden van Shylock sprak, die de akteur
Kemble zoo nig mooi gezegd moet hebben:
O! als ik je toch tegen kom! als ik je
toch tegen kom!
Oom Buscabeatas begon daarna den toe
stand eens kalm na te gaan en begreep
dat zijn geliefde panden niet in Rota konden
zijn, waar het onmogelijk zou zijn ze aan
den man te brengen, op gevaar dat hij ze
zou herkennen, en waar, aan den anderen
kant, voor kalabassen erg lage prijzen be
taald werden.
M'n kop 'r af als ze niet in Cadix zijn!
aldus besloot hij zijn moeizame overpein
zingen. Die schooier, die schurk, die dief
heeft ze me bepaald gisteravond om negen
of tien uur gestolen en is er toen om twaalf
uur met het vrachtbootje vandoor gegaan
Morgenochtend ga ik naar Cadix met het
uurbootje en dan zou het wel 'n wonder
zijn als ik den schelm niet betrapte en de
vruchten van mijn arbeid niet terugkreeg.
Na deze woorden bleef hij nog ongeveer
twintig minuten op de plek des onheus, als
om de verminkte kalabas-planten te
lief