De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 14 juni pagina 7

14 juni 1914 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

14 Juni '14. No. 1929 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Het verbouwde en gerestaureerde Koninklijk Paleis Het Loo (samengesteld uit twee foto's van het Haagsche Illustratie- en Persbureau) Het Loo verbouwd Toen stadhouder Willem III opdracht gaf voor den bouw van het nieuwe jagtslot" dichtbij het oude kasteel Het Loo, rustte Jacob van Campen al eenige jaren jn de St. Joriskerk te Amersfoort onder den steen met het opschrift: D'Aertsbouheer uyt den Stam Van Campen rust hier onder Die 't Raedthuys t'Amsterdam Oeboud heeft, 't Achtste wonder. Het is dus een van de mindere goden uit de zeventiende eeuw geweest, die Het Loo bouwde. Langen tijd heeft men gemeend dat Daniël Marot, de ornamentist die de stijl Louis XIV hier deed ingang vinden, het lustslot voor den koning-stad houder bouwde. Hoewel in de zwierige details van zalen en gangen de krullen en arabesken zijner manier vallen te herkennen, heeft hij aan de sobere archi tectuur van het gebouw part noch deel, waarschijnlijk zelfs aan het ontwerpen van den tuin niet. De tijd, dat deze Marot architect van zijn Koninglijke Majesteijt van Groot Bretange, Willem de Derde" was, viel later, in de jaren dat de Voorst gebouwd werd. Godard van Rheede, heer van Middachten, was de lastgever van den prins bij den bouw, en hoewel hij zijn eigen slot, in 1672 door de Franschen ver woest, deed herbouwen door den bouw meester van Enkhuizen's stadhuis: Steven Vennecool, droeg hij het ontwerpen en de uitvoering van het Loo op aan Jacob Romans, den architect van den stadhouder. Ofschoon geen Van Campen, geen Van 's Gravesande, was Romans een respec tabel meester, wat de gevel van het stadhuis te Deventer (gebouwd in 1692 93) kan getuigen. Trouwens het kan ook nooit zijn bedoeling geweest zijn een paleis te ontwerpen, dat de statie en praal der vorstelijkheid moest bevestigen, doch hij maakte een jachtslot, waarin men aangename, tijdelijke verpoozing kwam zoeken, en waarin vooral veel ruimte moest zijn voor den stoet van be dienden en honden, die toentertijd een jacht opluisterden. Vandaar waarschijn lijk de loodrecht op het hoofdgebouw staande lage vleugels. Een gravure van Romein de Hooghe toont ons het lustslot in het laatst van de zeventiende eeuw en het is opval lend welk een goed geheel het vormt met den tuin, die in den precieusen stijl dier dagen was gehouden. De meet kunde voerde in het aanbrengen van den tuinsier den boventoon, maar het was een zeer soepele en lenige meetkunde, onder de handen van den ontwerper levend geworden; de overal in acht ge nomen symmetrie maakte de kunstvolle broderie van dezen tuin rustig en voor naam voor het oog. Terras na terras lag als een lap kleurig borduursel tegen de Geldersche heuvels aan, en laantjes van geschoren taxishagen voerden links en rechts naar kleinere cours, naar cabinetten en doolhoven. Van dien kostelijken Le Nötre-tuin is niets overgebleven dan een enkele vaas, een enkel opgegraven beeld. De ont werper van het park dat thans met een wat kunstmatige schilderachtigheid Het Loo omringt, heeft niet gewerkt met passer en driehoek, streng symmetrische figuren teekenend en in zijn geest ze opsierend met arabesken van groen en kleur, als strooiend kwistige passementen over een voornaam en keurig gesneden statie-kleed, hij heeft slechts het landschap nagebootst en van de natuur iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiililiiiiiiiHiiiiitiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinm, Eere-tentoonstelling Alb. Neuhuys Welke is toch de opvatting van een eere tentoonstelling?" ik zou meenen dat de strekking daarvan is: een verheerlijkend en niet een critisch overzicht van al hetgeen door een man van beteekenis in zijn leven werd voortgebracht. De opzet van deze ten toonstelling zou het echter doen betwijfelen of de gevoelens van veneratie jegens meester Neuhuys, die er aan ten grondslag liggen, bij het bestuur van Arti nu wel zoo diep gaan. Wat men vereert of lief heeft, vertoont men graag op zijn voordeeligst, tenzij het onderscheidingsvermogen wat gebrekkig is. Het kan ook niet de bedoeling zij n geweest van het schildersgenootschap, dat juist dezer dagen bij wijze van apostolische brief die fameuze en zoo heugelijke motie de wereld inzond (volmaakte anti-pode van een futuristen-manifest),den aankleef van minderzuivere elementen en ook ten deele het armelijke tegenover de moderne zienswijze stilleven appelen aan de hoog geroemde Haagscheschool-kunst te demonstreeren. Daarmee wordt de situatie van hetthans alom weifelend oordeel er niet op verbeterden bij deze slordig en weinig kieskeurig samengestelde tentoon stelling, is er gelegenheid te over om de mooie schilderhoedanigheden in.dit werk aan onderschatting prijs te geven. Ik ontmoette reeds kunstminnaars, die afkeerig van moderniteiten, teleurgesteld in hun ver wachting weerkeerden van hun bezoek aan ?deze veilige haven. Buitendien moet bij een Neuhuys-tentoonstelling wel allerminst de attractie gezocht worden in de hoeveelheid. Zijn gezamenlijk werk doet, uit den aard van een gelijksoortig onderwerp in eindelooze varianten herhaald, wat gelijkmatig, om niet te zeggen een tonig aan. De overvloed werkt wat ennuyeerend" op den meest belangstellenden en zelfs fijn-keurenden leek, ook al ware de voordracht steeds op gelijk peil wat hier echter lang niet het geval is. Het is of men meer egards had voor de collectionneurs, die inzenden wilden, dan voor de nage dachtenis van Neuhuys. De maatschappij heet toch nog niet Amicitiae et Arti"? Twee zalen in plaats van vier waren ruim voldoende geweest. Gelijkmatigheid en degelijkheid ik zei tiet al meer zijn de kerneigenschappen van Neuhuys' kunstbedrijf. Hij was een schilder met den bon-sens" en de energieke vasthoudendheid van den Hollander, wiens werk groeide, al meer groeide, naar den staat van rijpheid en voldongenheid, in staag gelijkmoedige doch bezielde arbeid. Verscheidene, hier geëxposeerde, studie's of aangelegde schilderijen, hoe flink zij dan ook van ^aanpakken" of opzet mogen schijnen, zijn tegenover die doorwrochtte uitingen vrijwel onbelangrijk. De tijd is voorbij dat we watertanden voor die kranige smeer-methode uit breede schil derborstels ; de leekeri lieten zich de schoon heid daarvan opdringen door de vakmannen; maar zoovelen, of eigenlijk een heelen kring van kunstbeoefenaren, zijn daarmee in schil derkunstige spielerei doodgeloopen. Van een eveneens betrekkelijk belang, als voorbereidende werkzaamheid, in het oeuvre van Neuhuys, zijn de talrijke teekeningen en schetsen, die heele wanden vullen; 't zijn voor 't groote meerendeel ernstig-bedoelde, brave voorstudie's, maar die nog niet van een ongemeen teekenvermogen getuigen. Onder de vluchtige schetsen of krabbels, is er weinig dat uitblinkt door het spiritueele van een plotselingen inval, of een ijlings in de vlucht gegrepen impressie. Blijven dus de kompleete, doorwerkte schilderijen en aquarellen, maar ook daaronder zou heel wat als minderdienstig voor den kenschets van het krachtige gezonde talent van Neuhuys, kunnen uitgeschoten worden. Waarom moeten we er hier weer aan herinnerd worden, dat meerderen uit die vorige generatie, wier kunst door den handel werd opgedreven voor Amerikaansche beurzen, zich lieten verlokken tot leverantie-werk. Intusschen, als nu de bezoeker zelf maar het werkje der schifting onderneemt, vindt hij uit dien overvloed nog voldoende stof om zich in zijn hoogschatting van Neuhuys' kunst terecht te vinden. En al genietend deze gulle, en bloedrijke kunst, kan hij er ook gele genheid vinden tot verschillende opmerkin gen over aard en ontwikkelingsgang van dezen mooien schilder. Want verschillende perioden zijn er vertegenwoordigd. Bij een der vroegste schilderijtjes uit 1867, voorstellend twee dames in een deftig bur gerlijk salon, is treffend, de nuchtere, ge moedelijke, maar doordringende observatie van den Hollandschen schilder (zie bijv. de vensterluiken, bijna laat-achttiend' eeuwsch van opvatting.)Dan zijn werk uit een volgende periode, waaronder het interieur" : vrouw met kind, gezeten voor de bedstee waarin de moeder ziek ligt, me wel het allermooiste lijkt. Bij dit kostelijke, rustige, gave en vastdoorschilderde werkje, wil men bedenken of Neuhuys in zijn latere meer welige en gloedrijker kunst niet iets aan stijlvolle ge dragenheid verloren heeft een zelfde be denking, die ook wel bij het oeuvre van Willem Maris te maken is. Uit de latere productie hoort tot de voordeeligste vertegenwoordiging een werk als de boerenvrouw met haar kind, die ook door een afzonderlijke, uitvoerige teekening (hier mede geëxposeerd) zoo bekend is. Een hoogtepunt der technische schoon heid in Neuhuys' werk werd hier wel be reikt, vooral in den kop der vrouw. In No. 40, een boerengezin, waar de man (met een wat hinderlijk Blaricumsch" type) het kind op schoot houdt, ziet men hoe Neuhuys zijn schilderlust inbinden,kon om zich te verdiepen in rijkheid van détail. En zoo voort. schakeering gevraagd. Daardoor staat het paleis eigenlijk, wat zijn architectuur betreft, wat vervreemd in zijn omgeving, houdt er tenminste niet innig voeling mee. Stadhouder Willem III had een groote voorliefde voor Gelderland, waar hij naar hartelust jagen en rijden kon. Be halve op zijn lustslot vertoefde hij dik wijls op Middachten, Rosendaal en De Voorst, welk laatste kasteel een geschenk van hem was aan den hertog van Albe marie. Vooral dit kasteel bewaart veel her inneringen aan de bezoeken van William and Mary. In 1732 werd Willem Carel Hendrik Friso in 't bezit van Het Loo gesteld en het werd nog kwistiger opgetooid dan voorheen. Achter het slot lag een lust hof", welke in acht perken, waarvan vier met kunstige tuinbroderie, om het Her cules- en Venusbassin was gecomponeerd. Van de hooger gelegen wandelterrassen was dit pronkjuweel van tuinkunst te bereiken langs breede trappen van ge houwen steen. Toen de eigenaar van het Loo als Willem IV benoemd was tot algemeen erfstadhouder, werd het Loo een hooge heerlijkheid en uitgebreid met het Ambt van Apeldoorn en het Uddeler Meer. Na den dood van Willem IV bleef het Loo gedurende de minderjarigheid van Willem V onbewoond. Toen hij zelf 'aan het be wind kwam, ging de vorstelijke buiten plaats ook weer een tijd van luister tegemoet: Een jager en ruiter als Willem III was deze laatste stadhouder echter niet. Na het vertrek van Willem V herstel den Pruisische troepen ook -op Het Loo de orde" en daarna rabauwden en roof den er schaamteloos de dienaren der Bataafsche republiek. Geruimen tijd was Het Loo ingericht tot hospitaal voor Jammer, dat hier ontbreken enkele werken, waarin Neuhuys boven de schoone verschij ning van het kleur- en lichtspel uit, het beeld van Moeder-en-kind wat dieper doorschouwde dan het sckilderachtig geval, als bijv. in de Noorsche Madonna (coll. Randwijk) en een dergelijke, meer realistisch aangeziene groep in zijn coll. Sted. Museum. In het precieuse schilderijtje (coll. v. Essen) is echter bij de typeering van het oude moedertje iets van een fijn doordringende innerlijke observatie. Als portretschilder valt Neuhuy's ons hier niet mee. Er is een mansportret in een zeer verlokkend amber-kleurig gamma geschil derd, iets met verre herinneringen aan sommige Venetianen en Fabritius dat me echter 't meest merkwaardig is om de bewegingen1 in een zekere richting waartoe de schilder zijn technische begaafdheid dwingen kon. Het portret van den heer v. W. steekt echter,ver boven al het portretwerkhier uit. Daar is een rijkheid en verfijndheid in de kleurspelingen (zie bijv. de partij om den mond) die doen vermoeden dat Neuhuys toen kortelings de Staalmeesters bestu deerd had. Een waardig pendant hiervan vind ik onder de aquarellen bij het portret van een boerenvrouw, met de limpide weerglans in de oogen en waar de gelaatskleur onder de overhuiving van den witten kap, in zoo teedere manceeringen werd opgelost. Zoo is er nog al een en ander in deze overmatige tentoonstelling op te zoeken, onder de schilderijen zoowel als onder de aquarellen die ons kunnen duidelijk maken dat de superioriteit van Neuhuys' schildervermogen niet gelegen is in het overtreffende kunnen van een vaardige hand, door rustelooze inspanning en veel studie zich eigen gemaakt, maar in de materieele schoonheid van een mergvolle peinture", en een tot in de vezelen bloedrijk kleurleven. Zoo vierde het hollandsch impressionnisme in deze kunst, al is het minder in de diepte dan bij Israëls, en meer begrensd dan bij Breitner, een v$n zijn grootste gloriën. W. STEENHOFF * * * De Zilverdistel In de N. R. Ct. van 30 December 1913, Avondblad, kwam een stukje van een medewerker" voor over de Haagse uitgeverij de Zilverdistel. Een stukje dat handelde over de geschiedenis en de latere uitgaven van deze onderneming; en dat die uitgaven waarvan n tot stand kwam onder de alleen leiding van de heer P. N. van Eyck en de andere toen Mr. J. F. van Royen zich met de eerste verbonden had ik mag wel zeggen boven alles prees. Ik wil trachten na te gaan of de bedoelde uitgaven deze uitbundige lof werkelik verde Fransche soldaten, die hier contrac tueel gevoed en gekleed moesten worden. Daarna is het een van de vele resi denties van Koning Lodewijk Napoleon geweest en ook Napoleon heeft, toen hij na de inlijving ons land bezocht, er eenige dagen verblijf gehouden. In 1815 zou het Loo in eere worden hersteld, maar den luister van vorige eeuwen was uit het Veluwezand niet meer op te delven. De kostelijke tuinaanleg werd vervangen door een jongen aan plant die later een nabootsing van een landschap zou worden. Sedert is men zoo goed en zoo kwaad als het ging op dezen weg van verfraaiing voortge gaan en deze verbouwing en restauratie zet de kroon op het werk. * * De restauratie was, ook uit architec tonisch oogpunt, verre van onbelangrijk. Op het hoofdgebouw en zijn twee voor uitspringende korte vleugels heeft men eenvoudig een verdieping ingevoegd, wat aan de verhoudingen van het gebouw niet juist goed gedaan heeft. De pilasters en het hoofdgestel in het avantcorps van den voorgevel komen wel wat erg in den druk en ook de verschillende raamhoogten werken alles behalve rustig. Het is toch opmerkelijk hoe gemakkelijk en schijnbaar zonder scrupules van een gebouw het eigenaardig cachet, dat de tijd van zijn ont staan markeert, wordt weggewischt. De beide lage gebouwen, waaruit de lange vleugels ontspringen, waren vroeger door pilasters over de geheele hoogte in traveeën verdeeld en ook in andere onderdeelen (bijv. in de afscheidings muren van de tuinen) was dit Palladiaansche motief verwerkt. In verschillende zalen vinden wij de pilasters van verschillende orden terug, dienen; een vraag die ik ontkennend zal moeten beantwoorden. Maar het is nodig om vór ik hiertoe overga enige opmerkin gen te maken over de herkomst van deze anonieme verheerliking. Het is namelik voor enigszins ingewijden zeker dat dit stukje geschreven of zeer direkt geïnspireerd moet zijn door de leiding van de Zilver distel zelf. Dit nu lijkt mij een journalis tieke manier van zeer bedenkelik gehalte: in een voor onbevooroordeeld en onpartijdig doorgaande rubriek van een der meest be kende en gezaghebbende dagbladen anoniem reklame maken voor eigen werk om zoo doende de verkoop ervan te bevorderen. Deze bewering zal ik niet terug nemen vórdat de leiders van de Zilverdistel mij van de onwaarheid ervan overtuigd hebben. Nadat dit is vastgesteld meen ik de vrij heid te hebben om de Zilverdistel op som mige gedeelten van het artikeltje in de N. R. Ct. aantevallen. In de eerste plaats is er een aantal begin selen waarnaar, zogenaamd althans, gewerkt wordt. De voornaamste hiervan zijn de volgende: I. De Zilverdistel toch is een onderneming die zich ten doel stelt boeken uit te geven die niet alleen door hun inhoud maar ook door hun gedaante en uitvoering, een schoon heid vormen, waarbij natuurlijk vooral ge tracht wordt vorm en inhoud met elkander in overeenstemming te brengen, in dien zin dat naar de uitdrukking van den Engelschen private-printer Ricketts de eeuwigheids waarde van het kunstwerk haar weerspie geling vindt in het wezen en de waarde van het boek als zoodanig." II. Er werd vastgesteld voortaan een enkele letter te gebruiken,..." Hiertoe koos men een tot nu toe nooit gebruikte XVe eeuwse letter van Peter Schoeffer von Gernsheim. III. Verder zal men voortaan op de handpers in plaats van op de machinepers doen drukken." IV. Uitgaande van de overweging dat voor den lezer de naam en dateering van de uitgave slechts van ondergeschikt belang zijn vindt men op de titelpagina slechts den titel van het boek en den naam van den schrijver." V. Bij de plaatsing van den drukspiegel heeft men zich laten leiden door het idee dat niet de enkele bladzijde maar de dubbel-, pagina van het opengeslagen boek een een heid moet vormen voor het oog van den lezer." Nadat over deze beginselen een en ander zal gezegd zijn komen, getoetst aan die be ginselen, de navolgende uitgaven aan de beurt: Gedichte" en Der Garten der Erkenntnis" van Leopold Andrian; Bevrijdi»g" van P. N. van Eijck; Les Fleurs du Mal" van Baudelaire; Lanceloet"; en Romances maar bedolven onder of omrankt door den smuk van een Louis XIV decoratie en versiering. De lage, lange vleugels zijn geheel ge restaureerd, van meerdere vensters voor zien, terwijl de boomen die daar stonden, gekapt zijn en vervangen door kuip-palmen. Dat alles is dus wel een zeer ingrij pende verandering, die Het Loo ook voor langer dan tijdelijk verblijf geschikter maakt. Een buitenmate interessant of impo sant gebouw is Het Loo echter ook thans niet geworden: met zijn witten, haast burgerlijken eenvoud ligt het als een gropte, goedige buitenplaats in de lieflijkheid van het in natuurlijken stijl gehouden park. Doch het was bijna niet te verwachten dat men van hooger hand de verbouw van een (zij 't dan ietwat gemoedelijk) Koninklijk Paleis zoozeer zou beschouwen als een werk van lagere orde. Voor de inrichting van een fabrieksbibliotheek wordt een der meest erkende architecten, wiens kunstenaarschap boven allen twijfel verheven is, aangezocht, *) maar van den man die een monument van geschiedenis en kunst" restaureerde schijnt alleen de naam bekend op het desbetreffend departement. In een tijd, dat nijvere dorpstimmerlieden de aantrekkelijkste vacantieoorden volbouwen metstijllooze bedenksels.moest het Hof en in ieder geval de Staat, toch overtuigender en nadrukkelijker voorgaan. Of was in dit geval ook een dorps timmerman in het spel? VAN HERWAERDT *) De bouwkunstenaar De Bazel'ontwierp de binnenarchitectuur van de bibliotheek van het nieuwe fabrieksgebouw der Lettergieterij Amsterdam". IIIIIH niiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiMiiiMiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiMiiiiiMiiiii' sans Paroles" van Verlaine. Punt I is naar mijn mening een zowel Engelse als Duitse vergissing die hier te lande het ge lukkig nog niet verder dan tot de Zilverdistel gebracht heeft. De met n letter, als de Zilverdistel, werkende Engelsen willen met alleen de indeling de inhoud van het boek symboliseeren". Zij bereiken hiermee niet dat wat zij zeggen. Slechts wie op dit beginsel (?) opmerkzaam gemaakt is kan met veel goede(?) wil tot vaag gepraat over deze vermeende samenstemming komen. De duitsers schrik ken, desnoods, niet terug voor het gebruik van honderd letters; en door voor elk boek een, ongeveer, terzelfdertijd en plaatse ont stane letter te kiezen, hebben zij mér de schijn vór hun gewichtigdoenerige principe. Maar ik zet ieder, om, zonder dat hij een boek leest, uit de gebruikte letter en het arrangement de tijd van ontstaan en de geest van het werk af te leiden! Het twede punt betreft een zakelike mee deling die wij -voor kennisgeving zouden kunnen aannemen, indien niet de keuze van deze letter in het algemeen en voor modern werk in het biezonder zeer aanvechtbaarware. Er wordt gezegd dat de letter van Peter Schoeffer buitengewoon fraai is; en dat hij daarom de door andere boekkunstenaars gebruikte typen overtreft, omdat hij oorspronkelik" is. Waarschijnlik echter dankt hij zijn grote waarde voor de Zilverdistel aan het feit dat hij vijf eeuwen oud en nooit gebruikt is. Zo'n curiosum ook! Anderen moesten door hen bewonderde oude letters neugestalten" zoals Cobden Sanderson ; of schiepen, zonder daarbij de gangbare vormen te vergeten, waarlik moderne typen als Behrens, Ehmcke, De Roos ; maar de leiders van de Zilverdistel vonden iets nooit gebruikts en ouds dat daarom oorspronkelik" kon genoemd worden. Bedachten zij niet eens dat dit nooit gebrui ken, noch door Peter Schoeffer zelf, noch door de latere eigenaars (diens familie en de firma Enschedé), wel tot oorzaak kon hebben gehad een gebrek aan voldaanheid over zijn arbeid bij de ontwerper en een gebrek aan bewonde ring bij de latere bezitters? Omstandigheden waarvoor alle reden zou geweest zijn. De zo hooggeroemde letter, toch, moet door elk onzijdig beoordelaar lager gesteld wor den dan de andere door mij genoemde typen. Hij is onklaar van vorm en onvast van snede; als bladzijde gezien maakt hij een ongelijke en zwartige indruk (de onge lijkheid bewijst duidelik een pagina in Lan celoet waar enige schuins onder elkaar staande g's een lelik zwart loopje veroor zaken) ; reeds moest de oorspronkelikheid" worden beperkt daar de h, bijna niet te onderscheiden van de b, door een normaler type bleek vervangen te moeten worden. Punt III bevat de mededeling dat voor taan op de handpers zal worden gedrukt. Een afwijking van het moderne te meer dus.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl