De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 21 juni pagina 2

21 juni 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 Juni '14. No. 1930 het hart gaande zaak werd onderbroken door hekelende, plagende opmerkingen. Hoezeer ook vór alles militair, in den meer modernen zin des woords, zijne warme belangstelling ging uit naar alle onderwerpen op het publiek-sociaal terrein gelegen. Hij was een nauwlettend toehoorder, ook al was hij schijnbaar geheel verdiept in het teekenen van caricaturen zijner mede leden. Zijn bundels kamerstukken stonden op de breede, witte marge steeds vol van raakgeschetste, sprekende spotteekeningen en heel wat erg-saaie en droge redevoeringen heeft hij voor zijne Kamergenooten vervroolijkt door de puntige potlood-krabbels, die gretig van hand tot hand gingen. Levendig en opgewekt van aard, onder houdend in zijn gesprekken, ernstig strevend naar wat zijne overtuiging hem als goed en begeerenswaard had doen onderscheiden, is Thomson een man geweest, die ook in de Tweede Kamer zich al ras vele vrienden heeft weten te verwerven. Men kan er zeker van zijn, dat het geen ijdele klanken waren, toen daar in de eerste vergadering na het bekend worden van zijn sneuvelen, getuigd werd, dat de naam van Thomson in de Tweede Kamer nog zeer lang hoog in eere zou worden gehouden. TACHUS MlllltlllllllllllllllttlllllllimilllllllllllMlllllltllllllllNIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Carduus Mysticus i Het naturalistisch levensgevoel, dat, aan de Renaissance ontsprongen, in het historisch materialisme zijn verste consequentie trok, schijnt wegzinkende. Er komt een andere wijze van gewaarworden; m. a. w. er komt een andere Waarheid. Deze nieuwe Waar heid" schijnt in zooverre een voortzetting van een oud, slechts enkele eeuwen onder broken levensgevoel, als ze een directe er kenning is van de heerschappij?desGeestes"*). Een nadere omschrijving van het woord Geest, van het 't begrip te-boven-gaande want Omgrijpende is in deze inleiding tot een reeks studiën over zijn wezen, even onmooglijk als gewenscht. In de rubriek 'Carduus Mysticus' (De Distel der Verholenheid) zal ik, dankbaar gebruik makende van de vrijzinnige toelating der redactie van dit blad, werken bespreken van occultistischen aard. Dat is: werken op het gebied van magie, spiritisme, astrologie, voorzegging, kabbalistiek, mystische christo logie, symbolisme, chiromancie, graphologie, droomuitlegging, getallenleen, hypnotisme, en andere aanverwante vakken, die het officieel verwaarloosde gebied der wetenschap vor men. Werken uit alle tijden zullen wij binnen onzen gezichtskring brengen. Evenwel is het mijn voornemen waar bij de introductie dezer studiën eenige tactiek niet overbodig schijnt met ons publiek geestelijk meer nabij liggende onderwerpen te beginnen. Zoo stel ik mij voor in de eerstvolgende artikelen iets te zeggen o. a. over van Eeden's boek 'Paul's Ontwaken', over praedestinatiegeloof en over magie in enkele boeken van het Oude Testament; over de Anangkèin een zoo algemeen bekend werk als Sophokles' ' Koning Oedipus'; over den esoterischen zin, die gehecht wordt aan de bronvorming te Lourdes. Gebrek aan onderwerpen zal niet te duchten zijn; want, behalve dat tegen woordig tal van boeken en maandbladen op occultistisch gebied verschijnen, en er vereenigingen zijn, welke in jaarboeken of andere publicaties gecontroleerde bevindingen van occulten aard bekend maken, hebben de eeuwen een schat van standaardwerken op dit gebied opgehoopt, waartoe van tijd tot tijd een terugkeer te nemen, niet dan wel dadig en verfrisschend werken kan. In welken zin echter, vraagt zich de be langstellende onder mijn lezers af, zal de inleiding dezer occultistische publicaties geschieden ? Het zal onnoodig zijn te getuigen dat hij, die de taak op zich neemt welke ik thans aanvat, vol belangstelling is ten opzichte van de strevingen die het onderwerp van deze opstellen zullen uitmaken; een belang stelling, die uitteraard bewijs inhoudt, dat ik tegenover dit alles niet sta als een a IIIIIIIIIIIIIIIIIHIIimillllllllllllllllllMIIIIHIIMIIIIItllHIIIIIMIIHIIIIIIIIIIIII FEUILLETON Illllllltllllllllllllllllllllllllttttltlllllllll lllttllllllHHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIUMtM PRINSES ORLOF UlT HET ITALIAANSCH VAN EMIL1O DE MARCHl In den nacht van 24 September stierf de hertog Fermidoro di Campoes in zijn zeer oud Siciliaansch kasteel, de Pergola geheeten. Hij liet een fortuin na van circa zes millioen in landerijen, wijngaarden en zwavelmijnen; en ook... een mooie, nog heel jonge weduwe, hertogin Eugenia, een fijn, teer, gracieus persoontje; ons hertoginnetje werd zij door de boeren in den omtrek genoemd. Hertog Fermidoro had haar, toen hij bijna veertig jaar oud was, voor 't eerst ontmoet in de badplaats d'Ardenza, waar Eugenia's vader, graaf di Finedo, jaarlijks heenging met zijn dochter en zijn veel besproken vier witte paarden. Eugenia had nooit haar moeder gekend en als zij met haar vader over jeugd herinneringen wilde spreken, merkte zij duidelijk dat hij over dat onderwerp heengleed, en een ontwijkend antwoord gaf, alsof hij vreesde te raken aan wat hem heilig was. Het jonge meisje volgde intusschen trouw het vaderlijk voorbeeld van een luchtig, zorgeloos leven; over niets nadenkend, ge heel vervuld van zichzelf, was zij steeds in afwachting van een echtgenoot met een heele rij nergens-toe-dienende namen, een dozijn millioentjes en een kasteel met veel torens, al was het maar in de Pyreneeën; maar stellig moest het iemand zijn die vol deed aan dat verlangen naar wereldsche grootheid, waarvan haar donkere pupillen zoo duidelijk spraken. De hertog Fermidoro, die alles bezat wat zij zich wenschte, kwam dus juist van pas, en niettegenstaande zijne veertig jaren nam zij hem aan. priori ongeloovige. Ik geloof dan aan de mogelijkheid van een onbepaalde vermeer dering en verandering onzer waar nemingen en gewaarwordingen. De ge waarwordingen, waarmee de geest der menschen op n verschijnsel of wat slechts in de gedogmatiseerde en geconventionaliseerde taal van ons huidig dagelijksch-leven iets anders is op n voorwerp", reageert, zijn tallo.os; zelfs bij menschen uit n samenleving in n tijd. Zet een kind, een werktuigkundige,* een kunstenaar, een gierigaard, een lafhartige, een oud-roesthandelaar, een mysticus, voor eenzelfde machine; hun gewaarwordingen zullen zér veel verschillen; en niet dan luttel en oppervlakkig zijn de enkele aan wijzingen, waarmee wij de meest opvallende dier verschillen verklaren. Wij kunnen zeggen, dat ieder waarneemt en gewaar wordt vol gens zijn geaardheid"; en overeenkomstig de heerschende cultuur; maar hoezeer wij ook die geaardheden en hun saamvatting, die cultuur, determineer end achten, het wezen -j van huji gedetermineerdheid ontsnapt aan onze observatie, uitteraard; waar immers geen deel van een geheel het geheel waar van het deel is kan om-vatten. Men heeft wel hypothesen geopperd, overeenkomstig de tijden van haar ontstaan van spiritueelen en materialistischen aard. Men heeft de stuwkracht van God en men heeft de stuw kracht van zelf- en soortbehoud aangegeven als het beginsel van ons leven, d.i. van ons handelen" in-wijdsten-zin. Maar het is duidelijk dat dit een verklaring" is, die slechts een kinderhand vult! Of heel onze wijze van denk-voelen, of onze logica, misschien een verschijnsel is als de formatie van een honigmerk op een bloemkelkblad, wat leert ons dit nog omtrent de groote cosmische machten die de bloem maken, die 't leven beheerschen; wat leert het ons omtrent het leven zelf? Het leert ons toch iets: besef van omvattings-onmacht. Het doet ons het stevige van ons bestaan wankelen; wankelen als een schijnsel van naar oorsprong, en wezen, en constantie ongekend licht. Het brengt ons nader tot den twijfel aan alles; aan onszelf, aan de wezenlijkheid" van ons eigen wezen; en zeker: aan het absolute van welke ook onzer constateeringen. Wij hebben af te leeren eiken waan van zeker-gaan; van door redeneering boven de wel algemeen als onzeker gegrondvest be schouwde gevoelens uit te kunnen komen. Want primo is het logische" of onlogische" eener redeneering een ^evoe/squaestie; secundo geeft bij ieder oorzaak-en-gevolgverbinden nog weer een sentiment de richting aan waarin deze verbinding plaats vindt. En die richtingen zijn van talloos verscheiden mogelijkheid. Er is een mensch van honger gestorven, dus..." Op hoeveel verschillende wijzen is die redeneering wel te vervolgen, lezer, naarmate men zich op een medisch, sentimenteel, cynisch, den-dood-als-een-uitkomst beschouwend, standpunt stelt; of op de duizend-en-een andere standpunten welke door duizend-en-én andere innerlijke en uiterlijke omstandigheden kunnen worden geboden ? Dus om ook eens uit het door het fataal complex van omstandigheden door mij aldus gehouden voorafgaand betoog, n der talloos-mogelijke conclusies te trekken, en wel die, welke ik op dit oogenblik gedetermineerd ben de belangrijkste te achten ; dus: ik verhoop geen oogenblik een oplossing te vinden van het Raadsel des Levens. Dat kan door mij, tot een be paalde wijze van denken gedetermineerd levensmomentje, nooit worden omvat. Maar wél zijn er menschelijke functies in haar werk zaamheid te ontdekken en te beschrijven, die we ons de laatste tijden weinig bewust maakten. Om een zeer eenvoudige functie te noemen: het vermogen om zich te oriënteeren, is bij menschen, wien 't nietnoodig is, vrijwel verdwenen. Zoo kunnen bijvoor beeld mogelijke speuringen naar ons bestaanna-den-dood vruchtbaar blijken; al hebben materialisten ons eenige tientallen van jaren geleerd, dat daar niets van te weten valt. Dat de .toekomst in het heden vaststaat, hebben we afgeleerd in ons dagelijksch denken vast te houden. Het is dus weer de moeite waard geworden, logisch" en expe rimenteel" deze waarheid" te belichten. Enzoovoorts. Maar bij al die logica", bij ieder experiment zullen we in het oog houden het waardoor-weten-we-niet 'gede termineerd karakter van onze heele denk en waarneemwijs. Om al de zoeklichten die we uitzenden, blijven we den nacht gevoelen. En uiterste van consequentie waartoe ik op dit oogenblik in staat ben ook dat In haar huwelijk werd zij nog mooier, nog gracieuser. Het amberkleurig haar viel bijna tot op haar voeten; en zelfs als ge trouwde vrouw liet zij dat gaarne los hangen, wanneer zij als een boschnimf door de schaduwrijke lanen van het park dwaalde in een wit ochtendkleed, zacht zijden muiltjes aan de kleine voeten. Het hertoginnetje liet bij die wandelingen bijna geen spoor na pp de met zand bestrooide paden. De veertig jarige hertog genoot van zijn jong geluk, zooals een krachtige jongen een pas gevan gen zwaluwtje teeder koestert; en mocht zijn hertoginnetje zich begeerig hebben ge toond naar een stukje van de maan, zooals die schitterde op de glanzige, trillende laurier en oranjeboomen, dan zou hij wel een trap weten te maken, die tot aan de maan reikte. Zoo sliep b. v. hertogin Eugenia zekeren warmen Juni-avond op het terras onder den blooten hemel, tusschen heeriijken bloemengeur, met vriendelijk op haar neer ziende, flikkerende sterren, en droomde dat een zwaan haar voorttrok over den gladden spiegel der zee. En de hertog wilde dat die zwaan zou gemaakt worden, om zijn her toginnetje werkelijk over het groene water van het meertje te zien zweven; hij ook droomde met open oogen. Eugenia had fijne, albast-witte handjes; 't gezichtje en het figuur waren aristocratisch en lenig, buigzaam. Zij dineerde, om zoo te zeggen, met enkel bonbons en sorbets, en kon zich niet voorstellen dat iemand ter wereld minder weelderig zou kunnen leven. Voor de boeren, die zij op den weg tegen kwam met hun gescheurde kleeren en zonverbrande gezichten, was zij even bang als voor ossen en stieren; als zij langs een armoedig hutje ging, waar een vunzige lucht uit kwam, verschoot zij van kleur. Van haar pachters en huisgezinnen (meer dan vier honderd personen, alleen in den omtrek van de Pergola) wilde zij niemand bij zich zien voelen van dien nacht, ook ons agnosticisme hebben we te aanvaarden niet als absolute wijsheid, maar als een door een omstandigheden-complex voor ons gedetermineerde wijze van waarnemen. Die dus geenszins van edeler soort is dan eenige hetzij christelijke of boeddhistische of Egyptisch-astrologische extase-om-openbaring. Ziehier mijn vast besef van onvastheid. Er groeit op zoo harden en wankelen bodem niets dan n scherpbladig gewas van Fataliteit. De carduus mysticus. Natuurlijk is het voorafgaande slechts ten volle waar -<- voor mij - in de minuut waarin ik het schreef. Er werken steeds ver anderende machten in zoowel als buiten mij. Maar ik verwacht een nog durende constantie van betoogkracht althans in deze richting. In deze verwachting durf ik de redactie van de rubriek op mij te nemen. Evenwel kan een veranderde constellatie, of een dakpan tegen m'n hoofd, of n van duizend andere bekende of onbekende invloeden alle betoog trant in mij zoo goed als iedere mogelijke appreciatie dezer lectuur bij mijn lezers veranderen. Op die lezers doe ik ten slotte een beroep tot medewerking. Ik verzoek mededeeling Ie van boeken of andere bescheiden op oc cultistisch gebied, 2e van verschijnselen. Een verzoek om de zaak ernstig op te nemen, voeg ik hier niet aan toe. In de eerste plaats zou dit verzoek hoegenaamd geen uitwerking hebben ten goede of ten kwade. In de tweede plaats voel ik de strooming, welke ik nu in dit blad tot uiting mag brengen als te krachtig, dan dat ze door spot welken ik in geestigen vorm zelfs zeer dankbaar zal savoureeren zou kunnen worden geschaad. In de derde plaats is de spot even belangrijk als de ernst, is ook bijvoorbeeld het verhaal van een bedachte" manifestatie evenzeer aandacht waard als van een beleefde" mani festatie. Immers tusschen bedenken" en beleven" zie ik slechts een verschil in con stantie en intensiteit. Het bedachte is be leefd; het beleven is een gedachte"werking (waarbij gedachte staat voor geest" in het algemeen, maar op grond van 't boven staande, meen ik die twee bewoordingen'" wel te mogen identificeren.) Zoo zal dan ook ieder mij meegedeeld verschijnsel worden besproken als een mentaal verschijnsel, gezien van den geest des der waarnemers uit. Ik hoop, dat ge u nu wankel genoeg zult voelen om met mij de werelden in te gaan, waar dit is: zówaar te nemen dat de droom en het waken, de waanzin en de doordachtheid als gelijk-belangrijke, gelijkvreemde, gelijk-vertrouwde, gelijk-onbegrepene toestanden worden gezien. J. L. WALCH *) De telkens voorkomende aanhalingsteekens om algemeen bekende woorden, willen het ontleende, en dus het conventioneele accentueeren van benoemingen, welker nauwkeurige nuance-van-bedoeling niet in n woord is uit te drukken, maar uit het geheel van dit betoog haar licht ontvangen moge. * * * Nieuwe boeken voor kinderen Pension Betuwzicht, door A. SUTORIUS, teekeningen van WILLY SLUITER. Amsterdam, Scheltens en Giltay. Het is opvallend dat juist meisjes-boeken vooraj die bestemd zijn voor bakvisschen dikwijls zoo bijster onbeduidend kunnen zijn. Is het meisjesleven op zich zelf zoo onbe langrijk, of hebben de dames, die zich in 't algemeen aan het schrijven van dergelijk werk bij wijze van tijdverdrijf te buiten gaan, op het oogenblik dat zij dit doen een zoo onbeduidend geestesleven? Het laatste lijkt mij het meest aannemelijk, want het waarlijke sentiment van een bakvisch, in al zijn grillige wuftheid en overdreven gevoe ligheid, geeft veel ongewetens te peilen; er gloren in het verholen wezen van een jongemeisjesziel gevoelens van penetrante echt heid, maar de meeste auteurs blijven gemaks halve aan den pnbeduidenden, luidruchtigen buitenkant. Zij worden niet geroerd door de zoete mijmerij en vage weemoed, de lieflijke schroom en fel-uitschietende begeer lijkheid, welke zoo'n jong meisje-kind z sluieren voor zich zelf, dat ze haar vertier zoekt in uiterlijkheid; zij weten alleen de avontuurtjes en de streken, maar niet wat daaronder woelen kan aan verlangen en begeerte. Zoo toont zich in dit verhaal ook Anna Sutorius, van wie ik meer verwacht had dan een boek met kostmeisjes-avonturen en beuzelachtige levensuiterlijkheid. Zij heeft wel dan de zes huwbare jonge meisjes, die vol gens de traditie eenmaal 's jaars op het kasteel een huwelijksgift van vijftig kronen kwamen in ontvangst nemen, maar het hertoginnetje wilde dat zij in haar mooiste kleeren zouden komen, met een krans van korenaren op het hoofd, en een bouquet veldbloemen in de hand, als bij een operaballet. Zij reikte dan aan elk van het zestal een zijden beursje over, terwijl zij zat op een stevigen antieken armstoelmethoogen rug, als een burchtvrouw uit keizer Frederik's tijd; de jonge meisjes moesten dan knielen op een expres voor die gelegenheid vervaardigd kussen. En 't was haar werk dat een stomme kreupele weggejaagd werd van de brug, waar hij altijd stond en met een schel gekrijsch de hand bedelend naar haar rijtuig uitstak; bij dat ellendig schouwspel leden haar zenuwen meer dan ooit haar hart had kunnen lijden. De hertog zag in die zwakheden iets eigenaardigs, een natuurverschijnsel, evenals zeker soort vlinders van nature een gouden wapenschild op defluweelen vleugels hebben, terwijl er wurmen zijn, die zich voeden met slijk. En aangezien hij veel gehoord had van het zwervend leven van zijn schoon vader, en zijn avonturen met een Russische prinses vrij algemeen bekend waren, meende hij in Eugenia's teergevoeligheid een bewijs van haar aristocratische afkomst te zien. Graaf di Fenido had hem in vage woorden te verstaan gegeven, dat zijn Genia een kind van de liefde was. Later had hij in zijn brie ven dikwijls den naam genoemd van een zekere prinses Olga (een der Orlof's) die gevlucht was van het hof en van haar echt genoot, een zeer machtig en hooggeplaatst persoon. Maar altijd had hij daarbij zijn schoonzoon gevraagd Eugenia voorloopig nog in onwetendheid te laten omtrent dit punt; aangezien het in prinses Olga's belang beter de allure van de pijnlijke werkelijkheid niet te mijden, maar die wordt onder haar handen tot sentimentaliteit. Het boek blijft daardoor, ondanks het aanroeren af en toe van een ern stiger levensfeit, onbeduidend. Sommige stre ken zijn wel jolig, maar een slordige manier van schrijven maakt ze verre van vlot lees baar. De teekeningen zijn wel geestig, hoewel naar het grove zweemend, maar ik krijg den indruk, dat de teekenaar niet met aan dacht het manuscript heeft gelezen, wat hem moeilijk kwalijk te nemen is. Hoe be minnelijk de slanke lijn voor jonge dames van zeventien jaar ook zijn mag, de bak visschen tegenover pag. 227 zijn wel wat heel sluik geteekend. Wie helpt ons aan het levens-echte bakvisschenboek? Het zal in een bestaande behoefte voorzien"! # * Zonnebloemen, vertellingen voor School en Huis, onder redactie van CHARLES KWENEN. 2e serietvoorQ?11 jarigen) en 3e serie (voor 11 14 jarigen). G. B. van Goor Zonen, Gouda. Dat verscheidene bekende kinder-auteurs hun medewerking verleenden, was ons een waarborg, dat we iets goeds gaven" schrijven, niet zonder eenige zelfingenomenheid, de uitgevers in een woord vooraf", doch het is treffend, dat het minst onbeduidende ver haal van deze twee bundels is van een (zoover ik weet) vrijwel onbekende op dit ge bied. Deze vertelling, Dolle Dirk" door N. W. C. Kuyk, heeft werkelijk positieve kwaliteiten, alleen is het mij volkomen duister waarom het bestemd is voor negen- tot elfjarige kinderen. Het is trouwens met die indeeling in twee series toch heel zonder ling. Het sprookje van trouw" van Mine van der Schaaf hoort in de 2e serie zeker niet thuis, maar het zou ook wat de andere bijdragen betreft wenschelijk zijn bij een volgende druk bij wijze van afwisseling de nummers der series om te ruilen. Vooral de derde serie is een poovere ver zameling van meerendeels zoetelijke ver tellingen, waaraan debet zijn o.a. Charles Krienen (vier!), Felicie Jehu, A. C. C. de Vletter, Nine van der Schaaf, F. H. N. Bloemink, om de meer bekenden te noe men. Geen der twaalf verhalen heeft eenige verdienste : het zijn in doorsnee on beduidende smakelooze geschiedenisjes. En wanneer zulk een serie vertellingen een re dacteur behoeft, waarom dan niet iemand genomen met een behoorlijken literairen en algemeenen smaak en ... (bovenal!) critisch vermogen, ook ten opzichte van zich zelf, want de bedenkseltjes van den redac teur Krienen zijn de minst geslaagde van alle. De tweede serie steekt boven de derde uit, maar bewijst door niets dat zij aanslui ting zocht bij een lageren leeftijd. Het is jammer, dat de firma van Goor, die reeds goede dingen deed, zich zoo bij den neus liet nemen. Ook door den teekenaar, die zich heel wel bij de mediocriteit van het geheel aansluit. * * * De vier kinderen Lomax, naar het En gelsen van ETHEL TURNER door D. VAN DER STOK, onder toezicht van N. VAN HICHTUM. Illustraties van J. MACFARLANE. A. W. Bruna en Zn. Utrecht. Mevr. van Hichtum heeft eer van haar toezicht, alleen hoop ik dat zij, evenmin als de vertaalster, het boek niet uitsluitend of zelfs niet bij voorkeur voor kinderen bestemde. Ik licht er zoo voor de hand een alinea uit, die ontwikkelder en getrainder lezers vergt dan zelfs bakvisschen! De nederige, bekommerde klank van zijn stem zou verscheidene dozijnen lezers van zijn boeken die hem aandoenlijke brieven hadden geschreven met de vraag of hij, daar hij een literaire specialiteit was, zoo vriendelijk zou willen zijn, een begeleidend lijvig manuscript door te lezen, hen raad te geven omtrent de mogelijke fouten, beneve»s eenige wenken over de uitgave versteld hebben doen staan. Want al deze personen het anathema maranatha van alle auteurs ontvingen per omgaande n van de gedrukte kaarten waarvan altijd een heele stapel voor dat doel op Hugh's schrijf tafel klaar lag, en die de volgende korte mededeeling bevatte : De heer Kinross, die noch literair agent, noch philantroop is, maar slechts een met werk overladen man, die op de waarde van ieder uur hoogen prijs stelt, verzoekt de eer, die zijn cerrespondent hem wil aandoen, van de hand te mogen wijzen, en bericht hem, dat zijn pak hem was daarover het stilzwijgen te bewaren. De hertog had, als gentleman, deze opvat ting geëerbiedigd en telkens als Eugenia dit onderwerp aanroerde, kreeg zij ook van hém vage, nietszeggende antwoorden. Haar vader stierf, en een jaar daarna ook hertog Fermidoro. Het hertoginnetje kreeg dus haar vader's brieven in handen, waar door zij althans een slip van dat diep geheim kon oplichten. Haar fantasie had haar echter al zoo nabij het misschien ware gebracht, dat zij vol strekt niet verwonderd was; integendeel, haar hart klopte van blijdschap, eensdeels omdat zij met haar zich-niet-aan-het-alledaagsche-bindenden geest het avontuurlijke van haar levensgeschiedenis interessant vond; ten andere omdat zij nu duidelijker dan tot nog toe het bijna keizerlijk bloed der Orlofs in haar aderen voelde. Terwijl zij in haar rouwtijd over die brieven peinsde, kwamen herinneringen aan haar geboortestad, Petersburg, bij haar op; als aan een verren horizon zag zij de torens van de Newa, het Kremlin, de uitgestrekte landerijen, een menigte gehoorzame vasallen, groote sneeuwvelden, een paleis met ceder houten betimmering, het drukke gezelschapsleven, het hof met dien half Byzantijnschen, half Franschen praal, 't Waren als droomen vermomde begeerten en wenschen; en niet alleen herleefde in haar de dochter met haar altijd gevoeld smachtend verlangen naar moederliefde, maar ook de jonge vrouw, die meende den haar toekomenden naam, den haar waardigen diadeem eindelijk gevonden te hebben. Zij zou dus zoo voorzichtig mogelijk po gingen doen om haar moeder, zoo die nog leefde, terug te vinden, zonder daarbij de afgunst op te wekken van de persoon (wie dat mocht wezen) die moeder en dochter gescheiden hield, uit wraak over een vroe ger ondervonden beleediging. In haar vaders l teruggezonden zal worden, na ontvangst van de noodige postzegels"". Dit is de soort geest, welke jn het geheele boek domineert, maar tevens staan er zulke grappige dingen in over kinderen, getuigend van liefdevol en toegewijd waar nemen, dat sommige bladzijden leven van humor en innigheid. Er is een neiging tot grof heid, tot charge ; vooral de intrigue, die door de geschiedenis der groote kinderen" uit dit verhaal heengerankt werd, is bijna Amerikaansch grof, maar er staat zooveel uitnemends tegenover, dat men De vier kinderen Lomax" een verkwikkend boek mag noemen. De overgenomen teekeningen zijn ook heel goed; vooral de titelplaat. Vooral van kinderen dus gevoelige zoo wel als geestige instantanéetjes, maar niet geheel vór kinderen, al zullen de mooiste gedeelten hun zeker veel werkelijke vreugde kunnen geven. HESSEL JONOSMA * * * Professor Bolland Het artikel van dr. L. H. Grondijs in het vorig nummer over prof. G. J. P. J. Bolland werd geschreven naar aanleiding van 's hoog leeraars zestigsten verjaardag. ? ? ? Ingezonden Persmanieren De heer E. Wichman heeft drie weken geleden in De Amsterdammer zijn veront waardiging er over betuigd, dat op een schunnigen" aanval, afkomstig van den kunstcriticus van het Utrechtsch Dagblad, een verweer van hem, den aangevallene, niet door deze courant was opgenomen. Daarop beklaagde zich bij ons, in een brief, dien wij in 't daarop volgend nummer afdrukten, de hoofdredacteur van het genoemde dagblad, verklarende, dat het stukje tegen den heer Wichman niet schunnig" was, doch het geweigerd ingezonden stuk de betamelijke grenzen van vorm verre overschreed. Om deze zaak met wortel en al definitief uit de wereld te helpen, drukken wij hier af: lp. De passus, welke door den kunst criticus van het Utrechtsch Dagblad aan den heer Wichman gewijd was in zijn critiek van 24 Mei jl. 2o. Het door het Utrechtsch Dagblad geweigerd ingezonden antwoord van den heer Wichman, mede bevattende een ander gedeelte van de geïncrimineerde critiek. 3o. Een alinea, waarin de kunstcriticus van het Utrechtsch Dagblad een fout, hem door het geweigerd ingezonden stuk bekend, herstelt. 4o. Een wederom door het Utr. Dagblad geweigerd ingezonden stuk van den heer Wichman. * * * I. Tot de ingewijden behoort, zooals vanzelf spreekt, in de eerste plaats de vurige kampioen der ultra's, de heer Erich Wichmann, dien wij aanvankelijk thuis brachten als inwoner van het door hem zoo geminachte Utrecht, doch die nader blijkt sinds kort zijn tenten te Amsterdam opgeslagen te hebben. Hij zelf noemt zich ook kunstschilder, doch dat heeft niet veel om het lijf. Twee scherp contrasteerende kleurvakken, oranje en zwart, naast of fel door elkaar dat beteekent : de storm. Rood en zwart : opkomende mist, De zinsbegoochelingen des eenen zijn nu eenmaal niet precies eender die des anderen b.v. als die van u en ik, lezer, die dan ook philisters zijn. Ware slechts de heer Wichmann even vaardig met het penseel als hij het met de pen heeft bewezen te zijn, dan zou een uitbeelding zijner hallucinaties zeer interessant kunnen zijn ; thans is dat niet het geval. Als de verrichtingen van den heer W. iemand het recht geven het epitheton van kunstschilder, dan wordt iedere Neder lander als kunstschilder geboren." (U. D. 24-5-'14). II. Aan de Redactie van het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad" ', WEDERZIEN. Mijnheer de Hoofdredacteur! Will der Herr Graf ein Tanzleira [wagen So mag er's sagen, Ich spiel ihm auf !" (Figaro). Het was toevallig juist in deze, door (mij) zoo geminachte stad"; de aangename gewaarwordingen van het wederzien, verbrieven meende zij te lezen dat prinses Olga nog leefde, niet ver van Milaan; en tegelijk gaven die epistels haar een draad in handen voor verdere opsporingen, 't Bleek n.l. dat zekere dokter Silioli uit Milaan in 't ver trouwen van den graaf was geweest. Zij kon makkelijk het adres van dien dokter te weten komen, en bevend van een opwinding als zij misschien nooit in haar leven gekend had, schreef zij hem uit de volheid van haar liefhebbend kinderhart. Een moeder te hebben is altijd in stilte mijn grootste verlangen geweest; en stel u voor hoe gelukkig ik zou zijn als ik haar aan wie ik het leven dank, in mijne armen i mocht drukken. Ik zweer u dat ik om niets: ter wereld de rust zou willen verstoren van< haar die mij lief heeft, en evenmin zal ik: den toorn opwekken van wie tegen mij eem wrok mocht koesteren." Zoo ging zij voort, met ten slotte eem gevoelvol verhaal van 's hertogs dood. Spoedig kwam het antwoord van den dokter : Zeer doorluchtige mevrouw hertogin. Uw brief deed mij ontzaglijk veel ge noegen ; en 't verheugt mij vór ik sterf althans eenigszins te kunnen goed maken wat ik misschien verkeerd heb gedaan ; de geheimhouding, mij toen opgelegd, is nu, dat voel ik, opgeheven. Maar aangezien de persoon die in dit geheim betrokken wasr overleden is, haast ik mij om aan u, mevrouw de hertogin en aan uw moeder den schat van liefde te schenken, die zoo vele jaren verloren is gegaan. Ik heb dus zoo spoedig mogelijk alles in 't werk gesteld om met behulp van mijn aanteekeningen omtrent uw moeders verblijf zekerheid te krijgen, en 't is mij een groot geluk u te kunnen melden dat zij nog leeft, in den omtrek van Monza. Toen ik haar bezocht zij is dood ziek en haar uw liefderijke woorden voorlas, dacht ik dat de arme vrouw van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl