De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 21 juni pagina 7

21 juni 1914 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

21 Juni '14. No. 1930 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Luit-kolonel L. W. J. K. THOMSON f oud-lid der Tweede Kamer voor Leeu warden, bekend door zijn strijd tegen het Krupp-monopolie en zijn propaganda voor een volksleger op Zwitsersche leest geschoeid. Als kapitein tot lid der Tweede Kamer gekozen, werd hij in 1913, na terugkeer tot actieven dienst, tot majoor bevorderd en tijdens zijn verblijf in Albanië tot luitenant-kolonel (op vijf en veertigjarigen leeftijd). Tijdens den Boerenoorlog en in den jongsten Balkan oorlog (in het Grieksche leger) was hij Nederlandsch militair attach iiiiiiiiiiimmiHiiiMMiMiiiiiMiiiMiiiiiiiimiiiiiHiiiiiiHMMiiiiiiniiiiiMHi in zijn koe-stukken. Van deze is nog te noemen No. 8 Terug uit de weide." Een stal met geiten (No. 12) treft om den licht val, terwijl .het Stilleven (No. 19) in de bloe men rijk blijkt te zijn en in den achtergrond; wat troebel van kleur in de citroenen. II. L. Schelfhout (te Hilversum). In teekeningen en in etsen vertoont de zoekende maar smaakvolle Schelfhout zich, tot nu toe, zeker het gelukkigst. Het schilderwerk heeft zoo goed als geen atmospheer van den geest; het geeft de illusie niet, dat door verdeeling de kleur haar zwaarte verloor, en doortrild en dórtrillend licht werd; de ontroering is daar niet in-zich-zelve-bewegend; zij stolt te veel tot een levenlooze korst. Beter zijn de teekeningen, bekorend soms een ets. De vlakverdeeling is daar juist; door het even wicht ontstaat lichaamloos-heid; en groeit geest op; de vormen zijn zoodanige, dat ze, in hun eenigszins vlotter styleering dan op het rste gezicht blijkt, genoeg beko ring geven om langer kijken te verdragen. Deze teekeningen heb ik nog niet lang geleên, vermeld. De etsen", soortgelijke ont roering bij tevens haast eendre uiting, mocht ik kortlijks karakteriseeren. Deze etsen geven zuiver het type van Schelfh o u t. Zij vertoonen zijn smaak; zijn ge voeligheid voor en zijn verwerken van in vloeden ; zijn geest, niet pverrijk zeker, maar zeker niet ongewis. Hij is, ik herhaal het hier, een analogie in veel met Tpprop. Dez£is scherper psycholoog en als hij on bevangen is, gemaklijk meer omvaemend portrettist, maar beiden is gemeen, soms, een smaakvol tasten. Meer vind ik nog: beide zijn zij van kosmopolitische gezindheid (als velen der nieuwere n). In de etsen vindt ge een cubisme, dat door smaak niet te scherp volgehouden is, n niet tot een star systeem wordt, dat ver delgend werkt. Er is in haar geest genoeg «n wanneer ge den gang van dit werk nauwkeurend na-gaat vooruitgang bij ver meerdering der geestelijke atmosphter. Een ets als Golgotha" uit 1914 is te waardeeren. Er in vindt ge anderen invloed dan ge wel licht zoudt verwachten te vinden, maar het spel der lichte en der duistere partijen, de vorm-oplossing voor de figuren, de saam stelling van figuren en landschap wekken een aantal gedachtenassociaties. Bij deze ets zijn nog de Heide (uit 1913); Evolutie (een naam dien Tooroppok zou geven) uit 1913, en Avond met délichte stad uit 1914 te noemen. Een niet te dulden fout is in les Dr. TH. J. DE VISSER (C.-H.) bij de verkiezingen in 1913 niet her kozen, thans gekozen als kamerlid voor het district Katwijk Angles (2de staat, 1913) dat de verticalen niet zuiver zijn. Zulke vergissing verdraagt het cubisme minder nog dan ander werk. II. B. Tjipke Visser. Naast het werk van Schelfhout hangt en staat het beeldhouw werk, het houtsnijwerk van Visser. Feesten (No. 38) is te vermelden om het goedbegrepene van het traditioneele in de houdingen; het spelend kind als een goed type van het kleinere werken, maar eenigszins scherper beschouwingen eischen: No. 35 Dostojewsky; No. 37 Ten Holt; No. 52 Masker van den Volendammer Visscher. Het Masker van den Visscher is het minste dezer drie. Het ver borgen leven, het sluimerende van het leven, is hierin veel minder dan in de twee andere koppen; immers, de grootte van den indruk wordt hier bepaald, te veel, door de afmetingen van deze beeltenis. In de twee andere koppen is de innigheid grooter; de inkijk in het karakter is van grooter beteekenis. Bij Dostojewsky treft het oog, en de mond met den overhangenden snor. Ge moet weten hoe vol beteekenis alles zijn kan in zekere verlichtingen van den geest om deez innigheid niet' te missen. Ge moet kunnen zien en langzaam kunnen bedenken wat een mond soms is. Dan vindt ge waar heid in dezen mond, een zorgzaamheid met toch een laten gaan (als bij den Dood) in deze samenstelling van mond en snor. Naast Dostojewsky is No. 37 H. ten Holt te noemen. Hier vertoonen zich andere eigenschappen. Deze kop is rank gebouwd als die van een raspaard, en hij heeft het fijne van een vroeger-eeuwsche markiezen kop. Deze twee Beeltenissen, hoewel niet rijk in stijl, zijn van niet te miskennen gevoelig heid; teeder en groot vertoonen zij zich tegenover het andere. PLASSCHAERT * * * Muziek in de Hoofdstad Nationale Muziek Er is groote muziek gemaakt door Mengelberg en 't Concertgebouw-orchest bij 't be zoek der Deensche vorsten. Onze bestuurders lieten dat vroeger over aan de Mariniers en Carillonisten, zoodat men de verbetering had mogen toejuichen en aanmoedigen. In de kranten echter las ik niets van dien aard, integendeel... Men vond Heldenleben te lang en dit zoo eenstemmig, dat de klacht ge slaakt leek door een persbureau. Heldenleben, het meest constitutioneele stuk, dat een com ponist-generaal, of een dirigent-generaal eenen koning huldigend kan aanbieden, met het soevereinste gebaar van onderdanigheid aan koning en constitutie! Heldenleben, dat bij andere gelegenheden niemand te lang schijnt dan mij! Er is evenwel meer geklaagd, en hetgeen me onbegrijpelijker scheen: dat men geene Nederlandsche muziek zag op het feestprogramma. Wij worden zeer nationalistisch opgevoed en ieder, die wil, mag zich daarover ver heugen, indien men er dom genoeg voor is. Maar als 't zoo doorgaat zullen wij over tien jaar de Italianen evenaren, die eene opera van Mercadante uitfloten, omdat ze een Fransch onderwerp behandelde. Dan zullen we leven in den onaangenaamsten en ongelukkigsten der Staten. Want wat bezitten we op 't oogenblik van ons-zelf, waarde patriotten? Toen er den vorigen winter gen oude ouverture werd opgevoerd van Verhuist, heeft iedereen gelachen. Wie zal niet lachen om Richard Hol, die zulk een keel opzette en 't best brulde van alle vaderlandlievende auteurs? Zoo Röntgen zich met een nationaal werk bemoeit, verwijt dan iedereen hem niet dat hij een Sakser is, ook juicht iedereen hem anders toe? Zweers? Zou men Zweers' liedjes durven vertalen' voor een beschaafd mensch, laat staan voor een koning (moderne koningen zijn cynisch!) die nog boven Strauss' Held reikt? En zingen? ... Ziedaar onze traditie! Diepenbrock? Schreef Diepenbrock reeds n werk, waarop niet ieder het zijne had af te keuren? Daarmee huldigt men geen koning! Bovendien... Welke moderne koning vermaakt zich niet 't liefst met de autodafés van moderne banaliteiten, wie aanschouwt liever de constitutioneele onwrikbaarheid eener journalistieke faam dan de moderne koning, die leeft in de faits accomplis zijner vasallen en zijner wet? Welke moderne koning bezit het Gezicht ? laat staan het Tweede Gezicht der schoonheid ? Diepenbrock's luister is van een andere straalbreking en zijne betoovering een noodlottige toets steen voor de monarchale. Wij zijn zeer verbitterde nationalisten. Sinds meer dan eene eeuw drukt ons de tegenwoordige tijd". Wij doen gelijk som mige beroemde Engelsche misanthropen en sluiten ons op met een (helaas barbaarschen) waan, wij leven, als de Hongaarsche tooneelspeler, die het meisje niet krijgen kon, met een versierde wassen pop en geven haar elk jaar een wassen kindje. En onze klok slaat wonderbaarlijk dertien. Wij zijn ook zeer coquet. Bij ieder feest roept men: Waar is onze muziek? Mach teloos, landgenooten! Gij moest roepen : Wee, onze traditie! Wat hebben wij gecultiveerd ? Wat lieten we sterven ? Wee ! wat laten we sterven! Een beetje bezinning, in Gods naam, we leven eiken dag in een nationaal feest, dat niet de minste realiteit meer heeft. Onze huivering voor de openbaarheid is reeds instinctief. Iedereen schrikt terug voor Zweers' symphonie bij eene Staatsplechtigheid, niet waar? Men vraagt ze niet. Men is coquet en vraagt blindelings. O! anoniem... anoniem ... Want de Hollandsche muziek is reeds eene abstractie en wat is er op tegen, om in eene dergelijke woestijn te roepen waar niemand luistert ? De onverstandigen! Als ze eens wisten, hoe we nog aan 't eerste begin staan. Gertrud Leistikow Sursum corda! De danseres, die dezer dagen optrad in het Panopticum-theater, schijnt eene kunste nares te zijn, daar men haar niet minder prees dan eene Isidora Duncan en meer dan Lily Green. Gertrud Leistikow's treffendste eigenaardigheid is, dat zij, goed gezien, niet danst. Zoo doet maar zoo, trippelt wat, zweeft wat, soms in schoone standen en sierlijke bewegingen. Zij drukt ook niets uit (bij muziek, die niets uitdrukt...) wat men haar roem noemt. Zij vertegenwoordigt dus waarschijnlijk de anarchie in de danskunst. Een ensemble van hare gestalten is onmoge lijk; zij kan ook geen school maken. Toch danst zij zeer afhankelijk van de muziek; haar voet b.v. slaat dikwijls geen noot over en eenzelfde gebaar keert meermalen terug, roodat het ongestileerde niet zonder stijl blijft. Zij stelt voor en zeer realistisch weet zij den indruk te maken, dat daar geen mensch danst doch een wezen, zij desanthropomorphiseert zich tot eene volmaakt on-intellectueele gestalte, wat men tegenwoordig vergeeste lijken" noemt, als liefelijke hoon voor PÏotinus en alle mystiekers. Zij creëerde o.a. een faun, niet naar Grieksche opvattingen, gelijk Mallarméof Debussy doch (Sursum corda!) wetenschappelijker, historischer en Duitscher. Ik heb nooit heviger de sensatie gekregen van een aap, zelfs niet voor eene apenkooi. Gertrud Leistikow was ongeveer gekleed als aap; hare handen hadden verschillende momenten de expressieve levenloosheid van een foetus op sterk-water; in haar lichaam was alle bewustzijn gedood, alle begeerte uitgeschakeld, alle beweging ontzenuwd, alle leven verflenst. Genoeg om aangegrepen te worden door een zeer diabolieke ontsteltenis over zulk een simieske voortreffelijkheid. Noch aan het lichaam der danseres, noch aan haar geest emaneerde iets dat op schoon heid leek of bezieling; hare voorstellingen, misten, afgezien van de attractie der realiteit, alle persoonlijke uitstraling, al de ver voering der psyche. En zou 't een zoo groote verdienste zijn, dat een aap meer mensch schijnt dan eene danseres? MATTHIJS VERMEULEN * * * Artiesten-Sportfeest Ars longa vita brevis, De kunst is lang het leven is, sport! Bekoorlike tooneelspeelsters zweven de dichtbepakte tribunes op en af, verkopen keurige en kleurige grapjes en program boekjes. Wie er een kocht, vond er krabbels in van Roessel, van Ponstijn, van Knap, Raemaekers en anderen. Eén dier prentjes stelde Eduard Verkade voor in Hamletkostuum, afgebeeld op het moment dat hij de schedel het bekende rekwisiet van de laatste akte ! een keiharde strafschop ver koopt, n van die reuzekornerkikken", welke door Charivarius zo worden gewaar deerd. Verkade voetballend met het doodshoofd uit Shakespeare's Hamlet Lang bleven wij het prentje beturen en bemijmeren, mijmerden zelfs nog, toen een Marguérite, fais mon bonheur", (door Kley's talent tot een fanfare ver sport) de aandacht tot de prestaties op 't Stadion-grasveld riep. Zo is het, moesten wij denken. Als hij Hamlet speelt komen er hoogstens 500 men sen kfjken. Maar voetbalt hij met het rekwi siet uit V dan stromen er vijftienduizend lieden van heinde en verre bijeen, en klappen zich de handen murw in de hoop dat hij het monster nogmaals in het net laat be landen", heet het zo niet ? In standigem Kreislauf rollt das Geld", zei Rideamus. De akteurs laten in stee van hun beste, nobele kunst, wat anders, n.l. Sport zien, en de leden onzer samenleving zijn met al hun geraffineerdheid naïef genoeg om erin te lopen (in het Stadion, bien entendu), nadat ze tevergeefs gepoogd hebben de tiende man (of vrouw) te zijn op n der balkons van de Gemeentetram en de zonnige Leidsche Woestijn, van Hirsch tot hè* boschje" hebben afgetuurd, al ver zuchtend : Entam, taxi, atax nihil". In standigem Kreislauf rollt das Geld: want het artiestendom, zich versportend, oogstte een ruime recette, en daarmee wordt hun trade-union sterk gemaakt, hun zelf bewustheid die héft een tooneelspeler ex officio! aangewakkerd op een betere manier dan gewoonlik, hun vak op hoger peil gebracht, hun afhankelikheid en ekonomiese zwakkelikheid eruit getrapt en weg gewerkt, gelijk Göbel het leder" uit zijn doel trapt en wegwerkt ter verdediging van zijn terrein des levens. Met een stevige weerstandskas, met een flinke vakvereniging achter zich, voelen de moderne aktrice en de akteur zich vrijere, zelfstandiger mensen en dit komt hun kunst (en dus ons, o kunst vrienden!) weer ten goede. In standigem Kreislauf ": door hun kunst, altans voor n middag, de strafschop te geven wordt ten slofte hun kunst weer gebaat. Deze paradox worde eerbiedig opgedragen aan G. Bernard Shaw; wellicht groeien er vijf bedrijven en een inleiding van twintig paginaas uit. Als de kunst een trap krijgt zij het voor n matinee blijven er dan nog artiesten over? Wij hebben altans op het Artiesten-Sport feest geen artisticiteit en geen sport gezien; blijft over: het Feest. En dat was er! Soms als de paarden in dolle ren Caro van Dommelen voorttrokken op haar triomfante zegekar, zou Speenhoff het een angstig feest genoemd hebben, en toen de klok vijf uur had geslagen werd het een ietwat langademig feest. Maar een feest was het, bij alle Goden! Een feest om Brondgeest tip-top zijn fijnbenig ('n pèrd heeft benen, geen poten!) beestje te zien berijden. Een feest om Swiep te zien als Corialanus; onvergelijkelik! Nee toch... met n ding te vergelijken, n.l. met Coriolanus als verliederliker van de levenstolk of vertolker van het levenslied. Een feest was het zowel Teune als Branden burg te zien met opgeruimde gelaten, zij het dan ook in zwart begrafenis-tenue. Een festijn ook dat ne fijne jonge meiske met helgroen bloesje en gitzwart haar, gezondhijgend en met stralende ogen als over winnaar van de eindstreep te zien komen naar de haar toejuichende tribunisten ... Dat is een meisje, dat je nooit vergeet " En dan: de festiviteit om de grote Louis als eerste aftrapper te zien bij de voetbal match. Die eerste aftrap dit tot oningewijden is een honneur," een sportieve honneur. Wij hebben die honneur zien waar nemen o.a. door de Haagse burgemeester v. Karnebeek op een voetbalwedstrijd Hol land?Engeland; 't was plechtig maar kort, en toen in de loop van de strijd n der middenspelers voor lijk" lag, krimpend van de pijn, dacht de burgervader er niet over wér het veld in te lopen. Dat zou ook bespottelik geweest zijn, uit sportkundig oogpunt; de man zou uit zijn rol gevallen zijn en voor eeuwig geblameerd! Hoe geheel anders Louis Bouwmeester. Toen n der zwartgerokte en hoog-geboörde voetbal-akteurs te sneuvelen lag op het wijde, groene grasveld, vloog Louis weer het veld in om te kijken hoe de jongeling eraf gekomen was. Shylock, benauwd dat het voetbaldrama een pondje vlees zou vorderen! (De jongeling was er goed af gekomen, dit ter kalmering van de nietsportieve, barmhartige lezeres). En toch ... toch... viel Louis daarbij niet uit zijn rol. Hoogstens mag men zeggen dat hij het menselike in zijn rol-van-eerste-aftrapper meer naar voren wist te brengen! Quod liced Jovi, non Heet Karnebeek. Op dat ogenblik was het in 't Stadion een gevoelig feest en de vier hoektorens keken elkander dan ook met verwonderdopgetrokken wenkbrauwen aan. Neen, er was niet veel artisticiteit, al waren er nog zo veel artiesten, en dank zij de aanwezigheid van die grootste aller geniale kunstenaars, de heerlike zomerzon die schaterde en dolde met de verkeers-agent die geen verkeersagent was en nog minder Barbarpssa,dank zij de goedmoedse Oerinoepstemming der duizenden de bekochte" sportsjappies, de trouwe Stadionklanten uit gezonderd, heeft dit gebrek aan artisticiteit geen ogenblik gehinderd. Integendeel! En ook de bijna-afwezigheid van goede sport... wij durven dit bijna" niet weg te laten, want er. zijn tooneelspelers die ijdel zijn, zelfs op sportgebied! hebben wij niet betreurd. Wie treurt er nu op een feest!? Het was een circus-feest van dilettantcircuslui, niet meer, maar vooral niet minder. Machteld van Velzen met haar fladderharen, Brondgeest-Napoleon, Gimberg als de graaf van Gimberg en de heer Cheval met zijn viervoetige evenknie houden het mij ten goede, maar als daar in plaats van een goedgezinde Commissaris der Koningin met zijn gevolg een ander in die loge had ge zeten, b.v. mevrouw Schumann, de direktrice van het circus van die naam, dan zouden ze na afloop van de voorstelling nog heel wat van haar hebben moeten horen. Tot de voortreffelijkste circusnummers hoorde wel de bokswedstrijd tussen Busiau en Davids. Kijk, dat was geen sport en geen kunst en lang geen dilettantisme. Dat was de chte, je ware circus-clownerie! Zo als Busiau het hoofd van zijn tegenstander bewerkte" en (nadat deze zijn hoofd in veiligheid gebracht had) in n fanatisme doorging de lege lucht te bewerken en te bestompen en toe te takelen... dat was heerlike clownerie, dolle August-posse. Een feest van clownerie was ook de regie waarmee de hooggehoede elftallen het veld betraden en verlieten. En kostelik het haastiglik oplaten der postduiven toen het eerste doelpunt was gemaakt; Parodie op de sportjournalistiek die naar meer smaakt; niet die journalistiek, maar de parodie! Deze en nog meer zulke instantaneetjes a la Oerinoep, instantaneetjes in Stadion formaat, vormden ten slotte de feestelijkheid van dit Artiesten-sportfeest. Voor ons, toeschouwersalthans.De tooneelkunstenaarsvereniging sleept er nog iets recelers vandaan! Die weerstands-muzikanten zijn haar van harte gegund. Betoogden wij niet zo even, dat die ook ons, kunstliefheb bers en -liefhebbers na standigem Kreis lauf" weder ten goede komen? Amst, Juni 1914 ED. COENRAADS Een lied voor onderwijzers (Geheel nieuw is dit lied" niet, maar onder pas geslaagden doet het nog dikwijls opgeld als een oprechte kreet van verlossing na normaal- of kweekschooljaren) Wie zich 't onderwijs wil wijden, Die heeft heel wat te doorstaan. Huidige en verleden tijden, Loop van sterren, zon en maan, Acte j., a. plus b., Vrije- en ordeoefeningen. Lezen, schrijven, rekenen, zingen, V is wortel 2 gh, Ut, re, mi en fa, sol, la. Leervorm, leertoon en methode, Slöjd, aanschouwingsonderricht, Roomsche keizers, Grieksche goden, Schedel, kaak en aangezicht, p2, inhoudsmaat. Loop van Rijn en Maas en Schelde, Hoe de tiende penning kwelde, Oude Molstraat, akelig gat, Java, Lebak en adat. A. en B. hebben kapitalen, Tegen 4 en 5 procent, C. heeft drie maal duizend balen, Die hij aan een ander vent. Jan Versluys, nooit abuis. Wijn van zoo- en zooveel centen, Rechthoekszijden, supplementen, Val van Urk en Opstergoo, Jang-tse-kiang, Schie en Po. Vondel, Huygens, Hooft, Couperus, Beets' Camera Obscura, Bilderdijk, Neérlands Homerus, Pleegzoon, Roos van Dekema, Havelaar, Wavelaar; 't Rijksmuseum, nooit volprezen, Moet nu iedere schoolvos lezen, Wie dat niet kent, o schandaal, Zakt als baksteen voor zijn taal. Rollen, druipen, sjeezen, zakken. Komt ontelb're malen voor, Hoofdvak, bijvak en prulvakken, Vijftig punten nog niet door. Sol'citant, dissonant, Wallensteyn, Nebukadnezar, Garribaldi, Julius Caesar, Floris I, II, 111, IV, V, Neérlands glorie buiten kijf. Zuigpomp, hevel, barometer, Stamper, meeldraad, bladerkroon, Zuurstof, stikstof, koolstof, ether, Minimum- en hongerloon. Hertog-Lohr, motie voor Knapper, Enklaar, Bruins en Wijne, Lichten, die ons pad beschijnen, Rijkens, Wisseling en Terwey, Hinse, Meerwald, Van der Ley. Wie deez' serie af wil maken, Komt nog in deze eeuw niet klaar; Wie nog meer wp van die zaken, Gaat bij iedere schoolvos maar. Sjees of slaag, vreugde, plaag; Werkend, ploet'rend, zweetend, blokkend, Pijpen rookend, zakkend, mokkend, Vliedt des meesters leven voort, Tot hoofdakte hem behoort. .« ? * ADRIANOPOLI OTTOBRE 1912 Titelpagina van een futuristische dichtbundel Futuristische poëzie Signor Marinetti heeft te Londen voor een uitgelezen schare uiteengezet, dat de gram matica, het rhythme, het rijm, prosodische regels, enz. conventioneele barbaarschheden zijn en hij heeft in een stormvlaag van woorden zijn oprlogskreet ingeleid: Parole in liberta! Wat hij en zijn mededichters voelen moet uitgezegd worden in vrijheid! Bovenal zijn de futuristen van het slag Marinetti vrijheidshelden en hun hartstochtelijk anar chisme heeft niet anders ten doel dan de taal en de ziel der menschen te bevrijden van de eeuwenlang geduldig ondergane slaafschheid. Hoe de verzenbundels van de nieuwe wereldbevrijders er zullen uitzien toont bij gaande foto van een titelpagina van een van Marinetti's werken. Geen gouden letters meer op kuischen roomigen ondergrond, geen typografische verfijning in de rangschikking van de woorden van een titel, maar het omslag geforceerd tot een gebaar, tot een beweging, een geheele operette zullen wij maar zeggen. M. C. * * * Puzzle OPLOSSING MEETPUZZLE De opgave luidde aldus: De woestijnreiziger hier afgebeeld wenscht de hoogte van den voor hem oprijzenden boom te kennen en hij heeft niet anders dan zijn wandelstaf, die een gewisse lengte heeft. Hoe bereikt hij het vlugst zijn doel ? Wanneer de menschlievendheid onzer lezers moet worden afgemeten naar de poovere schare, die den dolenden woestijnreiziger met raad en daad te hulp snelde, dan is de uitkomst niet bijster hoopvol. De tijden, waarin de hulpvaardiger inzenders de op gave oplosten, wijzen' toch werkelijk niet op overdreven zwarigheden bij het zoeken naar de oplossing, zoodat het den ontbrekenden wel dubbel zwaar mag worden aangerekend. Eigenaardig, dat de meeste oplossers zich in zulke vleiende bewoordingen uitlaten over de H. B. S., die hun de kennis verschafte om de oplossing tot een goed einde te bren gen. Toch kan men bij de oplossing zonder bezwaar evenredigheden en dergelijke ont beren. Want als volgt vonden enkele inzenders de hoogte van den boom: Met den stok, waarvan de lengte bekend is, als middellijn wordt een cirkel getrokken. De stok wordt in het middelpunt loodrecht neergezet en men wacht af tot de schaduw van den stok den cirkel raakt. Op dat oogenblik is de schaduw van den boom even lang als de boom zelf en kan dus de meting beginnen. Er behoeft natuurlijk niet gewacht te wor den tot de schaduw van den stok evenlang is als de stok; men kan ook uit de verhou ding tusschen boom- en stokschaduw de lengte van den boom afleiden. Gemakkelijke manieren,waarbij de woestijnDs. A. S. TALMA oud-minister en oud-lid van de Tweede Kamer deed Zondag zijn intrede als predikant te Bennebroek

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl