De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 28 juni pagina 7

28 juni 1914 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

28 Juni '14. No. 1931 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Een Midzomernachtdroom Nauwlijks kende ik Royaards terug in de feluideloosheid van voetstappen en stemmen. r lag een schimmige en schemerende stilte over het boscti, dat bemost was met den sluierenden nevel der warme avonden, waarin ?de midzomernachtdroomende Pan schuil gaat. Gestalten rezen uit dat waas van verborgenheden, in sluiksche rust, waarmee de nachtelijke uil zijne oogen opent en sluit, lispelden door, de Indische stilte, waar elke klank animistisch gehoord wordt als het nafluisteren van de oude, pantheïstische moe der-aarde en neigden in haar veel-tooverenden, verlokkenden adem als half-verholen bloemen. Daar ligt Titania gelijk een ijle maanlichtstreep op de groene zode, zoo liefelijk, dat het zoete mysterieuse verlangen ontwaakt en bijna weenen doet; daar staat Oberon als vergeten beeld, als verweerde boom, dien de bliksem vroeger trof, en zijn gelaat, wanneer hij de Atheensche verliefden afspiedde, leek eene lotos-bloem, wier diepe verrukkingen den mensch altijd boeiden als eene ziel. Nooit werd de onkenbare aarde zoo alztjdig gespiritualiseerd, tenzij door haar-zelf, nooit werd zij zoo zeer Qodsaanschijn, waar elk leven de continuïteit is eener eeuwige schoonheid. Want ook de burleske verschijningen der tooneel-spelende handwerkslieden, wien eene melodische ironie des dichters de comedia laat voor dragen van den onsterfelijken Eros, behooren tot het magische leven der alom gevivifieerde en zangrijke natuur,. O! de zachte en demonische huiveringen, die uitgaan, zelfs in den lach, van zulke droomende suggesties! De schoonheid van dezen onmetelijken en doorzichtiger) avond, van de voortdurende incantaties zijner verheerlijkte streelingen! Zoo mijmeren wij terug, ik weet niet welk voortijdig bestaan; zoo klinkt ons de herin nering aan een geheimzinnig en omstrengelend antea op de zweving eener nooitgehoorde, ongrijpbare melodie. Welk eene schoonheid! Ik moet Royaards als regisseur van den Midzomernachtdroom dus wel eene sterke en verborgen macht toekennen, daar hij op die wijze toegankelijk was voor de Shakespeareaansche begoochelingen en ons vol maakt wist te keeren naar zijn wil. Want duizendvoudige ritseling waarde door dit woud der illusie, waar alles nerveus bewoog en gevoelig voor de aangenaamste nuance, waar fluit en hoorn, volgens Verlaine's vers samenklonken in het eenzelvig timbre, wijl Oberon zijne Titania nader stond dan hij meende en als elfenkoning milde woorden vond, zacht schalmeiend uit het half-duister der boomen. Ik heb overigens slechts vage herinnering aan de spelers, wien de dichter ?dezer phantastische gril alleen gelegenheid gaf om zich te incarneeren in een zijner beelden. Het is te laat voor Egeus, zonder twijfel, om zich te laten castreeren ter wille eener gebrekkige stem en van de gansche opvoering spijt me slechts, dat 't niet meer zou baten. Puck Musch noemen is niet noodig, omdat Musch Puck was het beste epigram, dat men hem zou zenden. Hij kan in ieder ge val niet sneller rollen, niet dieper springen, niet satirischer spreken in sommige echos van satahischkikvorschengeluid, of amusanter naast de clericale intonaties van den direc teur der handwerkslieden, die me nog ver heugt ! amusanter naast Spoet, die Tourniaire eindelijk de rol gaf, welke altijd voor hem deugde, daar hij een goede wever was, een voortreffelijke ezel; een komische Pyramus... met al den lof der zotheid, welken dezen middeleeuwschen humor en zijne extrava gante accenten toekomt. Resurrectie der fantomen-wereld van Breughel! En hoe zacht een licht zagen wij rijzen! Ik bedoel niet den slecht gekleurden Tadema van het eerste tafereel, doch Oberons hoorn, die zingt in het intermezzo, dat den slaap ?mllimilflIMIIIimillltllllMtlHHIIMIIimmilMllllllllMIHIIIIIMIIIIIMIfllH CIV De eschdoorn-vliegmachine Terwijl de broeder van den beroemden Amerikaanschen vlieger Wright de idealen van dezen te vroeg gestorven uitvinder be proeft te benaderen en reeds in het publiek vagelijk aanduidt in welke richting gezocht moet worden om de verbetering of misschien de totale vervanging onzer tegenwoordige vliegmachines te bereiken, hebben twee Fransche ingenieurs Papin en Rouilly ge probeerd, aan deze .zijde van de Atlantische Oceaan het ideaaltoestel te vinden. Hun pogingen zijn uitgeloopen op de volgende, hier te beschrijven vliegmachine, die een simpel natuur-mechanisme nabootst, en die, alhoewel misschien alleen levensvatbaar in theorie, toch het vermelden waard is. Het nieuwe model is een verbetering van wat reeds lang bestond als een niet meer gevreesde concurrent der nu gebruikte vlieg machines. Terwijl deze laatste door de snel draaiende schroef in de lucht vooruitgetrokken worden of vooruit geduwd (wat afhangt van de plaats der schroef) heeft men reeds lang toestellen ontworpen waarbij de schroef niet verticaal draait maar hori zontaal, boven het toestel, zoodat dit omhoog gezogen wordt in verticale richting, zoo doende veel vlugger stijgend dan de tegen woordige vliegmachines die als 't ware langs een hellend vlak omhoog klimmen. Populair werden zij nooit. Het gevaar van een val, als. de schroef plotseling weigerde, was al te dreigend. -*- De Fransche ingenieurs hebFig. l. GEVLEUGELDE VRUCHT VAN DEN ESCHDOORN De vleugel (links) der vrucht (rechts) wordt door deze vrucht juist in evenwicht gehouden en geeft bij den val aan het geheel een rond draaiende beweging, waardoor de val belangrijk vertraagd wordt. begeleidt der verliefden. Mendelssohn, die deze muziek componeerde als zeventien jarige, is minder onze tijdgenoot dan Shake speare, maar in enkele passages, gelijk de preludieerende accoorden, die mogen gelden als klanken 'der tijdeloosheid, gelijk het intermezzo, dat dauw-parelend glanst en overtogen is van zoele bekoring, waar hij zelf eerst de betooveringen heeft ondergaan van een ontwaken in droomen, daar hooren ook wij nog de uitverkoren melodie als weerschijn der eeuwige en gepraedestineerde verlangens. Voor de rest was Midzomernachtdroom-muziek in Mendelssohns periode on denkbaar. De volkomen afwezigheid der formule, de ontstellende verwikkeling der compositie, de immense vroolijkheid, de duidelijk uitgesproken magie, gelijk men deze vier dingen waarneemt bij Shakespeare als de horizonnen van een goddelijk heelal, heeft de muziek na de Renaissance niet meer gekend. Zij is langzamerhand ont nuchterd en verkoeld, 't zij door de latere religies, welke met een natuur-godsdienst geene gemeenschap hielden, 't zij in de omhelzingen, waarmee de onafzienbare Middenstand der negentiende eeuw haar zorgeloos smoorde. Mahle'r slechts kon de natuur-mystiek weergeven, welke mensch en wezen in dezelfde metaphysische relaties brengt, gelijk Debussy dezelfde pantheïstische vibraties ontdekte in nieuwe klanken, die Shakespeare en Rembrandt in woord en kleur, de bouwmeesters der oude kathedralen in phantasmagorische lijnen hebben vast gelegd. Wat wij in dezen zin bezitten van Beethoven is onmiddellijk verstikt door de reactie. De ontwikkeling der muziek is dus niet zoo duister en raadselachtig als men denkt, haar eindpunt minstens eene eeuw nog onbereikt en het blijft de vraag slechts of men noodzakelijke doch verloren con tacten gemakkelijk zal terugvinden. Geene muziek ondertusschen kent hettegenwoordigeleven.welk zulkedivieneverblindingen strooit als Shakespeare'sMidzomernachtdroom. Dit zal echter geen reden zijn om Royaards niet opnieuw te huldigen (na Marsyas en Gijsbreght) als hersteller van oude tradities, welke het tooneel als musische kunst grootere schoonheid verleenen en onontbeerlijk zijn bij bezweringen van zulke teedere en hooge orde. En deze Oberon, koning der tooverwereld, trof in Musch, Lensvelt en Bronger (veel schoons verzweeg ik!) zulke sprookjesachtige en sensitieve dienaars, dat onze muzikale kunst het ont breken van dergelijke gevoelige en elastische medewerkers zou benijden, als daar eenig begrip bestond van het atmospherische der noten, het bedwelmend aroma van sommige stemmingen, de occulte vergezichten van sommige harmonieën, welke Mendelssohn in dit, het meesterwerk zijner jeugd, niet heeft opgeteekend voor de Dissels, de Schaaf s, de Spoels, de Winds, de Tuits en de Slokkers onzer eeuw. MATTHIJS VERMEULEN Fransche kunst bij Goupil en een portret Niet lang geleden sprak ik Léon Werth, den schrijver van 'het Witte Hospitaal (la Maison Blanche) en sprekende over de tentoonstellin gen van Fransche kunst hier te lande, naar aan leiding van een lichte discussie met een Hollandschen schilder, bleek het ons dat onze gevoelens daaromtrent de eendere waren; en dat op de laatste serieën van fransche tentoonstellingen noch de bekende schilders te vinden waren, die hier onbekend schijnen te moeten blijven (n i e t in Antwerpen) noch de nieuwe en nieuwere, wier talent hun het recht der toekomst verzekert. Deze tentoon stelling bij Goupil is evenmin belangrijk als HlllllllllllllllllltllllllMMIIHIIIItinillimillllMIIIIIIIIIIIHIIIIIIHIIIIIIIIIIII ben echter deze principes doen herleven, vol moed door het voorbeeld dat de natuur zelf geeft. Een onzer bekendste boomen is de eschdoorn of ahorn, die als zij in 't voorjaar uitgebloeid is, haar eigenaardige vruchtjes begint te maken, die in den zomer rijpen tot dubbel-vleugelige vruchtjes, die in trossen aan de boomen hangen. Elke vrucht splitst zich in twee helften, ieder met n vleugel. Zoo'n vruchthelft, die afgebeeld is in fig. l, zal, van den boom loslatend in 't najaar, naar beneden vallen op een typische manier, n.l. snel dwarrelend in een vlugge spiraal. De oorzaak hiervan is de vleugel, die op deze wijze den val ver traagt en de verspreiding door een windvlaag in de hand werkt. Wanneer men eens in staat was den vleugel van dit vruchtje juist tegengesteld aan deze val-draaiing in bewe ging te brengen dan zou men het vruchtje juist de tegengestelde beweging zien ma ken, n.l. omhoog stijgen. Op hetzelfde idee schijnt de boomerang" der Australiers te berusten, die hiermee de wonderlijkste kun sten verrichten, haar dwarrelend doen voortvliegen naar den prooi, deze doen omkloppen en dooden om vervolgens weer naar den werper terug te keeren. Maar laat ons liever de Hollandsche eschdoornvrucht als prototype beschouwen Van het toestel van Papin en Ronilly geeft fig. 2 een overzichtelijk beeld. Men ziet dat deze vliegmachine werkelijk op een een-vleugelige eschdoornvrucht gelijkt. Een motor B is opgesloten in een doos van hout en doek (C) die, dank zij den eigenaardigen vorm, de viool" genoemd wordt. Deze motor werkt als een ven^ tilator, die voldoende Sbekend is uit di verse winkelétalages e. d. waar zij, snel draaiende, een krachtige luchtstroom doet ontstaan. In de viool nu ontstaat ook zoo'n krachtige luchtstroom, die C verlaat, links en rechts door een gang (E) gaande, die de kern der vliegmachine omloopt. Deze gesplitste luchtstroom komt weer samen in het inwendige van den vleugel (A), waaruit zij eindelijk ontsnapt door de monding aan het uiteinde (H), loodrecht geplaatst op de lengteas van den vleugel. Er doet zich nu een verschijnsel voor dat voor hen, die ooit Natuurkunde geleerd heb ben, niet vreemd is en doet denken aan het waterrad van Segner.EvenalsWillem Teil, bij het springen uit de boot, deze achteruit stiet in de golven, zelf aan land springend, zal de luchtstroom die zich uit de vleugelopening stort, de vleugel zelf achteruit schoppen, zoodat deze een beweging) krijgt, tegen gesteld aan de uitstroomende lucht. Hoe krachtiger de luchtstroom, des te krachtiger wordt de vleugel achteruit geduwd. Zoodoende komt de vleugel inlichting, als aanduiding of als wegwijzing. Zij kan zelfs misleidend werken, daar van eenige der schilders niet de sterke en niet de typische uitingen te zien. Ik zal mij dus beperken en alleen u zeggen, dat er een goede Boudin is, dat hier van Cottet eenig begrip verkregen kan en van La Touche, dat er een Jongkindt uit 1863 is, en een nogal hevige Ménard; dat van den Troyon de lucht goed is, en dat er betere Veber's bestaan. Floris Arntzenius' portret van den Rotterdamschen burgemeester, Mr. Zimmermann. Dit portret mist alle belang rijkheid; zooals ik elders neerschreef is er alleen eenige bekoring in het tapijt door een aquarelachtige teederheid van het rood en blauw daarin. Maar om eene andere reden wordt deze korte beschouwing geschreven. De vraag, naar aanleiding van dit portret te stellen, is: WJe kan in Holland een burge meesters-portrei schilderen van voldoende drift in de kleur, van voldoende psychologie, van voldoenden bouw in het geheel, van toereikende weidschheid en van zekere distinctie?" Zeker zijn er weinigen daartoe in staat, en het is een mat genoegen om te constateeren, dat vroeger, in eeuwen van meer verwondering, dus van meer zielkun dige belangstelling, dit niet zoo moeilijk leek, en dat later, in tijden van desnoods wat prat op zich zelf zijnde welvaart, drift en hevigheid van kleur gemakkelijk samen ging met gedramatiseerd leven, en visionnaire macht in donkre diepten drong. Wanneer ge in Rotterdam de portretten ziet, die door lateren geschilderd zijn, dan wordt ge weinig getroost. Het portret van Veth vertoont in den kop eenige beschaafdheid (de kleur echter is niet edel) maar daaronder is de romp zwak van modélé, en een burgemeesters keten, die met veel aandacht bezien wierd, deêhet gansche lichaam tot een niets wor den. De vraag is: wie dan? Haverman? Tholen? Van Konijnenburg? Roelofs? Th. Schwartze? Alb. Neuhuys, die tijdens zijn leven soms een portret maakte? enkle der lateren, die scherp gericht zijn op de mo derne kleur? de vlotte Luns? de psycholo gische Toorop (maar als teekenaar vooral psychologisch) ? Holst ? Nibbrig? Van der Hem ? Hoewel zeker vast te stellen is, dat de genoemden beter werk zouden leveren dan nu ontstond, blijft toch de onzekerheid, of de een, die gewoonte van zulk werk bezit, niet te karikaturiseerend zou worden, een ander niet te moeitevol; sommigen niet te oppervlak kig; sommigen niet te weinig analyseerend en anderen weer niet genoeg tésamen vat tend ; een andere, zoozeer verzot op andren stijl dat hij de opdracht moest weigeren; een laatste te vluchtig? Of schuilt ergens de diepzinnige s<fhilder van het groote por tret, en vond deze nieuwe aankomer zijn aankondiger nog niet?. PLASSCHAERT * * * Rembrandt-etsen Onze tijd van reclame op commercieel gebied wordt nu bedoeld heeft toch ook wel eens zijn aardige kanten. De koninklijke Stearine-kaarsenfabriek te Gouda is, overeenkomstig de tegenwoordige taktiek bij de leveranciers om door toegift op de koopwaar het debiet te verhoogen, op een inval gekomen, die nog al origineel is, althans verrassend, en ook een zekere mate van belangstelling voor kunst naast het zaken-doen laa_t veronderstellen. Welke handelaar van buiten, die voor zijn winstjagend bedrijf in Amsterdam vertoeft, wil daarbij een uurtje vrij maken, om tusschen zijn materialistische beslommeringen door, zich aan kunst te gaan verkwikken in het Rijksmuseum? Toch blijkt, volgens eigen mededeeling een zakenman, juist naar aan leiding van een bezoek aan het Rijksprenmet het centrale deel E en de viool in snel draaiende beweging om een denkbeel dige as, die loodrecht door het midden van E gaat. Daar de vleugel (te verge lijken met den eschdoorn-vleugel) in evenwicht gehouden wordt door de viool (te vergelijken met de eschdoorn-vrucht) en de vleugel een iets scheeve stand heeft komt de beweging van het geheel overeen met die der eschdoornvrucht, maar daar de draaiing tegengesteld is aan die van den vruchtvleugel, gaat de vlieg machine omhoog, in plaats van omlaag. De vleugel, die het model heeft van een schroefblad eener geweldig groote schroef, beschrijft met haar uiteinde een omloop van 54 meter; haar eigen lengte is dus ongeveer negen meter. Een erg makkelijk te hanteeren toestel is het voorloopig dus niet. Het motto blijft :?geef hem de ruimte." De vleugel is hol, voor het doorlaten der luchtstroom, en bestaat uit twee vlakken, bedekt door doek en gescheiden gehouden door lichtgebouwde stutsels. De motor zelf, uit negen cylinders be staande, ontwikkelt een vermogen van tachtig paardekracht (ziedaar de eschdoornvrucht jammerlijk op den achtergrond komend); hij wordt voorzien van olie en benzine uit reservoirs, die in het centrale deel (E) zitten. De noodige afkoeling dezer motor-cylinders wordt gegeven door de luchtstroom zelf die zij opwekken. Hier wordt nog een voordeel mede verkregen, want de warmte die de luchtstroom zoo meevoert, doet deze lucht zelf uitzetten, zoodat zij met nog meer haast, dus nog meer kracht de vleugel doorvliegt en verlaat. Onder het geheele toestel zit een ronde, stevige doos (1) voorzien van een stootbreker, werkend met samengeperste lucht. Deze doos dient als drijver als het toestel in het water valt, en als as, waarom alles draait, als het toestel op den grond ligt en aangezet wordt. Nu nog de berging van den vliegenier. Deze kan bezwaarlijk op het toestel gaan zitten en de snel draaiende beweging meema ken want dan was hij in minder dan geen tijd, niet alleen zoo .., draaierig als een kat, maar hij zou nog veel ernstiger gevolgen on dervinden van de middelpunt vliedende kracht dezer superdraaimolen. De man zit in een schuitje" (J) dat pp kogelassen draait en door de rollen D zuiver centraal gehouden wordt in de kern !E van het heele toestel. Om nu te maken dat dit schuitje niet meedraait met het heele toestel is een deel van den lucht stroom, die door den motor opgewekt wordt, afgeleid van den hoofdstroom, en gevoerd door het inwendige der buis F, die bovenop het toestel zichtbaar is; uit deze buis ontsnapt de luchtstroom op dezelfde wijze als uit den HET NED. COMITÉVOOR PLAATSELIJKE KEUZE Van links naar rechts: dr. J. van Dorp, J. Henri Ledeboer, F. U. Schmidt, G. L. de|Haas tenkabinet, op het denkbeeld gekomen te zijn, waaraan nu uitvoering is gegeven: een uitgaaf van Rembrandt-stsen. Het doel is zoowel een begunstiging van de eigen belangen, als het bezorgen van een buiten kansje aan de afnemers. De onderneming werd praktisch en tevens op royale wijze, geregeld. Van de kleine etsen zijn er verscheidene gereproduceerd, die dan als bon" bij de verpakte verlichtingsartikelen gevoegd worden. Een aantal van deze bons geven recht op een portefeuille, inhoudende 12 groote reproductie's. Zoo kan men van lieverlede in 't bezit komen van drie porte feuilles met ieder 12 etsen. Voor de redactie had de firma zich te wenden tot een bevoegd persoon, en vond deze in den ambtenaar aan het Prenten kabinet, de heer J. Ph. v. d. Keilen Dzn., diéde keuze maakte, een zakelij ken en vrij uitvoerigen tekst schreef waarmee hij een overzicht gaf van Rembrandt's leven en werk zaamheid, benevens een beschrijving der prenten in chronologische volgorde. Verder had hij het uiterlijk der uitgave te verzorgen. De taak blijkt hem volkomen toevertrouwd te zijn geweest. De stof is geschikt naar de verschillende portefeuilles in drie afdeelingen: bijbelsche voorstellingen, portret, land schap. De linnen band is van keurigen eenvoud, de reproductie's zijn alleszins bevredigend. Op spierwit papier werden ze gedrukt en het lijkt me volstrekt geen bezwaar, dat de etsen daarmee een uiterlijken schijn van nieuwigheid hebben. Een reproductie is een reproductie en hoofdzaak is een nauwkeurige wedergave van al de subtiele kleurspelingen en het fijne lijn-gewirwar in Rembrandt's etsen, niet een bedriegelijke imitatie der oudheid. We hebben dus dit product der reclame gretig welkom te heeten; ik vermoed, dat velen, hun nacht, thee, schemer, en verdere lichtjes, wat langer zullen laten branden, bij de troostende gedachte, dat ze voor deze verkwisting althans een aangename vergoe ding kunnen krijgen. Voor belanghebbenden, niet-verbruikers van de lichtjes, diene dat de portefeuilles aan de fabriek voor zeer matigen prijs verkrijgbaar zijn. W. S. * * * | De Amsterdamsche Volkstaal Sedert 1874, toen Johan Winkler's boek over de Nederduitsche en Friesche tong vallen verscheen, is over het dialect van Amsterdam maar weinig geschreven. Wat daaromtrent in Winkler's Dialecticon te vin den is, berust grootendeels op mededeelingen van Ter Gouw die, als oprecht Amsterdam mer, ook in de taal zijner vaderstad levendig belang stelde. Hij bewerkte de gelijkenis van den Verloren Zoon in het Kalverstraatsch, zooals dat omstreeks 1820 luidde, en wees bijzonderheden van de Amsterdamsche tong vallen aan, die in de tegenwoordige taal, vooral in die van de lagere volksklasse, nog duidelijk te herkennen zijn *). Gelijk overal in ons land, verliest ook te Amsterdam het dialect, teruggedrongen door de algemeene taal, meer en meer terrein. Zoodra nl. naast gewestelijke woorden en vormen de algemeen Nederlandsche gebezigd worden, gaan de eerste al spoedig plat klin ken, en raken op den duur in onbruik. Kunnen wij ons eenigszins een denkbeeld vormen van de schakeeringen in de uitspraak van het oudere Amsterdamsch, veel minder. zijn wij ingelicht omtrent de eigenaardige woorden en uitdrukkingen die de Amster damsche volkstaal tot een afzonderlijk dialect stempelen. Tot het midden der vorige eeuw had Amsterdam nog altijd het karakter van een provinciestad, maar het toenemend ver keer en de vlottende bevolking hebben hnn invloed ook op de taal doen gelden. Zoo is het te verklaren dat onze dialect-woorden boeken, behalve de gewestelijke termen tal van uitdrukkingen bevatten, die niet alleen in verschillende tongvallen, maar het geheele land door verstaan en gebruikt worden. Toepasselijk op menschen en dingen van stad en land, werden zij spoedig gemeengoed. Wat het Amsterdamsch van andere dia lecten, inzonderheid van de plattelandstongvallen onderscheidt, is het groote aantal *) Een aantal grammatische bijzonder heden van het oudere en het jongere Amster damsch zijn door mij besproken in De Schoolwereld van Maart 1914. Enkele op merkingen over de straatnamen zijn ontleend aan Mej. A. M. van Gelder, Amsterdam-che straatnamen, over den klemtoop aan ver schillende jaargangen van het tijdschrift Noord en Zuid. Fig. 2. DE ESCHDOORN-VLIEGMACHINE De motor binnen in B brengt een ventilator in draaiing, waardoor een sterke luchtstroom ontstaat in de vioolvormige ruimte C. Deze stroom gaat binnen door E en door den hollen vleugel A, om bij H door een zijdelings geplaatste opening te ontsnappen, waardoor de vleugel A gaat draaien in een richting tegengesteld aan H. De doos I dient als schokbréker, drijver en as, waarom de vleugel draait. De vliegenier zit in het schuitje" (J) dat niet meedraait, dank zij de werking van de holle buis of antenne F, die ook door den luchtstroom uit C doorloopen wordt, die ontsnapt bij G, tegengesteld aan de richting van H. D zijn wieltjes, die het schuitje steunen. Werking: zie bijgaand artikel grooten vleugel, n.l. door een zijdelings ge plaatste opening (G). Maar daar deze opening juist tegengesteld gericht is aan de groote vleugel-opening, draait de kleine buis, en daarmee ook het schuitje, juist in tegen gestelde richting van de vleugel plus viool. Draait het schuitje even snel maar tegen gesteld als de vleugel dan blijft dus de stand van het schuitje onveranderlijk. Daar de luchtstroom doordezezoogenaamde antenne" regelbaar is, terwijl ook de uitstroomingsrichting gewijzigd kan worden, kan de vliegenier zoodoende eiken gewenschten stand in de ruimte verkrijgen. Deze antenne kan ook gebruikt worden om de denkbeel dige as, waarom het heele toestel draait en die bij het stijgen verticaal staat, iets uit den verticalen stand te brengen waardoor het geheele toestel een horizontale beweging kan gaan maken, als een gewenschte hoogte boven den grond bereikt is. Daar deze as-stand in elke richting kan veranderd worden, kan het toestel eiken kant uitvliegen. In het geval dat de motor weigert en de luchtstroom ophoudt, valt het toe stel niet als een baksteen naar beneden, maar de vleugel neemt dan automatisch den stand aan die ook voorkomt bij de echte eschdoornvrucht-vleugel en de vlieg machine daalt langzaam, evenals deze ge vleugelde vrucht draaiende. Gedurende dezen langzamen val blijft de antenne nog bruikbaar om als stuur te dienen; haar uiteinde wordt dan omhoog gericht en daar dit uiteinde (zie de figuur) afgeplat is, werkt het als een roer, gehoorzamend aan of werkend met behulp van den luchtstroom die door het dalen zelf ontstaat. De stoot bij het neerkomen op den grond wordt (hopelijk) vernietigd door de werking der samengeperste lucht in de doos I, die als de buffer van een trein werkt. Over korten tijd zullen Papin en Rouilly hun toestel probeeren praktisch te gebrui ken, waartoe een flinke dosis moed en tegenwoordigheid van geest noodig zal zijn, allicht nog meer dan bij een gewone vlieg machine. De oorspronkelijkheid van het ontwerp verdient zeker wel een goed suc ces, maar of dit het geval zal zijn.... enfin, laten wij niet te gauw wantrouwen. Practischer dan de gewone vliegmachine ijkt het toestel zeker niet, ook niet min der gevaarlijk want immers: in theorie kan men met de vliegmachine niet vallen, maar in de practijk wel. Als het vliegen er echter mee gelukt, is het zoo op 't eerste gezicht geoordeeld, nog geen practisch toestel, alleen reeds door den ge weldigen rondzwaai van den hollen vleugel, waardoor de keuze van een geschikt lan dingsterrein nog veel moeilijker en beperkter wordt dan bij een gewone vliegmachine. Immers alleen een volkomen vlak veld zal te gebruiken zijn, zonder eenige onregel matigheid, waartegen de vleugel in splinters zou kunnen slaan. Wij zullen in afwachting blijven. Wie weet waarmee Wright nu komt aanzetten. P. VAN OLST # *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl