Historisch Archief 1877-1940
28 Juni '14. No. 1931
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Een Midzomernachtdroom
Nauwlijks kende ik Royaards terug in de
feluideloosheid van voetstappen en stemmen.
r lag een schimmige en schemerende stilte
over het boscti, dat bemost was met den
sluierenden nevel der warme avonden, waarin
?de midzomernachtdroomende Pan schuil gaat.
Gestalten rezen uit dat waas van
verborgenheden, in sluiksche rust, waarmee de
nachtelijke uil zijne oogen opent en sluit,
lispelden door, de Indische stilte, waar elke
klank animistisch gehoord wordt als het
nafluisteren van de oude, pantheïstische moe
der-aarde en neigden in haar
veel-tooverenden, verlokkenden adem als half-verholen
bloemen. Daar ligt Titania gelijk een ijle
maanlichtstreep op de groene zode, zoo
liefelijk, dat het zoete mysterieuse verlangen
ontwaakt en bijna weenen doet; daar staat
Oberon als vergeten beeld, als verweerde
boom, dien de bliksem vroeger trof, en zijn
gelaat, wanneer hij de Atheensche verliefden
afspiedde, leek eene lotos-bloem, wier diepe
verrukkingen den mensch altijd boeiden als
eene ziel. Nooit werd de onkenbare aarde
zoo alztjdig gespiritualiseerd, tenzij door
haar-zelf, nooit werd zij zoo zeer
Qodsaanschijn, waar elk leven de continuïteit is
eener eeuwige schoonheid. Want ook de
burleske verschijningen der tooneel-spelende
handwerkslieden, wien eene melodische
ironie des dichters de comedia laat voor
dragen van den onsterfelijken Eros, behooren
tot het magische leven der alom
gevivifieerde en zangrijke natuur,. O! de zachte en
demonische huiveringen, die uitgaan, zelfs
in den lach, van zulke droomende suggesties!
De schoonheid van dezen onmetelijken en
doorzichtiger) avond, van de voortdurende
incantaties zijner verheerlijkte streelingen!
Zoo mijmeren wij terug, ik weet niet welk
voortijdig bestaan; zoo klinkt ons de herin
nering aan een geheimzinnig en
omstrengelend antea op de zweving eener
nooitgehoorde, ongrijpbare melodie. Welk eene
schoonheid!
Ik moet Royaards als regisseur van den
Midzomernachtdroom dus wel eene sterke
en verborgen macht toekennen, daar hij op
die wijze toegankelijk was voor de
Shakespeareaansche begoochelingen en ons vol
maakt wist te keeren naar zijn wil. Want
duizendvoudige ritseling waarde door dit
woud der illusie, waar alles nerveus bewoog
en gevoelig voor de aangenaamste nuance,
waar fluit en hoorn, volgens Verlaine's vers
samenklonken in het eenzelvig timbre, wijl
Oberon zijne Titania nader stond dan hij
meende en als elfenkoning milde woorden
vond, zacht schalmeiend uit het half-duister
der boomen. Ik heb overigens slechts vage
herinnering aan de spelers, wien de dichter
?dezer phantastische gril alleen gelegenheid gaf
om zich te incarneeren in een zijner beelden.
Het is te laat voor Egeus, zonder twijfel,
om zich te laten castreeren ter wille eener
gebrekkige stem en van de gansche opvoering
spijt me slechts, dat 't niet meer zou baten.
Puck Musch noemen is niet noodig, omdat
Musch Puck was het beste epigram, dat
men hem zou zenden. Hij kan in ieder ge
val niet sneller rollen, niet dieper springen,
niet satirischer spreken in sommige echos
van satahischkikvorschengeluid, of amusanter
naast de clericale intonaties van den direc
teur der handwerkslieden, die me nog ver
heugt ! amusanter naast Spoet, die Tourniaire
eindelijk de rol gaf, welke altijd voor hem
deugde, daar hij een goede wever was, een
voortreffelijke ezel; een komische Pyramus...
met al den lof der zotheid, welken dezen
middeleeuwschen humor en zijne extrava
gante accenten toekomt. Resurrectie der
fantomen-wereld van Breughel!
En hoe zacht een licht zagen wij rijzen!
Ik bedoel niet den slecht gekleurden Tadema
van het eerste tafereel, doch Oberons hoorn,
die zingt in het intermezzo, dat den slaap
?mllimilflIMIIIimillltllllMtlHHIIMIIimmilMllllllllMIHIIIIIMIIIIIMIfllH
CIV
De eschdoorn-vliegmachine
Terwijl de broeder van den beroemden
Amerikaanschen vlieger Wright de idealen
van dezen te vroeg gestorven uitvinder be
proeft te benaderen en reeds in het publiek
vagelijk aanduidt in welke richting gezocht
moet worden om de verbetering of misschien
de totale vervanging onzer tegenwoordige
vliegmachines te bereiken, hebben twee
Fransche ingenieurs Papin en Rouilly ge
probeerd, aan deze .zijde van de Atlantische
Oceaan het ideaaltoestel te vinden. Hun
pogingen zijn uitgeloopen op de volgende,
hier te beschrijven vliegmachine, die een
simpel natuur-mechanisme nabootst, en die,
alhoewel misschien alleen levensvatbaar in
theorie, toch het vermelden waard is.
Het nieuwe model is een verbetering van
wat reeds lang bestond als een niet meer
gevreesde concurrent der nu gebruikte vlieg
machines. Terwijl deze laatste door de snel
draaiende schroef in de lucht
vooruitgetrokken worden of vooruit geduwd (wat
afhangt van de plaats der schroef) heeft
men reeds lang toestellen ontworpen waarbij
de schroef niet verticaal draait maar hori
zontaal, boven het toestel, zoodat dit omhoog
gezogen wordt in verticale richting, zoo
doende veel vlugger stijgend dan de tegen
woordige vliegmachines die als 't ware langs
een hellend vlak omhoog klimmen. Populair
werden zij nooit. Het gevaar van een val,
als. de schroef plotseling weigerde, was al
te dreigend. -*- De Fransche ingenieurs
hebFig. l. GEVLEUGELDE VRUCHT VAN DEN
ESCHDOORN
De vleugel (links) der vrucht (rechts) wordt
door deze vrucht juist in evenwicht gehouden
en geeft bij den val aan het geheel een rond
draaiende beweging, waardoor de val belangrijk
vertraagd wordt.
begeleidt der verliefden. Mendelssohn, die
deze muziek componeerde als zeventien
jarige, is minder onze tijdgenoot dan Shake
speare, maar in enkele passages, gelijk de
preludieerende accoorden, die mogen gelden
als klanken 'der tijdeloosheid, gelijk het
intermezzo, dat dauw-parelend glanst en
overtogen is van zoele bekoring, waar hij
zelf eerst de betooveringen heeft ondergaan
van een ontwaken in droomen, daar hooren
ook wij nog de uitverkoren melodie als
weerschijn der eeuwige en gepraedestineerde
verlangens. Voor de rest was
Midzomernachtdroom-muziek in Mendelssohns periode on
denkbaar. De volkomen afwezigheid der
formule, de ontstellende verwikkeling der
compositie, de immense vroolijkheid, de
duidelijk uitgesproken magie, gelijk men
deze vier dingen waarneemt bij Shakespeare
als de horizonnen van een goddelijk heelal,
heeft de muziek na de Renaissance niet
meer gekend. Zij is langzamerhand ont
nuchterd en verkoeld, 't zij door de latere
religies, welke met een natuur-godsdienst
geene gemeenschap hielden, 't zij in de
omhelzingen, waarmee de onafzienbare
Middenstand der negentiende eeuw haar
zorgeloos smoorde. Mahle'r slechts kon de
natuur-mystiek weergeven, welke mensch en
wezen in dezelfde metaphysische relaties
brengt, gelijk Debussy dezelfde pantheïstische
vibraties ontdekte in nieuwe klanken, die
Shakespeare en Rembrandt in woord en
kleur, de bouwmeesters der oude kathedralen
in phantasmagorische lijnen hebben vast
gelegd. Wat wij in dezen zin bezitten van
Beethoven is onmiddellijk verstikt door de
reactie. De ontwikkeling der muziek is dus
niet zoo duister en raadselachtig als men
denkt, haar eindpunt minstens eene eeuw
nog onbereikt en het blijft de vraag slechts
of men noodzakelijke doch verloren con
tacten gemakkelijk zal terugvinden.
Geene muziek ondertusschen kent
hettegenwoordigeleven.welk
zulkedivieneverblindingen strooit als
Shakespeare'sMidzomernachtdroom. Dit zal echter geen reden zijn om
Royaards niet opnieuw te huldigen (na
Marsyas en Gijsbreght) als hersteller van
oude tradities, welke het tooneel als musische
kunst grootere schoonheid verleenen en
onontbeerlijk zijn bij bezweringen van zulke
teedere en hooge orde. En deze Oberon,
koning der tooverwereld, trof in Musch,
Lensvelt en Bronger (veel schoons verzweeg
ik!) zulke sprookjesachtige en sensitieve
dienaars, dat onze muzikale kunst het ont
breken van dergelijke gevoelige en elastische
medewerkers zou benijden, als daar eenig
begrip bestond van het atmospherische der
noten, het bedwelmend aroma van sommige
stemmingen, de occulte vergezichten van
sommige harmonieën, welke Mendelssohn
in dit, het meesterwerk zijner jeugd, niet
heeft opgeteekend voor de Dissels, de Schaaf s,
de Spoels, de Winds, de Tuits en de Slokkers
onzer eeuw.
MATTHIJS VERMEULEN
Fransche kunst bij Goupil en een
portret
Niet lang geleden sprak ik Léon Werth, den
schrijver van 'het Witte Hospitaal (la Maison
Blanche) en sprekende over de tentoonstellin
gen van Fransche kunst hier te lande, naar aan
leiding van een lichte discussie met een
Hollandschen schilder, bleek het ons dat onze
gevoelens daaromtrent de eendere waren;
en dat op de laatste serieën van fransche
tentoonstellingen noch de bekende schilders
te vinden waren, die hier onbekend schijnen
te moeten blijven (n i e t in Antwerpen) noch
de nieuwe en nieuwere, wier talent hun het
recht der toekomst verzekert. Deze tentoon
stelling bij Goupil is evenmin belangrijk als
HlllllllllllllllllltllllllMMIIHIIIItinillimillllMIIIIIIIIIIIHIIIIIIHIIIIIIIIIIII
ben echter deze principes doen herleven, vol
moed door het voorbeeld dat de natuur zelf
geeft. Een onzer bekendste boomen is de
eschdoorn of ahorn, die als zij in 't voorjaar
uitgebloeid is, haar eigenaardige vruchtjes
begint te maken, die in den zomer
rijpen tot dubbel-vleugelige vruchtjes, die
in trossen aan de boomen hangen.
Elke vrucht splitst zich in twee helften,
ieder met n vleugel. Zoo'n vruchthelft,
die afgebeeld is in fig. l, zal, van den boom
loslatend in 't najaar, naar beneden vallen op
een typische manier, n.l. snel dwarrelend
in een vlugge spiraal. De oorzaak hiervan is
de vleugel, die op deze wijze den val ver
traagt en de verspreiding door een windvlaag
in de hand werkt. Wanneer men eens in
staat was den vleugel van dit vruchtje juist
tegengesteld aan deze val-draaiing in bewe
ging te brengen dan zou men het vruchtje
juist de tegengestelde beweging zien ma
ken, n.l. omhoog stijgen. Op hetzelfde idee
schijnt de boomerang" der Australiers te
berusten, die hiermee de wonderlijkste kun
sten verrichten, haar dwarrelend doen
voortvliegen naar den prooi, deze doen
omkloppen en dooden om vervolgens weer naar den
werper terug te keeren. Maar laat ons
liever de Hollandsche eschdoornvrucht als
prototype beschouwen
Van het toestel van Papin en Ronilly
geeft fig. 2 een overzichtelijk beeld. Men
ziet dat deze vliegmachine werkelijk op
een een-vleugelige eschdoornvrucht gelijkt.
Een motor B is opgesloten in een doos
van hout en doek (C) die, dank zij den
eigenaardigen vorm, de viool" genoemd
wordt. Deze motor werkt als een ven^
tilator, die voldoende Sbekend is uit di
verse winkelétalages e. d. waar zij, snel
draaiende, een krachtige luchtstroom doet
ontstaan. In de viool nu ontstaat ook
zoo'n krachtige luchtstroom, die C verlaat,
links en rechts door een gang (E) gaande, die
de kern der vliegmachine omloopt. Deze
gesplitste luchtstroom komt weer samen in
het inwendige van den vleugel (A), waaruit
zij eindelijk ontsnapt door de monding
aan het uiteinde (H), loodrecht geplaatst
op de lengteas van den vleugel. Er doet
zich nu een verschijnsel voor dat voor
hen, die ooit Natuurkunde geleerd heb
ben, niet vreemd is en doet denken aan
het waterrad van Segner.EvenalsWillem
Teil, bij het springen uit de boot, deze
achteruit stiet in de golven, zelf aan
land springend, zal de luchtstroom die
zich uit de vleugelopening stort, de
vleugel zelf achteruit schoppen,
zoodat deze een beweging) krijgt, tegen
gesteld aan de uitstroomende lucht.
Hoe krachtiger de luchtstroom, des te
krachtiger wordt de vleugel achteruit
geduwd. Zoodoende komt de vleugel
inlichting, als aanduiding of als wegwijzing.
Zij kan zelfs misleidend werken, daar van
eenige der schilders niet de sterke en niet
de typische uitingen te zien. Ik zal mij dus
beperken en alleen u zeggen, dat er een
goede Boudin is, dat hier van Cottet eenig
begrip verkregen kan en van La Touche, dat
er een Jongkindt uit 1863 is, en een nogal
hevige Ménard; dat van den Troyon de lucht
goed is, en dat er betere Veber's bestaan.
Floris Arntzenius' portret van den
Rotterdamschen burgemeester, Mr. Zimmermann.
Dit portret mist alle belang
rijkheid; zooals ik elders neerschreef is
er alleen eenige bekoring in het tapijt door een
aquarelachtige teederheid van het rood en
blauw daarin. Maar om eene andere reden
wordt deze korte beschouwing geschreven.
De vraag, naar aanleiding van dit portret te
stellen, is: WJe kan in Holland een burge
meesters-portrei schilderen van voldoende
drift in de kleur, van voldoende psychologie,
van voldoenden bouw in het geheel, van
toereikende weidschheid en van zekere
distinctie?" Zeker zijn er weinigen daartoe
in staat, en het is een mat genoegen om te
constateeren, dat vroeger, in eeuwen van
meer verwondering, dus van meer zielkun
dige belangstelling, dit niet zoo moeilijk
leek, en dat later, in tijden van desnoods
wat prat op zich zelf zijnde welvaart, drift
en hevigheid van kleur gemakkelijk samen
ging met gedramatiseerd leven, en
visionnaire macht in donkre diepten drong. Wanneer
ge in Rotterdam de portretten ziet, die door
lateren geschilderd zijn, dan wordt ge weinig
getroost. Het portret van Veth vertoont in
den kop eenige beschaafdheid (de kleur
echter is niet edel) maar daaronder is de
romp zwak van modélé, en een burgemeesters
keten, die met veel aandacht bezien wierd,
deêhet gansche lichaam tot een niets wor
den. De vraag is: wie dan? Haverman?
Tholen? Van Konijnenburg? Roelofs? Th.
Schwartze? Alb. Neuhuys, die tijdens zijn
leven soms een portret maakte? enkle der
lateren, die scherp gericht zijn op de mo
derne kleur? de vlotte Luns? de psycholo
gische Toorop (maar als teekenaar vooral
psychologisch) ? Holst ? Nibbrig? Van der
Hem ? Hoewel zeker vast te stellen is, dat
de genoemden beter werk zouden leveren dan
nu ontstond, blijft toch de onzekerheid, of de
een, die gewoonte van zulk werk bezit, niet te
karikaturiseerend zou worden, een ander niet
te moeitevol; sommigen niet te oppervlak
kig; sommigen niet te weinig analyseerend
en anderen weer niet genoeg tésamen vat
tend ; een andere, zoozeer verzot op andren
stijl dat hij de opdracht moest weigeren;
een laatste te vluchtig? Of schuilt ergens
de diepzinnige s<fhilder van het groote por
tret, en vond deze nieuwe aankomer zijn
aankondiger nog niet?.
PLASSCHAERT
* * *
Rembrandt-etsen
Onze tijd van reclame op commercieel
gebied wordt nu bedoeld heeft toch ook
wel eens zijn aardige kanten.
De koninklijke Stearine-kaarsenfabriek te
Gouda is, overeenkomstig de tegenwoordige
taktiek bij de leveranciers om door toegift
op de koopwaar het debiet te verhoogen,
op een inval gekomen, die nog al origineel
is, althans verrassend, en ook een zekere
mate van belangstelling voor kunst naast
het zaken-doen laa_t veronderstellen. Welke
handelaar van buiten, die voor zijn
winstjagend bedrijf in Amsterdam vertoeft, wil
daarbij een uurtje vrij maken, om tusschen
zijn materialistische beslommeringen door,
zich aan kunst te gaan verkwikken in het
Rijksmuseum? Toch blijkt, volgens eigen
mededeeling een zakenman, juist naar aan
leiding van een bezoek aan het
Rijksprenmet het centrale deel E en de viool in
snel draaiende beweging om een denkbeel
dige as, die loodrecht door het midden
van E gaat. Daar de vleugel (te verge
lijken met den eschdoorn-vleugel) in
evenwicht gehouden wordt door de viool
(te vergelijken met de eschdoorn-vrucht)
en de vleugel een iets scheeve stand
heeft komt de beweging van het geheel
overeen met die der eschdoornvrucht,
maar daar de draaiing tegengesteld is aan
die van den vruchtvleugel, gaat de vlieg
machine omhoog, in plaats van omlaag.
De vleugel, die het model heeft van
een schroefblad eener geweldig groote
schroef, beschrijft met haar uiteinde een
omloop van 54 meter; haar eigen lengte
is dus ongeveer negen meter. Een erg
makkelijk te hanteeren toestel is het
voorloopig dus niet. Het motto blijft :?geef
hem de ruimte." De vleugel is hol, voor
het doorlaten der luchtstroom, en bestaat
uit twee vlakken, bedekt door doek en
gescheiden gehouden door lichtgebouwde
stutsels.
De motor zelf, uit negen cylinders be
staande, ontwikkelt een vermogen van tachtig
paardekracht (ziedaar de eschdoornvrucht
jammerlijk op den achtergrond komend); hij
wordt voorzien van olie en benzine uit
reservoirs, die in het centrale deel (E) zitten.
De noodige afkoeling dezer motor-cylinders
wordt gegeven door de luchtstroom zelf die
zij opwekken. Hier wordt nog een voordeel
mede verkregen, want de warmte die de
luchtstroom zoo meevoert, doet deze lucht zelf
uitzetten, zoodat zij met nog meer haast, dus
nog meer kracht de vleugel doorvliegt en
verlaat.
Onder het geheele toestel zit een ronde,
stevige doos (1) voorzien van een
stootbreker, werkend met samengeperste lucht.
Deze doos dient als drijver als het toestel
in het water valt, en als as, waarom alles
draait, als het toestel op den grond ligt en
aangezet wordt.
Nu nog de berging van den vliegenier.
Deze kan bezwaarlijk op het toestel gaan
zitten en de snel draaiende beweging meema
ken want dan was hij in minder dan geen
tijd, niet alleen zoo .., draaierig als een kat,
maar hij zou nog veel ernstiger gevolgen on
dervinden van de middelpunt vliedende
kracht dezer superdraaimolen. De man zit in
een schuitje" (J) dat pp kogelassen draait en
door de rollen D zuiver centraal gehouden
wordt in de kern !E van het heele toestel. Om
nu te maken dat dit schuitje niet meedraait met
het heele toestel is een deel van den lucht
stroom, die door den motor opgewekt wordt,
afgeleid van den hoofdstroom, en gevoerd
door het inwendige der buis F, die bovenop
het toestel zichtbaar is; uit deze buis ontsnapt
de luchtstroom op dezelfde wijze als uit den
HET NED. COMITÉVOOR PLAATSELIJKE KEUZE
Van links naar rechts: dr. J. van Dorp, J. Henri Ledeboer, F. U. Schmidt, G. L. de|Haas
tenkabinet, op het denkbeeld gekomen te
zijn, waaraan nu uitvoering is gegeven:
een uitgaaf van Rembrandt-stsen. Het doel
is zoowel een begunstiging van de eigen
belangen, als het bezorgen van een buiten
kansje aan de afnemers. De onderneming
werd praktisch en tevens op royale wijze,
geregeld. Van de kleine etsen zijn er
verscheidene gereproduceerd, die dan als
bon" bij de verpakte verlichtingsartikelen
gevoegd worden. Een aantal van deze bons
geven recht op een portefeuille, inhoudende
12 groote reproductie's. Zoo kan men van
lieverlede in 't bezit komen van drie porte
feuilles met ieder 12 etsen.
Voor de redactie had de firma zich te
wenden tot een bevoegd persoon, en vond
deze in den ambtenaar aan het Prenten
kabinet, de heer J. Ph. v. d. Keilen Dzn.,
diéde keuze maakte, een zakelij ken en vrij
uitvoerigen tekst schreef waarmee hij een
overzicht gaf van Rembrandt's leven en werk
zaamheid, benevens een beschrijving der
prenten in chronologische volgorde. Verder
had hij het uiterlijk der uitgave te verzorgen.
De taak blijkt hem volkomen toevertrouwd
te zijn geweest. De stof is geschikt naar de
verschillende portefeuilles in drie
afdeelingen: bijbelsche voorstellingen, portret, land
schap. De linnen band is van keurigen
eenvoud, de reproductie's zijn alleszins
bevredigend.
Op spierwit papier werden ze gedrukt
en het lijkt me volstrekt geen bezwaar, dat
de etsen daarmee een uiterlijken schijn van
nieuwigheid hebben.
Een reproductie is een reproductie en
hoofdzaak is een nauwkeurige wedergave
van al de subtiele kleurspelingen en het fijne
lijn-gewirwar in Rembrandt's etsen, niet een
bedriegelijke imitatie der oudheid.
We hebben dus dit product der reclame
gretig welkom te heeten; ik vermoed, dat
velen, hun nacht, thee, schemer, en verdere
lichtjes, wat langer zullen laten branden, bij
de troostende gedachte, dat ze voor deze
verkwisting althans een aangename vergoe
ding kunnen krijgen. Voor belanghebbenden,
niet-verbruikers van de lichtjes, diene dat
de portefeuilles aan de fabriek voor zeer
matigen prijs verkrijgbaar zijn.
W. S.
* * *
| De Amsterdamsche Volkstaal
Sedert 1874, toen Johan Winkler's boek
over de Nederduitsche en Friesche tong
vallen verscheen, is over het dialect van
Amsterdam maar weinig geschreven. Wat
daaromtrent in Winkler's Dialecticon te vin
den is, berust grootendeels op mededeelingen
van Ter Gouw die, als oprecht Amsterdam
mer, ook in de taal zijner vaderstad levendig
belang stelde. Hij bewerkte de gelijkenis
van den Verloren Zoon in het Kalverstraatsch,
zooals dat omstreeks 1820 luidde, en wees
bijzonderheden van de Amsterdamsche tong
vallen aan, die in de tegenwoordige taal,
vooral in die van de lagere volksklasse, nog
duidelijk te herkennen zijn *).
Gelijk overal in ons land, verliest ook te
Amsterdam het dialect, teruggedrongen door
de algemeene taal, meer en meer terrein.
Zoodra nl. naast gewestelijke woorden en
vormen de algemeen Nederlandsche gebezigd
worden, gaan de eerste al spoedig plat klin
ken, en raken op den duur in onbruik.
Kunnen wij ons eenigszins een denkbeeld
vormen van de schakeeringen in de uitspraak
van het oudere Amsterdamsch, veel minder.
zijn wij ingelicht omtrent de eigenaardige
woorden en uitdrukkingen die de Amster
damsche volkstaal tot een afzonderlijk dialect
stempelen. Tot het midden der vorige eeuw
had Amsterdam nog altijd het karakter van
een provinciestad, maar het toenemend ver
keer en de vlottende bevolking hebben hnn
invloed ook op de taal doen gelden. Zoo is
het te verklaren dat onze dialect-woorden
boeken, behalve de gewestelijke termen tal
van uitdrukkingen bevatten, die niet alleen
in verschillende tongvallen, maar het geheele
land door verstaan en gebruikt worden.
Toepasselijk op menschen en dingen van
stad en land, werden zij spoedig gemeengoed.
Wat het Amsterdamsch van andere dia
lecten, inzonderheid van de
plattelandstongvallen onderscheidt, is het groote aantal
*) Een aantal grammatische bijzonder
heden van het oudere en het jongere Amster
damsch zijn door mij besproken in De
Schoolwereld van Maart 1914. Enkele op
merkingen over de straatnamen zijn ontleend
aan Mej. A. M. van Gelder, Amsterdam-che
straatnamen, over den klemtoop aan ver
schillende jaargangen van het tijdschrift
Noord en Zuid.
Fig. 2. DE ESCHDOORN-VLIEGMACHINE
De motor binnen in B brengt een ventilator in draaiing, waardoor een sterke luchtstroom
ontstaat in de vioolvormige ruimte C. Deze stroom gaat binnen door E en door den hollen
vleugel A, om bij H door een zijdelings geplaatste opening te ontsnappen, waardoor de
vleugel A gaat draaien in een richting tegengesteld aan H. De doos I dient als schokbréker,
drijver en as, waarom de vleugel draait. De vliegenier zit in het schuitje" (J) dat niet
meedraait, dank zij de werking van de holle buis of antenne F, die ook door den luchtstroom
uit C doorloopen wordt, die ontsnapt bij G, tegengesteld aan de richting van H. D zijn
wieltjes, die het schuitje steunen. Werking: zie bijgaand artikel
grooten vleugel, n.l. door een zijdelings ge
plaatste opening (G). Maar daar deze opening
juist tegengesteld gericht is aan de groote
vleugel-opening, draait de kleine buis, en
daarmee ook het schuitje, juist in tegen
gestelde richting van de vleugel plus viool.
Draait het schuitje even snel maar tegen
gesteld als de vleugel dan blijft dus de stand
van het schuitje onveranderlijk. Daar de
luchtstroom doordezezoogenaamde antenne"
regelbaar is, terwijl ook de
uitstroomingsrichting gewijzigd kan worden, kan de
vliegenier zoodoende eiken gewenschten
stand in de ruimte verkrijgen. Deze antenne
kan ook gebruikt worden om de denkbeel
dige as, waarom het heele toestel draait en
die bij het stijgen verticaal staat, iets uit
den verticalen stand te brengen waardoor
het geheele toestel een horizontale beweging
kan gaan maken, als een gewenschte
hoogte boven den grond bereikt is. Daar
deze as-stand in elke richting kan veranderd
worden, kan het toestel eiken kant uitvliegen.
In het geval dat de motor weigert
en de luchtstroom ophoudt, valt het toe
stel niet als een baksteen naar beneden,
maar de vleugel neemt dan automatisch
den stand aan die ook voorkomt bij de
echte eschdoornvrucht-vleugel en de vlieg
machine daalt langzaam, evenals deze ge
vleugelde vrucht draaiende. Gedurende
dezen langzamen val blijft de antenne nog
bruikbaar om als stuur te dienen; haar
uiteinde wordt dan omhoog gericht en daar
dit uiteinde (zie de figuur) afgeplat is, werkt
het als een roer, gehoorzamend aan of
werkend met behulp van den luchtstroom
die door het dalen zelf ontstaat. De stoot
bij het neerkomen op den grond wordt
(hopelijk) vernietigd door de werking der
samengeperste lucht in de doos I, die als
de buffer van een trein werkt.
Over korten tijd zullen Papin en Rouilly
hun toestel probeeren praktisch te gebrui
ken, waartoe een flinke dosis moed en
tegenwoordigheid van geest noodig zal zijn,
allicht nog meer dan bij een gewone vlieg
machine. De oorspronkelijkheid van het
ontwerp verdient zeker wel een goed suc
ces, maar of dit het geval zal zijn....
enfin, laten wij niet te gauw wantrouwen.
Practischer dan de gewone vliegmachine
ijkt het toestel zeker niet, ook niet min
der gevaarlijk want immers: in theorie
kan men met de vliegmachine niet vallen,
maar in de practijk wel. Als het vliegen
er echter mee gelukt, is het zoo op 't
eerste gezicht geoordeeld, nog geen
practisch toestel, alleen reeds door den ge
weldigen rondzwaai van den hollen vleugel,
waardoor de keuze van een geschikt lan
dingsterrein nog veel moeilijker en beperkter
wordt dan bij een gewone vliegmachine.
Immers alleen een volkomen vlak veld zal
te gebruiken zijn, zonder eenige onregel
matigheid, waartegen de vleugel in splinters
zou kunnen slaan.
Wij zullen in afwachting blijven. Wie
weet waarmee Wright nu komt aanzetten.
P. VAN OLST
# *