Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
5 Juli '14. No. 1932
Het Hauptportal" van de Tentoonstelling. Architect Kgl. Baurat Karl Moritz, Keulen Het Oostenrijksche Huis op de Tentoonstelling. Architect Qeh. Reg. Rat. prof. Josef Hoffmann, Weenen
(Al deze afbeeldingen zijn ontleend aan een Werkbund-nummer van de Illustrirte Zeitung)
De tentoonstelling van den
Duitschen Werkbond"
te Keulen
H
Nadat in Engeland enkele machtige
idealisten, mannen als Morris en Ruskin,
hun leven lang gestreden hadden voor
een herleving der kunstnijverheid, een
herleving van al dat heerlijks, waaraan
juist dat oude en stijlvolle Engeland zelf
zoo rijk is geweest, komen thans de
moderne Duitschers naar voren, de stich
ters van den Werkbond", die, dieper
overtuigd dat de schoonheid niet ge
maakt" wordt, doch alleen uit heel het
sociale cultuur-leven ontstaan kan, trach
ten hun kunst weer in onmiddellijk con
tact te brengen met de sterkste levens
krachten der nieuwe wereld: de krachten
van 't groot-bedrijf. Deze dappere wil is
hun idealisme, hun geloofsdaad, de bron
van hun geestdrift.
En ons past 't dien geestdrift te be
wonderen. Want wat zij willen is onge
twijfeld het eenig mogelijke. En stellig
zal de toekomst hen in 't gelijk stellen;
zeker zal blijken, dat onze nog zoo veel
gehate machine toch in werkelijkheid
geluk en schoonheid op aarde gebracht
heeft.
En toch... waarom kunnen wij niet
geheel ons overgeven aan de triomfan
telijke gedachte, die hier de Werkbond"
propagandeert?
Waarom schrikt de brutale
machtsverkondiging dezer Duitschers ons nog
zoo dikwijls af? Hierom, meen ik,
omdat energie, macht, zelfbewustzijn,
gezond-verstand en logica wel schoone
zaken zijn, doch de kunstenaar, krachtens
zijn eigen onveranderlijk wezen, toch
altijd naar iets anders nog dorst. Een
machine, zoo strikt-logisch, zoo onwrik
baar mathematisch van structuur, is zeker
een mooi ding om te zien, maar het
is geen kunstwerk. En ik meen, dat de
Werkbond-Ieden, in hun geestdrift voor
't mechanisch modernisme, deze simpele
waarheid gevaarlijk vinden, of ontijdig!
De schoonheid raakt hier in 't gedrang.
Het dieper gevoelsleven' dreigt te ver
schrompelen. In den grond ontbreekt 't
dezen Duitschen kunstenaars aan de stu
wende krachten eener levende, bloeiende
idealiteit. Zij willen, zij durven en doen,
maar zij kennen niet meer de vreugde
der breed-vleugelige verbeelding. Hun
leven is innerlijk arm. Zij lijden honger
naar den geest.
Verklaart dit niet die zekere
onbevrediging, die ook de architectuur dezer
tentoonstelling ten slotte opwekt? Daar
is zooveel te waardeeren, maar... Waarom
is die Festhalle" van Behrens, die toch
een vreugde-schepping had moeten zijn,
zoo dor gebleven; waarom werd die
Haupthalle" van Fischer een zoo hope
loos verbeeldings-arm gewrocht? Wat
heeft hier, op deze tentoonstelling, een
oud-eeuwsche idylle van doen als 't
Saksische huis ? Daar staat gelukkig
genoeg tegenover, forsch en eerlijk werk:
net Hauptportal" b.v. en het Oosten
rijksche huis: twee merkwaardige monu
menten, het eene ietwat erudiet en
pompeus-modern, het andere nog zeer
onvolkomen, maar beide boeiend door
de kracht der bedoeling. Toch dunken
ze me beidein de rste plaats curieus",
of gedurfd": ze geven niet het goede
gevoel der noodwendigheid. Ze verrassen;
ze bevredigen niet. De wil was sterker
dan de bouwkundige verbeelding.
Natuurlijker en gezonder doen de veel
eenvoudiger gedachte bouwsels aan der
fabriek en van het Haus der Frau".
Middenschip van het Hoofdgebouw der Tentoon
stelling Aren. Freiherr v. Schmidt, München
Fabrieksgebouw der Algemeine Elektricitats-Gesellschaft in Berlijn, een der
beste beweegkrachten van den Werkbund, Architect prof. Peter Behrens
Ziedaar waarlijk logische bouwkunst!
Ietwat koel, ietwat poover, maar zonder
ostentatie van koelheid, zonder nige
ostentatie. De ontwerpers van zulke
architectuur hebben alle menschelijke
ijdelheid in hun hart uitgeroeid: zij hielden
zich aan de strikte logica en die logica
is in haar uiting niet onharmonisch ...
Maar was Muthesius onlogisch in zijn
Farbenschau", was Van de Velde 't in
zijn Theater"? Of hebben deze bouw
meesters ook maar iets geschipperd met
den eenvouds-opzet der Tentoonstellings
architectuur ? Integendeel: een gebouw
kan niet eenvoudiger zijn en minder
opgesierd dan dit Theater". Waarom
doet deze simpele, zich breed en
rustiguit ontvouwende architectuur dan zoo
veel weldadiger en rijker aan dan 't
straf formalisme der Fabriek? Er was
meer muziek in de kunstenaarsziel van
dezen bouwmeester, meer van die
schoone evenwichtigheid, waardoor het
kunstwerk zich boven den tijd verheft.
In elk kunstwerk, schreef ik eens, is
iets van 't eeuwige en iets van den tijd.
De Werkbond-tentoonstelling dunkt mij
nog tezeer een uiting gebleven van een
te makkelijk triomfeerenden tijd. De
twee ziekte-verschijnsels dezer tentoon
stelling, die zoete terugzwenking naar't
Verleden en de harde hunkering naar
't nieuwe en bizarre, kunnen wij be
schouwen als de wanhoops-pogingen
om zich te ontworstelen aan den
tyrannischen tijdgeest.
* *
*
Ik wenschte u nu een algemeen over
zicht te geven van 't geen binnen in die
tentoonstellings-gebouwen te zien is,
zonder daarbij afzonderlijkheden te be
spreken. Wat die taak echter zeer
bemoeilijkt is het feit, dat deze duizende
afzonderlijkheden zoo'n verwarrenden in
druk nalaten. Daar is zooveel wezenlijk
moois, zooveel karaktervols, zooveel dat
boeit; daar is k zooveel, dat weerzin
wekt, zooveel oneenvoudigheid, zooveel
grofheid en humbug. En ja... daar is
zooveel, zooveel te veel
Wij kunnen alvast beginnen heele ge
bouwen vol kunstnijverheid" uit onze
aandacht te bannen. Het groote huis
Bremen?Olburg" b.v. is volgestopt met
zaken, die nog nieuw, doch oud, noch
foed, noch slecht zijn, die alle
karakterracht missen. Het doet bijna tragisch aan,
in den katalogus te lezen, met welk een
enthousiasme deze honderden kunstenaars
het bericht ontvingen, dat ze een eigen
huis" zouden krijgen! Hoeveel geestkracht
en liefde ligt hier begraven... mijmert
men dan. Maar het is juist doordat er
niet genoeg liefde en geestkracht in deze
heeren en dames is geweest, dat 't geheel
zoo onverschillig aandoet. Honderd flauwe
liefde-gevoelentjes te zamen vormen nooit
een passie-daad! Het gevoel moet heel
zijn, of het is niets. Ook het Sak
sische huis, dat daar zoo sierlijk ligt
tusschen de bleeke wilgen, bevat niet
veel verkwikkelijks en erg veel vergroving
der 18e eeuw.
Die zucht naar 18e eeuwsche koketterie
is, juist op deze tentoonstelling, wel een
zonderling verschijnsel". Duitschland is
nieuw en kan de toekomst scheppen,
voor zoover het doorstroomd is van de
krachten der groot-industrie en van
den modernen, internationalen handels
geest: voor zoover het in een sfeer van
on-burgerlijke breedheid leeft. Maar zoo
dra de Duitsche kunstenaar tot zijn
burgerlijk provincialisme terugzinkt,
wordt zijn werk doorgeurd van die zekere
salon-parfums, die niet sterk rieken, maar
allerminst zoet bedwelmen. De innerlijke
drijfkracht dezer tentoonstelling is het
machts-besef der moderne, Duitsche
maatschappij, het internationale nationa
lisme, het sociale kapitalisme, het religi
euze rationalisme; wanneer die kracht
verschrompelt en dat doet zij, de
nog zoo weinig ideëele, waarschijnlijk heel
licht! dan blijft er niets over dan
zwaarwichtige gemaniëreerdheid, of erg
smakelooze imitatie. Hoe soberder, hoe
beter; hier vooral! Waar met de
eenvoudigstegrondmiddelen een binnenplaats,
een kamer, moest worden ingericht, daar
is het resultaat telkens verrassend! Heel
het Haus der Frau" is daar n prachtig
voorbeeld van! Met de simpelste grond
stoffen, met wat grijs linnen, eenige
geelen-zwarte vloer-matten, wat gebloemde
katoentjes en enkele zeer eenvoudige
meubels wist men er een allerbehagelijkst
interieur te scheppen. En de voorwerpen,
die dit interieur opvullen, de mooie
lappen, de batiks, de kleeding-stukken, de
boeken en prenten, zonder ooit heel
De Schouwburg op de Tentoonstelling. Architect prof. Henry van de Velde, Weimar
bizonder te zijn, boeien toch: er is aan
het geheel bijna het levensvolle" van een
bewoonde kamer. Begrijpelijkerwijze kan
de economische kracht van 't moderne
Duitschland niet in staat zijn een vrouwen
gemoed aan te vuren! Maar het beste
element dier kracht, den gezonden geest
van eenvoud en zakelijkheid, welke zich
b.v. in de Verkehrshalle" met haar
auto's, lokomotieven, spoorwagens en
vliegmachines zoo overtuigend doet ken
nen, dien geest hebben de
Kunstgewerblerinnen" gevoeld de architecte,
die haar het huis bouwde, ging hier wel
prachtig vór! en zoo hebben zij,
zonder zich nog zoo geniaal" te toonen,
toch een geheel tot stand gebracht, waar
uit veel meer eerlijke overtuiging spreekt,
dan uit het dikwijls veel knappere werk
der kunstenaars van Bremen of Saksen.
Trouwens, de Duitsche vrouwen staan
niet alleen. Men vindt hier veel van
normale voortreffelijkheid: tapijten en
zijden stoffen (die uit Beieren b.v.), hon
derden gebruiksdingen, lepels, vorken,
aardewerk, glazen (prachtig glaswerk van
Olbrich en Behrens!), een slaapkamer
met al de verfijningen der moderne
techniek, veel meubelkunst (zeer mooie
intérieurs, tapijten enz. van Doering uit
München), veel, veel te veel om te noe
men, dat toch wezenlijk goed van eenvoud
is en nieuw gevonden. Ik ben er verre
van te meenen, dat dit alles nu zoo
buitengewoon is. Het dunkt mij niet beter,
dan het beste uit Holland. Maar het is
goed. Vaak trouwens vraag ik me af, of
't ook wel nódig is, dat gewone ge
bruiksdingen zoo bizonder zijn....
Men trachte eenvoudige zaken toch wat
eenvoudig te beschouwen! Een meubel
is geen groot kunstwerk; maar waar
groote kunstwerken ontstaan, daar zullen
ook de meubels een eigen en mooi
karakter hebben. Een machtige cultuur
drukt zich uit tot in het kleinste
gebruiksding. Wij snakken er naar uit de doffe
ellende te geraken der 19e eeuwsche
stijlloosheid. Daarom vechten wij voor
goede meubels, goede tapijten, goede
lepels en vorken, goed aardewerk. Welnu,
dat goede is er, al kon het nog beter
en al blijft er nog veel, dat slecht is,
slecht van oud-eeuwschheid, slecht
van logge praal (het beroemde
bureauministre van Olbrich b.v. is toch wel
een soort monstrum, dat eerst van al
de vraag opwekt: hoe duur zou 't ding
wel geweest zijn? en vervolgens: hoe
moet de wirklicher Geheimrat er wel
uitzien, die zich aan dit gevaarte der
eere tot werken neerzet?)?slecht niet
't minst door bizarrerie en
artistiekerigheid. (Bohemen komt zelfs met
cubistische meubels voor den dag!) Men vindt
hier misschien meer meubelkunst van laf
heid of bombast, dan van ernst en goeden
smaak. Alle tucht en traditie ontbreekt
nog. Maar het goede is er; het komt; het
blijft. Want dat goede spreekt zoo dui
delijk voor zich zelf, dat 't het minder
waardige wel moet verdringen. Hoe meer
van dat goede, hoe beter. En als er dan
vél van is, dan behoeft 't ook niet langer
tentoongesteld te worden: het hoort in
de winkels, het hoort in de huizen der
menschen, het hoort in alle prijzen en
soorten geproduceerd te worden! Alleen
dan zal de meubelkunst niet verstarren,
of uit vrees voor verstarring vergrilligen,
maar samen zal ze dan meegroeien en
zich ontwikkelen met den voortgang der
tijden. Zoo graag ik in een wei-ingerichte
kamer kom, waar alles, de meubels, de
tapijten, de wandbedekking, de platen en
boeken in harmonie zijn met de menschen
die er wonen, zoo naargeestig doet 't
me aan zulk een kamer nagebootst te
Het Huis der Vrouw" op de Tentoonstelling. Architect Frau Knüppelholz?Roefer, Berlijn
Grootste restaurant, architect prof. Bruno Paul, Berlijn, rechts het fgestgebouw