Historisch Archief 1877-1940
N»1933
Zondag 12 Juli
A°. 1914
DE AMSTERDAM
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van l?5 regels ?1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
?.0.25
0.30
0.40
INHOUD
Blz. l: De Kon. Militaire Academie.
L. Aletrino: De Vlaamsche Beweging.
Frans Coenen over Elooi 'in 't Woud
door Hugo van Walden. 2: Feuil
leton door Hans Martin. Honoréde la
Baignoire over Canter in het Openlucht
theater van mevr. Grothe-Twiss.
Antonius: Bals te Parijs. Ingezonden:
Het Eeredoctoraat der Koningin.
Princips revolver. Indië en de De
fensie. 5: F. v. d. G.: Feminisme
voor honderd jaar. Allegra. E.
Heimans: Hangende Mannetjes. 6:
Old Joe Chamberlain. J. C. Wienecke:
Moderne munten. Alb. Plasschaert
over W. van den Berg en Mondriaan.
7: Just Havelaar: De
Werkbond-tentoenstelling te Keulen. Portretten der
Kamerleden door Ton van Tast. 8:
Oplossing Wijn-puzzle. Fin. Kroniek
door v. d. M. Turkije's Rijkdommen
door v. d. S. //: Schaakspel door
R. J. Loman. Damspel door J. de
Haas. Teekening Joh. Braakensiek:
Böcklin voor De Tijd gefatsoeneerd.
Bijvoegsel door Joh. Braakensiek: Am
sterdam pleisterplaats van trekvogels.
iiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
DE KONINKLIJKE MILITAIRE
AKADEMIE
Niet ten onrechte is eenmaal de Konink
lijke Militaire Akademie aangeduid met
de benaming: brandpunt van het conser
vatisme"; het was nog wel een hoogge
plaatst militair, die deze uitdrukking eens
in een particulier gesprek bezigde. Op
de Academie te Breda speelt zich de
strijd af, welke door dik en dun de tra
ditie tracht te handhaven, dat een mili
tair, speciaal een officier, en dus ook de
aanstaande officier, is een wezen van
hoogere orde dan de burgerlijke burger,
dat hij is een man met aparte begrippen
van eer en ridderlijkheid, van aparten
geestelijken adel, een man ook... met
bizondere -rechten in de maatschappij.
Niet zonder bedoeling moeten de cadet
ten door het aan de K. M. A. gedeta
cheerde kader met den titel jonker"
worden aangesproken.
De producten van deze stelselmatig
gevoede opvatting zijn geroepen, nader
hand den burgers van ons land hoogere
begrippen van eigenwaarde bij te brengen!
Doch dit is slechts het simpel begin ;
de consequentie van bovenvermelde
opvatting eischt, dat in eigen kring de
appreciatie van elkanders bestaan zich
richte naar factoren, welke bij eerlijke,
eigenlijke waardeering gemeenlijk buiten
beschouwing blijven. Om den pas aan
gekomen discipel in dezen geest op te
leiden is natuurlijk noodig het uitroeien
van alle individualiteitsgevoel. Het zij toe
gegeven, men slaagt daarin op alleszins
bevredigende wijze ; het nummer, dat den
jeugdigen militair, vanwege de admini
stratie, bij den aanvang van zijn loop
baan wordt gegeven, heeft symbolische
beteekenis. In de meeste gevallen geldt
dit nummer voor 't leven.
Laten wij echter niet vopruitloopen.
Onder de nieuwelingen, die zich van
hun eerste schrede af op het militaire pad
voor het grootste deel zoet en gedwee
laten leiden tot de uniform en in de rich
ting der uniformiteit, bevinden zich
gelijk van zelf spreekt elementen, wier
karakter reeds zoover is gevormd, wier
denkvermogen zich reeds dermate ont
wikkelde, dat zij weinig of geen neiging
toonen onmiddellijk met de kudde mee
te draven ; hun instinct of intellect komt
op tegen elke zelfstandigheidsbeperking,
waarvan zij de noodzakelijkheid of het
nut niet inzien. Zij mogen misschien
dwalen in hun appreciatie, voor den
opvoeder des te schooner taak deze
weliswaar soms lastige, doch veelal kost
bare naturen nader bij hun evenwicht
te brengen.
Maar van opvoeding is aan de
K. M. A. geen sprake, kan geen sprake
zijn, daar men in de keuze van leeraren
en officieren, belast met de militaire
opvoeding der cadetten" meestal (enkele
goede uitzonderingen daar gelaten) al
zeer ongelukkig is. Men vindt onder hen
heel brave, in eerbied voor allerlei kleinig
heden opgegroeide individuen, die door
middel van tallooze straffen voor de
kleinste overtredingen, voor de meest
onbenullige feiten, onzen aanstaanden
officieren bijbrengen eenzelfden eerbied
voor kleinigheden, met daarmede gepaard
gaande verwaarloozing van de aange
legenheden van belangrijker aard.
De aanhangers van de leer, dat zulk
een futiliteiten-eeredienst noodzakelijk is
voor het bijbrengen van het tuchtsbegrip,
kunnen we verwijzen naar het resultaat
dier militaire" opvoeding". Reeds in
het tweede jaar hunner opleiding heeft
zich bij de meerderheid der leerlingen
een sterke tegenzin ontwikkeld tegen het
meerendee! hunner chefs en een groote
mate van onverschilligheid ten opzichte
van hun vak.
En wat de strenge tucht betreft, welke
door het systeem van opvoeding aan de
K.M.A. zou worden verkregen: er heeft
zich een zestal jaren geleden aan de
Academie een geval voor gedaan, zooals
er bij geen der andere corpsen van ons
leger ooit een voorkwam: n.l. een com
plete muiterij. De cadetten verschansten
zich in een deel van het gebouw en zelfs
de gouverneur was onmachtig de orde te
herstellen. Deze kon alleen gered worden
door bemiddeling van een officier, die
zich niet had schuldig gemaakt aan het
opvoedingssysteem, dat alleen heil ziet
in het grootste getal straffen.
Van deze muiterij is toentertijd vrijwel
niets uitgelekt. De zaak werd geheim
gehouden, zooals er steeds een waas
van geheimzinnigheid hangt om de K.
M. A., deze inrichting van ziele- en
karakterverminking.
De legercommissie heeft in haar rapport
gewaagd van het deksysteem" in ons
leger. Dit systeem, waarbij ieder tracht
de verantwoordelijkheid van al wat ge
beurt over te dragen pp anderen, dit
systeem, dat een uiting is van vrees voor
verantwoordelijkheid, culmineert op de
K. M. A.
De leerlingen dier inrichting van militair
onderwijs nemen natuurlijk ook dat over.
De kinderachtige vrees (die met een ge
zonde tucht niets te maken heeft) voor
elk, die een ster meer draagt, is aan de
K. M. A. bijzonder sterk.
Die vrees uitte zich op... merk
waardige wijze bij het bezoek van een
minister van oorlog aan de K. M. A.
De minister had (opvallende gewoonte
bij militaire inspectie") van tevoren zijn
bezoek aangekondigd.
Alles werd toen voor deze inspectie"
in gereedheid gebracht. Men ging zelfs
zoover voor het bezoek van Zijn Excel
lentie ... de Groene Amsterdammer" en
het Journal Amusant" van de leestafel
der Cadettenkantine te verwijderen en
daarvoor neder te leggen rechtsche lec
tuur, als we ons wel herinneren o.a. de
Maasbode".
Wij hebben hier den naam van den
minister weg gelaten, alleen uit doen
komen, dat het een rechtsch minister
was, daar het ons niet te doen is personen
te treffen en wij niet nader kunnen aan
duiden zonder tegelijk te kennen te geven,
op wiens bevel deze... beleefdheid
plaats had.
Het gaat hier niet om personen, doch
om een geheel stelsel van opvoeding",
dat gehandhaafd blijft uit conservatisme
en onkunde.
Het is een vicieuse cirkel: de jongelui
worden op de K. M. A. slecht opgevoed
en uit de slecht opgevoede jonge offi
cieren moeten later weer de opvoeders
van de aanstaande officieren gekozen
worden.
Een gelukkig verschijnsel is echter, dat
een vrij groot percent der leerlingen van
de K. M. A. niet blijvend geestelijk ver
minkt worden en de slechte gevolgen
van hun opvoeding" weten te boven te
komen. Echter juist onder deze groep
zal men bijzonder weinig animo vinden
voor een benoeming tot leeraar aan de
K. M. A.
Tactvolle compagnies-, batterij- en
escadron-commandanten kunnen later bij
de oud-leerlingen der K. M. A. soms
nog veel goed maken. Toch treft men
in de hoogere officiersrangen nog velen
aan, die hun slechte opvoeding nimmer
te boven kwamen en, ondanks hun distinc
tieven, geestelijk cadet" zijn gebleven.
De opvoeding" doet letterlijk gespro
ken niets on) zelfstandigheid aan te
kweeken bij de jongelieden. Eigen ini
tiatief" zijn in het militaire leven vaak
gebruikte mooie woorden, maar ze blij
ven woorden.
Hoe zou dit anders kunnen bij het
algemeen toegepaste deksysteem!
Vereering van uiterlijkheden, verafgo
ding van futiliteiten, gebrek aan zelfstan
digheid en aan liefde en belangstelling
voor het vak, ziedaar de voornaamste
resultaten van een opleiding, die reeds
lang diende te zijn gewijzigd in een ge
zondere, welke inderdaad tevens den
naam van opvoeding" verdiende.
Eenige maanden geleden is het rapport
verschenen van de staatscommissie tot
het doen van voorstellen tot reorgani
satie van het militair onderwijs bij de
landmacht."
Een lijvig boekdeel vormt dit rapport;
er wordt in gewaagd van de weten
schappelijke opleiding van den aanstaan
den officier, maar de opvoeding" en
de geest, waardoor deze bezield moet
zijn, blijven vrijwel onbesproken.
Hierin evenwel ligt feitelijk het zwaar
tepunt van heel de quaestie, die belang
rijk is ook om het feit, dat ze nauw
verband houdt met den geest in ons
leger.
Het gebrek aan tact bij zeer vele der
officieren-leeraren der K. M. A., het
doemwaardige stelsel van straffen, de
geest van conservatisme oefenen hun
slechten invloed, zij het gelukkig in ver
zwakten vorm, ook op de miliciens, die
opgeleid worden door producten der
K. M. A.
Nu in ons leger den laatsten tijd een
nieuwe, frisscher geest merkbaar is, dient
ook de opvoeding onzer officieren door
dien geest te worden bezield, anders
zou op den duur de netel van het
conservatisme" op heel onze weermacht
een nog noodlottiger invloed gaan uit
oefenen dan zij nu reeds zoovele jaren
deed.
* *
* * *
De Vlaamsche Beweging''
Tijdens het Groot Nederlandsche Studen
ten Congres", dat voor eenige maanden te
Gent heeft plaats gevonden, werd bij her
haling gesproken van den band, welke de
Hollanders aan de Vlamingen bindt." Deze
fraaie woorden lieten niet na de talrijke
aanwezigen in vervoering te brengen, blij
moedig en weekhartig als deze waren ge
stemd door het broederlijk samenzijn in de
liefelijke bloemenstad.
Menig congresganger echter, aan zijn
naarstede teruggekeerd, zal over de woorden der
geestdriftige sprejcers hebben nagepeinsd en
zich allicht hebben afgevraagd of de band,
die Noord- en Zuid-Nederlanders met elkaar
vereenigt, wel zoo hecht en onverbreekbaar
is, gelijk dit tijdens de congresdagen zoo
vaak werd beweerd.
Zeker, er bestaat een band" tusschen
Holland en Vlaanderen: de taal is het onmis
kenbare teeken eener enge verwantschap.
Doch meenden de redenaars hier wel de
overeenkomstigheid der taal? Doelden zij
niet veeleer op de geestelijke homogeniteit
der beide volkeren ? En mogen wij dan wel
vrijelijk gewagen van een intellectueelen
band tusschen Hollanders en Vlamingen?...
Stellig niet. Slechts tot een uiterst kleine
schare van geestelijk hoogstaande Vlamin
gen voelt het intellectueele Holland zich
aangetrokken; slechts tot het cultuurleven
van zeer weinige Zuid-Nederlanders ver
mocht het door te dringen.
Het is dan ook merkwaardig steeds weder
te bemerken welk een onjuiste voorstelling
men zich in Holland maakt van den feilen
talenstrijd, die in België sinds lange jaren
woedt en die de nationale eenheid van dit
land op jammerlijke wijze te verbreken dreigt.
Veel werd reeds geschreven over dien strijd
en groot is de sympathie, waarmede men in
Noord-Nederland het streven der Vlamingen
ten alle tijde heeft begroet. En dit is
geenzins wonderlijk: de Vlaamsche beweging",
zooals zij tot Holland doorgedrongen is,
heeft de schoonste gevoelens bij het Neder
landsche volk opgewekt en kan zich daarom
van diens moreelen endaadwerkelijken steun
verzekerd zien. Immers, de vruchten van
dien eindeloozen talenstrijd worden den
Hollanders voorgezet in den vorm van de
meest schoone en edele kunstwerken. De
warme, opbloeiende levenspoëzie, welke men
tevergeefs zocht in de voortbrengselen der
Noord-Nederlandsche letterkunde, trof men
aan in de werken der jong-vlaamsche lite
ratuur. Men streelde zich aan de zangrijke,
stil-zoete poëzie van Streuvels, men dronk
begeerlijk de zwoele sensualiteit van
Teirlincks verhalen en genoot van de
wonderlijkstatige pracht, die straalt uit Van de
Woestijne's verzen. Men schiep behagen in
die tintelende levensblijheid, die trilt door
Vlaanderen's nieuw-geboren literatuur. En
van uit de kil-grauwe noordergewesten keek
men met heimelijke bewondering naar het
zonnige Vlaanderland, waar de kunst nieuw
leven bracht en er bloeide gelijk het wuivende
koren op de goud-gele velden ...
Geen wonder dus dat de talrijke Hollan
ders, die in den loop der jaren de Belgische
grenzen overschreden, met sympathie en vol
verwachting den bodem betraden, waar zich
de haardstede bevindt eener vlaamsche be
schaving. Menigeen onder hen maakte zich
zelfs gereed mee te strijden voor de rech
ten eener taal, welke zoo nauw aan de zijne
is verwant.
Doch welk eene teleurstelling wachtte hen.
Niet alleen dat zij in België van een vlaam
sche cultuur weinig of niets gewaar werden,
dagelijks bleek hen duidelijker dat het
belgische volk in zeden en gewoonten van het
nederlandsche volk al zeer ver af staat. Ja,
geen enkele overeenkomst troffen zij aan,
hetzij in karaktertrekken, levenswijze, moraal
of godsdienst. Zelfs de taal, zooals zij door
het gros der Vlamingen wordt gesproken,
deed hen slechts vaag aan hun moedertaal
denken.
Het spreekt van zelf dat degenen onder
de Hollanders, die meerdere jaren in België
verblijf houden en in de gelegenheid zijn
het streven der Vlaamsche intellectueelen
van nabij te bezien, doordrongen zijn van
de noodzakelijkheid der vlaamsche bewe
ging", de eisenen en rechten ervan ten volle
erkennen en haar, zoover het mogelijk is,
hunnen steun verleenen. En al is men in
het kamp der verwoede flaminganten over
't algemeen de hollandsche cultuur" weinig
sympathiek gezind, cultuur, die naar de
uitingen van eenige heethoofden te
oordeelen eene vergelijking met de vlaam
sche geenzins schijnt te kunnen doorstaan,
zoo strijden aan het hoofd der gelederen
mannen, die door hunne buitengewone gaven
de gansche beweging recht van bestaan
geven en haar zelfs in menig opzicht tot
een verheven peil hebben opgevoerd.
En toch, hoe komt het dat het meerendeel
der Hollanders in België, niettegenstaande
de talrijke congressen en broederlijke fes
tijnen, zich in den regel sceptisch over de
vlaamsche beweging" uitlaat? De reden is
niet verte zoeken: de vlaamsche beweging"
toch, zooals zij zich te Brussel, Antwerpen
en Gent openbaart, is al bizonder slecht
geëigend de sympathie der
noord-nederlaaders op te wekken. Het verdient wellicht
aanbeveling hierop eens nader de aandacht
te vestigen. De taal zooals het volk haar
spreekt, doet eiken Hollandder, die eenig
taalgevoel bezit uiterst pijnlijk aan. Het is
een zonderling mengsel van nederlandsch
en fransch: nederlandsch in de constructie
der zinnen, fransch in de keus der woorden.
Ontelbaar zijn de dialecten; elke stad, elke
vórstad heeft een anderen tongval, waarvan
de rauwe klanken voor den Hollander onver
staanbaar zijn.
Met den stijl der vlaamsche dagbladen is
het over 't algemeen niet veel beter gesteld.
Uitdrukkingen als: de zaak op haar punt
zetten", (mettre l'affaire a point) hof van
verbreking", (cour de cassation) handelaar
in gezondheidstoestellen" (objets sanitaires)
opzoekingen", (recherches) het is te koop
aan den prijs van..." (au prix de) of de
indiening van het wetsontwerp gaat niet op
wielekens" zijn veelvuldig en het is toch
waarlijk overbodig nader in te gaan op de
vlaamsche vertalingen van officieele stuk
ken, die wemelen van gallicismen en terecht
het voorwerp zijn van den spot
derfranschsprekende bevolking. Trouwens, Vlaanderen
bezit tot heden geen enkel toonaangevend
dagblad en het is uiterst bevreemdend te
constateeren dat dit gemis zich bij den
Vlamingen geenzins voelen doet. Immers,
de logiek brengt mede, dat bij gebrek aan
degelijke vlaamsche couranten, de holland
sche bladen in Vlaanderen in groote getale
zouden moeten worden gelezen. Het tegen
deel is waar:, het aantal nederlandsche cou
ranten dat in België wordt verkocht is zeer
gering, terwijl in de groote vlaamsche steden
de Parijsche boulevardbladen dagelijks in
reusachtige oplagen worden verspreid.
Bovendien, het dient ronduit gezegd
de sympathie waarvan men in Holland jegens
Vlaanderen blijk geeft, wordt hier niet in alle
opzichten beantwoord. Terwijl een kleine
groep letterkundigen het zuiver vlaamsch als
nederlandsch beschouwt, maken vele intel
lectueele Vlamingen wel degelijk een schei
ding tusschen de beide talen en geven de
voorkeur aan 't vlaamsch boven het neder
landsch. (Hugo Verriest). In de pers is zelfs
menigmaal eenige animositeit jegens de
Hollanders te bespeuren: men denke slechts
aan de geniepige wijze, waarop men in de
vlaamsche pers hollandsche
tooneelkunstenaars heeft trachten aftemaken." Bij de
lagere klassen is de anti-hollandsche geest
al zeer sterk; het volk der kaaskoppen" en
stoeffers" vindt in haar oog geen genade!
Het is den Hollander dan ook wel eens
hinderlijk, wanneer hij door buitenstaanders
het vlaamsch en het hollandsch in n mond
noemen hoort.
Van een opgewekt vlaamsch letterkundig
leven is te Brussel noch te Antwerpen
sprake; de groote vlaamsche schrijvers
houden zich schuil en vermijden elk con
tact met de menigte. Een club of lokaal,
waar de vlaamsche intellectueelen zich even
tueel zouden kunnen vereenigen is te Brussel
ten eenemale onbekend. Eén of twee belang
rijke voordrachten per winter herinneren
aan een literaire beweging; voor de rest is
het vlaamsche leven der hoofdstad in diep
zwijgen gehuld. Vandaar dan ook dat het
vlaamsche intellect meer het gevolg is van
afzonderlijk streven, dan wel de vrucht van
een rijp en bloeiend geestesleven.
Kortom, de Hollander, die zich niet be
paald de moeite getroost het streven der
Vlamingen op de<i voet te volgen, krijgt
een zonderlingen indruk van hetgeen men
in België de talenstrijd" te noemen pleegt.
Behalve wellicht wanneer een rumoerig debat
in het Parlement de gemoederen in beweging
brengt. Immers, sinds eenige jaren heeft de
vlaamsche beweging" een gansch andere
wending genomen : met uitzondering van het
onbaatzuchtig, rechtmatig en nobel streven
der letterkundigen, staat zij hedeu recht
streeks in het teeken van den politieken
strijd. Met weergaloozen nijd en lachwek
kende kleingeestigheid bestrijden elkaar de
de Vlamingen en Walen, die beiden geen
zins schijnen terug te deinzen voor een
mogelijke uiteenspatting van het land, indien
het de zegepraal hunner denkbeelden geldt.
Een steeds toenemende oneenigheid is
bovendien merkbaar in het kamp der flamin
ganten, waar de groep der katholieken een
gansch ander doel nastreeft dan die der
socialisten. De taal der zonde en der on
zedelijkheid", zooals de fanatieke klerikalen
het fransch meenen te moeten kenschetsen,
is voor het volk ongewenscht; zij zaait de
kiem van ontevredenheid en opstand in de
harten der onbewuste en onwetende lieden
van het vlaamsche land. Dit is de politieke
manoeuvre der katholieken, welke er toe
heeft bijgedragen hen gedurende dertig jaren
achtereenvolgens de regeeringsmacht te ver
zekeren.
Is het dus niet kenschetsend voor de opinie,
welke men zich in Holland van de vlaam
sche beweging" maakt, wanneer men steeds
weer bemerkt dat de groote, invloedrijke
liberale hollandsche couranten bij voorkeur
het oordeel citeeren van onbeduidende katho
lieke vlaamsche blaadjes ?
Deze en vele andere overwegingen hebben
de in België wonende Hollanders er toe
geleid de vlaamsche beweging" met zekere
terughouding te bejegenen. Want het geldt
hier sinds lang niet meer een vreedzamen
talenstrijd: de beweging heeft den vorm
aangenomen eener politieke betooging, waar
bij buitenlanders zoo licht ongewenschte
elementen zijn. Vandaar dat de Nederlanders
in den vreemde zich hebben verwonderd
over het enthousiasme, waarmede hun
landgenooten uit Holland aan het Gentsche
Groot-Nederlandsche Studenten-Congres"
hebben deelgenomen.
Want daar is immers wederom gebleken,
dat de intellectueele band, die Holland aan
Vlaanderen te verbinden heet, wat Vlaanderen
betreft slechts een gering deel der geestelijke
elite omspant. En het is duidelijk dat de
geestelijke sympathie der beide volkeren
nimmer volkomen zijn zal, zoolang de klove
niet is gedempt, die in Vlaanderen de massa
van de leidende klasse scheidt; zoolang het
geestesleven niet is doorgedrongen tot op
de uiterste lagen der gemeenschap.
Om dit te bereiken is noodig dat de
vlaamsche leiders zich verheffen boven de
kleinheid en baatzuchtigheid der politieke
partijen en dat zij zich vrijuit wijden aan
de taak, welke door de vlaamsche kunste
naars op zulk een schoone wijze aange
vangen
isDan zal eerst de vlaamsche beweging"
in het stadium zijn getreden waarop men
haar van uit Holland met volle sympathie
begroeten kan.
Brussel LEOPOLD ALETRINO
Elooi in 't Woud, door HUGO VAN
WALDEN. Drukkerij, V. Resseler te
Antwerpen.
De Vlamingen, ouden en jongen, houden
volgens traditie veel van den boerenstand.
In zijn boeren is het historische Vlaanderen
van de 15e eeuw en vroeger voor ons
blijven leven, immers, zoo de boeren op
de oude schilderijen al geen heiligen waren,
kan men toch zeggen, dat de heiligen meestal
boeren waren. n bijaldien niet die heiligen
zelf, dan toch de vrome gevers van het
drieluikig-schilderstuk, geestelijken of stede
lingen, maar in elk geval na aan het
landvolk verwant. Het is, dat Vlaanderens kracht
en grootheid toch van het land zijn oor
sprong namen en men daarheen moest, om
het volk in al zijn heerlijkheid van vol
zinlijk leven te aanschouwen. En de Renais
sance, die niets schooners kende dan dit
volle levensgenot, heeft in zijn schilderkunst,
dramatiek en proza-verhalen er in den breede
gewag van gemaakt.
Zoodra nu in 't laatst der vorige eeuw
een nieuwe opleving kwam van Vlaamsche
geesteskracht n lust tot leven, ging men
vanzelf tot de boeren, als de eenigen, bij
wie nog iets van de vroegere Vlaamsche
schoonheid bewaard bleef en die men ook
vieren kon in verband met de natuur.
Want natuurpoëeten waren, als bij ons
de tachtigers, die jonge Vlamingen aller
eerst. De verhoogde zinnelijke levenslust
brengt er, eerder dan tot iets anders, toe
de uiterlijke dingen, vooral in de vrije
natuur," lief te hebben, maar terwijl bij de
Tachtiger Beweging dit vrijwel buiten
den mensch omging, of zich naar het ste
delijk burgerlijke richtte,zochten deVlamingen
_J