De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 12 juli pagina 1

12 juli 1914 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N»1933 Zondag 12 Juli A°. 1914 DE AMSTERDAM WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden / 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van l?5 regels ?1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ?.0.25 0.30 0.40 INHOUD Blz. l: De Kon. Militaire Academie. L. Aletrino: De Vlaamsche Beweging. Frans Coenen over Elooi 'in 't Woud door Hugo van Walden. 2: Feuil leton door Hans Martin. Honoréde la Baignoire over Canter in het Openlucht theater van mevr. Grothe-Twiss. Antonius: Bals te Parijs. Ingezonden: Het Eeredoctoraat der Koningin. Princips revolver. Indië en de De fensie. 5: F. v. d. G.: Feminisme voor honderd jaar. Allegra. E. Heimans: Hangende Mannetjes. 6: Old Joe Chamberlain. J. C. Wienecke: Moderne munten. Alb. Plasschaert over W. van den Berg en Mondriaan. 7: Just Havelaar: De Werkbond-tentoenstelling te Keulen. Portretten der Kamerleden door Ton van Tast. 8: Oplossing Wijn-puzzle. Fin. Kroniek door v. d. M. Turkije's Rijkdommen door v. d. S. //: Schaakspel door R. J. Loman. Damspel door J. de Haas. Teekening Joh. Braakensiek: Böcklin voor De Tijd gefatsoeneerd. Bijvoegsel door Joh. Braakensiek: Am sterdam pleisterplaats van trekvogels. iiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii DE KONINKLIJKE MILITAIRE AKADEMIE Niet ten onrechte is eenmaal de Konink lijke Militaire Akademie aangeduid met de benaming: brandpunt van het conser vatisme"; het was nog wel een hoogge plaatst militair, die deze uitdrukking eens in een particulier gesprek bezigde. Op de Academie te Breda speelt zich de strijd af, welke door dik en dun de tra ditie tracht te handhaven, dat een mili tair, speciaal een officier, en dus ook de aanstaande officier, is een wezen van hoogere orde dan de burgerlijke burger, dat hij is een man met aparte begrippen van eer en ridderlijkheid, van aparten geestelijken adel, een man ook... met bizondere -rechten in de maatschappij. Niet zonder bedoeling moeten de cadet ten door het aan de K. M. A. gedeta cheerde kader met den titel jonker" worden aangesproken. De producten van deze stelselmatig gevoede opvatting zijn geroepen, nader hand den burgers van ons land hoogere begrippen van eigenwaarde bij te brengen! Doch dit is slechts het simpel begin ; de consequentie van bovenvermelde opvatting eischt, dat in eigen kring de appreciatie van elkanders bestaan zich richte naar factoren, welke bij eerlijke, eigenlijke waardeering gemeenlijk buiten beschouwing blijven. Om den pas aan gekomen discipel in dezen geest op te leiden is natuurlijk noodig het uitroeien van alle individualiteitsgevoel. Het zij toe gegeven, men slaagt daarin op alleszins bevredigende wijze ; het nummer, dat den jeugdigen militair, vanwege de admini stratie, bij den aanvang van zijn loop baan wordt gegeven, heeft symbolische beteekenis. In de meeste gevallen geldt dit nummer voor 't leven. Laten wij echter niet vopruitloopen. Onder de nieuwelingen, die zich van hun eerste schrede af op het militaire pad voor het grootste deel zoet en gedwee laten leiden tot de uniform en in de rich ting der uniformiteit, bevinden zich gelijk van zelf spreekt elementen, wier karakter reeds zoover is gevormd, wier denkvermogen zich reeds dermate ont wikkelde, dat zij weinig of geen neiging toonen onmiddellijk met de kudde mee te draven ; hun instinct of intellect komt op tegen elke zelfstandigheidsbeperking, waarvan zij de noodzakelijkheid of het nut niet inzien. Zij mogen misschien dwalen in hun appreciatie, voor den opvoeder des te schooner taak deze weliswaar soms lastige, doch veelal kost bare naturen nader bij hun evenwicht te brengen. Maar van opvoeding is aan de K. M. A. geen sprake, kan geen sprake zijn, daar men in de keuze van leeraren en officieren, belast met de militaire opvoeding der cadetten" meestal (enkele goede uitzonderingen daar gelaten) al zeer ongelukkig is. Men vindt onder hen heel brave, in eerbied voor allerlei kleinig heden opgegroeide individuen, die door middel van tallooze straffen voor de kleinste overtredingen, voor de meest onbenullige feiten, onzen aanstaanden officieren bijbrengen eenzelfden eerbied voor kleinigheden, met daarmede gepaard gaande verwaarloozing van de aange legenheden van belangrijker aard. De aanhangers van de leer, dat zulk een futiliteiten-eeredienst noodzakelijk is voor het bijbrengen van het tuchtsbegrip, kunnen we verwijzen naar het resultaat dier militaire" opvoeding". Reeds in het tweede jaar hunner opleiding heeft zich bij de meerderheid der leerlingen een sterke tegenzin ontwikkeld tegen het meerendee! hunner chefs en een groote mate van onverschilligheid ten opzichte van hun vak. En wat de strenge tucht betreft, welke door het systeem van opvoeding aan de K.M.A. zou worden verkregen: er heeft zich een zestal jaren geleden aan de Academie een geval voor gedaan, zooals er bij geen der andere corpsen van ons leger ooit een voorkwam: n.l. een com plete muiterij. De cadetten verschansten zich in een deel van het gebouw en zelfs de gouverneur was onmachtig de orde te herstellen. Deze kon alleen gered worden door bemiddeling van een officier, die zich niet had schuldig gemaakt aan het opvoedingssysteem, dat alleen heil ziet in het grootste getal straffen. Van deze muiterij is toentertijd vrijwel niets uitgelekt. De zaak werd geheim gehouden, zooals er steeds een waas van geheimzinnigheid hangt om de K. M. A., deze inrichting van ziele- en karakterverminking. De legercommissie heeft in haar rapport gewaagd van het deksysteem" in ons leger. Dit systeem, waarbij ieder tracht de verantwoordelijkheid van al wat ge beurt over te dragen pp anderen, dit systeem, dat een uiting is van vrees voor verantwoordelijkheid, culmineert op de K. M. A. De leerlingen dier inrichting van militair onderwijs nemen natuurlijk ook dat over. De kinderachtige vrees (die met een ge zonde tucht niets te maken heeft) voor elk, die een ster meer draagt, is aan de K. M. A. bijzonder sterk. Die vrees uitte zich op... merk waardige wijze bij het bezoek van een minister van oorlog aan de K. M. A. De minister had (opvallende gewoonte bij militaire inspectie") van tevoren zijn bezoek aangekondigd. Alles werd toen voor deze inspectie" in gereedheid gebracht. Men ging zelfs zoover voor het bezoek van Zijn Excel lentie ... de Groene Amsterdammer" en het Journal Amusant" van de leestafel der Cadettenkantine te verwijderen en daarvoor neder te leggen rechtsche lec tuur, als we ons wel herinneren o.a. de Maasbode". Wij hebben hier den naam van den minister weg gelaten, alleen uit doen komen, dat het een rechtsch minister was, daar het ons niet te doen is personen te treffen en wij niet nader kunnen aan duiden zonder tegelijk te kennen te geven, op wiens bevel deze... beleefdheid plaats had. Het gaat hier niet om personen, doch om een geheel stelsel van opvoeding", dat gehandhaafd blijft uit conservatisme en onkunde. Het is een vicieuse cirkel: de jongelui worden op de K. M. A. slecht opgevoed en uit de slecht opgevoede jonge offi cieren moeten later weer de opvoeders van de aanstaande officieren gekozen worden. Een gelukkig verschijnsel is echter, dat een vrij groot percent der leerlingen van de K. M. A. niet blijvend geestelijk ver minkt worden en de slechte gevolgen van hun opvoeding" weten te boven te komen. Echter juist onder deze groep zal men bijzonder weinig animo vinden voor een benoeming tot leeraar aan de K. M. A. Tactvolle compagnies-, batterij- en escadron-commandanten kunnen later bij de oud-leerlingen der K. M. A. soms nog veel goed maken. Toch treft men in de hoogere officiersrangen nog velen aan, die hun slechte opvoeding nimmer te boven kwamen en, ondanks hun distinc tieven, geestelijk cadet" zijn gebleven. De opvoeding" doet letterlijk gespro ken niets on) zelfstandigheid aan te kweeken bij de jongelieden. Eigen ini tiatief" zijn in het militaire leven vaak gebruikte mooie woorden, maar ze blij ven woorden. Hoe zou dit anders kunnen bij het algemeen toegepaste deksysteem! Vereering van uiterlijkheden, verafgo ding van futiliteiten, gebrek aan zelfstan digheid en aan liefde en belangstelling voor het vak, ziedaar de voornaamste resultaten van een opleiding, die reeds lang diende te zijn gewijzigd in een ge zondere, welke inderdaad tevens den naam van opvoeding" verdiende. Eenige maanden geleden is het rapport verschenen van de staatscommissie tot het doen van voorstellen tot reorgani satie van het militair onderwijs bij de landmacht." Een lijvig boekdeel vormt dit rapport; er wordt in gewaagd van de weten schappelijke opleiding van den aanstaan den officier, maar de opvoeding" en de geest, waardoor deze bezield moet zijn, blijven vrijwel onbesproken. Hierin evenwel ligt feitelijk het zwaar tepunt van heel de quaestie, die belang rijk is ook om het feit, dat ze nauw verband houdt met den geest in ons leger. Het gebrek aan tact bij zeer vele der officieren-leeraren der K. M. A., het doemwaardige stelsel van straffen, de geest van conservatisme oefenen hun slechten invloed, zij het gelukkig in ver zwakten vorm, ook op de miliciens, die opgeleid worden door producten der K. M. A. Nu in ons leger den laatsten tijd een nieuwe, frisscher geest merkbaar is, dient ook de opvoeding onzer officieren door dien geest te worden bezield, anders zou op den duur de netel van het conservatisme" op heel onze weermacht een nog noodlottiger invloed gaan uit oefenen dan zij nu reeds zoovele jaren deed. * * * * * De Vlaamsche Beweging'' Tijdens het Groot Nederlandsche Studen ten Congres", dat voor eenige maanden te Gent heeft plaats gevonden, werd bij her haling gesproken van den band, welke de Hollanders aan de Vlamingen bindt." Deze fraaie woorden lieten niet na de talrijke aanwezigen in vervoering te brengen, blij moedig en weekhartig als deze waren ge stemd door het broederlijk samenzijn in de liefelijke bloemenstad. Menig congresganger echter, aan zijn naarstede teruggekeerd, zal over de woorden der geestdriftige sprejcers hebben nagepeinsd en zich allicht hebben afgevraagd of de band, die Noord- en Zuid-Nederlanders met elkaar vereenigt, wel zoo hecht en onverbreekbaar is, gelijk dit tijdens de congresdagen zoo vaak werd beweerd. Zeker, er bestaat een band" tusschen Holland en Vlaanderen: de taal is het onmis kenbare teeken eener enge verwantschap. Doch meenden de redenaars hier wel de overeenkomstigheid der taal? Doelden zij niet veeleer op de geestelijke homogeniteit der beide volkeren ? En mogen wij dan wel vrijelijk gewagen van een intellectueelen band tusschen Hollanders en Vlamingen?... Stellig niet. Slechts tot een uiterst kleine schare van geestelijk hoogstaande Vlamin gen voelt het intellectueele Holland zich aangetrokken; slechts tot het cultuurleven van zeer weinige Zuid-Nederlanders ver mocht het door te dringen. Het is dan ook merkwaardig steeds weder te bemerken welk een onjuiste voorstelling men zich in Holland maakt van den feilen talenstrijd, die in België sinds lange jaren woedt en die de nationale eenheid van dit land op jammerlijke wijze te verbreken dreigt. Veel werd reeds geschreven over dien strijd en groot is de sympathie, waarmede men in Noord-Nederland het streven der Vlamingen ten alle tijde heeft begroet. En dit is geenzins wonderlijk: de Vlaamsche beweging", zooals zij tot Holland doorgedrongen is, heeft de schoonste gevoelens bij het Neder landsche volk opgewekt en kan zich daarom van diens moreelen endaadwerkelijken steun verzekerd zien. Immers, de vruchten van dien eindeloozen talenstrijd worden den Hollanders voorgezet in den vorm van de meest schoone en edele kunstwerken. De warme, opbloeiende levenspoëzie, welke men tevergeefs zocht in de voortbrengselen der Noord-Nederlandsche letterkunde, trof men aan in de werken der jong-vlaamsche lite ratuur. Men streelde zich aan de zangrijke, stil-zoete poëzie van Streuvels, men dronk begeerlijk de zwoele sensualiteit van Teirlincks verhalen en genoot van de wonderlijkstatige pracht, die straalt uit Van de Woestijne's verzen. Men schiep behagen in die tintelende levensblijheid, die trilt door Vlaanderen's nieuw-geboren literatuur. En van uit de kil-grauwe noordergewesten keek men met heimelijke bewondering naar het zonnige Vlaanderland, waar de kunst nieuw leven bracht en er bloeide gelijk het wuivende koren op de goud-gele velden ... Geen wonder dus dat de talrijke Hollan ders, die in den loop der jaren de Belgische grenzen overschreden, met sympathie en vol verwachting den bodem betraden, waar zich de haardstede bevindt eener vlaamsche be schaving. Menigeen onder hen maakte zich zelfs gereed mee te strijden voor de rech ten eener taal, welke zoo nauw aan de zijne is verwant. Doch welk eene teleurstelling wachtte hen. Niet alleen dat zij in België van een vlaam sche cultuur weinig of niets gewaar werden, dagelijks bleek hen duidelijker dat het belgische volk in zeden en gewoonten van het nederlandsche volk al zeer ver af staat. Ja, geen enkele overeenkomst troffen zij aan, hetzij in karaktertrekken, levenswijze, moraal of godsdienst. Zelfs de taal, zooals zij door het gros der Vlamingen wordt gesproken, deed hen slechts vaag aan hun moedertaal denken. Het spreekt van zelf dat degenen onder de Hollanders, die meerdere jaren in België verblijf houden en in de gelegenheid zijn het streven der Vlaamsche intellectueelen van nabij te bezien, doordrongen zijn van de noodzakelijkheid der vlaamsche bewe ging", de eisenen en rechten ervan ten volle erkennen en haar, zoover het mogelijk is, hunnen steun verleenen. En al is men in het kamp der verwoede flaminganten over 't algemeen de hollandsche cultuur" weinig sympathiek gezind, cultuur, die naar de uitingen van eenige heethoofden te oordeelen eene vergelijking met de vlaam sche geenzins schijnt te kunnen doorstaan, zoo strijden aan het hoofd der gelederen mannen, die door hunne buitengewone gaven de gansche beweging recht van bestaan geven en haar zelfs in menig opzicht tot een verheven peil hebben opgevoerd. En toch, hoe komt het dat het meerendeel der Hollanders in België, niettegenstaande de talrijke congressen en broederlijke fes tijnen, zich in den regel sceptisch over de vlaamsche beweging" uitlaat? De reden is niet verte zoeken: de vlaamsche beweging" toch, zooals zij zich te Brussel, Antwerpen en Gent openbaart, is al bizonder slecht geëigend de sympathie der noord-nederlaaders op te wekken. Het verdient wellicht aanbeveling hierop eens nader de aandacht te vestigen. De taal zooals het volk haar spreekt, doet eiken Hollandder, die eenig taalgevoel bezit uiterst pijnlijk aan. Het is een zonderling mengsel van nederlandsch en fransch: nederlandsch in de constructie der zinnen, fransch in de keus der woorden. Ontelbaar zijn de dialecten; elke stad, elke vórstad heeft een anderen tongval, waarvan de rauwe klanken voor den Hollander onver staanbaar zijn. Met den stijl der vlaamsche dagbladen is het over 't algemeen niet veel beter gesteld. Uitdrukkingen als: de zaak op haar punt zetten", (mettre l'affaire a point) hof van verbreking", (cour de cassation) handelaar in gezondheidstoestellen" (objets sanitaires) opzoekingen", (recherches) het is te koop aan den prijs van..." (au prix de) of de indiening van het wetsontwerp gaat niet op wielekens" zijn veelvuldig en het is toch waarlijk overbodig nader in te gaan op de vlaamsche vertalingen van officieele stuk ken, die wemelen van gallicismen en terecht het voorwerp zijn van den spot derfranschsprekende bevolking. Trouwens, Vlaanderen bezit tot heden geen enkel toonaangevend dagblad en het is uiterst bevreemdend te constateeren dat dit gemis zich bij den Vlamingen geenzins voelen doet. Immers, de logiek brengt mede, dat bij gebrek aan degelijke vlaamsche couranten, de holland sche bladen in Vlaanderen in groote getale zouden moeten worden gelezen. Het tegen deel is waar:, het aantal nederlandsche cou ranten dat in België wordt verkocht is zeer gering, terwijl in de groote vlaamsche steden de Parijsche boulevardbladen dagelijks in reusachtige oplagen worden verspreid. Bovendien, het dient ronduit gezegd de sympathie waarvan men in Holland jegens Vlaanderen blijk geeft, wordt hier niet in alle opzichten beantwoord. Terwijl een kleine groep letterkundigen het zuiver vlaamsch als nederlandsch beschouwt, maken vele intel lectueele Vlamingen wel degelijk een schei ding tusschen de beide talen en geven de voorkeur aan 't vlaamsch boven het neder landsch. (Hugo Verriest). In de pers is zelfs menigmaal eenige animositeit jegens de Hollanders te bespeuren: men denke slechts aan de geniepige wijze, waarop men in de vlaamsche pers hollandsche tooneelkunstenaars heeft trachten aftemaken." Bij de lagere klassen is de anti-hollandsche geest al zeer sterk; het volk der kaaskoppen" en stoeffers" vindt in haar oog geen genade! Het is den Hollander dan ook wel eens hinderlijk, wanneer hij door buitenstaanders het vlaamsch en het hollandsch in n mond noemen hoort. Van een opgewekt vlaamsch letterkundig leven is te Brussel noch te Antwerpen sprake; de groote vlaamsche schrijvers houden zich schuil en vermijden elk con tact met de menigte. Een club of lokaal, waar de vlaamsche intellectueelen zich even tueel zouden kunnen vereenigen is te Brussel ten eenemale onbekend. Eén of twee belang rijke voordrachten per winter herinneren aan een literaire beweging; voor de rest is het vlaamsche leven der hoofdstad in diep zwijgen gehuld. Vandaar dan ook dat het vlaamsche intellect meer het gevolg is van afzonderlijk streven, dan wel de vrucht van een rijp en bloeiend geestesleven. Kortom, de Hollander, die zich niet be paald de moeite getroost het streven der Vlamingen op de<i voet te volgen, krijgt een zonderlingen indruk van hetgeen men in België de talenstrijd" te noemen pleegt. Behalve wellicht wanneer een rumoerig debat in het Parlement de gemoederen in beweging brengt. Immers, sinds eenige jaren heeft de vlaamsche beweging" een gansch andere wending genomen : met uitzondering van het onbaatzuchtig, rechtmatig en nobel streven der letterkundigen, staat zij hedeu recht streeks in het teeken van den politieken strijd. Met weergaloozen nijd en lachwek kende kleingeestigheid bestrijden elkaar de de Vlamingen en Walen, die beiden geen zins schijnen terug te deinzen voor een mogelijke uiteenspatting van het land, indien het de zegepraal hunner denkbeelden geldt. Een steeds toenemende oneenigheid is bovendien merkbaar in het kamp der flamin ganten, waar de groep der katholieken een gansch ander doel nastreeft dan die der socialisten. De taal der zonde en der on zedelijkheid", zooals de fanatieke klerikalen het fransch meenen te moeten kenschetsen, is voor het volk ongewenscht; zij zaait de kiem van ontevredenheid en opstand in de harten der onbewuste en onwetende lieden van het vlaamsche land. Dit is de politieke manoeuvre der katholieken, welke er toe heeft bijgedragen hen gedurende dertig jaren achtereenvolgens de regeeringsmacht te ver zekeren. Is het dus niet kenschetsend voor de opinie, welke men zich in Holland van de vlaam sche beweging" maakt, wanneer men steeds weer bemerkt dat de groote, invloedrijke liberale hollandsche couranten bij voorkeur het oordeel citeeren van onbeduidende katho lieke vlaamsche blaadjes ? Deze en vele andere overwegingen hebben de in België wonende Hollanders er toe geleid de vlaamsche beweging" met zekere terughouding te bejegenen. Want het geldt hier sinds lang niet meer een vreedzamen talenstrijd: de beweging heeft den vorm aangenomen eener politieke betooging, waar bij buitenlanders zoo licht ongewenschte elementen zijn. Vandaar dat de Nederlanders in den vreemde zich hebben verwonderd over het enthousiasme, waarmede hun landgenooten uit Holland aan het Gentsche Groot-Nederlandsche Studenten-Congres" hebben deelgenomen. Want daar is immers wederom gebleken, dat de intellectueele band, die Holland aan Vlaanderen te verbinden heet, wat Vlaanderen betreft slechts een gering deel der geestelijke elite omspant. En het is duidelijk dat de geestelijke sympathie der beide volkeren nimmer volkomen zijn zal, zoolang de klove niet is gedempt, die in Vlaanderen de massa van de leidende klasse scheidt; zoolang het geestesleven niet is doorgedrongen tot op de uiterste lagen der gemeenschap. Om dit te bereiken is noodig dat de vlaamsche leiders zich verheffen boven de kleinheid en baatzuchtigheid der politieke partijen en dat zij zich vrijuit wijden aan de taak, welke door de vlaamsche kunste naars op zulk een schoone wijze aange vangen isDan zal eerst de vlaamsche beweging" in het stadium zijn getreden waarop men haar van uit Holland met volle sympathie begroeten kan. Brussel LEOPOLD ALETRINO Elooi in 't Woud, door HUGO VAN WALDEN. Drukkerij, V. Resseler te Antwerpen. De Vlamingen, ouden en jongen, houden volgens traditie veel van den boerenstand. In zijn boeren is het historische Vlaanderen van de 15e eeuw en vroeger voor ons blijven leven, immers, zoo de boeren op de oude schilderijen al geen heiligen waren, kan men toch zeggen, dat de heiligen meestal boeren waren. n bijaldien niet die heiligen zelf, dan toch de vrome gevers van het drieluikig-schilderstuk, geestelijken of stede lingen, maar in elk geval na aan het landvolk verwant. Het is, dat Vlaanderens kracht en grootheid toch van het land zijn oor sprong namen en men daarheen moest, om het volk in al zijn heerlijkheid van vol zinlijk leven te aanschouwen. En de Renais sance, die niets schooners kende dan dit volle levensgenot, heeft in zijn schilderkunst, dramatiek en proza-verhalen er in den breede gewag van gemaakt. Zoodra nu in 't laatst der vorige eeuw een nieuwe opleving kwam van Vlaamsche geesteskracht n lust tot leven, ging men vanzelf tot de boeren, als de eenigen, bij wie nog iets van de vroegere Vlaamsche schoonheid bewaard bleef en die men ook vieren kon in verband met de natuur. Want natuurpoëeten waren, als bij ons de tachtigers, die jonge Vlamingen aller eerst. De verhoogde zinnelijke levenslust brengt er, eerder dan tot iets anders, toe de uiterlijke dingen, vooral in de vrije natuur," lief te hebben, maar terwijl bij de Tachtiger Beweging dit vrijwel buiten den mensch omging, of zich naar het ste delijk burgerlijke richtte,zochten deVlamingen _J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl