Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
12 Juli '14. No. 1933
vooral de boerenvom die in een zelfde visie
met het natuurgebeuren op te nemen.
Zódeden de eerste, werkers, Buijsse,
Streuvels, Teirlinck en nog vele anderen.
Het aanzien en simpel beschrijven van dien
uiterlijken schijn en doening was hun reeds
volkomen genoeg, doch in de wijze van
aankijken, laat ons zeggen: de hevigheid
van blik, waren groote verschillen. Kan men
bij Cyriël Buijsse meestal gerust van een
realisme spreken, dat van naturalisme zich
enkel in volledigheid en nauwkeurigheid
onderscheidt, bij Streuvels b.v. is de blik"
al vergeestelijkt naar het dichterlijke zien,
dat meer een.schouwen is, innerlijk
synthetiseeren van verstrooide uiterlijkheden. De
naturalistische werkmanier en de dichter
lijke (of moeten wij maar eenvoudig het
dichten zeggen) verschillen enkel in graad
van innerlijkheid. Het naturalisme merkt
op en noteert, het dichterlijk zien verwerkt
de uiterlijkheid tot eigen geestelijke gebeur
tenissen, verdiept het zien en maakt het
eigen. Levenslustige ontvankelijkheid is ech
ter voor beide de gemeenschappelijke basis
en het hangt enkel van het bijzonder per
soonlijke af wat er dan verder uit worden,
of het zinlijk blijven of vergeestelijken zal.
In alje twee de gevallen zal het echter
groot zijn, als de levenslust groot was.
De later komenden van een groote be
weging zijn echter in den regel de sterksten
niet. Er is school gemaakt, een geestelijke
mode en rhetoriek geschapen en het is
tegelijk gemakkelijk zijn zwakkere aandoe
ningen' in die voorhanden vormen te uiten
en moeilijk zich aan de dwingende macht
daarvan te onttrekken en nieuwe wegen te
banen.
Dit boek van een blijkbaar jongen Vlaming
levert er het bewijs van. Zijn inspiratie is
niet meer allereerst en onmiddellijk de natuur,
maar de groote litteratoren, zijn voorgangers.
Hij is een man, zeer gevoelig voor de natuur
indrukken, zelf een zwakpoëtische natuur, die
vooral met boomen en woud heeft meegeleefd
en die niet recht weet hoe zijn indrukken
te verbeelden. Zoo bedenkt hij een ge
schiedenis van een dichterlijken mulderszoon,
die verliefd raakt op een hartstochtelijk
trotsch natuurkind, de dochter van een als
heks gemeden oud-vrouwtje, dat vroeger
den jonkmans van het dorp veel vreugde
gaf. Maar de vader-molenaar wil van het
ongelijk huwelijk niets weten en dreigt met
onterving, zoo de zoon zijn plan doorzet,
en daar het meisje in elk geval rijkdom wil,
om zich op de dorpsgenooten te wreken
over veel geleden smaad, heeft hun jonge
liefde een plotseling einde. Zij trouwt met
een anderen rijken boerezoon, die zich al
spoedig van haar afkeert, omdat zij hem geen
kinderen geeft, terwijl Elooi, de mulders
zoon, een beetje zachtzinnig aan het malen"
raakt in en in verband met het woud, waar
hij nu niet ophoudt te verkeeren. Maar na
een wijl keert het vrouwtje, vernederd en
ongelukkig, toch weer tot haar ander lief
terug en als een zware ziekte vader-mole
naar en den zoon nader tot elkaar hebben
gebracht, vlucht het jonge paar met vaders
consent en in liefde vereend weg uit het dorp,
naar de stad en een nieuw leven toe.
Dit is het verhaal, eenvoudig bij het
onnoozele af en blijkbaar ontstaan uit des
schrijvers liefde tot de boschnatuur. In het
verloop is een gedurig wankelen tusschen
het ruige realisme der gewone
werkelijkheidsbeschrijving van, laat ons zeggen, een
Buysse, en het meer verheven visionnaire
van een Streuvels, dat het boekje ten slotte
vleesch noch visch maakt.
De schrijver heeft blijkbaar aan het
gegewoon werkelijke niet genoeg, omdat dit
hem alleen in zooverre interesseert als hij
er zijn wouddroomerijen in vervlechten"
kan, maar ten andere zijn de visioenen weer
niet sterk genoeg om het verhaal tot iets
anders en meer dan gewoon werkelijks
te maken. Zoo helpt dan het verstand een
mini minuut jiiiiiiiiiiiiiiiimiiiniii
FEUILLETON
MIUIIinilHIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIUIIIIIIIIIIIIUlH
SPIONAGE
DOOR
HANS MARTIN
In den sneltrein Milaan?Basel.
Uit verveling maar weer naar den
eetwagen getogen. Er schijnen velen zich te
vervelen: blonde Zwitsers en dikblozende
Duitschers drinken bier en bepraten druk
hun ervaringen omtrent béter bier wat de een
hier, de ander daar vermocht te ontdekken :
onuitputtelijk onderwerp voor gesprek.
Italianen verschalken een laatste fleschje
chianti, wat de chef nog in zijn geheimzinnige
keuken vond. Een groepje nederlandsche
zendelingen, voor het eerst na twintig jaren
van een polynesisch eilandje terugkeerend
in Europa, mannen met tanige
bruinverbrande wangen en stoere baarden, halen
hun hart op aan spuitwater.
Merkwaardig verschijnsel toch dat reizen
toeschietelijk en praatlustig maakt. Vór den
lunch, slenterend door de loopgangen, hebt
ge hier en daar al gesprekken opgevangen
of aangeknoopt; aan den lunch hebt ge mét
en ver anderen gesproken, werden vluchtige
kennissen gemaakt, die u even terloops
hun levensloop verhaalden en bij de koffie
u hun politieke en economische opvattingen
trachtten op te dringen; na den lunch hebt
ge nog een of ander type" ontmoet en
thans op het thee-uur den eetwagen
binnentredend kunt ge de helft der daar
aanwezigen met een tikje aan uw reispet
begroeten, terwijl ge van de andere helft
zoo ongeveer weet wie ze zijn en hun heen",
hun vandaan" en hun waarom" u bekend
zijn.
Ik houd daarom van de groote
wereldlijnen en vooral van haar eetwagens, omdat
ik gaarne anderen praten laat.
Maar ditmaal schijn ik het ongelukkig te
moeten treffen : mijn overbuurman is
kanondoof en knort hoogstens een beelje tegen
zichzelf. Even voor Oöschenen gaat hij heen,
zit ik alleen. Ik verwensch mijn pech, want
al twintig uren zit ik boven de wielen en
nog heb ik geen enkel belangwekkend
mensch gesproken, geen enkel boeiend
onderhoud gehad. En dit is voor een kranten
schrijver onverdragelijk.
Maar in Geschenen komt een heer den
eetwagen binnen. Bonjour Jules", groet hij
den chef, die een diepe buiging voor hem
maakt. Hij monstert me even, dan de vrije
plaats tegenover mij aanduidend: Any
one sitting here ?'' En op mijn ontkenning:
handje en doet" hij' zijn visie eenig geweld
aan zooals bij die verschijning van Elooi,
die Mandus met krachtloosheid slaat ten
einde zijn held en verhaal een tikje boven-,
aardsche belangrijkheid bij te zetten. Maar
met al zijn pogingen van heksengriezeligheid
en wilde natuurpassie en schier Breughelsche
kermisbeschrijvingen, blijft van het gansene
te wijdsch opgezette geval niets over in het
geheugen, dan hier en daar wat lief-gevoelige
natuurbeschrijving en innigheid van familie
leven, die soms toch ook weer een sentimen
teel kantje vertoont.
Hier is een aardig brokje boschnatuur.
Daar zeeg in 't bosch, door 't
bladerzwerk een aaiende licht, zacht en bescheiden,
als door een schuttende gordijn, omyademde
hem als in bescherming, stillend zijn heftig
verlangen. Ruischend ging zijn stap door
de droge blaren en brak soms een krakend
takje. De grijze beuken, mosplekken van
kopergroene kant op hun gladde schors,
schoten recht naar omhoog in den
kleurenwals der loovers. Er speelde blijheid
in de wisseling der groene tinten, wiegelend
als water, ros vonkelend als vuur, glimmend
als smaragd of bedompt als brons; ze weef
den fijne waasflarden, tippekens lucht daar
tusschen, of koekten zwaar op elkaar, een
ondoordringbare schaduwwolk.
Wijd opende het woud daarin zijn door
eenkruisende gangen. De boomen hieven
hun stammen in koor. Daar waren er, rilde
en jong, die rondom de grootere zich schaar
den, als wapenknechten rondom een koning,
en braken de geleidelijke gangen in wis
pelturige kronkelingen. De ruw gekorste
eiken, de krachtige worstelaars van het
woud, wrongen de knoestige takken, ge
bult en gekant als gespierde armen; met
knoopen en stooten, geknot, gescheurd en
toch weer voortgedreven, in taai geweld
duwend in 't brons van hun hladerschat.
In hen stak de kracht van den stoeren
wroeter, den breedgeschouderden; 't geweld
dat in lekkende zweet de aarde drenkt,
wanneer, bij laaiende zon op het koren,
dampende lijven, wadend in dien gloed,
zware oogsten torsen op hooge zolders.
Als een pilaar der schoonheid rechtte een
beuk zijn stat i ge n stam daar te midden en
spreidde kalm zijn kroon in apostel-arm-ge
baartot zegening en troost. In verrukking liet
Elooi zijn blik poozen op 't grijze zilver van
den stam, dwalen langs de dikke takken,
speuren naar't zijpelend licht, dat zacht door
de dichte bladen neerzeeg, en streek langs 't
wit van de schors. Kalm verhief zich deze
boom ten hooge; er lag in hem de vaste
goedheid van n, die nooit gestreden heeft,
de macht door de plechtigheid van zijn
gebaar, fier en toch schuttend, als 't vader
lijke dak...
't Suizel-ruischte als water-geklater, de
wind door de bladers aan 't wuiven steeds
aan, in trage zwelling en zacht uitwaaiend
als een adem, die 't leven geeft..."
Zie hier iets gevoeligs, dat echter niet
sterk is, een begin van expressie, een be
doeling, die zijn doel niet gansch bereikt.
Het is bezwaarlijk voor zwakdichterlijke
naturen om echt te blijven en niet in
romantisch-onechte overdrijving te vallen. Deze
schrijver krijgt het in dit boek tenminste
niet klaar, dat, trots veel eerlijk streven en
hier en daar fijne bezinning, toch nog maar
een zwakke poging mag heeten.
FRANS COENEN
* * *
Tooneelcauserieën
CANTER OP MEVR. QROTHE'S NATUURTOONEEL
Als geen zondagsche rijtuigjes op 't grint
van de nabije straat geknarst hadden en de
roep van een rijkeluis-automobiel niet even
de rust had verstoord, zou men zich onder
het loover van mevrouw Qrothes
Hilversumschen tuin en onder hare hoede zoo
You don't mind ?" En hij gaat zitten, plaatst
een klein valies naast zich op de tafel.
Een vrij gezet heertje; blonde puntbaard,
sterke helderblauwe oogen; netjes gekleed
zonder op te vallen. Toch stellig een
Duitscher, al heeft hij whisky besteld. Mijn
landaard ligt mij minder op het gelaat te
lezen en dus begint hij handig uit te hooren:
Die heele trein, stampvol met Amerikanen
hè?"
Ja, die vervolgen me al van Rome af."
Vervelende reisgenooten," merkt hij op.
Och, ze zijn niet kwaad," bemiddel ik.
Zeker niet. Men leert ze vooral schatten
in hun eigen land."
Ben er nooit geweest," beken ik.
Maar Engelschen zijn veel symphatieker."
Ik ken weinig Engelschen."
Och kom ... ik dacht..." En dan opeens
in vloeiend Italiaansch : Woont u in Rome?"
Si signore."
Prachtige stad."
En het gesprek gaat over Italië, tot ik in
het Duitsch den bediende wat bestel.
Ja so. Ach Gott ja, ich natte es Ihnen
doch ansehn sollen," en hij lacht uitbundig
over déze ontdekking dat... ik k een
Duitscher ben.
Ik laat hem in den waan, vermoedend
dat weldra een misplaatst mir of mich hem
wel weer voor een nieuw vraagstuk, mijn
landaard betreffend, zal plaatsen.
De controleur komt en vraagt onze
reisbewijzen. Mijn overbuurman graait in zijn
binnenzak, legt op tafel een vijftal boekjes,
waaronder ik een abonnement op de
Italiaansche sporen opmerk. Wat hij aan den
controleur toont is er een voor het federale net.
U schijnt nog al eens te reizen," zeg ik,
om wat te zeggen.
Negen maanden van een jaar. Vandaag
in Zwitserland, morgen in Duitschland. Dan
zit ik weer in Frankrijk, Rusland of Italië".
En om zijn beweringen te staven schuift
hij n voor n de abonnementsboekjes
naar me over. En wilt u wel gelooven, als
ik maar veertien dagen thuis zit, wordt het
me zómachtig, dat ik naar het station ga
om maar weer treinen te zien."
Zoo iets wordt een gewoonte en dus een
behoefte", beweer ik wijsgeerig.
Maar hij, van den hak op den tak springend:
Vertel u mij eens, hoe dacht men te Rome
over die herrie daar in Argirokastro ?"
En daar zijn we dus tóch geraakt op het
onderwerp, wat immers in een eetwagen
tenslotte onvermijdelijk lijkt: de interna
tionale politiek. Hij is op zijn praatstoel en
ik trouwens ook. Het albaneesche vraagstuk
wordt breed uitgesponnen, waarbij ik een
paar anecdoles kan plaatsen over Essad
veilig hebben gevonden als een jonge liefde
op Cythèra.
Het militair tenue van Albert Vogel en
de parasols waren niet voldoende om de
illusie te benemen, dat we een lief arcadisch
feest bijwoonden, ver van de afgunst, in
een sfeer van overal zelfde beminnelijkheid,
waarin de rondzeilende vruchtpluisjes der
boomen als de pleizierige witte teekens
waren van een algemeene zachte harmonie.
Het is de eerste maal, dat een Théatre
de la Verdure mij bevredigd heeft. Wellicht
verdraagt de buitenlucht alleen tooneel, dat
feest blijft en niet naar de groote gebaren
van de tragedie haakt. De Dood, de droeve
pop in Canters Poppenkast", was dan ook
te veel (trouwens, zoo dunkt mij, over
bodig in het tooneelstuk zelf )
Canter is veel miskend. Canter heeft in
dit nieuwe tooneelstuk zich gewroken zoo
als een kunstenaar dat doet: door de wereld
die hem miskent den spiegel voor te houden
en met haar en met zichzelf te sollen totdat
onze geest zich vroolijk en licht verheft en
wij ons hart voelen leegbloeden.
Pierlala, de dichter, komt in conflict met
de Dood, met de onbestemde liefde voor het
jonge meisje, met den deurwaarder, met de
romantiek en den adel (het koningschap),
met het geld en de droefheid en met de
maan. En Canter, die een chantre is van de
min, is nog meer een dichter van sotternye,
die Shakespeare las en hem volgde, en in
des meesters toon ons grollig, geestig en met
gezond verstand wat in de rondte doet draaien.
Ik geloof niet, dat het stuk in zijn geheel
het voetlicht zou kunnen verdragen van
de hooge loerende schouwburgzalen. Maar
de inleiding, die de helft van het stuk vormt,
is van een verbeeldingskracht en geestig
savoir faire en ook van een doorledenheid,
die het als verschijning in Nederland eenig
doet wezen.
Canter heeft planken-fantazie zeldzaam
bezit en hem deed het leven genoeg pijn
om zijn kunst ontroerend te doen wezen.
H. DE LA BRE
De bals van Parijs
(Slot)
III.
HET BAL BULLIER IN HET QUARTIER LATIN.
Het Bal Bullier geeft zeer goed het beeld
van den dood, die in het quartier latin ge
drongen is. Het wordt nog slechts ver
levendigd door de bezoekers van buiten af.
Het is een groote zaal met zeer vreemde
zuilen en hooge spiegels.
Wat is de reden van dit verval van het
quartier latin ?
De universitaire jeugd is
of geheel in beslag genomen en verstompt
door werk, zooals het geval is met de leer
lingen van de Grandes coles
of opgeblazen door litteraire pretenties:
het z.g. cubisme of futurisme in de
litterature, teekenen van spoedig verval der ge
schreven taal.
Men zoekt slechts de zeldzame en kunst
matige gevoelens, het zijn de zieken en be
smetten, die voortbrengen. Zij verminken de
geschreven taal door uitermate vreemde
wendingen en missen de kennis der ge
sproken taal. In hunne kunstmatigheid zijn
zij geheel zonder vreugde. Zij komen samen
in litteraire kapellen die onderling twisten
over les Princes de la litterature". Zij meenen
dadelijk genieën te zijn en beroepen zich
op het voorbeeld van Laforgue enRimbaud
om een schandelijk bestaan te leiden.
De artisten of toekomstige artisten zijn
of begrensd: de leerlingen van de Ecole
des Beaux-Arts, f cynisch: de cubisten.
En zij, die van eenige beteekenis konden
zijn, zijn te onrustig, vol van twijfel; on
bekwaam om te scheppen.
Pasja, mijn vriend". (Rookte ik geen
cigaretten met hem, en verzocht hij mij niet,
met oostersche wellevendheid, zijn nederige
woonstede te Durazzo geheel als de mijne
te beschouwen, zoo ik ooit de albaneesche
hoofdstad met mijn aanwezigheid wilde ver
eeren?) Van Essad Pasja komen we op de
nederlandsche officieren, welke hij zoo open
lijk ophemelt terwijl hij ze in zijn hart zoo
innig verwenscht. En dan slaat het gesprek
al spoedig over op het nederlandsche leger
en zijn reden van bestaan.
Vanzelf opper ik de gedachte dat, indien
Duitschland in een oorlog met Frankrijk de
overhand mocht behouden, Nederland en
zijn Insulinde ook wel door den germaanschen
statenbond zullen worden opgeslokt.
Daar is geen sprake van," ontkent de
Teutoon.
Nu ja, dat kunt u nu wel beweren ..."
twijfel ik.
Duitschland zou daar immers heelemaal
geen belang bij hebben."
Ik heb op mijn reizen in Nederland
toch wel eens gemerkt, dat men zooiets
vreest," zeg ik, langs mijn neus weg.
Onzin!" zegt hij bot. En dan, met dalende
stem: Wat drommel, dat kunnen wij
menschen van het informationsbureau toch wel
weten."
Daar hoor ik ten tweede male van mijn
leven dit geheimzinnige woord. De eerste
keer vernam ik het te Venetië, waar een
italiaansch zee-officier mij een heer aanwees,
verdacht tot dit bureau behooren. En langen
tijd hadden we toen dien onschuldig doenden
man bespied. Zonder gevolg overigens. En
nu ... nu werd daar zómaar onomwonden
over gesproken! Ik popel van nieuwsgierig
heid, maar houd me van den domme:
Nu ja ik ben k journalist, maar twee
joden weten wat een bril kost, niet waar?
U zult toch ook niet alles gelooven wat u
in de pers als het evangelie aan anderen
vertelt ?"
Maar weet u dan niet wat dat is, dat
informationsbureau?" en hij kijkt me strak
aan.
Ja Reuter of Havas, of Wolff of zoo..."
Hij glimlacht, buigt zich naar me over,
zegt zacht:
Het is spionnage, m'nheer "
Zoo?" doe ik droog.
Ja dat wil zeggen, eigenlijk gén spion
nage, maar austausch" van informaties,"
voegt hij er vergoelijkend aan toe.
Maar dat lijkt me een gevaarlijk baantje."
Welnee", en hij lacht vermaakt, slurpt
even aan zijn derden whisky. Welnee, niets
gevaarlijk. Wij, leden van het
informationsbureau spionneeren niet, dat laten we anderen
Al deze neigingen spiegelen zich af in
de hooge en sombere spiegels van het Bal
Bullier. Men herkent daarin de drie meest
treurige ziekten van onzen tijd:
het arrivisme, het streven om het koste
wat het wil, dadelijk te slagen;
de anarchie* wat betreft de esthetica;
de anarchie, wat betreft de moraal.
IV
DE BALS MUSETTE
Er zijn te Parijs ongeveer honderd bals
musette, die de spuigaten zijn van de dwingende
behoefte naar rythme van hen, die het dichtst
nabij het instinct leven. Zij geven een blik
op de meest diepe wortelen van de ziel
van een volk. Zij worden bezocht door 't
geen het meest volk is in het volk.
Er heerscht- een groote stilte in de bals
musette, er wordt niet gesproken en niet
gelachen; de dans, 't rythme is een behoefte,
waaraan men voldoet en waaraan men zich
geheel overgeeft, waarin men zichzelf ge
heel verliest. De muziek is somber en van
gedempten klank, zij wordt voortgebracht
door een doedelzak (musette, cornemuse)
en een handharmonica (accordeon), begeleid
door bellen aan de voeten der muziekanten,
soms ook door een cymbaal en zware trom
mel. Het is een genot naar 't rythmisch
bewegen der jonge, buigzame lichamen te
zien. De dans is er een daad van liefde,
zij is langzaam, slepend, de lichamen zijn
eng aaneengesloten; dan gaat zij soms over
in een snel draaien, maar steeds blijft zij
slepend, de lichamen zijn gespannen en
in voortdurende beweging, volgend het
rythme. Het zijn dezelfde dansen in al de
Romaansche landen: la maxixe, Ie tango,
la habanera ; de dans is een daad van liefde.
De hartstocht is steeds aanwezig het is,
wat de litteratuur noemt het intense leven,
la vie intense" of la vie formidable" en
wat ten slotte niets anders is dan het leven".
De bals musette zijn de plaatsen van de
cultus van de kracht, van het physieke
wei-zijn.
Er is te Parijs een straat, die als een
uitstorting van vreugde is: la reu de Lappe
nabij la Place de la Bastille. Verlichte uit
hangborden en de tonen der musettes en
accordeons noodigen binnen te gaan.
Het is meer dan de vreugde, het is het
leven van het instinct in de kracht en het
rythme.
De voornaamste bals musette in de volks
buurten en de faubourgs zijn:
Ie Petit-Balcon dans Ie passage hierr
Les bals de la rue de Lappe,
Bal des Gravilliers,
Bal de la rue Montcalm,
Bal de la rue de Gergovie.
Dit zijn zeer oude plaatsen, waar men
steeds gedanst heeft. De oorsprong van deze
dansen zijn de boerendansen van Auvergne,
die Madame de Sévignézoo zeer bekoorden.
Wanneer men de dansen van de bals musette
wilde bestudeeren, dan behoefde men niet zoo
ver te zoeken als in Argentinië en Brazilië
om dansen van gelijke bekoring en schoon
heid te vinden als de tango en de maxixe.
De dans is karakteristiek voor een volk. De
boerendans in de Germaansche landen is
een opeenvolging van springbewegingen, de
Russische dansen hebben een Chineesch
karakter, hoekige en puntige uitvallen.
In de bals musette is de dans niet een
verlangend zoeken naar vergetelheid van een
te zwaar en te verdrietig leven zooals in de
Moulin-Rouge ; het is integendeel het rythme
van een met krachten verzadigd leven. Het
is niet een ontspanning bij wijze van uit
zondering als in de Moulin de la Galette,
het is een dagelijksche daad, een physieke
daad, een daad van liefde. Het is niet een
noodigen, een wenschen te behagen als in
Tabarin, de menschen, die daar dansen,
bezitten elkaar geheel en al; het is evenmin,
zooals in alle bals, een parade van vrouwen,
er zijn weinig plaatsen, waar de vrouwen
doen. Wij leiden de onderneming, voila
tout. En verder ruilen we inlichtingen tegen
andere uit".
Hoezoo ? Ik begrijp dat niet goed".
Doodeenvoudig. Zooeven bijvoorbeeld
in Airoio en Geschenen, heeft de zwitsersche
staf mij de geheele stelling van den Gothard
laten zien. Hier (en hij tikte op het valies)
zitten alle plannen en teekeningen in.
Dat heb ik niet gespionneerd", dat heb
ben zij mij getoond. Kijk maar eens, een
bundel paperassen van je welste". En heel
geheimzinnig, zoodat ik er maar even een
oog op kan slaan, ontvouwt hij een paar
slippen van teekeningen.
Merkwaardig. En waaróm eigenlijk ?"
De eene dienst is de andere waard. Wij,
van onzen kant, geven dan natuurlijk de
inlichtingen welke de zwitsersche staf be
geert, 't Spreekt van zelf dat zoo'n ruil
handel alleen mooglijk is tusschen bevriende
staten, welke nooit gewapend tegenover
elkaar te staan komen, zooals in dit
geval Zwitserland en Duitschland".
En wat gaf u, in ruil voor de plannen
van den Gothard?"
Wel de constructie van het duitsche
machinegeweer".
De ruil lijkt me niet gelijkwaardig".
Dat moeten zij weten. In dit geval was
hij het zeker niet".
Hoe dat?'
Omdat ons beginsel is zooveel mooglijk
te krijgen terwijl we zoo weinig mooplijk
afschuiven. Op dit oogenblik weet de zwit
sersche staf tóch niet hoe ons machine
geweer in elkaar zit".
En u gaf ze de teekeningen?"
Niet de juiste. Voordat een wapen
kanon of kogel, of granaat of pantsertoren
of wat ook tot volmaaktheid geraakt,
zijn daaraan proefontwerpen en
proefconstructies voorafgegaan. Die dingen geven
we. Het laatste snufje, wat juist de volma
king meebracht, houden we voor ons. De
Zwitsers hebben nu de teekeningen en foto's
van een zér goed machinegeweer, wat
uiterlijk trouwens ook geheel op het onze
gelijkt. Maar ns machinegeweer hebben
ze niet".
En zoo hebt u vermoedelijk niet de vol
ledige plannen van de Gothardstelling".
Zeker wél. Ten eerste weet ieder mili
tair in groote trekken wel hoe zoo'n vesting
er uit ziet. Het zijn de bijzonderheden, de
snufjes" ervan, de enkelheden" die ons
belang inboezemen, en die ben ik zélf
gaan kijken. Zelf ben ik militair kaptein
ter zee en zooeven hebben ze wel ge
merkt, dat ik me niet bedotten liet."
En zij lieten zich wel bedotten".
minder beacht worden, daar de mannen, die
de bals musette bezoeken, nooit gebrek aan
vrouwen gehad hebben.
Het is de zang van het volk, de almacht
van de duistere krachten, die het leven van
de massa's beheerschen en die zich in de
bals musette bij hen openbaren, welke vrij
van ketenen leven.
V
DE BALS VAN DEN 14DEN JULI
Drie dagen en drie nachten, van den
12en tot den Hen Juli, ter eere van het
nationale feest, het feest ter herdenking van
de bestorming der Bastille, ondergaat Parijs
de metamorphose in een danszaal. Drie dagen
en drie nachten heeft men bals in alle straten
en op alle pleinen, drie dagen en drie nachten
is het een gezamentlijk opgaan en gezamentlijk
ondergaan in de dans.
Conclusie :
Een ernstige les van Bullier en de
MoulinRouge : Het zijn plaatsen van den Dood,
dansend de tango, plaatsen, waar ongebruikte
krachten ondergaan, waar de ellende.heerscht
zonder strijd en zonder adel, de ellende,
onrechtvaardig treffend de jeugd en de
schoonheid, het zijn plaatsen, die besmet
zijn door de ziekte van den tijd : de onrust
van de intellectueele jeugd, met onmacht ge
slagen door hare verachting voor den arbeid.
De bals musette toonen, dat Parijs, ver
zamelplaats van krachten, niet uitgedroogd
is, dat haar ziel nog steeds frisch en krachtig
omgaat, dat de gedruktheid, die haar harer
glans ontneemt, niets is dan een laag stof,
die de eerste vlaag van hoop, welke over
de stad zal komen, zal wegvagen.
ANTONINUS
Parijs, Maart 1914
* * *
Ingezonden
Het Eeredoctoraat der Koningin
Geachte Redactie!
Vergun mij even de vraag te stellen aan
uwen medewerker F. C., of het toch niet
een weinig goedkoop van geest is grappen
te maken met de eerepromotie onzer Koningin
te Groningen, een formaliteit, een beleefdheid,
gelijk overal tegenover gekroonde hoofden
gebruikelijk is. Er is nu eenmaal aan
vorstelijkhéid en monarchie veel schijnbaar
zonderlings verkleefd, dat slechts historisch te
v£rklaren is. Maar als men dat eenmaal
geconstateerd heeft en er zijn goed- of
afkeuring over uitgesproken, behoeft men
niet gedurig weer in de bijzonderheden
daarop te wijzen. Dat is smakeloos en wordt
op den duur ook zeer vervelend.
Als F. C. nu eenigen tijd Koningin en
Koningschap met rust kon laten, zou hij
schrijver dezes en waarschijnlijk nog vele
anderen aan zich verplichten. Dankend voor
de plaatsruimte, met
Achting,
J. VAN DORDT
Berlicom, 6 Juli 1914
Het was mér dan een grap dit stukje, al
heeft de geachte inzender het zoo niet be
grepen. Wat weer mijn schuld is. Ik had
gewis klaarder moeten in 't licht stellen,
hoe zinrijk en ruim van begrip die instel
ling van het Eeredoctoraat is en hoe men
haar bederft door verkeerde toepassing.
De Academie, die hier op wetenschappelijk
gebied de maatschappelijke orde, den Staat,.
vertegenwoordigt, zegt het met zoovele
Latijnsche woorden in den bul, die den eere
doctor wordt uitgereikt, dat het haar steeds
verheugt, als zij den regel- en meestal
middelmatigen ijver, de gewone bekwaamheid
een getuigenis geven kan van geschiktheid
voor den maatschappelijken arbeid. Ieder,,
die tot haar komt om op te klimmen langs
den hiërarchischen weg is haar welkom,.
zoo hij aan vaste eischen voldoet en gaan
wil de wegen, die zij aanwijst. Maar era
iMiiiniimiiimiiiimiiiMin ...... iiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiliiniiiiiuiiliiiliiir
Ja, eigen schuld. Daaruit blijkt dat hun
informatiedienst slecht in elkaar zit".
Het is alles zeer handig. Maar wat me
vreemd voorkomt is dat u zich zoo voor
een stelling interesseert waarvan u, volgens
uw eigen zeggen, nooit iets te vreezen hebt."
U weet, Italië is de groote onbekende
van den driebond. Het is wel de moeite
waard eens precies te weten hoe Zwitserland,
bij een europeeschen oorlog, zijn onzijdig
heid kan bewaren, in geval Italië eens kuren
krijgen mocht. Overigens is het een studie.
Ik heb hier détails gezien welke, met wijzi
gingen, ook in onze forten toegepast kunnen '
worden. Evenzoo is ons machinegeweer voor
Zwitserland van belang."
En waarom geeft u hun het echte dan;
niet ?"
Omdat het, via Zwitserland, in fransche'
handen zou kunnen vallen. Verbeeldt u, im
Frankrijk hebben die dingen nog lucht-
inplaats van waterkoeling. Ze zijn zoo ver
schrikkelijk trotsch op hun kanon en houden
er zoo'n middeleeuwsch wapen op na?"
Maar indien aan de Zwitsers nu eens uw
zoogenaamde machinegeweer beviel en zij
het bij krupp wilden bestellen?"
Dan zouden wij hun dit leveren en niet
ons eigen volmaakter wapen."
Verkoopt u nooit aan andere staten wapens
welke geheel gelijk aan de uwe zijn?"
Neen, nooit.".
Dus de Krupp-kanonnen met
teruglooprem, die in den Balkan zoo slecht voldeden,
waren niet gelijk aan uw 'eigen geschut?"
Verre van dat, m'nheer, verre!"
U sprak zooeven van het fransche kanon:
U zult toch wel toe moeten geven, dat het
geheim van hun teruglooprem u niet bekendi
is. Want ook het fransche geschut in den;
Balkan was niet gelijk aan dat van het fran
sche leger".
Natuurlijk niet. Maar niettemin kennen?
we het geheim en hebben we gelijkwaardig,
terugloopgeschut in Duitschland."
U moet me niet kwalijk nemen, maar
dat betwijfel ik. Het principe van het fransche
kanon is overbekend *). Maar de détails der
constructie zijn een geheim wat naar ik
hoorde maar enkelen in Frankrijk kennen."
En enkelen in Duitschland, m'nheer". En
zijn vierden whisky leegslokkend, glimlacht
hij overmoedig.
Die glimlach doet pijn. Ik denk aan de
lange avonden, waar ik met mijn beste vrien
den, fransche artillerieofficieren, te praten
zat over den toekomstoorlog, over de re
vanche." Al hun hoop was gebouwd op het
groote overwicht van hun kanon, hun meester
stuk, wat geen land ter wereld kon evenaren.
En nu verzekerde men mij daar, dat ook dit