De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 12 juli pagina 2

12 juli 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 12 Juli '14. No. 1933 vooral de boerenvom die in een zelfde visie met het natuurgebeuren op te nemen. Zódeden de eerste, werkers, Buijsse, Streuvels, Teirlinck en nog vele anderen. Het aanzien en simpel beschrijven van dien uiterlijken schijn en doening was hun reeds volkomen genoeg, doch in de wijze van aankijken, laat ons zeggen: de hevigheid van blik, waren groote verschillen. Kan men bij Cyriël Buijsse meestal gerust van een realisme spreken, dat van naturalisme zich enkel in volledigheid en nauwkeurigheid onderscheidt, bij Streuvels b.v. is de blik" al vergeestelijkt naar het dichterlijke zien, dat meer een.schouwen is, innerlijk synthetiseeren van verstrooide uiterlijkheden. De naturalistische werkmanier en de dichter lijke (of moeten wij maar eenvoudig het dichten zeggen) verschillen enkel in graad van innerlijkheid. Het naturalisme merkt op en noteert, het dichterlijk zien verwerkt de uiterlijkheid tot eigen geestelijke gebeur tenissen, verdiept het zien en maakt het eigen. Levenslustige ontvankelijkheid is ech ter voor beide de gemeenschappelijke basis en het hangt enkel van het bijzonder per soonlijke af wat er dan verder uit worden, of het zinlijk blijven of vergeestelijken zal. In alje twee de gevallen zal het echter groot zijn, als de levenslust groot was. De later komenden van een groote be weging zijn echter in den regel de sterksten niet. Er is school gemaakt, een geestelijke mode en rhetoriek geschapen en het is tegelijk gemakkelijk zijn zwakkere aandoe ningen' in die voorhanden vormen te uiten en moeilijk zich aan de dwingende macht daarvan te onttrekken en nieuwe wegen te banen. Dit boek van een blijkbaar jongen Vlaming levert er het bewijs van. Zijn inspiratie is niet meer allereerst en onmiddellijk de natuur, maar de groote litteratoren, zijn voorgangers. Hij is een man, zeer gevoelig voor de natuur indrukken, zelf een zwakpoëtische natuur, die vooral met boomen en woud heeft meegeleefd en die niet recht weet hoe zijn indrukken te verbeelden. Zoo bedenkt hij een ge schiedenis van een dichterlijken mulderszoon, die verliefd raakt op een hartstochtelijk trotsch natuurkind, de dochter van een als heks gemeden oud-vrouwtje, dat vroeger den jonkmans van het dorp veel vreugde gaf. Maar de vader-molenaar wil van het ongelijk huwelijk niets weten en dreigt met onterving, zoo de zoon zijn plan doorzet, en daar het meisje in elk geval rijkdom wil, om zich op de dorpsgenooten te wreken over veel geleden smaad, heeft hun jonge liefde een plotseling einde. Zij trouwt met een anderen rijken boerezoon, die zich al spoedig van haar afkeert, omdat zij hem geen kinderen geeft, terwijl Elooi, de mulders zoon, een beetje zachtzinnig aan het malen" raakt in en in verband met het woud, waar hij nu niet ophoudt te verkeeren. Maar na een wijl keert het vrouwtje, vernederd en ongelukkig, toch weer tot haar ander lief terug en als een zware ziekte vader-mole naar en den zoon nader tot elkaar hebben gebracht, vlucht het jonge paar met vaders consent en in liefde vereend weg uit het dorp, naar de stad en een nieuw leven toe. Dit is het verhaal, eenvoudig bij het onnoozele af en blijkbaar ontstaan uit des schrijvers liefde tot de boschnatuur. In het verloop is een gedurig wankelen tusschen het ruige realisme der gewone werkelijkheidsbeschrijving van, laat ons zeggen, een Buysse, en het meer verheven visionnaire van een Streuvels, dat het boekje ten slotte vleesch noch visch maakt. De schrijver heeft blijkbaar aan het gegewoon werkelijke niet genoeg, omdat dit hem alleen in zooverre interesseert als hij er zijn wouddroomerijen in vervlechten" kan, maar ten andere zijn de visioenen weer niet sterk genoeg om het verhaal tot iets anders en meer dan gewoon werkelijks te maken. Zoo helpt dan het verstand een mini minuut jiiiiiiiiiiiiiiiimiiiniii FEUILLETON MIUIIinilHIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIUIIIIIIIIIIIIUlH SPIONAGE DOOR HANS MARTIN In den sneltrein Milaan?Basel. Uit verveling maar weer naar den eetwagen getogen. Er schijnen velen zich te vervelen: blonde Zwitsers en dikblozende Duitschers drinken bier en bepraten druk hun ervaringen omtrent béter bier wat de een hier, de ander daar vermocht te ontdekken : onuitputtelijk onderwerp voor gesprek. Italianen verschalken een laatste fleschje chianti, wat de chef nog in zijn geheimzinnige keuken vond. Een groepje nederlandsche zendelingen, voor het eerst na twintig jaren van een polynesisch eilandje terugkeerend in Europa, mannen met tanige bruinverbrande wangen en stoere baarden, halen hun hart op aan spuitwater. Merkwaardig verschijnsel toch dat reizen toeschietelijk en praatlustig maakt. Vór den lunch, slenterend door de loopgangen, hebt ge hier en daar al gesprekken opgevangen of aangeknoopt; aan den lunch hebt ge mét en ver anderen gesproken, werden vluchtige kennissen gemaakt, die u even terloops hun levensloop verhaalden en bij de koffie u hun politieke en economische opvattingen trachtten op te dringen; na den lunch hebt ge nog een of ander type" ontmoet en thans op het thee-uur den eetwagen binnentredend kunt ge de helft der daar aanwezigen met een tikje aan uw reispet begroeten, terwijl ge van de andere helft zoo ongeveer weet wie ze zijn en hun heen", hun vandaan" en hun waarom" u bekend zijn. Ik houd daarom van de groote wereldlijnen en vooral van haar eetwagens, omdat ik gaarne anderen praten laat. Maar ditmaal schijn ik het ongelukkig te moeten treffen : mijn overbuurman is kanondoof en knort hoogstens een beelje tegen zichzelf. Even voor Oöschenen gaat hij heen, zit ik alleen. Ik verwensch mijn pech, want al twintig uren zit ik boven de wielen en nog heb ik geen enkel belangwekkend mensch gesproken, geen enkel boeiend onderhoud gehad. En dit is voor een kranten schrijver onverdragelijk. Maar in Geschenen komt een heer den eetwagen binnen. Bonjour Jules", groet hij den chef, die een diepe buiging voor hem maakt. Hij monstert me even, dan de vrije plaats tegenover mij aanduidend: Any one sitting here ?'' En op mijn ontkenning: handje en doet" hij' zijn visie eenig geweld aan zooals bij die verschijning van Elooi, die Mandus met krachtloosheid slaat ten einde zijn held en verhaal een tikje boven-, aardsche belangrijkheid bij te zetten. Maar met al zijn pogingen van heksengriezeligheid en wilde natuurpassie en schier Breughelsche kermisbeschrijvingen, blijft van het gansene te wijdsch opgezette geval niets over in het geheugen, dan hier en daar wat lief-gevoelige natuurbeschrijving en innigheid van familie leven, die soms toch ook weer een sentimen teel kantje vertoont. Hier is een aardig brokje boschnatuur. Daar zeeg in 't bosch, door 't bladerzwerk een aaiende licht, zacht en bescheiden, als door een schuttende gordijn, omyademde hem als in bescherming, stillend zijn heftig verlangen. Ruischend ging zijn stap door de droge blaren en brak soms een krakend takje. De grijze beuken, mosplekken van kopergroene kant op hun gladde schors, schoten recht naar omhoog in den kleurenwals der loovers. Er speelde blijheid in de wisseling der groene tinten, wiegelend als water, ros vonkelend als vuur, glimmend als smaragd of bedompt als brons; ze weef den fijne waasflarden, tippekens lucht daar tusschen, of koekten zwaar op elkaar, een ondoordringbare schaduwwolk. Wijd opende het woud daarin zijn door eenkruisende gangen. De boomen hieven hun stammen in koor. Daar waren er, rilde en jong, die rondom de grootere zich schaar den, als wapenknechten rondom een koning, en braken de geleidelijke gangen in wis pelturige kronkelingen. De ruw gekorste eiken, de krachtige worstelaars van het woud, wrongen de knoestige takken, ge bult en gekant als gespierde armen; met knoopen en stooten, geknot, gescheurd en toch weer voortgedreven, in taai geweld duwend in 't brons van hun hladerschat. In hen stak de kracht van den stoeren wroeter, den breedgeschouderden; 't geweld dat in lekkende zweet de aarde drenkt, wanneer, bij laaiende zon op het koren, dampende lijven, wadend in dien gloed, zware oogsten torsen op hooge zolders. Als een pilaar der schoonheid rechtte een beuk zijn stat i ge n stam daar te midden en spreidde kalm zijn kroon in apostel-arm-ge baartot zegening en troost. In verrukking liet Elooi zijn blik poozen op 't grijze zilver van den stam, dwalen langs de dikke takken, speuren naar't zijpelend licht, dat zacht door de dichte bladen neerzeeg, en streek langs 't wit van de schors. Kalm verhief zich deze boom ten hooge; er lag in hem de vaste goedheid van n, die nooit gestreden heeft, de macht door de plechtigheid van zijn gebaar, fier en toch schuttend, als 't vader lijke dak... 't Suizel-ruischte als water-geklater, de wind door de bladers aan 't wuiven steeds aan, in trage zwelling en zacht uitwaaiend als een adem, die 't leven geeft..." Zie hier iets gevoeligs, dat echter niet sterk is, een begin van expressie, een be doeling, die zijn doel niet gansch bereikt. Het is bezwaarlijk voor zwakdichterlijke naturen om echt te blijven en niet in romantisch-onechte overdrijving te vallen. Deze schrijver krijgt het in dit boek tenminste niet klaar, dat, trots veel eerlijk streven en hier en daar fijne bezinning, toch nog maar een zwakke poging mag heeten. FRANS COENEN * * * Tooneelcauserieën CANTER OP MEVR. QROTHE'S NATUURTOONEEL Als geen zondagsche rijtuigjes op 't grint van de nabije straat geknarst hadden en de roep van een rijkeluis-automobiel niet even de rust had verstoord, zou men zich onder het loover van mevrouw Qrothes Hilversumschen tuin en onder hare hoede zoo You don't mind ?" En hij gaat zitten, plaatst een klein valies naast zich op de tafel. Een vrij gezet heertje; blonde puntbaard, sterke helderblauwe oogen; netjes gekleed zonder op te vallen. Toch stellig een Duitscher, al heeft hij whisky besteld. Mijn landaard ligt mij minder op het gelaat te lezen en dus begint hij handig uit te hooren: Die heele trein, stampvol met Amerikanen hè?" Ja, die vervolgen me al van Rome af." Vervelende reisgenooten," merkt hij op. Och, ze zijn niet kwaad," bemiddel ik. Zeker niet. Men leert ze vooral schatten in hun eigen land." Ben er nooit geweest," beken ik. Maar Engelschen zijn veel symphatieker." Ik ken weinig Engelschen." Och kom ... ik dacht..." En dan opeens in vloeiend Italiaansch : Woont u in Rome?" Si signore." Prachtige stad." En het gesprek gaat over Italië, tot ik in het Duitsch den bediende wat bestel. Ja so. Ach Gott ja, ich natte es Ihnen doch ansehn sollen," en hij lacht uitbundig over déze ontdekking dat... ik k een Duitscher ben. Ik laat hem in den waan, vermoedend dat weldra een misplaatst mir of mich hem wel weer voor een nieuw vraagstuk, mijn landaard betreffend, zal plaatsen. De controleur komt en vraagt onze reisbewijzen. Mijn overbuurman graait in zijn binnenzak, legt op tafel een vijftal boekjes, waaronder ik een abonnement op de Italiaansche sporen opmerk. Wat hij aan den controleur toont is er een voor het federale net. U schijnt nog al eens te reizen," zeg ik, om wat te zeggen. Negen maanden van een jaar. Vandaag in Zwitserland, morgen in Duitschland. Dan zit ik weer in Frankrijk, Rusland of Italië". En om zijn beweringen te staven schuift hij n voor n de abonnementsboekjes naar me over. En wilt u wel gelooven, als ik maar veertien dagen thuis zit, wordt het me zómachtig, dat ik naar het station ga om maar weer treinen te zien." Zoo iets wordt een gewoonte en dus een behoefte", beweer ik wijsgeerig. Maar hij, van den hak op den tak springend: Vertel u mij eens, hoe dacht men te Rome over die herrie daar in Argirokastro ?" En daar zijn we dus tóch geraakt op het onderwerp, wat immers in een eetwagen tenslotte onvermijdelijk lijkt: de interna tionale politiek. Hij is op zijn praatstoel en ik trouwens ook. Het albaneesche vraagstuk wordt breed uitgesponnen, waarbij ik een paar anecdoles kan plaatsen over Essad veilig hebben gevonden als een jonge liefde op Cythèra. Het militair tenue van Albert Vogel en de parasols waren niet voldoende om de illusie te benemen, dat we een lief arcadisch feest bijwoonden, ver van de afgunst, in een sfeer van overal zelfde beminnelijkheid, waarin de rondzeilende vruchtpluisjes der boomen als de pleizierige witte teekens waren van een algemeene zachte harmonie. Het is de eerste maal, dat een Théatre de la Verdure mij bevredigd heeft. Wellicht verdraagt de buitenlucht alleen tooneel, dat feest blijft en niet naar de groote gebaren van de tragedie haakt. De Dood, de droeve pop in Canters Poppenkast", was dan ook te veel (trouwens, zoo dunkt mij, over bodig in het tooneelstuk zelf ) Canter is veel miskend. Canter heeft in dit nieuwe tooneelstuk zich gewroken zoo als een kunstenaar dat doet: door de wereld die hem miskent den spiegel voor te houden en met haar en met zichzelf te sollen totdat onze geest zich vroolijk en licht verheft en wij ons hart voelen leegbloeden. Pierlala, de dichter, komt in conflict met de Dood, met de onbestemde liefde voor het jonge meisje, met den deurwaarder, met de romantiek en den adel (het koningschap), met het geld en de droefheid en met de maan. En Canter, die een chantre is van de min, is nog meer een dichter van sotternye, die Shakespeare las en hem volgde, en in des meesters toon ons grollig, geestig en met gezond verstand wat in de rondte doet draaien. Ik geloof niet, dat het stuk in zijn geheel het voetlicht zou kunnen verdragen van de hooge loerende schouwburgzalen. Maar de inleiding, die de helft van het stuk vormt, is van een verbeeldingskracht en geestig savoir faire en ook van een doorledenheid, die het als verschijning in Nederland eenig doet wezen. Canter heeft planken-fantazie zeldzaam bezit en hem deed het leven genoeg pijn om zijn kunst ontroerend te doen wezen. H. DE LA BRE De bals van Parijs (Slot) III. HET BAL BULLIER IN HET QUARTIER LATIN. Het Bal Bullier geeft zeer goed het beeld van den dood, die in het quartier latin ge drongen is. Het wordt nog slechts ver levendigd door de bezoekers van buiten af. Het is een groote zaal met zeer vreemde zuilen en hooge spiegels. Wat is de reden van dit verval van het quartier latin ? De universitaire jeugd is of geheel in beslag genomen en verstompt door werk, zooals het geval is met de leer lingen van de Grandes coles of opgeblazen door litteraire pretenties: het z.g. cubisme of futurisme in de litterature, teekenen van spoedig verval der ge schreven taal. Men zoekt slechts de zeldzame en kunst matige gevoelens, het zijn de zieken en be smetten, die voortbrengen. Zij verminken de geschreven taal door uitermate vreemde wendingen en missen de kennis der ge sproken taal. In hunne kunstmatigheid zijn zij geheel zonder vreugde. Zij komen samen in litteraire kapellen die onderling twisten over les Princes de la litterature". Zij meenen dadelijk genieën te zijn en beroepen zich op het voorbeeld van Laforgue enRimbaud om een schandelijk bestaan te leiden. De artisten of toekomstige artisten zijn of begrensd: de leerlingen van de Ecole des Beaux-Arts, f cynisch: de cubisten. En zij, die van eenige beteekenis konden zijn, zijn te onrustig, vol van twijfel; on bekwaam om te scheppen. Pasja, mijn vriend". (Rookte ik geen cigaretten met hem, en verzocht hij mij niet, met oostersche wellevendheid, zijn nederige woonstede te Durazzo geheel als de mijne te beschouwen, zoo ik ooit de albaneesche hoofdstad met mijn aanwezigheid wilde ver eeren?) Van Essad Pasja komen we op de nederlandsche officieren, welke hij zoo open lijk ophemelt terwijl hij ze in zijn hart zoo innig verwenscht. En dan slaat het gesprek al spoedig over op het nederlandsche leger en zijn reden van bestaan. Vanzelf opper ik de gedachte dat, indien Duitschland in een oorlog met Frankrijk de overhand mocht behouden, Nederland en zijn Insulinde ook wel door den germaanschen statenbond zullen worden opgeslokt. Daar is geen sprake van," ontkent de Teutoon. Nu ja, dat kunt u nu wel beweren ..." twijfel ik. Duitschland zou daar immers heelemaal geen belang bij hebben." Ik heb op mijn reizen in Nederland toch wel eens gemerkt, dat men zooiets vreest," zeg ik, langs mijn neus weg. Onzin!" zegt hij bot. En dan, met dalende stem: Wat drommel, dat kunnen wij menschen van het informationsbureau toch wel weten." Daar hoor ik ten tweede male van mijn leven dit geheimzinnige woord. De eerste keer vernam ik het te Venetië, waar een italiaansch zee-officier mij een heer aanwees, verdacht tot dit bureau behooren. En langen tijd hadden we toen dien onschuldig doenden man bespied. Zonder gevolg overigens. En nu ... nu werd daar zómaar onomwonden over gesproken! Ik popel van nieuwsgierig heid, maar houd me van den domme: Nu ja ik ben k journalist, maar twee joden weten wat een bril kost, niet waar? U zult toch ook niet alles gelooven wat u in de pers als het evangelie aan anderen vertelt ?" Maar weet u dan niet wat dat is, dat informationsbureau?" en hij kijkt me strak aan. Ja Reuter of Havas, of Wolff of zoo..." Hij glimlacht, buigt zich naar me over, zegt zacht: Het is spionnage, m'nheer " Zoo?" doe ik droog. Ja dat wil zeggen, eigenlijk gén spion nage, maar austausch" van informaties," voegt hij er vergoelijkend aan toe. Maar dat lijkt me een gevaarlijk baantje." Welnee", en hij lacht vermaakt, slurpt even aan zijn derden whisky. Welnee, niets gevaarlijk. Wij, leden van het informationsbureau spionneeren niet, dat laten we anderen Al deze neigingen spiegelen zich af in de hooge en sombere spiegels van het Bal Bullier. Men herkent daarin de drie meest treurige ziekten van onzen tijd: het arrivisme, het streven om het koste wat het wil, dadelijk te slagen; de anarchie* wat betreft de esthetica; de anarchie, wat betreft de moraal. IV DE BALS MUSETTE Er zijn te Parijs ongeveer honderd bals musette, die de spuigaten zijn van de dwingende behoefte naar rythme van hen, die het dichtst nabij het instinct leven. Zij geven een blik op de meest diepe wortelen van de ziel van een volk. Zij worden bezocht door 't geen het meest volk is in het volk. Er heerscht- een groote stilte in de bals musette, er wordt niet gesproken en niet gelachen; de dans, 't rythme is een behoefte, waaraan men voldoet en waaraan men zich geheel overgeeft, waarin men zichzelf ge heel verliest. De muziek is somber en van gedempten klank, zij wordt voortgebracht door een doedelzak (musette, cornemuse) en een handharmonica (accordeon), begeleid door bellen aan de voeten der muziekanten, soms ook door een cymbaal en zware trom mel. Het is een genot naar 't rythmisch bewegen der jonge, buigzame lichamen te zien. De dans is er een daad van liefde, zij is langzaam, slepend, de lichamen zijn eng aaneengesloten; dan gaat zij soms over in een snel draaien, maar steeds blijft zij slepend, de lichamen zijn gespannen en in voortdurende beweging, volgend het rythme. Het zijn dezelfde dansen in al de Romaansche landen: la maxixe, Ie tango, la habanera ; de dans is een daad van liefde. De hartstocht is steeds aanwezig het is, wat de litteratuur noemt het intense leven, la vie intense" of la vie formidable" en wat ten slotte niets anders is dan het leven". De bals musette zijn de plaatsen van de cultus van de kracht, van het physieke wei-zijn. Er is te Parijs een straat, die als een uitstorting van vreugde is: la reu de Lappe nabij la Place de la Bastille. Verlichte uit hangborden en de tonen der musettes en accordeons noodigen binnen te gaan. Het is meer dan de vreugde, het is het leven van het instinct in de kracht en het rythme. De voornaamste bals musette in de volks buurten en de faubourgs zijn: Ie Petit-Balcon dans Ie passage hierr Les bals de la rue de Lappe, Bal des Gravilliers, Bal de la rue Montcalm, Bal de la rue de Gergovie. Dit zijn zeer oude plaatsen, waar men steeds gedanst heeft. De oorsprong van deze dansen zijn de boerendansen van Auvergne, die Madame de Sévignézoo zeer bekoorden. Wanneer men de dansen van de bals musette wilde bestudeeren, dan behoefde men niet zoo ver te zoeken als in Argentinië en Brazilië om dansen van gelijke bekoring en schoon heid te vinden als de tango en de maxixe. De dans is karakteristiek voor een volk. De boerendans in de Germaansche landen is een opeenvolging van springbewegingen, de Russische dansen hebben een Chineesch karakter, hoekige en puntige uitvallen. In de bals musette is de dans niet een verlangend zoeken naar vergetelheid van een te zwaar en te verdrietig leven zooals in de Moulin-Rouge ; het is integendeel het rythme van een met krachten verzadigd leven. Het is niet een ontspanning bij wijze van uit zondering als in de Moulin de la Galette, het is een dagelijksche daad, een physieke daad, een daad van liefde. Het is niet een noodigen, een wenschen te behagen als in Tabarin, de menschen, die daar dansen, bezitten elkaar geheel en al; het is evenmin, zooals in alle bals, een parade van vrouwen, er zijn weinig plaatsen, waar de vrouwen doen. Wij leiden de onderneming, voila tout. En verder ruilen we inlichtingen tegen andere uit". Hoezoo ? Ik begrijp dat niet goed". Doodeenvoudig. Zooeven bijvoorbeeld in Airoio en Geschenen, heeft de zwitsersche staf mij de geheele stelling van den Gothard laten zien. Hier (en hij tikte op het valies) zitten alle plannen en teekeningen in. Dat heb ik niet gespionneerd", dat heb ben zij mij getoond. Kijk maar eens, een bundel paperassen van je welste". En heel geheimzinnig, zoodat ik er maar even een oog op kan slaan, ontvouwt hij een paar slippen van teekeningen. Merkwaardig. En waaróm eigenlijk ?" De eene dienst is de andere waard. Wij, van onzen kant, geven dan natuurlijk de inlichtingen welke de zwitsersche staf be geert, 't Spreekt van zelf dat zoo'n ruil handel alleen mooglijk is tusschen bevriende staten, welke nooit gewapend tegenover elkaar te staan komen, zooals in dit geval Zwitserland en Duitschland". En wat gaf u, in ruil voor de plannen van den Gothard?" Wel de constructie van het duitsche machinegeweer". De ruil lijkt me niet gelijkwaardig". Dat moeten zij weten. In dit geval was hij het zeker niet". Hoe dat?' Omdat ons beginsel is zooveel mooglijk te krijgen terwijl we zoo weinig mooplijk afschuiven. Op dit oogenblik weet de zwit sersche staf tóch niet hoe ons machine geweer in elkaar zit". En u gaf ze de teekeningen?" Niet de juiste. Voordat een wapen kanon of kogel, of granaat of pantsertoren of wat ook tot volmaaktheid geraakt, zijn daaraan proefontwerpen en proefconstructies voorafgegaan. Die dingen geven we. Het laatste snufje, wat juist de volma king meebracht, houden we voor ons. De Zwitsers hebben nu de teekeningen en foto's van een zér goed machinegeweer, wat uiterlijk trouwens ook geheel op het onze gelijkt. Maar ns machinegeweer hebben ze niet". En zoo hebt u vermoedelijk niet de vol ledige plannen van de Gothardstelling". Zeker wél. Ten eerste weet ieder mili tair in groote trekken wel hoe zoo'n vesting er uit ziet. Het zijn de bijzonderheden, de snufjes" ervan, de enkelheden" die ons belang inboezemen, en die ben ik zélf gaan kijken. Zelf ben ik militair kaptein ter zee en zooeven hebben ze wel ge merkt, dat ik me niet bedotten liet." En zij lieten zich wel bedotten". minder beacht worden, daar de mannen, die de bals musette bezoeken, nooit gebrek aan vrouwen gehad hebben. Het is de zang van het volk, de almacht van de duistere krachten, die het leven van de massa's beheerschen en die zich in de bals musette bij hen openbaren, welke vrij van ketenen leven. V DE BALS VAN DEN 14DEN JULI Drie dagen en drie nachten, van den 12en tot den Hen Juli, ter eere van het nationale feest, het feest ter herdenking van de bestorming der Bastille, ondergaat Parijs de metamorphose in een danszaal. Drie dagen en drie nachten heeft men bals in alle straten en op alle pleinen, drie dagen en drie nachten is het een gezamentlijk opgaan en gezamentlijk ondergaan in de dans. Conclusie : Een ernstige les van Bullier en de MoulinRouge : Het zijn plaatsen van den Dood, dansend de tango, plaatsen, waar ongebruikte krachten ondergaan, waar de ellende.heerscht zonder strijd en zonder adel, de ellende, onrechtvaardig treffend de jeugd en de schoonheid, het zijn plaatsen, die besmet zijn door de ziekte van den tijd : de onrust van de intellectueele jeugd, met onmacht ge slagen door hare verachting voor den arbeid. De bals musette toonen, dat Parijs, ver zamelplaats van krachten, niet uitgedroogd is, dat haar ziel nog steeds frisch en krachtig omgaat, dat de gedruktheid, die haar harer glans ontneemt, niets is dan een laag stof, die de eerste vlaag van hoop, welke over de stad zal komen, zal wegvagen. ANTONINUS Parijs, Maart 1914 * * * Ingezonden Het Eeredoctoraat der Koningin Geachte Redactie! Vergun mij even de vraag te stellen aan uwen medewerker F. C., of het toch niet een weinig goedkoop van geest is grappen te maken met de eerepromotie onzer Koningin te Groningen, een formaliteit, een beleefdheid, gelijk overal tegenover gekroonde hoofden gebruikelijk is. Er is nu eenmaal aan vorstelijkhéid en monarchie veel schijnbaar zonderlings verkleefd, dat slechts historisch te v£rklaren is. Maar als men dat eenmaal geconstateerd heeft en er zijn goed- of afkeuring over uitgesproken, behoeft men niet gedurig weer in de bijzonderheden daarop te wijzen. Dat is smakeloos en wordt op den duur ook zeer vervelend. Als F. C. nu eenigen tijd Koningin en Koningschap met rust kon laten, zou hij schrijver dezes en waarschijnlijk nog vele anderen aan zich verplichten. Dankend voor de plaatsruimte, met Achting, J. VAN DORDT Berlicom, 6 Juli 1914 Het was mér dan een grap dit stukje, al heeft de geachte inzender het zoo niet be grepen. Wat weer mijn schuld is. Ik had gewis klaarder moeten in 't licht stellen, hoe zinrijk en ruim van begrip die instel ling van het Eeredoctoraat is en hoe men haar bederft door verkeerde toepassing. De Academie, die hier op wetenschappelijk gebied de maatschappelijke orde, den Staat,. vertegenwoordigt, zegt het met zoovele Latijnsche woorden in den bul, die den eere doctor wordt uitgereikt, dat het haar steeds verheugt, als zij den regel- en meestal middelmatigen ijver, de gewone bekwaamheid een getuigenis geven kan van geschiktheid voor den maatschappelijken arbeid. Ieder,, die tot haar komt om op te klimmen langs den hiërarchischen weg is haar welkom,. zoo hij aan vaste eischen voldoet en gaan wil de wegen, die zij aanwijst. Maar era iMiiiniimiiimiiiimiiiMin ...... iiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiliiniiiiiuiiliiiliiir Ja, eigen schuld. Daaruit blijkt dat hun informatiedienst slecht in elkaar zit". Het is alles zeer handig. Maar wat me vreemd voorkomt is dat u zich zoo voor een stelling interesseert waarvan u, volgens uw eigen zeggen, nooit iets te vreezen hebt." U weet, Italië is de groote onbekende van den driebond. Het is wel de moeite waard eens precies te weten hoe Zwitserland, bij een europeeschen oorlog, zijn onzijdig heid kan bewaren, in geval Italië eens kuren krijgen mocht. Overigens is het een studie. Ik heb hier détails gezien welke, met wijzi gingen, ook in onze forten toegepast kunnen ' worden. Evenzoo is ons machinegeweer voor Zwitserland van belang." En waarom geeft u hun het echte dan; niet ?" Omdat het, via Zwitserland, in fransche' handen zou kunnen vallen. Verbeeldt u, im Frankrijk hebben die dingen nog lucht- inplaats van waterkoeling. Ze zijn zoo ver schrikkelijk trotsch op hun kanon en houden er zoo'n middeleeuwsch wapen op na?" Maar indien aan de Zwitsers nu eens uw zoogenaamde machinegeweer beviel en zij het bij krupp wilden bestellen?" Dan zouden wij hun dit leveren en niet ons eigen volmaakter wapen." Verkoopt u nooit aan andere staten wapens welke geheel gelijk aan de uwe zijn?" Neen, nooit.". Dus de Krupp-kanonnen met teruglooprem, die in den Balkan zoo slecht voldeden, waren niet gelijk aan uw 'eigen geschut?" Verre van dat, m'nheer, verre!" U sprak zooeven van het fransche kanon: U zult toch wel toe moeten geven, dat het geheim van hun teruglooprem u niet bekendi is. Want ook het fransche geschut in den; Balkan was niet gelijk aan dat van het fran sche leger". Natuurlijk niet. Maar niettemin kennen? we het geheim en hebben we gelijkwaardig, terugloopgeschut in Duitschland." U moet me niet kwalijk nemen, maar dat betwijfel ik. Het principe van het fransche kanon is overbekend *). Maar de détails der constructie zijn een geheim wat naar ik hoorde maar enkelen in Frankrijk kennen." En enkelen in Duitschland, m'nheer". En zijn vierden whisky leegslokkend, glimlacht hij overmoedig. Die glimlach doet pijn. Ik denk aan de lange avonden, waar ik met mijn beste vrien den, fransche artillerieofficieren, te praten zat over den toekomstoorlog, over de re vanche." Al hun hoop was gebouwd op het groote overwicht van hun kanon, hun meester stuk, wat geen land ter wereld kon evenaren. En nu verzekerde men mij daar, dat ook dit

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl