Historisch Archief 1877-1940
12 Juli '14. - No. 1933
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
VROUWENRUBRIEK
i
Oud Feminisme
Heel veel is gezegd geworden over het
natuurlijke verschil in geestelijke vermogens
tusschen mannen en vrouwen: alsof de
vrouwen zich kenmerkten door een vlugger
begrip en de mannen door een scherper
oordeel, alsof de vrouwen meer oog hadden
voor fijne onderscheidingen en de mannen
hun aandacht sterker op een bepaald punt
konden samentrekken
Dit alles, moéten we verklaren, komt ons
tamelijk ongegrond voor. Dat er onderscheid
is in verstandelijke ontwikkeling bij de man
nen en vrouwen die wij in het dagelijksch
leven ontmoeten, zal wel iedereen hebben
opgemerkt. Maar er is in dit onderscheid
niets dat niet is te verklaren uit het verschil
van de omstandigheden waarin zij geplaatst
zijn geworden, zonder dat het noodig kon
heeten zijn toevlucht te nemen tot de onder
stelling van een oorspronkelijke en natuur
lijke ongelijkheid in de geestelijke gesteldheid
der beide seksen".
***
Neergeschreven en verder uitvoerig ge
staafd werd deze radikale zienswijze in een
tijdschrijft-artikel dat ruim honderd jaar ge
leden het licht zag. Opsteller is de geestelijke
van de Engelsche Staatskerk, Sidney Smith,
tevens een der stichters en mede-redakteur
van het demokratische orgaan de Edinburgh
Review", wiens bijdragen met eenige open
bare toespraken en andere vertoogen tot twee
bundels vereenigd, in het jaar 1859 zijn
herdrukt.
Radikaal mag de ontkenning van een
natuurlijk geestelijke minderheid, welke de
'maatschappelijke achterstelling van de vrouw
zou rechtvaardigen, nog altijd genoemd
worden, doch niet alleen om die reden
wenschen wij iets mee te deelen uit het
betoog van Sidney Smith, dat dezer dagen
geschreven kon zijn. Dat het zich laat lezen
alsof het heden geschreven ware, geeft te
kennen hoe langzaam de gang is geweest
van de denkbeelden die hij verdedigde. Zijn
overige pleidooien hebben enkel historische
en letterkundige, geen praktische
beteekenis. De zelfstandige en stoutmoedige
predikant, in 1845 op vierenzeventig jarigen
ouderdom overleden, heeft de zaak in welker
dienst hij zijn groote talenten had gesteld,
de eene overwinning na de andere zien
behalen. De politieke gelijkstelling van de
Katholieken, de hervorming en uitbreiding
van het Kiesrecht, de afschaffing van de
Armenwetten, waren maatregelen welke nog
bij zijn leven een eind maakten aan mis
bruiken die Sidney Smith met een onver
biddelijker logika en een scherper sarkasme
had aangetast dan misschien n zijner
geestverwanten. Hij is, oordeelde Macaulay,
de schrijver in deze taal die na Swift be
kwamer dan iemand was in het belachelijk
maken van den tegenstander.
Doch niet enkel omdat Sydney Smith zijn
pleit op bijna alle punten gewonnen heeft,
moeten deze modellen van polemiek in
zekeren zin verouderd heeten. Het burgerlijk
radikalisme van den auteur ging, zooals in
zijn tijd wel niet anders mogelijk was, ge
paard met een hartgrondige en nooit ver
borgen afkeer voor de arbeidende menigte,
wier berooidheid hij op rekening stelde van
hun stompzinnige roekeloosheid bij de ver
menigvuldiging van hun slag; wier gods
dienstige ijver hij een parodie achtte; wier
politieke aanspraken hij verwierp als een
bespottelijke aanmatiging en een gevaar voor
de maatschappij. De onverholen uitgesproken
?iiiliMlllMlllllilliliiiiiiiiiiililillllllllllliiiiiiiiiiiiiiniiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii
UIT DE NA TUUR
miimiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiimiiiiiiimmiitimiiii
iniiiimiiiimiiii
DLXXXV1II Hoe het toeval ons bij de
Hangende Mannetjes bracht
Wanneer ge iemand laat raden, wat dat
zijn Hangende Mannetjes, krijgt ge allicht
ten antwoord een soort van gebak, een
locale specialiteit van biscuit of zoo iets.
Maar, vraagt ge het bijgeval een jongmensch
dat aan botaniseeren doet, dan weet ge het
dadelijk en meteen dat het iets heel bijzon
ders is, iets buitengewoon moois en zeer
zeldzaams in het bloemenrijk. Dat leest ge ook
wel op het gezicht van den jeugdigen bota
nicus, want ernaar watertanden doet hij
stellig. En geen wonder; de Hangende
Mannetjes krijg je zoo maar niet elk jaar
te zien, al zoekt ge er in den goeden tijd
en op de goede plaats naar. In ons land
is maar n plekje waar ze leven, ergens
tusschen Heerlen en Oud Valkenburg, en
die vindplaats wordt nog geheim gehouden.
Daarbij komt nog dat deze merkwaardige
Orchideebloemen, evenals vele van hun
familieleden, de eigenaardigheid hebben, in
sommige jaren heelemaal weg te blijven;
de ondergrondsche knollen maken hoogstens
wat stengelbladeren, met bloeien wachten
de planten tot ze krachten over hebben of
stellen het uit tot een gunstiger jaar. Zelf
had ik tot in dit jaar nog nooit n enkel
Hangende-Mannetjës-Orchidee of Aceras
anthropophora (wat hetzelfde beteekent) mogen
vinden, hoe vaak ik er in Limburg en elders
ook naar gezocht heb.
Het geluk moet je dienen, als je bij het
botaniseeren naar zeldzaamheden zoekt; zoo
werd ik twee jaar geleden, bij mijn thuis
komst na zoo'n excursie in Limburg, verrast
met een postpakketje, waaruit een
prachtexemplaar van Hangende Mannetjes te voor
schijn kwam. Het was gevonden door een
mijningenieur te Heerlen, die als liefhebber
zoo maar eens gebotaniseerd had, eeen half
uur van de plaats, waar ik er denzelfden dag
zoo ijverig naar zocht.
In geen dertig jaar was de Anthropophora
in ons land gevonden, en toch zal hij er al
dien tijd wel geweest zijn; zij het niet elk
jaar als bloeiende exemplaren.
Geen wonder dat ik in deze Pinksterdagen
die juist in den bloeitijd van de zeldzame
orchideeën en ook van de Anthropophora
vielen, begin Juni, er straknaar heb uitge
keken.
De Moezel met zijn zijdalen in de buurt
van Triër is het klassieke land voor deze
aard-orchideëen. Nu is deze buurt nog steeds
een prachtland voor de vrienden van wilde
bloemen, maar wat de orchideeën betreft,
ik raad niemand ze daar nog te gaan zoeken.
Het Triersche is, wat dat betreft, zoo goed
als uitgeplunderd en uitgemoord, de acht
endertig soorten van orchideeën, waarop de
Flora's van deze buurt zoo trotsch zijn,
zullen er nog wel groeien; maar
tegenminachting voor deze klasse, zal men moeten
toegeven, is niet van onzen tijd.
Volkomen modern, daarentegen, klinkt wat
Sidney Smith schreef in het artikel waarvan
wij den aanhef meedeelden. Zijn betoog kan
nog tegenwoordig dezelfde diensten bewijzen
als waarvór het een eeuw geleden was
bestemd. Immers nog altijd wordt door velen
het gevolg voor de oorzaak genomen, en
de maatschappelijke arbeidsverdeeling tus
schen man en vrouw afgeleid uit een ver
schil in geestelijke kwaliteiten. En deze
waan houdt op een betrekkelijk onschuldige
verwarring van begrippen te zijn, zoodra
de loop der dingen in die arbeidsverdeeling
een verandering brengt. Want dan verschijnt
de bekende tegenstelling tusschen de eischen
van de samenleving en het vooroordeel van
de menschen. Voor sommige vrouwen ont
staat de noodzakelijkheid zich in andere
bezigheden te bekwamen, en bij de meeste
menschen duurt de meenig voort dat de
vrouwen daartoe niet geschikt en nog minder
daarvoor bestemd zijn. De maatschap
pelijke ontwikkeling herstelt ten slotte
het evenwicht, en zulk een uitzondering
als ze waren toen de feitelijke verandering
op dit punt pas was begonnen, zijn de
gedachten van Sidney Smith thans zeker niet
meer. Maar daar staat tegenover dat het
wanbegrip waartegen hij opkwam, in onzen
tijd nu ook zooveel schadelijker is gewor
den juist omdat de maatschappelijke
ontwikkeling zooveel dringender eischen
stelt. Kon voor honderd jaar het betoog van
de intellectueele gelijkwaardigheid der ge
slachten desnoods nog doorgaan voor een
aannemelijke maar weinig bruikbare theorie
op dit oogenblik werkt ieder bezwaar
tegen de ontvouwing van haar volle kracht
als een oorzaak die de vrouw
practischlbenadeelt. Niet meer, immers, is nu de groote
vraag of de vrouw zich met den man
gelijk mag stellen, maar hoe zij zal kunnen
zorgen niet bij hem achter te staan.
*,*
Zoolang ze kleine kinderen zijn, vervolgt
Sidney Smith, blijven jongens en meisjes
precies gelijk. En als ge nu de eene helft
opvangt en die groot brengtin eenbepaalde
sfeer van denken en doen, en de andere
helft in een gansch andere sfeer, dan zullen
natuurlijk overeenkomstig dit verschil in
bezigheden, ook hun verstandelijke vermo
gens gaan uiteen loopen. Als dan de natuur
niet minder karig jegens het eene dan jegens
het andere geslacht is geweest, hebben wij
te onderzoeken om welke redenen men zich
gewoonlijk verzet tegen het toedeelen van
een grootere hoeveelheid kennis aan de
vrouwen dan hun doorgaans te beurt valt.
Want het is niet gemakkelijk te bedenken
waarom een vrouw van veertig noodzakelijk
onwetender zou moeten zijn dan een jongen
van twaalf. Mocht er iets goeds zijn in
vrouwelijke onkunde, dan hebben wij tegen
woordig toch zeker van dit goede te veel."
Men moet niet beweren, dat de tijd van
de meisjes en vrouwen reeds door andere
dingen is bezet. Wij gaan juist uit van de
onderstelling dat een betere opvoeding voor
haar noodig is, en dan zullen zij moeten
breken met de domme tijdpasseering van
tegenwoordig. Zooals de zaken thans staan
worden zij bezig gehouden met huishoude
lijk werk dat voor weinig geld dór anderen
kon worden'* gedaan. Voor een uitgaaf van
ettelijke ponden zou een geheele familie
zich kunnen ontslaan van het eindelooze
naaien en verstellen dat hen nu een vol jaar
in beslag neemt."
De nieuwheid van de proefneming acht
Sidney geen argument. Niets is algemeener
en onnoozeler tevens dan het bestaande te
woordig in luttele getalen en op zoo ver
uit-elkaar-gelegen vindplaatsen, dat het geen
doen is er naar te zoeken; althans voor
iemand, die niet in de buurt woont, laat
staan voor een toerist, die maar over een
enkelen Pinksterdag beschikt.
De agenten van de vele planten-ruilbureaux,
en dat zijn meestal lui, die in de buurt
wonen, welke zij te exploiteeren krijgen,
hebben alle extraatjes, die voor het grijpen
waren allang weggehaald; ja er wordt
beweerd en niet zonder grond, dat zij niets
mogen laten staan, dat zij, indien ze tien
exemplaren plukken, drogen en opzenden
naar de Central-Stelle, in last hebben alle
overgeblevene te vernietigen, om den prijs
(d. i. het aantal
waardeeenheden voor elke
plant van de prijslijst)
zoo hoog mogelijk te
kunnen stellen.
Deze bezoldigde krui
denzoekers, de werktui
gen voor de zoogenaam
de Tauschvereine, zijn
in werkelijkheid perso
nen, die de zeldzame
planten goed kennen,
handige lui, die inder
tijd goede zaken maak
ten en misschien nog
wel. Dat zijn de ware
uitroeiers van de flora
van vele streken; de
plaatsen, die sedert
eeuwen bij de botanici
bekend stonden om hun
schitterende flora, zijn
tegenwoordigarmerdan
andere, waarvan niets
te boek stond.
Maar is de buurt van
Trier verarmd, er zijn
nog zydalen genoeg,
vooral naar den
Luxemburgschen kant, waar
de kruidenzoekers nog
lang niet alle orchidee
ën weg gehaald of ver
nietigd hebben.
Een van die plekjes,
een bergkant bij Ralin
gen, boven een zijtakje
van de Süre, vond ik
in een oude Flora, ge
noemd bij de vind
plaatsen van Hangende
Mannetjes.
Het plaatsje Ralingen
is per spoor uit
Bollendorf te bereiken; we
konden n middag be
steden aan de jacht op
Hangende Mannetjes,
ofschoon we wisten dat
de kans op succes niet
heel groot was. De
naam van een plaatsje
beschouwen als het eenig bestaanbare. Eerst
lacht men om elke voorgestelde afwijking
van den geldenden regel en als zij dan
is uitgevoerd, verbaast men zich opnieuw
dat er niet vroeger over gesproken is."
Evenmin hecht de schrijver aan het bezwaar
dat geleerde vrouwen zich op hun kennis
te veel zullen laten voorstaan en daarmee
de natuurlijke ingetogenheid van hun sekse
te buiten gaan." Het mag zijn dat iets van
dien aard wordt opgemerkt zoolang men te
doen heeft met hooge uitzonderingen. Zoo
dra het bezit van kennis ophoudt dat te
zijn, zullen de wetenschappelijk ontwikkelde
vrouwen zich niet meer aanstellen."
Volgt de weerlegging van de gewichtige
tegenwerping dat het huiselijk leven schade
zal lijden. Verzorgingvan kinderen, bestuur
van de huishouding is eenmaal hun werk.
Maar laten de mannen misschien hun
noodzakelijke bezigheden in den steek
omdat zij meer hebben geleerd ? Is onwe
tendheid een zoo zekere waarborg en
zulk een onmisbare voorwaarde tot plichts
betrachting ? Wie de meeste mannen hoort
spreken, moet wel gelooven dat dit zoo
is. Onwetendheid, zou men op hun gezag
willen aannemen, is de groote drijfveer
van de beschaving. tenminste bij het
vrouwelijk geslacht. Vrouwen munten uit
door fijngevoeligheid en zachtaardigheid
enkel wijl zij ongeoefend zijn in alle nuttig
gebruik van hun verstandelijke vermogens.
Zij nemen voortreffelijk hun huishouding
waar, zij passen goed op hun kinderen, om
geen andere reden dan dat zij niet beter weten.
Nu, ronduit gezegd, wij, zijn wij zelf altijd on
kundig genoeg geweest om deze zegeningen
van de onkunde niet te kennen. En nog
steeds houden wij het er voor, dat de na
tuurlijk neigingen van de vrouw en moeder,
gevoegd bij het effekt van wijze lessen en
goede raadgevingen, de bekoorlijke deugden
opleveren die ons in haar gezelschap ver
kwikken".
De vrouwen, zegt men vaak, doen beter
met zich te wijden aan liefdewerken dan
aan wetenschap. Maar het is een monster
lijke overdrijving van de vrouwen te ver
langen dat zij zich enkel zullen toeleggen
op het drogen van tranen en het effenen van
rimpels. Zeker, toegankelijkheid voor
mededoogen is een edele gave welke wij allen
moeten aankweeken. Doch geen mensen ter
wereld, man of vrouw, vermag de
vier-entwintig uren van het etmaal te vullen met
daden van barmhartigheid. Wij weten dat
vrouwen een gevoelige ziel bezitten, het is
echter onmogelijk van acht uur in den morgen
tot twaalf uur in den nacht den tijd door te
brengen in een voortdurende verteedering
des harten en wat zullen zij doen om de
tusschenpoozen aan te vullen ?"
Indien de vrouwen geen kennis noodig
hebben om brood te verdienen, volgt daaruit
dat zij het niet mogen begeeren voor hun
geluk, en, ja, ook voor het onze ? Zij staan
dikwijls aan grooter gevaren bloot dan de
mannen, dit mag geen reden zijn om hun
geest opzettelijk en stelselmatig te verzwak
ken. Zij zijn belast met de vorming van het
karakter in toekomstige mannen, dit is geen
goede grond om hun eigen krachten te vermin
ken en te doen verschrompelen zooals nu ge
beurt. De gebrekkige opvoeding van de meisjes
wreekt zich onverbiddelijk in de verlatenheid
de bedaagde vrouwens 'Niemand schenkt zijn
bewondering voor niemendal. Wordt het oog
.niet bekoord, dan verlangt men bevrediging
van den geest. Een vrouw moet er goed
uitzien Of verstandig spreken. Bevalligheid
en uiterlijke begaafdheden als zang en dans
laten geen sporen achter die iemand eerbied
inboezemen. Alleen de ontwikkeling van den
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiilliiHliiiiiiimiiliiiiiiiiiiitiiiiiiiitiHiiiiii
of een rivierdal is nog de juiste vind
plaats niet; het is een aanwijzing van de
richting, waarin men met eenige kans op vin
den, moet zoeken; gesteld altijd dat de plant
er sedert de opgaaf, die een paar honderd jaar
oud kan zijn, heeft stand gehouden, niet door
bebouwing, ontginning of ontbossching of
door plantenzoekers is verdreven.
Zoo trokken wij er dan met ons drieën
de burgemeester ging dezen keer mee op
los. De trein bracht ons tegen drieën te
Rosport; voor vijven moesten wij aan dat
stationnetje terug zijn, een latere trein ging
er niet naar Echternach terug. Na een eindje
loopen door Ralingen, zagen we al, dat de
eenige helling, waar de Hangende Mannetjes,
Hangende mannetjes.
;eest zal de vrouwen doen deelen in hetgeen
hans het uitsluitend voorrecht is van de
mannen: dat zij achtenswaardiger worden
met het klimmen van hun jaren ..."
Waarom, vraagt Sidney Smith ten slotte,
waarom zullen wij voortgaan met
hetvrouvelijk gemoed te laten in dien
onvrucht>aren staat wanneer de sekse van opleiding
verstoken blijft ? Dit is niet onze gewoonte
n andere dingen. Wij plegen iedere
hulpjron aan te wenden, van elke mogelijkheid
;ebruik te maken, en wij zouden den
vrouvelijken aanleg laten verdorren, de
menschheid vrijwillig doen missen al wat daaruit
ot haar grooter heil en tot hoogere schoonheid
van het leven zou kunnen voortvloeien ?
Want enkel omdat het onze gewoonte
s geweest aan de vrouwen een zooveel
jebrekkiger opvoeding te geven dan de
mannen genieten, heerscht de meening dat
zij de vermogens ontberen die zij niet in
staat gesteld zijn te ontwikkelen. Een meening
even dwaas als de waan dat van een
grondstuk geen vruchtbare akker zou kunnen
worden gemaakt, omdat het tevoren bedekt
was met distels en onkruid."
F. v. D. G.
IIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIMHUIIIIIIIinillllllllHHIIIIIIIIIIIIIU
Allerlei
Teer
Weet ge wel, lezeresje, dat ge de
prachigste en kostbaarste byouterieën kunt be
ierven door een kleine onachtzaamheid.
Parels, robijnen en brillanten willen in haar
precieuse voornaamheid gekoesterd en ver
zorgd zijn, anders worden ze ziek en sterven
van verdriet. Door slechte,behandeling kun
nen de kostbare steenen splijten, verbleeken,
dof. worden.
Paarlen en opalen zijn van alle edelsteenen
de zwaksten. Zij kunnen geen hitte verdragen
en zijn zeer gevoelig voor
temperatuursverandering. Een opaal kan in letterlijken
zin verkouden worden". Ook de lichamelijke
toestand der personen, die ze dragen, kan
op de edelgesteenten invloed uitoefenen.
Robijnen kunnen geen langdurig en schel
licht verdragen: dit doet hun prachtige kleur
verbleken. Topazen worden door schel licht
donkerder.
Brillanten zijn de minst gevoelige steenen:
zij schitteren onder alle omstandigheden en
storen zich aan geen weersinvloeden, geen
licht en geen duister.
* * *
Oudjes
Op de garenfabriek van Jonas Brook and
Brothers te Yorkshire vierde men dezer
dagen een merkwaardig jubileum.
Zes werksters van deze fabriek herdachten
gelijktijdig haar gouden jubileum, hoewel
ze daarvoor niet precies den datum hadden
genomen, want uit een nauwkeurige bereke
ning bleek, dat dit trouwe half-dozijn te samen
308 levensjaren aan den fabrieksarbeid ge
wijd had.
* *
Boven baas"
Een Engelsch sportblad spreekt de meening
uit, dat misschien de sterkste en vlugste
sportsmen voorkomen onder de wilden in het
hartje van Afrika, en dat wellicht niet
n record zou staande blijven, indien deze
zwartjes meedongen. In het hardloopen en
springen vooral schijnen de Afrikaansche
wilden bazen te zijn. Kort geleden zag een
reiziger in Afrika door een inlander een
sprong maken van zeven voet hoog, en dit
is een halve voet hooger dan het wereld
record in het hoogspringen, dat met 6 voet
6% inch op naam staat van G. F. Home.
zoo ze nog bestonden, konden groeien, op
minstens een uur afstands van het station
gelegen was, en wel in de buurt van een
terrein, waar men bezig was een nieuwe
spoorlijn aan te leggen, op den Duitschen
oever van de Sauer namelijk.
Daar stonden we; een uur heen, een uur
terug, maar n uur om een boschhelling
af te zoeken van een paar kilometer lengte
en een half uur hoogte. Het was onbegonnen
werk. We konden net zoo goed, wat in de
buurt gaan wandelen.
Gelukkig wist Burgemeester Faszbender,
dat daar een grondbezitter woonde, een
afstammeling van de Tudors nog wel, die
veel belang stelde in de flora van zijn ge
bied; en deze had hem op jacht eens verteld,
dat er in het bosch, waar zij het wilde zwijn
vervolgden, een bijzondere soort orchidee
groeide. Deze heer woonde hier niet, maar
zijn zoon die ook aan botaniseeren deed
was in Ralingen op school. Daar trokken
wij heen. De jongeheer was op jacht, had
tenminste zijn buks meegenomen. Waar
heen, ja, dat wist men ons niet te zeggen.
Misschien naar de Roder!
Er bleef ons niets anders over dan met een
snellen pas naar de Ralinger Roder te gaan,
waar ergens de begeerde orchidee moest
groeien. Dat was me een warm wegje,
voortdurend snel stijgen en geen. schaduw,
heel in de verte de groene bergwand, waar
ergens... Nu wij begrepen het, het was
mallenwerk: drie groote menschen die zich
in het zweet loopen, om een plant te zien,
die ze alleen door een merkwaardig toeval
in zoo'n korten tijd en op zoo'n uitgestrekt
terrein zouden kunnen vinden.
Daarbij liepen we nog veel kans, den
trein toch te verzuimen, dien avond vier uur
te moeten loopen, en om elf of twaalf uur
te dineeren in plaats van te zes.
In zoo'n geval ga je eens twijfelen of je
liefhebberij wel zooveel opoffering waard
is; wat mij betreft, ik had het er voor over,
maar ik had mijn reismakkers meegesleepi
in mijn verlangen naar het zelf vinden van
de zeldzame plant in zijn natuurlijke om
geving. Dat is geen onnoodige of onbekende
bijomstandigheid; ik meen werkelijk, dal
iemand eerst dan een plant goed kent, als
hij ze in de vrije natunr heeft zien groeien
en bloeien.
Om even uit te blazen en mij een air te
geven tegenover mijn veel jongere, veel ste
viger gebouwde reismakkers, bleef ik zoo
nu en dan eens staan en met mijn
Zeisz-triëden den weg inspecteeren, die in de verte
tegen de beboschten berg opslingerde. Daar
zag ik vier jonge menschen (korte broe
ken) afdalen, waarvan de een iets op den
rug droeg dat op een stok leek, maar bes'
een geweerloop kon zijn. Na een kwartiertje
van om de beurt turen, wat (niet alleen
voor mij) een verademing bleek te zijn, her
kende de heer Faszbender den jongen Tudor
Die zou ons kunnen gidsen en al zouden
wij waarschijnlijk de goede plek toch nie'
Bezoek onze garages te Amsterdam,
Amersfoort of Venlo. Men toont
U de verschillende modellen der
ADLER Auto's en wil men direct
rijden, wij leveren uit voorraad
.vanaf f *7OO.?, geheel compleet
met afneembare wielen. - i
GEBRs. NEFKENS, '
Jacob Obrechtstr. 26. Telef. Z. 2507.
Stock Michelin.
IIIIMII1IIIIIIIIIIIIIII
Zon-race
In een kleine Fransche badplaats werd
dezer dagen een zeer curieuse wedstrijd
gehouden.
De directie van een hotel loofde namelijk
:en prijs uit, ter waarde van 100 francs, voor
heer of dame, die na een week tijds de meest
door de zon gebruinde gelaatstint zou heb
ben. Sommige heeren-deelnemers lagen
den geheelen dag in de zon te bakken. De
jrijs werd echter genomen door een jonge
iame, die na deze zonnekuur van acht dagen
erf prinses had kunnen zijn eener
rootthuidenitam. Men twijfelde er aan, of zij niet een
of ander kunstmiddeltje had gebruikt, maar
men slaagde er niet in, haar te
disqualificeeren.
* * *
Politie
De stad Liverpool heeft onder haar politie
ambtenaren dezer dagen een dame opge
nomen. Mrs. S. Hughes, een jonge weduwe,
die zich speciaal zal hebben te bemoeien
met politiezaken van vrouwen. Men verwacht,
dat deze zachte, intelligente en tactvolle
vrouw allerlei zaken tot klaarheid zal kunnen
Brengen, die voor mannen doorgaans een
puzzle blijven. Veel beter dan een man zal
dj tot de ziel der 'misdadigster weten door
te dringen, en zelf gelooft zij, ook tot red
ding en verbetering goed werk te kunnen
doen.
* * *
Telephoon .
In Berlijn is men tot de verrassende con
clusie gekomen, dat de huwelijkskansen der
telephoon-juffrouwen bizonder groot zijn.
In de telphoonbureau's schijnt de schalksche
Amor voortdurend zitting te hebben. Het
percentage van huwelijken is hier ruim twee
maal zoo groot als bij de andere groepen van
vrouwelijke ambtenaren.
Hoe dit komt?... Een menschenkenner
beweert dat de mannen, (egoïsten die ze
zijn!) gaarne op hun wenken bediend en
gehoorzaamd worden, en het beroep van
telephoniste, zegt hij, is daarvoor een uit
muntende Vorschule."
***
Keizer-portret
Een photograaf, die enkele jaren geleden
een der Duitschen keizer kiekte, ver
telt: Ik maakte van hem 35 opnamen in
verschillende houdingen en standen. Ik wist
echter, dat alles heel snel moest gaan,
en slaagde er in de geheele operatie in 40
minuten klaar te krijgen.
Toen ik vervolgens de proeven terug
ontving, had de vorst er zelf allerlei
aanteekcningen bij gemaakt voor de retouche.
Hij had plooien aangegeven, die uit de
kleeding moesten worden weggemaakt, en
met streepjes allerlei kleine toetsjes gegeven
op het gelaat. De uitdrukking van zijn gelaat
op de portretten was strak en stroef. Hij
was daar echter zeer over tevreden. De
rekening die hij voor dit portret ontving
bedroeg ? 3600.
ALLEGRA
meer kunnen halen, dan kon ik die mis
schien op een der volgende dagen nog in
de vroegte bereiken. De jongelui naderden,
zonder dat zij ons konden zien; wij zaten
aan den weg in de schaduw van rozenboschjes
en zagen hen zooveel te beter. Zij droegen
elk een bos bloemen in de hand en nu kunt
u me gelopven of niet, het is een feit dat
ik op honderd pas minstens met mijn kijker
bemerkte, dat een van de jongens een ruiker
orchideeën droeg, waarbij zich een exemplaar
Hangende Mannetjes bevond; de eigenaar
dige leverkleur van den tros deed het hem.
Wij wandelden de jongelui tegemoet en
merkwaardig, voor ons komisch, was hun
gedrag. Zoodra zij ons of eigenlijk den
burgemeester bemerkten, schoven zij de
bloemen achter hun rug en uit het gezicht.
Zij voelden zich schuldig, want ze hadden
de verleiding niet kunnen weerstaan de
zeldzame orchideeën te plukken ofschoon ze
wel wisten dat dit al veel te veel werd
gedaan en de planten op uitsterven stonden.
En nu ze den burgemeester herkenden,
dachten ze niet anders, dan, op zijn minst,
een scherpe reprimande te ?ontvangen. Ze
wilden een zijpaadje inslaan en zoo om ons
heen draaien.
Maar dat lukte niet. We lieten de bloemen
vertoonen; wat zij met schroom en onder
verlegen excuses deden. Maar de gezichten
klaarden op, toen burgemeester van geen
bekeuring sprak en zijn blijdschap toonde
met de Aceras anthropophora's, die handig
tusschen de prachtige groote bloemen van
het Hemelsblauwe Steenzaad waren gestopt.
De heer Faszbender stelde ons wederzijds
voor en vroeg uit naam van.de Hollandsche
botanici of de jongelui ons niet even de
plek wilde wijzen, waar zij de Hangende
Mannetjes hadden geplukt.
Helaas, dat was nog een uur verder. Ook
moesten twee van hen den trein halen. Maar
de jonge Tudor herinnerde zich, dat hij
verleden jaar een paar exemplaren had
zien staan ergens in het bosch op de berg
helling, waar wij juist onder langs gingen.
Een kwartiertje omhoog moest het zijn.
Wij met ons zevenen zouden, in verspreide
orde opstijgend, de plant wel moeten vinden,
als die ten minste in dit jaar weer bloeide.
Wij gooiden alle bagage en overbodige
kleeding, hoed, kijker, plantenbus, jas, enz.
op de voorste hoornen van de helling, en
klommen op handen en voeten de steile
steenhelling op, de jonge boompjes en struik
stammen dienden als klimstokken. En geen
tien minuten duurde het of een van de
jongens riep: Hallo, hier steht eins; schön
und grosz!
En hij stond er niet alleen. Het was een
groote jonge en gezonde kolonie! Zoolang
dat bosch daar niet gerooid wordt en tot
een wijnberg gemaakt, zullen de Hangende
Mannetjes in den Zuid-Eifel niet uitge
storven zijn.
E. HEIMANS