De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 12 juli pagina 5

12 juli 1914 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

12 Juli '14. - No. 1933 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VROUWENRUBRIEK i Oud Feminisme Heel veel is gezegd geworden over het natuurlijke verschil in geestelijke vermogens tusschen mannen en vrouwen: alsof de vrouwen zich kenmerkten door een vlugger begrip en de mannen door een scherper oordeel, alsof de vrouwen meer oog hadden voor fijne onderscheidingen en de mannen hun aandacht sterker op een bepaald punt konden samentrekken Dit alles, moéten we verklaren, komt ons tamelijk ongegrond voor. Dat er onderscheid is in verstandelijke ontwikkeling bij de man nen en vrouwen die wij in het dagelijksch leven ontmoeten, zal wel iedereen hebben opgemerkt. Maar er is in dit onderscheid niets dat niet is te verklaren uit het verschil van de omstandigheden waarin zij geplaatst zijn geworden, zonder dat het noodig kon heeten zijn toevlucht te nemen tot de onder stelling van een oorspronkelijke en natuur lijke ongelijkheid in de geestelijke gesteldheid der beide seksen". *** Neergeschreven en verder uitvoerig ge staafd werd deze radikale zienswijze in een tijdschrijft-artikel dat ruim honderd jaar ge leden het licht zag. Opsteller is de geestelijke van de Engelsche Staatskerk, Sidney Smith, tevens een der stichters en mede-redakteur van het demokratische orgaan de Edinburgh Review", wiens bijdragen met eenige open bare toespraken en andere vertoogen tot twee bundels vereenigd, in het jaar 1859 zijn herdrukt. Radikaal mag de ontkenning van een natuurlijk geestelijke minderheid, welke de 'maatschappelijke achterstelling van de vrouw zou rechtvaardigen, nog altijd genoemd worden, doch niet alleen om die reden wenschen wij iets mee te deelen uit het betoog van Sidney Smith, dat dezer dagen geschreven kon zijn. Dat het zich laat lezen alsof het heden geschreven ware, geeft te kennen hoe langzaam de gang is geweest van de denkbeelden die hij verdedigde. Zijn overige pleidooien hebben enkel historische en letterkundige, geen praktische beteekenis. De zelfstandige en stoutmoedige predikant, in 1845 op vierenzeventig jarigen ouderdom overleden, heeft de zaak in welker dienst hij zijn groote talenten had gesteld, de eene overwinning na de andere zien behalen. De politieke gelijkstelling van de Katholieken, de hervorming en uitbreiding van het Kiesrecht, de afschaffing van de Armenwetten, waren maatregelen welke nog bij zijn leven een eind maakten aan mis bruiken die Sidney Smith met een onver biddelijker logika en een scherper sarkasme had aangetast dan misschien n zijner geestverwanten. Hij is, oordeelde Macaulay, de schrijver in deze taal die na Swift be kwamer dan iemand was in het belachelijk maken van den tegenstander. Doch niet enkel omdat Sydney Smith zijn pleit op bijna alle punten gewonnen heeft, moeten deze modellen van polemiek in zekeren zin verouderd heeten. Het burgerlijk radikalisme van den auteur ging, zooals in zijn tijd wel niet anders mogelijk was, ge paard met een hartgrondige en nooit ver borgen afkeer voor de arbeidende menigte, wier berooidheid hij op rekening stelde van hun stompzinnige roekeloosheid bij de ver menigvuldiging van hun slag; wier gods dienstige ijver hij een parodie achtte; wier politieke aanspraken hij verwierp als een bespottelijke aanmatiging en een gevaar voor de maatschappij. De onverholen uitgesproken ?iiiliMlllMlllllilliliiiiiiiiiiililillllllllllliiiiiiiiiiiiiiniiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii UIT DE NA TUUR miimiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiimiiiiiiimmiitimiiii iniiiimiiiimiiii DLXXXV1II Hoe het toeval ons bij de Hangende Mannetjes bracht Wanneer ge iemand laat raden, wat dat zijn Hangende Mannetjes, krijgt ge allicht ten antwoord een soort van gebak, een locale specialiteit van biscuit of zoo iets. Maar, vraagt ge het bijgeval een jongmensch dat aan botaniseeren doet, dan weet ge het dadelijk en meteen dat het iets heel bijzon ders is, iets buitengewoon moois en zeer zeldzaams in het bloemenrijk. Dat leest ge ook wel op het gezicht van den jeugdigen bota nicus, want ernaar watertanden doet hij stellig. En geen wonder; de Hangende Mannetjes krijg je zoo maar niet elk jaar te zien, al zoekt ge er in den goeden tijd en op de goede plaats naar. In ons land is maar n plekje waar ze leven, ergens tusschen Heerlen en Oud Valkenburg, en die vindplaats wordt nog geheim gehouden. Daarbij komt nog dat deze merkwaardige Orchideebloemen, evenals vele van hun familieleden, de eigenaardigheid hebben, in sommige jaren heelemaal weg te blijven; de ondergrondsche knollen maken hoogstens wat stengelbladeren, met bloeien wachten de planten tot ze krachten over hebben of stellen het uit tot een gunstiger jaar. Zelf had ik tot in dit jaar nog nooit n enkel Hangende-Mannetjës-Orchidee of Aceras anthropophora (wat hetzelfde beteekent) mogen vinden, hoe vaak ik er in Limburg en elders ook naar gezocht heb. Het geluk moet je dienen, als je bij het botaniseeren naar zeldzaamheden zoekt; zoo werd ik twee jaar geleden, bij mijn thuis komst na zoo'n excursie in Limburg, verrast met een postpakketje, waaruit een prachtexemplaar van Hangende Mannetjes te voor schijn kwam. Het was gevonden door een mijningenieur te Heerlen, die als liefhebber zoo maar eens gebotaniseerd had, eeen half uur van de plaats, waar ik er denzelfden dag zoo ijverig naar zocht. In geen dertig jaar was de Anthropophora in ons land gevonden, en toch zal hij er al dien tijd wel geweest zijn; zij het niet elk jaar als bloeiende exemplaren. Geen wonder dat ik in deze Pinksterdagen die juist in den bloeitijd van de zeldzame orchideeën en ook van de Anthropophora vielen, begin Juni, er straknaar heb uitge keken. De Moezel met zijn zijdalen in de buurt van Triër is het klassieke land voor deze aard-orchideëen. Nu is deze buurt nog steeds een prachtland voor de vrienden van wilde bloemen, maar wat de orchideeën betreft, ik raad niemand ze daar nog te gaan zoeken. Het Triersche is, wat dat betreft, zoo goed als uitgeplunderd en uitgemoord, de acht endertig soorten van orchideeën, waarop de Flora's van deze buurt zoo trotsch zijn, zullen er nog wel groeien; maar tegenminachting voor deze klasse, zal men moeten toegeven, is niet van onzen tijd. Volkomen modern, daarentegen, klinkt wat Sidney Smith schreef in het artikel waarvan wij den aanhef meedeelden. Zijn betoog kan nog tegenwoordig dezelfde diensten bewijzen als waarvór het een eeuw geleden was bestemd. Immers nog altijd wordt door velen het gevolg voor de oorzaak genomen, en de maatschappelijke arbeidsverdeeling tus schen man en vrouw afgeleid uit een ver schil in geestelijke kwaliteiten. En deze waan houdt op een betrekkelijk onschuldige verwarring van begrippen te zijn, zoodra de loop der dingen in die arbeidsverdeeling een verandering brengt. Want dan verschijnt de bekende tegenstelling tusschen de eischen van de samenleving en het vooroordeel van de menschen. Voor sommige vrouwen ont staat de noodzakelijkheid zich in andere bezigheden te bekwamen, en bij de meeste menschen duurt de meenig voort dat de vrouwen daartoe niet geschikt en nog minder daarvoor bestemd zijn. De maatschap pelijke ontwikkeling herstelt ten slotte het evenwicht, en zulk een uitzondering als ze waren toen de feitelijke verandering op dit punt pas was begonnen, zijn de gedachten van Sidney Smith thans zeker niet meer. Maar daar staat tegenover dat het wanbegrip waartegen hij opkwam, in onzen tijd nu ook zooveel schadelijker is gewor den juist omdat de maatschappelijke ontwikkeling zooveel dringender eischen stelt. Kon voor honderd jaar het betoog van de intellectueele gelijkwaardigheid der ge slachten desnoods nog doorgaan voor een aannemelijke maar weinig bruikbare theorie op dit oogenblik werkt ieder bezwaar tegen de ontvouwing van haar volle kracht als een oorzaak die de vrouw practischlbenadeelt. Niet meer, immers, is nu de groote vraag of de vrouw zich met den man gelijk mag stellen, maar hoe zij zal kunnen zorgen niet bij hem achter te staan. *,* Zoolang ze kleine kinderen zijn, vervolgt Sidney Smith, blijven jongens en meisjes precies gelijk. En als ge nu de eene helft opvangt en die groot brengtin eenbepaalde sfeer van denken en doen, en de andere helft in een gansch andere sfeer, dan zullen natuurlijk overeenkomstig dit verschil in bezigheden, ook hun verstandelijke vermo gens gaan uiteen loopen. Als dan de natuur niet minder karig jegens het eene dan jegens het andere geslacht is geweest, hebben wij te onderzoeken om welke redenen men zich gewoonlijk verzet tegen het toedeelen van een grootere hoeveelheid kennis aan de vrouwen dan hun doorgaans te beurt valt. Want het is niet gemakkelijk te bedenken waarom een vrouw van veertig noodzakelijk onwetender zou moeten zijn dan een jongen van twaalf. Mocht er iets goeds zijn in vrouwelijke onkunde, dan hebben wij tegen woordig toch zeker van dit goede te veel." Men moet niet beweren, dat de tijd van de meisjes en vrouwen reeds door andere dingen is bezet. Wij gaan juist uit van de onderstelling dat een betere opvoeding voor haar noodig is, en dan zullen zij moeten breken met de domme tijdpasseering van tegenwoordig. Zooals de zaken thans staan worden zij bezig gehouden met huishoude lijk werk dat voor weinig geld dór anderen kon worden'* gedaan. Voor een uitgaaf van ettelijke ponden zou een geheele familie zich kunnen ontslaan van het eindelooze naaien en verstellen dat hen nu een vol jaar in beslag neemt." De nieuwheid van de proefneming acht Sidney geen argument. Niets is algemeener en onnoozeler tevens dan het bestaande te woordig in luttele getalen en op zoo ver uit-elkaar-gelegen vindplaatsen, dat het geen doen is er naar te zoeken; althans voor iemand, die niet in de buurt woont, laat staan voor een toerist, die maar over een enkelen Pinksterdag beschikt. De agenten van de vele planten-ruilbureaux, en dat zijn meestal lui, die in de buurt wonen, welke zij te exploiteeren krijgen, hebben alle extraatjes, die voor het grijpen waren allang weggehaald; ja er wordt beweerd en niet zonder grond, dat zij niets mogen laten staan, dat zij, indien ze tien exemplaren plukken, drogen en opzenden naar de Central-Stelle, in last hebben alle overgeblevene te vernietigen, om den prijs (d. i. het aantal waardeeenheden voor elke plant van de prijslijst) zoo hoog mogelijk te kunnen stellen. Deze bezoldigde krui denzoekers, de werktui gen voor de zoogenaam de Tauschvereine, zijn in werkelijkheid perso nen, die de zeldzame planten goed kennen, handige lui, die inder tijd goede zaken maak ten en misschien nog wel. Dat zijn de ware uitroeiers van de flora van vele streken; de plaatsen, die sedert eeuwen bij de botanici bekend stonden om hun schitterende flora, zijn tegenwoordigarmerdan andere, waarvan niets te boek stond. Maar is de buurt van Trier verarmd, er zijn nog zydalen genoeg, vooral naar den Luxemburgschen kant, waar de kruidenzoekers nog lang niet alle orchidee ën weg gehaald of ver nietigd hebben. Een van die plekjes, een bergkant bij Ralin gen, boven een zijtakje van de Süre, vond ik in een oude Flora, ge noemd bij de vind plaatsen van Hangende Mannetjes. Het plaatsje Ralingen is per spoor uit Bollendorf te bereiken; we konden n middag be steden aan de jacht op Hangende Mannetjes, ofschoon we wisten dat de kans op succes niet heel groot was. De naam van een plaatsje beschouwen als het eenig bestaanbare. Eerst lacht men om elke voorgestelde afwijking van den geldenden regel en als zij dan is uitgevoerd, verbaast men zich opnieuw dat er niet vroeger over gesproken is." Evenmin hecht de schrijver aan het bezwaar dat geleerde vrouwen zich op hun kennis te veel zullen laten voorstaan en daarmee de natuurlijke ingetogenheid van hun sekse te buiten gaan." Het mag zijn dat iets van dien aard wordt opgemerkt zoolang men te doen heeft met hooge uitzonderingen. Zoo dra het bezit van kennis ophoudt dat te zijn, zullen de wetenschappelijk ontwikkelde vrouwen zich niet meer aanstellen." Volgt de weerlegging van de gewichtige tegenwerping dat het huiselijk leven schade zal lijden. Verzorgingvan kinderen, bestuur van de huishouding is eenmaal hun werk. Maar laten de mannen misschien hun noodzakelijke bezigheden in den steek omdat zij meer hebben geleerd ? Is onwe tendheid een zoo zekere waarborg en zulk een onmisbare voorwaarde tot plichts betrachting ? Wie de meeste mannen hoort spreken, moet wel gelooven dat dit zoo is. Onwetendheid, zou men op hun gezag willen aannemen, is de groote drijfveer van de beschaving. tenminste bij het vrouwelijk geslacht. Vrouwen munten uit door fijngevoeligheid en zachtaardigheid enkel wijl zij ongeoefend zijn in alle nuttig gebruik van hun verstandelijke vermogens. Zij nemen voortreffelijk hun huishouding waar, zij passen goed op hun kinderen, om geen andere reden dan dat zij niet beter weten. Nu, ronduit gezegd, wij, zijn wij zelf altijd on kundig genoeg geweest om deze zegeningen van de onkunde niet te kennen. En nog steeds houden wij het er voor, dat de na tuurlijk neigingen van de vrouw en moeder, gevoegd bij het effekt van wijze lessen en goede raadgevingen, de bekoorlijke deugden opleveren die ons in haar gezelschap ver kwikken". De vrouwen, zegt men vaak, doen beter met zich te wijden aan liefdewerken dan aan wetenschap. Maar het is een monster lijke overdrijving van de vrouwen te ver langen dat zij zich enkel zullen toeleggen op het drogen van tranen en het effenen van rimpels. Zeker, toegankelijkheid voor mededoogen is een edele gave welke wij allen moeten aankweeken. Doch geen mensen ter wereld, man of vrouw, vermag de vier-entwintig uren van het etmaal te vullen met daden van barmhartigheid. Wij weten dat vrouwen een gevoelige ziel bezitten, het is echter onmogelijk van acht uur in den morgen tot twaalf uur in den nacht den tijd door te brengen in een voortdurende verteedering des harten en wat zullen zij doen om de tusschenpoozen aan te vullen ?" Indien de vrouwen geen kennis noodig hebben om brood te verdienen, volgt daaruit dat zij het niet mogen begeeren voor hun geluk, en, ja, ook voor het onze ? Zij staan dikwijls aan grooter gevaren bloot dan de mannen, dit mag geen reden zijn om hun geest opzettelijk en stelselmatig te verzwak ken. Zij zijn belast met de vorming van het karakter in toekomstige mannen, dit is geen goede grond om hun eigen krachten te vermin ken en te doen verschrompelen zooals nu ge beurt. De gebrekkige opvoeding van de meisjes wreekt zich onverbiddelijk in de verlatenheid de bedaagde vrouwens 'Niemand schenkt zijn bewondering voor niemendal. Wordt het oog .niet bekoord, dan verlangt men bevrediging van den geest. Een vrouw moet er goed uitzien Of verstandig spreken. Bevalligheid en uiterlijke begaafdheden als zang en dans laten geen sporen achter die iemand eerbied inboezemen. Alleen de ontwikkeling van den miiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiilliiHliiiiiiimiiliiiiiiiiiiitiiiiiiiitiHiiiiii of een rivierdal is nog de juiste vind plaats niet; het is een aanwijzing van de richting, waarin men met eenige kans op vin den, moet zoeken; gesteld altijd dat de plant er sedert de opgaaf, die een paar honderd jaar oud kan zijn, heeft stand gehouden, niet door bebouwing, ontginning of ontbossching of door plantenzoekers is verdreven. Zoo trokken wij er dan met ons drieën de burgemeester ging dezen keer mee op los. De trein bracht ons tegen drieën te Rosport; voor vijven moesten wij aan dat stationnetje terug zijn, een latere trein ging er niet naar Echternach terug. Na een eindje loopen door Ralingen, zagen we al, dat de eenige helling, waar de Hangende Mannetjes, Hangende mannetjes. ;eest zal de vrouwen doen deelen in hetgeen hans het uitsluitend voorrecht is van de mannen: dat zij achtenswaardiger worden met het klimmen van hun jaren ..." Waarom, vraagt Sidney Smith ten slotte, waarom zullen wij voortgaan met hetvrouvelijk gemoed te laten in dien onvrucht>aren staat wanneer de sekse van opleiding verstoken blijft ? Dit is niet onze gewoonte n andere dingen. Wij plegen iedere hulpjron aan te wenden, van elke mogelijkheid ;ebruik te maken, en wij zouden den vrouvelijken aanleg laten verdorren, de menschheid vrijwillig doen missen al wat daaruit ot haar grooter heil en tot hoogere schoonheid van het leven zou kunnen voortvloeien ? Want enkel omdat het onze gewoonte s geweest aan de vrouwen een zooveel jebrekkiger opvoeding te geven dan de mannen genieten, heerscht de meening dat zij de vermogens ontberen die zij niet in staat gesteld zijn te ontwikkelen. Een meening even dwaas als de waan dat van een grondstuk geen vruchtbare akker zou kunnen worden gemaakt, omdat het tevoren bedekt was met distels en onkruid." F. v. D. G. IIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIMHUIIIIIIIinillllllllHHIIIIIIIIIIIIIU Allerlei Teer Weet ge wel, lezeresje, dat ge de prachigste en kostbaarste byouterieën kunt be ierven door een kleine onachtzaamheid. Parels, robijnen en brillanten willen in haar precieuse voornaamheid gekoesterd en ver zorgd zijn, anders worden ze ziek en sterven van verdriet. Door slechte,behandeling kun nen de kostbare steenen splijten, verbleeken, dof. worden. Paarlen en opalen zijn van alle edelsteenen de zwaksten. Zij kunnen geen hitte verdragen en zijn zeer gevoelig voor temperatuursverandering. Een opaal kan in letterlijken zin verkouden worden". Ook de lichamelijke toestand der personen, die ze dragen, kan op de edelgesteenten invloed uitoefenen. Robijnen kunnen geen langdurig en schel licht verdragen: dit doet hun prachtige kleur verbleken. Topazen worden door schel licht donkerder. Brillanten zijn de minst gevoelige steenen: zij schitteren onder alle omstandigheden en storen zich aan geen weersinvloeden, geen licht en geen duister. * * * Oudjes Op de garenfabriek van Jonas Brook and Brothers te Yorkshire vierde men dezer dagen een merkwaardig jubileum. Zes werksters van deze fabriek herdachten gelijktijdig haar gouden jubileum, hoewel ze daarvoor niet precies den datum hadden genomen, want uit een nauwkeurige bereke ning bleek, dat dit trouwe half-dozijn te samen 308 levensjaren aan den fabrieksarbeid ge wijd had. * * Boven baas" Een Engelsch sportblad spreekt de meening uit, dat misschien de sterkste en vlugste sportsmen voorkomen onder de wilden in het hartje van Afrika, en dat wellicht niet n record zou staande blijven, indien deze zwartjes meedongen. In het hardloopen en springen vooral schijnen de Afrikaansche wilden bazen te zijn. Kort geleden zag een reiziger in Afrika door een inlander een sprong maken van zeven voet hoog, en dit is een halve voet hooger dan het wereld record in het hoogspringen, dat met 6 voet 6% inch op naam staat van G. F. Home. zoo ze nog bestonden, konden groeien, op minstens een uur afstands van het station gelegen was, en wel in de buurt van een terrein, waar men bezig was een nieuwe spoorlijn aan te leggen, op den Duitschen oever van de Sauer namelijk. Daar stonden we; een uur heen, een uur terug, maar n uur om een boschhelling af te zoeken van een paar kilometer lengte en een half uur hoogte. Het was onbegonnen werk. We konden net zoo goed, wat in de buurt gaan wandelen. Gelukkig wist Burgemeester Faszbender, dat daar een grondbezitter woonde, een afstammeling van de Tudors nog wel, die veel belang stelde in de flora van zijn ge bied; en deze had hem op jacht eens verteld, dat er in het bosch, waar zij het wilde zwijn vervolgden, een bijzondere soort orchidee groeide. Deze heer woonde hier niet, maar zijn zoon die ook aan botaniseeren deed was in Ralingen op school. Daar trokken wij heen. De jongeheer was op jacht, had tenminste zijn buks meegenomen. Waar heen, ja, dat wist men ons niet te zeggen. Misschien naar de Roder! Er bleef ons niets anders over dan met een snellen pas naar de Ralinger Roder te gaan, waar ergens de begeerde orchidee moest groeien. Dat was me een warm wegje, voortdurend snel stijgen en geen. schaduw, heel in de verte de groene bergwand, waar ergens... Nu wij begrepen het, het was mallenwerk: drie groote menschen die zich in het zweet loopen, om een plant te zien, die ze alleen door een merkwaardig toeval in zoo'n korten tijd en op zoo'n uitgestrekt terrein zouden kunnen vinden. Daarbij liepen we nog veel kans, den trein toch te verzuimen, dien avond vier uur te moeten loopen, en om elf of twaalf uur te dineeren in plaats van te zes. In zoo'n geval ga je eens twijfelen of je liefhebberij wel zooveel opoffering waard is; wat mij betreft, ik had het er voor over, maar ik had mijn reismakkers meegesleepi in mijn verlangen naar het zelf vinden van de zeldzame plant in zijn natuurlijke om geving. Dat is geen onnoodige of onbekende bijomstandigheid; ik meen werkelijk, dal iemand eerst dan een plant goed kent, als hij ze in de vrije natunr heeft zien groeien en bloeien. Om even uit te blazen en mij een air te geven tegenover mijn veel jongere, veel ste viger gebouwde reismakkers, bleef ik zoo nu en dan eens staan en met mijn Zeisz-triëden den weg inspecteeren, die in de verte tegen de beboschten berg opslingerde. Daar zag ik vier jonge menschen (korte broe ken) afdalen, waarvan de een iets op den rug droeg dat op een stok leek, maar bes' een geweerloop kon zijn. Na een kwartiertje van om de beurt turen, wat (niet alleen voor mij) een verademing bleek te zijn, her kende de heer Faszbender den jongen Tudor Die zou ons kunnen gidsen en al zouden wij waarschijnlijk de goede plek toch nie' Bezoek onze garages te Amsterdam, Amersfoort of Venlo. Men toont U de verschillende modellen der ADLER Auto's en wil men direct rijden, wij leveren uit voorraad .vanaf f *7OO.?, geheel compleet met afneembare wielen. - i GEBRs. NEFKENS, ' Jacob Obrechtstr. 26. Telef. Z. 2507. Stock Michelin. IIIIMII1IIIIIIIIIIIIIII Zon-race In een kleine Fransche badplaats werd dezer dagen een zeer curieuse wedstrijd gehouden. De directie van een hotel loofde namelijk :en prijs uit, ter waarde van 100 francs, voor heer of dame, die na een week tijds de meest door de zon gebruinde gelaatstint zou heb ben. Sommige heeren-deelnemers lagen den geheelen dag in de zon te bakken. De jrijs werd echter genomen door een jonge iame, die na deze zonnekuur van acht dagen erf prinses had kunnen zijn eener rootthuidenitam. Men twijfelde er aan, of zij niet een of ander kunstmiddeltje had gebruikt, maar men slaagde er niet in, haar te disqualificeeren. * * * Politie De stad Liverpool heeft onder haar politie ambtenaren dezer dagen een dame opge nomen. Mrs. S. Hughes, een jonge weduwe, die zich speciaal zal hebben te bemoeien met politiezaken van vrouwen. Men verwacht, dat deze zachte, intelligente en tactvolle vrouw allerlei zaken tot klaarheid zal kunnen Brengen, die voor mannen doorgaans een puzzle blijven. Veel beter dan een man zal dj tot de ziel der 'misdadigster weten door te dringen, en zelf gelooft zij, ook tot red ding en verbetering goed werk te kunnen doen. * * * Telephoon . In Berlijn is men tot de verrassende con clusie gekomen, dat de huwelijkskansen der telephoon-juffrouwen bizonder groot zijn. In de telphoonbureau's schijnt de schalksche Amor voortdurend zitting te hebben. Het percentage van huwelijken is hier ruim twee maal zoo groot als bij de andere groepen van vrouwelijke ambtenaren. Hoe dit komt?... Een menschenkenner beweert dat de mannen, (egoïsten die ze zijn!) gaarne op hun wenken bediend en gehoorzaamd worden, en het beroep van telephoniste, zegt hij, is daarvoor een uit muntende Vorschule." *** Keizer-portret Een photograaf, die enkele jaren geleden een der Duitschen keizer kiekte, ver telt: Ik maakte van hem 35 opnamen in verschillende houdingen en standen. Ik wist echter, dat alles heel snel moest gaan, en slaagde er in de geheele operatie in 40 minuten klaar te krijgen. Toen ik vervolgens de proeven terug ontving, had de vorst er zelf allerlei aanteekcningen bij gemaakt voor de retouche. Hij had plooien aangegeven, die uit de kleeding moesten worden weggemaakt, en met streepjes allerlei kleine toetsjes gegeven op het gelaat. De uitdrukking van zijn gelaat op de portretten was strak en stroef. Hij was daar echter zeer over tevreden. De rekening die hij voor dit portret ontving bedroeg ? 3600. ALLEGRA meer kunnen halen, dan kon ik die mis schien op een der volgende dagen nog in de vroegte bereiken. De jongelui naderden, zonder dat zij ons konden zien; wij zaten aan den weg in de schaduw van rozenboschjes en zagen hen zooveel te beter. Zij droegen elk een bos bloemen in de hand en nu kunt u me gelopven of niet, het is een feit dat ik op honderd pas minstens met mijn kijker bemerkte, dat een van de jongens een ruiker orchideeën droeg, waarbij zich een exemplaar Hangende Mannetjes bevond; de eigenaar dige leverkleur van den tros deed het hem. Wij wandelden de jongelui tegemoet en merkwaardig, voor ons komisch, was hun gedrag. Zoodra zij ons of eigenlijk den burgemeester bemerkten, schoven zij de bloemen achter hun rug en uit het gezicht. Zij voelden zich schuldig, want ze hadden de verleiding niet kunnen weerstaan de zeldzame orchideeën te plukken ofschoon ze wel wisten dat dit al veel te veel werd gedaan en de planten op uitsterven stonden. En nu ze den burgemeester herkenden, dachten ze niet anders, dan, op zijn minst, een scherpe reprimande te ?ontvangen. Ze wilden een zijpaadje inslaan en zoo om ons heen draaien. Maar dat lukte niet. We lieten de bloemen vertoonen; wat zij met schroom en onder verlegen excuses deden. Maar de gezichten klaarden op, toen burgemeester van geen bekeuring sprak en zijn blijdschap toonde met de Aceras anthropophora's, die handig tusschen de prachtige groote bloemen van het Hemelsblauwe Steenzaad waren gestopt. De heer Faszbender stelde ons wederzijds voor en vroeg uit naam van.de Hollandsche botanici of de jongelui ons niet even de plek wilde wijzen, waar zij de Hangende Mannetjes hadden geplukt. Helaas, dat was nog een uur verder. Ook moesten twee van hen den trein halen. Maar de jonge Tudor herinnerde zich, dat hij verleden jaar een paar exemplaren had zien staan ergens in het bosch op de berg helling, waar wij juist onder langs gingen. Een kwartiertje omhoog moest het zijn. Wij met ons zevenen zouden, in verspreide orde opstijgend, de plant wel moeten vinden, als die ten minste in dit jaar weer bloeide. Wij gooiden alle bagage en overbodige kleeding, hoed, kijker, plantenbus, jas, enz. op de voorste hoornen van de helling, en klommen op handen en voeten de steile steenhelling op, de jonge boompjes en struik stammen dienden als klimstokken. En geen tien minuten duurde het of een van de jongens riep: Hallo, hier steht eins; schön und grosz! En hij stond er niet alleen. Het was een groote jonge en gezonde kolonie! Zoolang dat bosch daar niet gerooid wordt en tot een wijnberg gemaakt, zullen de Hangende Mannetjes in den Zuid-Eifel niet uitge storven zijn. E. HEIMANS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl