De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 12 juli pagina 6

12 juli 1914 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 12 Juli '14. No. 1933 ., JOE CHAMBERLAIN f Minister van Koloniën tijdens den oorlog in Zuid-Afrika en leider der Unionisten,. Naast hem zijn schoondochter en zoon (Austen) met hun kind OLD JOE Een duivel, die een orchidee in het knoopsgat zou hebben gestoken, ware vijftien jaar geleden in Nederland, dat in tegenstelling met andere landen voor duivels en duivelinnen met orchideeën geen voorliefde koestert, welkomer ge weest dan Joseph Chamberlain, toen minister onder Salisbury. Hij was de gentleman-geworden Af schuw van ons land, 't Symbool van een algemeenen haat tegen Engeland. Zijn monocle scheen een onwezenlijke maneschijf uit de hel, en het kan met zekerheid! gezegd worden, dat Chamber lain, in die dagen Nederland betredend dit Nederland, dat ondanks zijn ongeChamberlain als sluwe vos VICTORIA : Dear me, als mijn hond maar niet blinder is dan ik. (Uit LeRire, 1899) '! l ?- )\ -' . i; ' ? 1 V ? VICTORIA: O, God, Joe, ik wasch mijn handen in onschuld! (Naar een teekening van Johan Braakensiek in De Amsterdammer van 29 October 1899) tiktheden een uiterst pacifiek landje is in verscheidene stukken gescheurd zou zijn geworden of minstens gelynchd. Thans wijdden onze bloedeigen dag bladen daarin trouwens een van zin met de dezer dagen in Nederland ver toevende Boeren-notabelen bewonde rende doodsberichten aan den grooten Engélschman", die een Imperialist 'wordt genoemd van den eersten rang en een goed vader, bij wiens graf men dan ook eerbiedig gebogen" staat. De bewonde ring (waarbij meestal contre coeur een klacht over 's mans gedrag jegens de Boerenrepublieken)isalgemeen.Enslechts de zwakke stem van Jhr. Lohmans r§aan verklaart nuchter in het koor er prijzenden in Old Joe niet meer dan een handig homme d'affaires gezien te hebben, in staatszaken pienter als een koopman uit Birminghatn, maar gén figuur onder de Staatslieden, want daar toe niet wijsgeerig genoeg geschapen en niet voldoende onderlegd. Doch dit is een spelbreker; want zoo spreekt slechts een enkele krant. De metsten zijn complimenteus. De familieleden van Chamberlain plus zijne liefhebberijen worden op passende wijze geëerd. In zeker opzicht siert het de mertschheid, dat zij zoo ras vergeet en zich aan haar liefde en haat in een ommezien zoo weinig iaat gelegen liggen. Zeven jaren terug was er al een Amsterdamsch blad, dat het vergeten" aanprees, een blad dat kort te voren nog brulde als de leeuw in Midzomernachtsdroom, en nog geen tien jaar na de bloedige annexa tie Khodes en ' Krüger in n adem hielp huldigen. Het deed ons toen wel griezelig aan. Wij hoorden nl. in onze verbeelding dezelfde menschen hurrah" roepen, later, als Nederland zelf eens zijn tienjarige annexatie mocht komen te beleven, en wij gaven hun in ons hart toen reeds een naam, dien degenen verdienen.van wie men zulk een vlugge gedweeheid verwacht. Wij deden toen verkeerd! Wees 'kind met de kinderen! Haat om een Zuid-Afrikaanschen oorlog "eerst alle Engelschen zonder onderscheid, n bemin vijftien jaar later dezelfde Engelschert, allen even eens zonder onderscheid, Stead en Joe Chamberlain, Rhodes en Bannerman, over hen allen schrijvende als over ge storven respectabele Nederlandsche nota rissen of brandwachtmepsters uit eigen kring, allen vol van dezelfde deugden.... Gij doet zoo naar den aard van de menschheid, die een beetje kinderlijk fs. M. a. w. dit moet de conclusie wel zijn: wij meenen onze verontwaardi§ingen zoo erg niet! Als wij voor stamelangen", voor ;,recht" en idealen" opkomen, rneenett wij het maar zeer tijdelijk, d. w. z. ypor het moment. In zaken van gevoel, 'moet men bij de men schen geen wissels trekken op langen termijn. En Frederik van Eeden zag zeker de waarde,.Qf liever de waardeloosheid van de anti-Engëlschèagitatie in, toen hij nog te midden van het Europeesch tumult, dat toch verbazend diep gevoeld leek, zoo terecht schreef: het droefst van al is dat ieder volk, ook het Neder landsche, indien het in dezelfde omstan digheden als Engeland verkeerde, denzelfden oorlog tegen de Boeren zou zijn begonnen. welk een wijsheid ligt dus ook ge borgen in dezen instinctieven eerbiedsdrang in de kranten, nu Old Joe den weg ging van de duizenden, die hij voor zijn doeleinden naar de andere wereld zond. 8? SP v Moderne Munten EN HUN EISCHEN VAN UITVOERING Het groote verschil tusschen oude en moderne munten bestaat hierin, dat de oude dienststempels geheel en al uit de hand gemaakt werden, terwijl de moderne dienst stempels geheel en al machinewerk zijn. De stempels werden 'zoo veel mogelijk met dezelfde ponsjes ingeklopt en met de hand bijgewerkt. Daardoor ontstonden de vele afwijkingen in détails, waardoor de oude ducatons", daalders" en rijders" zich kenmerken, die aan de artistieke eischen volstrekt geen afbreuk doen, doch het werk van den valschen munter zeer vergemak kelijken. De moderne tijd eischt correcte en vooral vlugge afwerking met volmaakte nvormig' heid. Een goed ingerichte muntfabriek slaat per jaar ettelijke dozijnen millioenen stukken. (De Nederlandsche munt dit jaar zelfs ruim 240 millioen!) Wanneer men nu aanneemt, dat een paar stempels pl.m. 70.000 stuks kunnen slaan voor ze versleten zijn, zijn er voor een dergelijke munting ettelijke duizen den stempels noodig, die op de oude manier onmogelijk kunnen tot stand komen. Men perst ze met de dienstpoin?oenen, dat zijn opwaartsche stempels, waarop de gravure zich evenzoo vertoont als op de geslagen stukken Na harding zijn deze dienststempels direct geschikt voor de muntpers. Deze dienstppinc,oen perst men weer uit de dienstmatrijzen, dat zijn inwaartsche stempels, waarin het jaartal aangebracht is en die weer gereproduceerd worden met de reproductie-poin£oenen (zonder jaartal) waar van men er een aantal in voorraad heeft. Het spreekt van zelf, dat deze bewerkin gen, dit herhaalde trekken", ook van invloed is op de gravure, en dat deze gravure zich geheel daaraan moet aanpassen, ook aan de eisch dat de stempels 90 maal per minuut telkens op volkomen wijze zich met iedere druk in een metalen plaatje moeten af drukken. Wanneer men de oude ducatons, rozenobels, daalders, rijders nader beschouwt, ziet men zeer duidelijk dat men vroeger niet zoo kieskeurig was en dat vooral de eenvormig heid zeer ten gerieve van de valsche munters veel te wenschen overliet; zelden was een stuk vroeger volkomen uitgemunt en bijna 100 francstuk van Monaco, door Roby (voorzijde) Gouden munt van Bulgarije, door Schaeff (achterzijde) altijd vertoonen zich doublures vooral in de letters en de détails die aan den kant staan. Dat komt omdat men vroeger niet in een ring muntte. Het stuk werd eerst gekarteld en kwam dan tusschen de stempels zonder ring. Daardoor waren de oude stukken ook nooit zuiver rond. Zoo zijn er nog vele technisch moeilijk heden, die men vroeger niet behoefde op te lossen doch die alle de onmogelijkheid doen inzien om met een moderne munt de oude stukken te vergelijken. Ook moet iedere poging om zich bij een moderne munt te inspireeren op die oude vormen op een mis lukking of teleurstelling uitloopen. De bijia uitsluitend slechte en leelijke moderne stukken van de verschillende lan den bewijzen wel dat men zich op dit terrein nog zeer onbeholpen beweegt. Men hangt nog te veel aan de oude vorFransch twintig-francstuk, door Chaplain (voor- en achterzijde) ^ men en tracht die dan op de nieuwe stem pels in toepassing te brengen. De artist, die de moderne techniek kent is veelal door voorschriften of andere oor zaken gebonden en daardoor niet in staat, datgene te ontwerpen of uit te voeren wat hem goed voorkomt, terwijl de artist buiten die fabrikage staande, door zijn onbekend heid bezwaarlijk een goed en bruikbaar ontwerp kan leveren. Dat het wél mogelijk is om deze moderne eischen te verbinden met schoonheid be wijzen de Fransche 20 en 10 francstukken van Chaplain, het 100 francstuk van Monaco Gouden vijf-dollarstuk der Ver. Staten, door Saint Gaudere(voor- en achterzijde) door Roby, het gouden stuk van Bulgarije door Schaeff en andere. Als proefneming op dit gebied zijn merk waardig de gouden 10 en 5 dollasstukken van Amerika (1910). De voorzijde vertoont een gemodelleerde Indianen-kop (met het opschrift Liberty" het jaartal 1910'en 13 sterren). De keerzijde stelt een adelaar voor Vijf-cents-stuk der Vereenigde Staten (voor- en achterzijde) (opschriften United-States of America, In God we trust, E Pluribus Unum en five (ten) Dollars.) De merkwaardigheid bestaat hierin, dat men het stempelvlak verhoogd heeft, de rand is tot aan de gravure doorgetrokken geheel op dezelfde wijze ajs op de oudEgyptische bas-reliefs. Het doel hiervan is om de gravure te beschermen tegen slijten. Het artistiek effect wordt hierdoor echter zeer benadeeld. Het vuil, dat zich in den scherpen rand om de kop vast zet, geeft het stuk een zeer onaanzienlijk uiterlijk zoodat het den indruk van een tinnen capsule maakt. Op het 10 dollarstuk heeft men dan ook het zelfde ontwerp (van den beeldhouwermedaiileur Saint Gaudere) op de keerzijde normaal weergegeven en die adelaar doet dan wel mooier tusschen de eenvoudige letters. Het stuk zelf ziet er mooi afgewerkt en verzorgd uit. Een dergelijke proefneming zou op bron100 francstuk van Monaco, door Roby (achterzijde) Gouden munt van Bulgarije, door Schaeff (voorzijde) zen pasmunt beter toe te passen zijn daar deze door het vele gebruik -meer aan slijting bloot staat dan gouden stukken, die veel zorgvuldiger behandeld worden. Doch de vele scherpe verhevenheden, die de dienststempels moeten vertoonen om al die scherpe randje om de gravure in te persen, doen bij een dergelijke munting in brons of nikkel een groot stempelverbruik veronderstellen. Geheel anders -van karakter is de nik kelen five cents" van America (1913) 21 m.M. diameter. Een krachtig gemodelleerde Indianen kop vult de voorzijde. Het woord Liberty" en het jaartal 1913 staan echter nog al onbe holpen en slordig in de beschikbare ruimte, doch doen door hun vaag voorkomen de kop geen kwaad. De keerzijde vertoont een zeer goed ge modelleerde bison. De opschriften (United States of America, E Pluribus Unum en five cents) zijn echter uiterst slordig, ongelijk en slecht geplaatst, doch schaden de algemeene indruk niet, omdat de krachtige bison, door de effectvolle modelleering deze opschriften geheel domineert. Het wel wat te hooge relief is hier en daar niet uitgemunt. De rand is ongelijk doch de algemeene indruk is voortreffelijk en levendig. Een nikkelen pasmunt heeft al heel weinig kans om nagemaakt te worden en behoeft dus niet dezelfde afwerking als de gouden en zilveren slukken. Dat onverzorgde uiterlijk harmonieert juist met de voorstelling van het relief, terwijl deze de bestemmingen van het stukje geen afbreuk doet, zoodat dit wel beschouwd kan worden als een goed geslaagde poging om de moderne eischen dezer techniek te verbinden met een artistiek uiterlijk. Juni 1914 J. C. WIENECKE * ? * Tentoonstellingen W. VAN DEN BERG (Esher Surrey, den Haag), MONDRIAN, (den Haag). 1. W. van den Berg. Op deze tentoon stelling zag ik -den invloed van W. van Konijnenburg in het laatste werk zóduidelijk, dat het leek alsof de niet groote maar smaak volle persoonlijkheid van W. van den Berg er door vernietigd was. De problemen der richtingen" troffen mij door hunne oplos singen als bewijs van dezen invloed; er waren kleinigheden en belangrijkeredingen, die getuigenis gaven van hetzelfde. Deze schilder is niet de eerste, die de kenmerken der theorieën, door van Konijnenburg gezocht en voorgedragen, vertoont. Bij sommige onbekenderen zijn zij rijkelijk aanwezig. Bij L. Bron bleef alleen een beter verstaan der perspectief over; bij Goed vriend, is de in vloed latent geworden; bij D. Bautz beginnen de theorieën op te treden (zie een schilderij met 2 Ossen, bij Esher Surrey): bij H. E. Mees zijn ze op de Onafhankelijker! in teekeningen o'verheerschend, en maken wellicht daar flauwer wat niet sterk is en nooit zich sterk vertoonde. H?t is een weinig besproken iets: d e Invloed. Gildee heeft er subtiel en krachtig over gesproken en den Invloed geprezen. Het is bekrompen zijn nut te onderkennen, en het getuigt van persoonlijke onwetend heid om in de Plotselinge Wonderen" te gelooven. Niet lang geleden heb ik ge schreven dat zelfs Vincent, wien we toch een monstrum" mogen noemen, met allerlei invloeden leeft en van allerlei zijn uitbundigheden gevoed heeft. Een invloed behoeft niet te komen uit wat onmiddellijk vooraf gaat. In dezen tijd is, in tegenstelling met tijden van beperkter verkeer, de mogelijk heid van invloeden uitgebreid, vergroot, versterkt (ik zou haast schrijven: internatio nalisatie is ontstaan); hij is niet meer beperkt tot voorgaanden, of tot locale groot heden, maar hij kan een punt van contact vinden bij werk van eeuwen geleden, ergens ver-weg. Tegen den Invloed is niets te doen, en nooit iets te doen geweest; hij is altijd voorgekomen, en tusschen ons gekomen, en ons achterna gekomen. Hij is alleen kwaaddoend, a l s h ij v e r n i e t i g t. De vraag is hier in dit geval te stellen bij W. van den Berg: zal 'deze vernietiging, die op dit oogenblik niet te ontkennen is, blijven be staan (dus schaden) of zal hij, de invloed iets nuttigs kunnen brengen ? Van den Berg is te jong om aan te nemen dat de invloed zijn leven lang als vernietigend zal blijven bestaan. Een tweede is: zal de Invloed nuttigs kunnen brengen? Kunnen zal h ij zeker.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl