De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 19 juli pagina 5

19 juli 1914 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

19 Juli '14. - No. 1934 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HELEN KELLER Uit het duister, door HELEN KELLER, vertaald door LOUISE STUART. Amster dam, P. N. van Kampen & Zoon. Deze bundel bijeengelezen tijdschriftarti kelen werd een zeer bizonder boek, bovenal merkwaardig en interessant, ofschoon ook dikwijls ontroerend, en toch laat het de leegte der teleurgesteldheid achter. Vooreen deel komt dit, omdat de artikelen bijna zonder uitzondering over dezelfde onderwerpen han delen, en deze wel serieus en met toewijding, maar met weinig variatie worden besproken; voor een ander deel omdat wij bij de schrijf ster voelen ontbreken een conclusie over de maatschappij, welker tekortkomingen en wreedheden zij zeer goed schijnt te kennen. Een oogenblik denken wij, dat zij naar het verzet toe schrijft, naar den opstand tegen de onmenschelijke sociaal-economische toestanden in de Vereenigde Staten, waar van blinden en dooven nog meer dupe zijn dan de volledig tot den strijd toegerusten, maar zij geraakt tot een naïeve, half heroïsche vroomheid, tot een blijmoedigheid, die hier in het aangezicht van zooveel ellende mis plaatst lijkt. Telkens en telkens wordt men opgeschrikt door de weinig logische wen dingen van haar betoog: als men het gebaar van de socialiste voorvoelt, treedt plotseling een soort methodistenpredikster op; die glimlacht tegen filantropie en staatsweldadigheid. Het is aan te nemen, dat de blindheid en iiiiiiiiiliiimiiillJlJlilliiiiiiiiiiijiiiiiiiimiflJlJiliimiiiiiiiiiiiiiimfiiiiiifi UIT DE NA TUUR IIIIIIIIIIIIIIIMIIIM DLXXXIX Spring-processle Mag ik het dezen keer eens niet over de levenswijze van planten of dieren hebben, maar over de menschen? Ik weet wel, dat is mijn genre niet, en waarschijnlijk breng ik het er niet zoo goed af, maar de mensch is toch evengoed een natuurproduct; ook in zijn geestesuitingen. Bovendien de luidjes waarover ik wat vertellen -wil, hebben mijn derden Pinksterdag bijna geheel gevuld, en ik had den geheelen tijd van de waarneming een gevoel, of ik gewoon objectief natuurlijkehistorie deed. Reeds den dag te voren was het overal in de buurt druk, ongewoon rumoerig; de menschen in Boilendorf zelf spraken luider en meer opgewonden dan anders; het hotel liep propvol, auto's ronkten en brulden bij tientallen het dorp in; uit Brussel, uit Frankfort zelfs kwamen ze opzetten; maar vooral uit Trier en Luxemburg stroomde voortdurend een file toeristen het station uit en het dorp binnen. Geen plaatsje in de hotels en bij particulieren bleef in den nacht van Pinkstermaandag op Pinksterdinsdag onbezet. In Boilendorf kwamen ze Maandagavond tegen 8 uur al opzetten, de pelgrims uit het Noorden, in twee lange rijen aan weerszijden van den weg; doodmoe, met verhitte of weg getrokken gezichten, stapten ze voort op den rythmus der gebeden. Voorop een jonge priester.blootshoofds in een lang wit kanten overkleed.Tusschen de rijen liepen orde-be waarders met lange roode stokken; die gaven door be wegingen met de stokken het sein tot ver nieuwd bidden. Dan loeide een geluid op met rythmische stootenden daal de weer met golvingen, tot gefluister. Ach teraan kwam hotsend en klot send een zware Jboerenwagen; de bodem was belegd met stroozakken , onderaan ben gelden zakken watten, en endoofheid van Helen Keiler haar rriede dat wonderlijke vertrouwen in de goede bedoelingen der menschen gaven, om haar te maken tot die glimlachende apos tel der naïveteit; als zij haar medemenschen zou gezien heb ben, met oogenkracht, die peilt en analyseert, en ze zou hun stemmen kennen, dan zou zij wellicht minder goed moedig zijn tegen de kleine schare van ge weldenaars, die net economische leven der Unie beheerscht. Zeer jammer is die tamheid van haar artikelen, juist omdat men van een merkwaardige, in som mige opzichten groote vrouw iets anders ver wacht. Maar niettemin, wan neer wij bedenken, wat daar moet hebben ge leefd aan arbeid en inspanning in dat arme blinde en doove hoofd, vór het in staat was tot het formuleeren van de gedachten, die hier neergeschreven zijn, dan worden onze bezwaren wel zeer klein en eischt oprechte bewondering de grootste plaats in ons denken op, dat soms door een sterke ontroe ring geheel wordt weg gedrongen. Dat is vooral als Helen Keiler schrijft over blinden en hun tasten in de eeuwige duisternis. Zij heefteen licht gegrepen, dat haar levenspad met troost en welgemoedheid beschijnt, maar uit wat zij zegt over andere blinden, over hun levenslange gevangenschap in de cel van den eindeloozen nacht, hoort men nog de stem van haar eigen angst en smart. Uit een vorig boek, Mijn leven", weten wij hoe de merkwaardige, energieke vrouw zich ondanks haar gebreken, een universi taire opleiding wist te verzekeren, en thans zien wij haar bezig de kennis, die zij ver wierf, ten bate van anderen aan te wenden. Dat zij in haar lof van de universitaire op leiding wat eenzijdig, in haar kritiek op de meisjesstudenten, die ijver en ernst missen, wat zwaartillend is, mag men toeschrijven aan de groote dankbaarheid, welke haar geheel vervult. In haar erkentelijkheid en in haar illusies toont zij de onbevangenheid van een kind, en ondanks haar respectabele ontwikkeling en hoe moeilijk verkregen! schijnt zij die kinderlijkheid tot haar levens eind als een aandoenlijke eigenschap te moeten bewaren... Behalve de artikelen met een godsdienstig tintje, en die, welke raadgevingen en be schouwingen over het onderwijs aan de Hoogeschool bevatten, zijn ze alle gewijd aan de opvoeding, het onderwijs en de toekomst der blinden Helen Keiler is hier wel bij uitstek deskundig en zij wijst aan vele ouders en opvoeders den weg, waarlangs hun blinde kinderen tot een be vredigend en werkzaam leven kunnen gefnifiiiiiimiiiiiiimiiiiirmitiiiMiiiiiiimiiiiiiimmiiiiiitiirriiiimiffimii kele andere primitieve middelen voor eerste hulp bij ongelukken ; er lag niemand in. Vijf uur loopen en luid bidden, in de hitte van dezen tweeden Pinksterdag! Ook de zwakste mannen en vrouwen hadden dat dus uitgehouden; alleen een oud man, van een zestig jaar dunkt mij, wankelde, toen de stoet al vlak bij de kerk was gekomen; waar de pelgrimstocht voorloopig zou eindigen. Hij slingerde heen en weer of hij dronken was, maar hij werd gesteund door zijn buren, en hij heeft de kerk bereikt. Na den kerkdienst werden alle bedevaart gangers, naar schatting een goede vijfhon derd, in Boilendorf onder dak gebracht; den volgenden morgen om zes uur zouden ze te voet weer verder trekken, om te Echternach deel te nemen aan de springprocessie; waarbij wij ook tegenwoordig zouden zijn. Deze processie begint te Echternacherbrück te tien uur. Op de plaats waar Willebrordus, dezelfde uit onze geschiedenis, de man van het afgodsbeeld te Walcheren en het putje te Heilo, eens preekte tot de Heidenen, vlak bij de brug over de Sure te Echternach, houdt een hooggeplaatst geestelijke een predicatie in de open lucht en daar wordt de processie opgesteld; daaraan nemen in den regel een vijftienduizend mannen, vrou wen en kinderen deel; alle meest boeren uit de Zuid-Eifel en uit Luxemburg, die daartoe al biddend uit hun dorpen, soms dagreizen ver naar Echternach komen loopen. Veel grooter dan het aantal pelgrims is het aantal toeschouwers; op een dertig a veertig duizend wordt elk jaar gerekend, en waarraken. Zij heeft de ervaringen uit haar eigen blinde jeugd en de steun van haar paedagpgische kennis om hier de voorlichtster bij uitnemendheid te zijn. Vooral op dit gebied <mag veel van deze buitengewoon begaafde vrouw verwacht wor den. Zij zelve heeft, buiten haar wensch om tot heil der blinden (en dooven) werkzaam te zijn, het beminnelijk verlangen een schrijfster te zijn. Doch in haar hoofdstuk Hoe men schrijver wordt" geeft zij blijk wel gezonde" opvattingen te hebben, doch niets te ver staan van het wezen der schrijf-kunst. Zij raadt voor het beantwoorden der vraag hoe men schrijver wordt.te lezen de levensgeschie denis van... Benjamin Franklin. Het is zon derling, want zij kent bijv. Carlyle, maar den moet de adem van zijn machtige schep pingspassie haar niet geroerd hebben.... Zoo hebben vele bladzijden in dit merk waardige boek haar problemen, die ons aan 't denken brengen, maar niet zödqt wij een oogenblik vergeten zouden dat wij nder de bekoring zijn van een sterke, zonnige persoonlijkheid En is het wonder dat wij dan ons zelf afvragen: hoe staat het in haar wezen .met de liefde; zou zij ook ondergaan de machtigste en verrassendste aller gevoe lens, of zou zij enkel open staan voor de wetenschap en geen andere minnaar willen dan deze ? Wij weten het niet, maar wij lezen niet verder dan nadat wij even haar portret hebben opgeslagen^ om te zien naar dien half lijdenden, half verblijden mond, of die ons misschien een oplossing kan geven !.... HESSEL JONGSMA Allerlei Thee-legende Het eerste kop thee, vertelt een Chineesche legende, werd gedronken twee duizend jaar voor Christus, -en de stille minnarij van een keizerlijk prinsesje was oorzaak van de ontdekking dezer geurige en opwekkende drank. Prinsesje had namelijk haar oog ge slagen en haar hart gezet op een der paleis beambten, een man ver beneden haar stand dus. Maar 't mocht niet!... Papa de keizer betrapte zijn dochter op een samenkomst met haar beminde in het keizerlijk park, en de man werd naar Chineesche gewoonte, onmiddelijk gearresteerd en achter slot en grendel gezet. Hij had echter nog juist tijd gehad, enkele takken te plukken van een bloeiende struik, en deze zijn geliefde in de handen gedrukt als afscheidsgroet. Prinsesje, diep neerslachtig, dat men haar minnaar had opgesloten, en wellicht bij wijze van veiligheidsmaatregel tegen een herhaling der samenkomsten zou vermoorden, haalde zich het denkbeeld in het hoofd, dat de jonk man haar de twijgjes had gegeven als vergif, om een einde te maken aan haar droevig bestaan. Met vele tranen en zuchten maakte zij op heet water een aftreksel der bloemen en blaadjes, en dronk dit sidderend en weenend uit. Maar... het smaakte voor treffelijk, het had een aroma, een geur, zoo kos telijk als zij van geen andere drank kende... Het doodde haar niet... integendeel, het deed haar goed, het wekte haar op, en ze dacht nu, dat haar minnaar, dit kruid juist gegeven had, om haar te troosten en wel te doen... Of ze ten slotte elkander toch kregen" weet ik niet, maar dit is de Chineesche legende van de thee. Men heeft er wellicht bij het geurige kopje spuchon-pecco tijdens de afternoon" nog nimmer aan gedacht, schijnlijk was in dit jaar de toeloop van nieuwsgierigen en belangstellenden, door het prachtige zomerweer, veel grooter. Wij besloten, evenals vele gasten uit het hotel, die niet met auto, fiets of met paar den waren gekomen, met den trein van negen uur naar Echternach te gaan. Dan waren we er nog vór half tien en zouden daar op de markt wel een plaatsje vinden, om de processie te zien voorbijtrekken. Maar onze trein ging niet om negen uur. Wel kwam trein op trein, sommige van twintig waggons, het stationnetje voorbij schieten; maar geen enkele stopte; alles propvol; op alle balcons puilden letterlijk de menschenlijven buiten de waggonwanden uit. Het was een angstig gezicht, zoo'n trein voorbij te zien snellen; en naar onze meening een onverantwoordelijke manier van reizigers vervoeren. Maar de menschen hielden elkaar vast en ik heb van treinongelukken niet gehoord. Wij stonden, kaartjes in de hand, met een duizend man, denk ik, borst aan rug, in de wachtkamers en gangen, die voor geen hon derd bestemd waren. Maar van dringen of schelden hoorde je niets; wel grappen maken en moppen tappen, en geen vuile of schuine; toch was het bijna allemaal werkvolk, dat met ons opeengepakt stond in de smoorhitte op Pinkster-drie. Alleen de chef en zijn helpers deden wan hopig ; zij durfden niets beloven. Zoo werd het half tien, kwart voor tien, nog geen trein met plaatsruimte. Eindelijk kwam er een; in een wip was alles weer vol. Maar De pleegzusters van het Roode Kruis vertrekken uit Den Haag naar Ned. Indië om bij de pëstbestrijding te helpen iiuiiiiiii n minimum nul dat «het zulk een poëtische oorsprong had. Is het toeval, of uitvloeisel dezer legende, dat men een kopje thee weieens een kopje troost" noemt?... Ik hoor thans al het een of ander lezeresje, dat mijn theelegende las, op een tea" tegen een overwonnen medemin nares zeggen: Zeg, Cato, wil je een kopje minnesmart"?" Bericht We bladerden dezer dagen in een oud deel van de Nederlandsche Staatscourant, om een deftig, gewichtig bericht te zoeken en troffen in het Officieele Nederlandsche Regeeringsorgaan letterlijk de volgende mededeeling aan: De Moniteur berigt, dat onlangs in de omstreken van Parijs een vrouw van 104 jaren overleden is, welke op haar 84ste jaar in het huwelijk getreden was met eenen jongeling van 18 jaren. Dezelve had zich aan den krijgsdienst willen onttrekken, en tot dat einde de overledene ten huwelijk gevraagd, in de hoop, dat hem de dood toch weiras van deze oude wederhelft ver lossen zoude... hetgeen nu echter eerst na verloop van twintig jaren had plaats gehad." Deze fraaie roman kan men vinden in Staatscourant 1830, No. 29, pag. 2, kolom 2. Is het niet door en door gemoedelijk van dien ouden Staatscourant redacteur. (Ik meen dat het mr. E. G. Lagemans was) om de droogheid van het Regeeringsblad te krui den met zulke berichtjes? Op het water De toekomst der vrouw ligt in het water" heeft eens de een of andere grappige jour nalist (ik weet niet meer waar ik het las) gezegd, die over een zwemwedstrijd schreef, waar een paar jonge meisjes zich bizonder kranig gehouden hadden. N'en déplaise deze boosaardige spotter, kunnen we in elk geval constateeren, dat op het gebied der watersport de vrouwen een goed figuur maken. Op het gebied van yachting" nemen ze in Engeland o.a. een iiiiiiiiimmiiiiiimiiMiiiiimtHiiitiitiiiiilliiiiiiiiiMiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiit eervolle plaats in. Een zeer bekende vrouw op het gebied der zeilsport is Mrs. Burton, die te samen met haar man het beroemde jacht van Sir Thomas Lipton, de Shamrock IV" bestuurt, en in September weder zal mededingen naar de America-Cup". Deze dame, die op het schip de zeer gewichtige post van tijd-opneemster vervult, nam een werkzaam aandeel aan ver over de honderd zeilwedstrijden. Telephoon Marconi, de uitvinder der draadlooze telegraphie, werkt voortdurend aan de con structie eener draadlooze telephoon. De tijd is misschien niet ver meer, dat ieder met een telephoon-toestel in den zak loopt, dat mevrouw het als een charivari aan haar armband draagt en meneer het aan zijn horlogeketting heeft hangen. En overal, geheel a l'improviste, zal men het kun nen gebruiken. Op de wandeling, in den trein zal een klein zilver belletje aan den armband of in het medaillon rinkelen en... meteen is de verbinding tot stand gebracht, men keuvelt met elkaar als aan detheetafel en kan met oneindig meer recht dan vroeger neuriën: Einsam bin ich nicht alleine." Jammer maar, dat het draadlooze-telephoongesprek niet geheim is, en dat ieder de zoete woordjes kan beluisteren, die men elkander toefluistert. ALLEGRA wij stonden nog op het perron met een kleine dertig lotgenooten, die eerste klasse kaartjes hadden genomen en geduldig had den gewacht, in de hoop, althans n eerste klas wagen leeg te vinden. Wij wisten niet, dat op den dag van de springprocessie geen klassenonderscheidingen werden gemaakt, behalve aan het loket. De chef, de conduc teurs, ze haalden de schouders op Forcemajeure, messieurs". Wij protesteerden, als vreemdelingen, die dit niet weten konden. Zij haalden nogeensde schouders op en nu liepen we zelf maar te zoeken naar een kleine gaping op een balcon; zoo kwamen we heelemaal voorop, een honderd meter wel voorbij het station. Daar zag ik den bagage-wagen volkomen leeg, slechts n man stond er in met een wolk van roode en groene luchtballonnetjes; alle maal voor de kermis na de processie te Echternach. Ik wenkte mijn reiskameraad; ook de overigen die nog geen plaats hadden, kwa men aanhollen. Zonder vragen of weigeren namen wij bezit van den bagagewagen. Een hokje voorop, waar de hoofdconducteur of de treinbestuurder anders zetelt, werd voor de dames ingeruimd. Voor den chef was het een uitkomst, even goed als voor ons; en daar stoomden wij eerste klasse, als bagage, naar Echternach. Toen wij in de stad kwamen was de processie al in aantocht. Van een plaatsje bemachtigen op de markt kon geen sprake meer zijn, het kleine stadje met zijn nauwe straten was van onder tot boven n menschen massa; voor alle vensters tot op de daken De geringe onderhoudskosten en het veeljarig gebruik van de ADLERauto, maakt haar tot de goed koopste aller merken. Steeds voorraad. GARAGE NEFKENS, Jacob Obrechtstr. 26. Telef. Z. 2507. Stock Michelin. toe, stond alles hoofd aan hoofd; in alle dwarsstraatjes waar de stoet passeeren zou, stonden vrachtwagens en auto's opeen gedrongen, en boven op de kappen zaten nog menschen. Wij hoorden uit de verte het eentonig bidgezang der pelgrims naderen; het klonk als een drensdreun boven het geroezemoes der menigte uit. In een oogenblik stonden wij platgedrukt tusschen de massa en golf den voor- en achteruit. Van den stationskant kwam steeds meer volk opzetten; we waren geen meester over den weg, dien we volgden; we werden letterlijk gedreven, soms half gedragen. Het werd benauwend, niet alleen door de hitte van de fel brandende zon. Van wat zien, zou zoo niets komen, dat was duidelijk genoeg; ik kon niet eens de koppen van de bidders zien, die tot op drie of vier pas van ons genaderd kwamen en daarna ombogen in een zijstraat; alleen toppen van vaandels kon ik onderscheiden en nog niet eens voortdurend; alleen bij het zwenken op de bocht. Er waren ver scheiden heeren en ook een paar dames uit ons hotel met ons meegegaan; en allen stonden wij zoo slecht mogelijk, een van de dames kreeg het al te kwaad en wilde zich uit de massa werken tusschen de auto's in; maar het was niet meer mogelijk. Nu de eigenlijke processie al voorbij kwam, duwden de men schen van achter op.'Gelukkig zag ik vlak naast mij voor een winkel een man bezig met het opplakken van een papier: Fenêtresa louer; Fenster zu vermieten." Geen oogenblik be denken. Par ici!" Wij drukten de winkeldeur open en stormde naar binnen. In een wip was de boven kamer vol. en wij ademden niet alleen weer, wij jubel den, want we hadden een prachtig uit zicht. Precies op de bocht, zoodat wij den stoet op ons konden zien toekomen, omzwenken -en wegtrekken. Hoeveel francs wij betaalden voor dat kamer tje, weet ik niet meer; maar wij waren binnen, in de schaduw en konden om beurten op de vensterbank zitten. E. HEIMANS (Wordt vervolgd)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl