Historisch Archief 1877-1940
IKJ. '
1935
Zondag 26 Juli
AV1914
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden ? 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels ?1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel .
?0.25
0.30
0.40
INHOUD
miiitiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiii
Blz. 1: De Haagsche Tramwegsta
king. Kroniek: Werkwilligen en On
derkruipers. Economische archieven.
Frans Cpenen over Willem Mertens
Levensspiegel door J. van Oudshoorn.
2: Feuilleton door Robert W: Chambers.
Dr. J. A. F. Orbaan: Hieronymus Bosch
en zijn werken. J. L. Walch, Carduus
Mysticus II. 3 : Prof. dr. L. Knappert,
Vaderlandsche Historie. 5: E. Hei
mans f- Mevr. N. Mansfeldt-de Witt
Huberts: Tutti Frutti. Allegra. A.
H., Recepten. 6: W. Steenhoff over
de Brieven van Vincent van Gogh.
7: Mevr. Schaap-Van der Pek,
Kandinsky's aesthetiek. Plasschaert over
de Larensche tentoonstelling. Brief aan
Barend de Kanonnier door Ed. Coenraads,
teekening van Hildo Krop. 8: Con
stant van Wessem: Goethe's Wilhelm
Meister". 9: V. d. M., Fin. Kroniek.
10: Warenhuizen in Amerika, door v. d.
S. Het H. S. M. Jubileum.
J.Knoppers: J. S. Meuwsen en den Middenstands
bond. Damspel door J. de Haas.
//: Schaakspel door R. J. Loman.
Johan Braakensiek over de Schillerkraag.
Bijvoegsel: Johan Braakensiek over
de Haagsche Tramwegstaking.
Een merkwaardige houding
En een interessante nieuwe bekentenis
Wij hebben in ons vorig nummer, bij
een bespreking van de Haagsche Tram
kwestie, die ingeluid met een aanhaling
uit de Nieuwe Courant, welke wij ter
geheugenopfrissching even herhalen:
Met cijfers, welker juistheid te
constateeren is, wordt daarin aangetoond,
dat het zuivere winstsaldo, hetwelk de
Maatschappij in staat gesteld heeft over
haar aandeelenkapitaal een aantal jaren
achtereen een hoog dividend uit te keeren,
niet van dien aard is, dat daaruit zonder
schade aan een goede exploitatie, de
loonsverhoogingen en andere verbeterin
gen zouden kunnen worden bekostigd,
door de organisaties namens het stakende
personeel geëischt.
Even juist komt ons het verweer van
den heer van Houten voor, dat een
vervoermaatschappij, om den dienst
blijvend op een hoog peil te houden, in
bloeienden financieelen toestand
verkeeren moet, als zijn opmerking dat met
den krachtens concessie verplichten aan
leg van verlies-opleverende lijnen reke
ning moet worden gehouden bij de over
weging of de exploitatie-kosten der
maatschappij met jaarlijks terugkeerende
lasten, zooals een algemeene
loonsverhooging kunnen worden verzwaard ....
Na die gegeven verklaringen van mr.
D. v. Houten is echter aangetoond o. a.
in een lang stuk in de Haagsche bladen,
op Vrijdagavond (terwijl ons artikel ter
perse lag) vanwege de stakers ingezonden
dat mr. Van Houten een geheel valsche
voorstelling van den toestand zijner Maat
schappij aan het Haagsche publiek
opgedischt had!!
Wat zou nu die Nieuwe Courant, wier
redactie er dus bij haar verklaring van
juistheid" even leelijk ingeloopen was,
hierover te zeggen hebben?"
Ziehier:
Dit lezen wij. in het blad van Zaterdag
avond 18 Juli.
Het aanvankelijk ingenomen stand
punt: een loonsverhooging met 30 Juli
en verder niet werd verlaten, wegens
den ernst van den toestand en op grond
van de overweging dat de taak der
maatschappij een andere is dan die van
een in particulier bedrijf werkzame on
derneming en neerkomt op het bewijzen
van diensten aan het publiek, welke dit
niet meer kan ontberen. Ook de positie
waarin de president van den Raad van
. Beheer zich gesteld had-in het artikel,
welks becijferingen tegen de daarop ge
leverde critiek niet bestand zijn geble
ken, was niet te handhaven:
dat met een volkomen salied financieel
beheer en zelfs met een belangrijke
winstuitdeeling een aanmerkelijke totsverbete
ring van het trampersoneel vereenigbaar
is, wordt niet meer ontken d".
(Cursiveering en spatieering van ons).
Was niet te handhaven."
W qrdt niet meer ontken d."
Dat is alles!
En het is fraai!
Niet n woord heeft deze publieke
verdediger van de ondernemers om te
oordeelen over de poging, door niet te
handhaven" beweringen het publiek en
den Gemeenteraad voor het lapje te hou
den en de stakers te benadeelen!
Onhandiger, laten we het maar z
zeggen, kon het niet! Want als de aan
hangers van het particuliere rhitiatief '
en van de ondernemers-bedrijven niet
zelf er op staan, dat deze hun eer" hoog
houden, hoe willen zij dan de zedelijke
Götterdammerung van deze
industriegrootheden voorkomen.
Juist in naam van de eerlijke en recht
schapen ondernemers, had hun orgaan
sterk moeten opkomen tegen een derge
lijke methode van den kant der Mij.,
voor wier belangen zij pleitte, krachtens
haar eigen bestaansrecht en levensbe
schouwing.
* *
*
Inmiddels heeft mr. Van Houten zelf
een zeer interessant verdedigingsstuk aan
de Haagsche bladen toegezonden, dat
de moeite eener scherpe ontleding loonen
zou. We diepen er, behalve het toe
geven zijnerzijds van het bestaan van
een amortisatiepotje waaraan in 1913
? 60.000 uit de winst toegevoegd was,
een bedrag in zijn eerste stuk heel en
al verzwegen, vooral deze kenteekenende
rechtvaardiging van dat potje uit op:
het moet dienen om in 1926 den aan
deelhouders een rendament van hun
aandeelen boven pari te verzekeren.
En dit werd verdedigd met het ver
haal hoe de Haagsche interessenten in
de Mij., om in 1902 de electrificatie
mogelijk te maken, van een Parijsche
bankiersgroep de meerderheid der
aandeelen, die toen 91 pCt. stonden, over
namen voor 200 pCt. Zoodat deze
offervaardigen daar in 1926 wel meer dan
100 pCt. voor mogen terugontvangen.
Inmiddels vroeg Woensdagavond, in
de Haagsche bladen, de heer L. Simons
of niet uit de eerste mededeeling van
mr. Van Houten, dat 99/100 der aandeelen
in Belgische handen zaten, moest worden
afgeleid dat de Haagsche heeren inmid
dels kans hadden gezien die voor 200
pCt. gekochte aandeelen over te doen
voor 300 tot 700?
Het heele gescharrel met die aandeelen :
bankiers die ze van 91 pCt. tot 200 pCt.
opdrijven; anderen die ze tot 700 pCt.
opjagen, dan een daling tot 300 pCt.
dit alles geeft toch wel een aardigen
kijk op het nut om dergelijke onderne
mingen over te laten aan het particulier
initiatief".
Er valt mee te gokken.
En dat kun je niet zoo mooi doen
met Gemeente-obligaties !
KRONIEK
DE WERKWILLIGE . . . ONDERKRUIPER
Naar den Vleesche is hij gering, gemeenlijk
een sjofel en uiterst dubieus personage, maar
naar den Geest is zijn beteekenis eenvoudig
enorm. Ging het decoratief-symbolisch toe
in deze warrelige wereld, dan behoorde hij
om te beginnen een Januskop te vertoonen,
het eene aangezicht al zachten eenvoud en
trouw, met een glans van blijmoedige tevre
denheid in de oogen, omdat de wereld het
zoo wél met den braven goedgezinde heeft
gemaakt. Dat is dan de Gelukkige door Deugd.
Maar het a.ndere gelaat behoorde slechts
loerende boosheid uit te drukken, in stomp
neus, wreeden mond en arglistige oogen
niets dan dierlijk lage eigenschappen: baat
zucht, naijver, lafheid, huichelarij, wreed
heid enz.
Want dit beteekent de Slechte, het Product
van den Afgrond en haast de Duivel zelf.
Wat het verder lijf des
WerkwilligenOnderkruipers betreft, men zou het verdeeld
willen zien, op de wijze der Amsterdamsche
Burgerweesjongens, in zwart en wit of
blauw (Paradijskleur) en rood (Helsch vuur)
om decentelijk het dubbelwezen van dit
opzienbarend verschijnsel uit te drukken.
Immers, het valt niet te ontkennen, al
valt het wat pijnlijk voor de partijgangers
eener eeuwig constante, alom geldige Moraal :
hier, in den Werkwillige-Onderkruiper, heeft
men een verschijnsel van dubbele Moraal.
Dat de Werkwillige tijdens een staking
een braaf man is conform de Moraal, ons
tot heden toe hij Moeders Pappot ingegeven,
behoeft natuurlijk geen betoog. Trouw aan
het gegeven woord, tevredenheid, ordelijk
heid, hulpvaardigheid, onafhankelijkheid, al
deze deugden resumeert hij in zijn onaan
zienlijke persoon.
Doch dat hij voor een andere maatschappij,
voor duizenden -en duizenden, ook een slecht
man is, een verrader zijner soortgenooten,
een laffe egoïst, verbreker van een andere
orde, vernietiger van een kans op meer
dere welvaart, een lage slaafden misdadi
ger... wie, die ooit de verontwaardiging en
afschuw eener menigte van werkstakers en
het angstig gewetensschuldige uitzicht van
werkwilligen" aanzag, zou dit nog kunnen
betwijfelen ? Zoover men het zedelijke aan
het uiterlijk kan herkennen, zijn hier zelfs
meer teekenen van onderkruipers onzede
lijkheid, dan van werkwillige zedelijkheid te
constateeren, en het is al te saam een mis
selijk teeken voor de gewenschte eenheid
onzer maatschappij.
Waar het zoo ver gekomen is, dat nieuwe
levensgewoonten onder zekere lagen des
volks de kracht van algemeen zedelijke
normen verkrijgen, buiten en dwars tegen
het officieele recht en de zedelijkheid, daar
schijnt het enkel een tijdelijke machtsvraag
welke van deze zienswijzen de overhand
hebben zal en is in zulk een maatschappij
het zedelijke, tenminste voor dat deel, teloor
gegaan.
Want wat niet de gemiddeld verstande
lijke meerderheid der betrokkenen als zede
lijk voelt, dat is het ook niet. En macht is
toch eigenlijk geen argument.
F. C.
* *
Economische archieven
(2 Er is in ons land gelukkig eene belang
stelling groeiende in de historie onzer
economische ontwikkeling, welke gepaard
gaat met de wensch ook het huidig ver
loop dier ontwikkeling wetenschappelijk
te benaderen. Het verschijnsel staat niet
opzichzelf: het is een der velen, die van
een algemeene wederopleving ten onzent
getuigenis afleggen, en het is c'.'arvan een
van de meest natuurlijke, omdat het direct
verband houdt met de krachtigste motoren
dier wederopleving: namelijk de rijke ont
plooiing onzer industrieele en handels
krachten in de laatste kwart-eeuw.
Maar niet de oorzaken, eer de gevolgen
van die oplevende belangstelling zullen ons
hier bezighouden. En wel de stichting
binnen enkele maanden van twee econo
mische archieven" in ons land. Eerst in
het voorjaar het te 's Gravenhage gevestigde
Nederlandsch Economisch-Historisch Archief,
terwijl nu dezer dagen van de stichting van
een Economisch Archief door de
Rotterdamsche Handelshoogeschool bleek.
Er lijkt, op het eerste gezicht, concurrentie
of althans versnippering van krachten, te
vreezen te zijn, als men die twee instellingen
naast elkaar ziet verrijzen. Toch is dat niet
zoo, wanneer men ze nader beschouwt, ja
zelfs blijkt er van een wenschelijke aanvul
ling, wellicht zelfs van een aanvullende sa
menwerking sprake te zullen kunnen zijn.
Jammer is slechts dat men dit in de namen
niet iets duidelijker heeft kunnen doen uit
komen.
Zien wij het goed, dan ligt hier de fout
bij het Economisch Archief der Handels
hoogeschool, dat eigenlijk niet een archief
is in den Nederlandschen zin van het woord,
die bedoelt: de organisch gegroeide verza
meling van de bescheiden van eenig lichaam.
De Nederlandsche archivarissen vom Fach"
zouden onherroepelijk de documenten-ver
zameling, welke de Handelshoogeschool wil
vormen naar de bibliotheek bannen, en haar
daar desgewenscht een afzonderlijke
afdeeling, laten vormen. Het Duitsche gebruik van
het woord heeft hier evenals bijvoorbeeld
bij het Krijgsgeschiedkundig Archief van den
Generalen Staf in den Haag parten gespeeld.
Doch dat nu daargelaten: de nieuwe in
stelling is niettemin bijzonder nuttig. Immers
zij wil tot een welgeordend en terdege bij
gehouden geheel bijeen brengen al die be
scheiden welke dienstig zijn voorde kennis
van den tegenwoordigen toestand van handel
en bedrijf en zijne ontwikkeling."
Nederland en zijn koloniën natuurlijk zal
de verzameling omvatten, doch daarnaast
ook van het buitenland de bescheiden be
treffende ondernemingen van groote nationale
en internationale beteekenis opnemen be
nevens een zoo compleet mogelijke ver
zameling van officieele rapporten, statistieken
en andere publicaties. Welke zijn nu die
bescheiden? De door het bestuur der instel
ling gegeven omschrijving enumereert als
volgt:
A. Bescheiden aangaande bepaalde
handelsen industrieele ondernemingen (jaarversla
gen, balansen, statuten, prospectussen, be
schrijvingen, gedenkschriften en verdere
bescheiden);
B. Bescheiden van meer algemeenen aard:
Onderwerpsgewijze te rangschikken rap
porten van commissies, memories, verzame
lingen van particuliere stukken, enz.;
C. Publicatiën van openbare instellingen:
Verslagen van Kamers van Koophandel
en Fabrieken, permanente commissies op
gebied van handel, scheepvaart, enz.
D. Periodieke berichten inzake
marktbewegingen enz. :
Belangrijke beurs- en marktberichten,
weekberichten, circulaires aan cliënten,
tarieven, prijs- en voorradenstatistieken,
vrachtberichten enz.
Bovendien zal een speciale regeling
worden getroffen ten einde het Archief ge
regeld te doen aanvullen met daarvoor in
aanmerking komende dagblad-berichten".
Het feit, dat nu althans ergens in ons land
al deze dingen zullen bewaard worden, dat
ergens bijeen te vinden en gemakkelijk te
raadplegen zal wezen al dat materiaal van
gegevens, dat nu her en der verspreid is en
verloren gaat, is allergelukkigst. En zoo het
nog noodig mocht wezen, sta hier de warme
aanbeveling aan ieder, die daartoe mede
werken kan om te zorgen, dat de verzameling
zoo volledig mogelijk worde. Waarlijk als
het wetenschappelijk, universitair opleiden
onzer handelaars en industrieelen werkelijk
iets zal beteekenen, dan moet deze bron van
informatie voor hen geopend zijn en rijkelijk
vloeien. Ieder, die zich ten onzent ook maar
eens terloops bezig gehouden heeft met de
bestudeering van eenige tak onzer nationale
welvaart, zal ten volle beamen hoe veel
moeite en omslag het nu nog kost om zich
zelfs maar van de meest elementaire ge
gevens op de hoogte te brengen, en de velen
die zich voor onze economische ontwikkeling
interesseeren, zullen evenzeer beamen hoe
teleurstellend het daarom nu meestal is,
slechts eenzijdige of althans onvolledige
inlichting te krijgen uit wat er met die ge
brekkige gegevens gepubliceerd wordt!
Zoo moge er, dank zij het initiatief der
Handels-HoogeschooI een nieuwe, rijke, nut
tige bron geopend worden voor de kennis
van Nederlands economisch heden.
* * *
Maar voor een deel dier kennis hebben
wij mér noodig, moeten wij kunnen terug
gaan in het verleden en de sporen kunnen
vervolgen dier ontwikkeling van haren oor
sprong af. Hoe afgesleten de uitdrukking
moge zijn, zij blijft niet minder waar, dat
het heden k in het verleden ligt. Zoo is
het Economische Archief niet compleet zon
der eenige aanvulling in de historie. Deze
aanvulling nu geeft men begrijpt het
reeds het in den Haag gevestigde Econo
misch-Historisch Archief. Dat blijkt reeds
uit dezen zin in de circulaire der
HandelsHoogeschool, welke tevens het bewijs levert,
dat er overeenstemming en samenwerking
tusschen beide instellingen bestaat:
dat het in afwachting van de
werkzaamgeid van het onlangs opgerichte Nederlandsch
Economisch-Historisch Archief niet in de
bedoeling ligt in het archief stukken op te
nemen van zuiver historisch karakter, welke
voor de kennis van den tegenwoordigen
econpmischen toestand van handel en bedrijf
en zijne ontwikkeling van geen direct belang
meer zijn. Ook complete archieven van bij
zondere ondernemingen of gedeelten van
zoodanige archieven zullen met het oog
hierop niet voor opneming in het archief in
aanmerking komen."
Dit Economisch Historisch Archief nu gaat
bij het vormen zijner verzamelingen uit van
de overweging, dat het voor de kennis van
de geschiedenis van handel en scheepvaart,
industrie, bank- en beurswezen, landbouw,
visscherij, ondernemers- en
arbeidersvereenigingen enz. van ons land in hooge mate
te betreuren is, dat jaarlijks tal van belang
rijke documenten van historisch belang ver
nietigd worden. Oude koopmansboeken, han
delscorrespondenties, oude notulenboeken
van organisaties op economisch gebied, zelfs
gehee'le archieven van bedrijven of
vereenigingen zijn reeds aldus verdwenen, niet
tegenstaande deze papieren voor de recon
structie van de vroegere economische ver
schijnselen en verhoudingen van groote
waarde zouden zijn geweest. Met name geldt
dit voor de bescheiden betreffende den handel
van Nederland gedurende de laatste eeuw,
waarvan de geschiedenis zelfs nog niet in
groote trekken vastgelegd is kunnen worden.
Door geen instelling zijn dergelijke stuk
ken tot dusver systematisch verzameld, en
de nieuwe vereeniging zal nu al dit materiaal,
zoowel uit vroeger eeuwen als uit den tegen
woordigen tijd, bijeen brengen in haar Archief.
De belangrijke rol, door Nederland van ouds
her op economisch gebied gespeeld, de merk
waardige ontwikkeling van handel en in
dustrie en de daarmede in verband staande
verhoudingen, de plaats, door ons land thans
in het wereldverkeer ingenomen, rechtvaar
digen het gestelde doel niet alleen, maar
maken het ook dringend noodig, dat aan die
verwaarloozing zoo spoedig mogelijk een
eind kome.
Wij komen hier inderdaad wel wat achter
aan. Reeds sedert jaren kent Duitschland,
dat toch een lang zórijk economisch ver
leden niet heeft als ons land, zijn
Wirtschaftsarchive.' Zelfs Zwitserland heeft een
van staatswege geleid Wirtschaftsarchiv te
Basel. In n opzicht echter heeft dat
achteraankomen voordeel: het wordt nu mogelijk
te profiteeren van de ginds opgedane erva
ring. Dat zal van belang blijken juist voor
het vraagstuk van de samenwerking van
het archief der Handelshoogeschool en het
historische in den Haag. Immers ook Duitsch
land kent de beide soorten kent er eigenlijk
drie, namelijk ook nog het Betriebs-archief"
dat zich speciaal met n bedrijf, zelfs met
eene onderneming bezighoudt. Hoe men
daar reeds de noodzakelijkheid van onder
linge gedachten-wisseling en samenwerking
inziet, mag blijken uit het voor kort ver
schenen stenogram van de in October '13
gehouden eerste Wirtschaftsarchivtag',
waar tal van punten besproken werden en
de grondslag voor wederzijdsch begrijpen
gelegd kon worden.
Dit kwam reeds uit, dat de Historische
archieven, die de nuttige taak hebben
geheele bedrijfsarchieven voor den ondergang
te behoeden op geheel andere wijze moeten
worden beheerd en geleid, dan de
Hoogeschool-archieven. Hier de modern geschoolde
handelsman en de statisticus, ginds.de
historicus-econoom en de archivaris.
De scheiding, die wij nu ook ten onzent
vinden, ligt dus voor de hand en is zelfs
noodzakelijk, mits er samenwerking zij
en die voorwaarde is vervuld.
Zoo kan men dus in Nederland met
frisschen moed beginnen nog te redden wat er
te redden is. Dat het archief der Handels
hoogeschool spoedig een nuttige vraagbaak
zal worden is wel waarschijnlijk, het moet
zijn materiaal verzamelen uit het heden en
zal het nog wel grootendeels aanwezig vin
den; maar ook het Economisch
HistorischArchief moet zulk een vraagbaak worden:
het moet omtrent het economisch leven van
voorheen ' en dat voorheen begint reeds
niet zoo heel veel verder terug dan dertig
jaren datgene aan archiefmateriaal be
vatten, wat er nu nog is.
De groote beteekenis onzer economische
geschiedenis vraagt niet vernietiging maar
bewaring der oorkonden van ons economisch
leven. En het is zeker een bewijs van herleving
van ons zelfbewustzijn, dat de middelen
daartoe werden gezocht, dat de mogelijk
heid ervan werd gevonden en dat twee nieuwe
instellingen met aandrang komen vragen om
die oorkonden, systematisch over haar beide
verdeeld, te mogen opnemen, bewaren en ten
dienste stellen van een betere, grondiger,
levenwekkender kennis van Nederlands zoo
belangwekkend handels- en bedrijfsleven.
MIIIIIIIMIIIIIIII
Willem Mertens' Levensspiegel, door
J. VAN OUDSHOORN, W. L. & ]. Brusse's
Uitgev.-Maatschappij, Rotterdam 1914.
Aldus de aanvang:
Hij draalde aan de glazen-als-winkeldeur.
De winkel zelf was opzij en in het pas ge
schrobde marmeren voorportaaltje met den
vermanenden voetveeg, was aan een blank
gepoetste kraan' vooral het behoedzame
koperen emmertje van eene afschrikkende
degelijkheid".
Dan even verder:
De kamer was stijf-burgerlijk gemeubeld
en door eene aangrenzende werkplaats onge
zellig. De deuren van de half-donkere werk
plaats stonden aan; boven half-wit geverfde
ruiten achterin wrongen naakte wintertakken
over een nat-zwarte schutting. Geheimzinnig
maanlicht was op de plompe werkbank en
achter lange planken, schuin aan de muur,
stonden grillige schaduwen op. Er was iets
tooneelmatigs in deze ruwe verlatenheid,
waarbij zijn doelloos wachten de eenig pas
sende houding was. Ook merkte hij, hoe
de leegte en vereenzaming van zijn leven,
welke hem de laatste dagen ondragelijk
hadden toegeschreven, in zeldzaam even
wicht kwamen met de stilte en ontdaanheid
van dit vreemd nachtelijke. Want het voor
iederen dag opnieuw gangbare zweeg hier
machteloos en de begeerde omgang met
nevenmenschen was van eene doorzichtige
armoede."
Uit dezen aanvang is de geheele aard van
dit geschrift te kennen, dunkt mij. Het eigen
zinnig individueele vah taal, dat ook in het
vervolg soms aan de tachtiger beweging
doet denken, de scherpe, hartstochtelijke
aanschouwing der dingen, niet om dezer
maar om zelfs wil, namelijk tot uitdrukking
van de stemming, en eindelijk het
onmiddelijk, overtuigd stellen van den geestesstaat
van den Held" in innig verband en werking
met de omgeving, waardoor het geheel naar
zeldzaam sensitieve hoogten wordt opge
voerd, ... dit alles karakteriseert dadelijk
den schrijver en het werk als tenminste niet
banaal en grijpt terstond de aandacht vast.
En deze eerste indruk wordt bevestigd en
nog versterkt het gansche boek door.
Het is de innerlijke tragedie van een ziels
ziekte die hier verhaald wordt. Misschien
is de kwaal een bij psychiaters zeer bekende
en gansch niet ongemeene, maar dit geval,
zoo verhaald, wordt tot iets zeer ontroerends
en schrikbarend menscheiijk algemeens,
omdat het aldus fel beschreven en diep
innerlijk doorleefd is. De weinig belangrijke
geschiedenis van het uiterlijKc geval is
spoedig genoeg verteld.
Een kind van burgerlijke ouders, maar
utt een geslacht, dat reeds van alle zijden
wormstekig is, in zijn jeugd geleid noch
begrepen in zijn sterke driften en ge
vaarlijk krachtige verbeelding, wordt tot een
jongen man, wiens passioneel uitgegroeide
moreele neigingen hem het gewicht van
allerlei jeugdige zonden overdrijven doen.
Dit voert tot getob en ziekelijke
zelfbepeinzing. Het is de bekende romantische
overschatting der persoonlijkheid, die hem
ook thans weer een mislukt examen en een
opgedane geslachtsziekte als
wereldcatastrophen doen aanzien, alleen door ontzaggelijk
berouw en zelfvirachting te delgen een