De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 26 juli pagina 1

26 juli 1914 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

IKJ. ' 1935 Zondag 26 Juli AV1914 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden ? 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels ?1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel . ?0.25 0.30 0.40 INHOUD miiitiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiii Blz. 1: De Haagsche Tramwegsta king. Kroniek: Werkwilligen en On derkruipers. Economische archieven. Frans Cpenen over Willem Mertens Levensspiegel door J. van Oudshoorn. 2: Feuilleton door Robert W: Chambers. Dr. J. A. F. Orbaan: Hieronymus Bosch en zijn werken. J. L. Walch, Carduus Mysticus II. 3 : Prof. dr. L. Knappert, Vaderlandsche Historie. 5: E. Hei mans f- Mevr. N. Mansfeldt-de Witt Huberts: Tutti Frutti. Allegra. A. H., Recepten. 6: W. Steenhoff over de Brieven van Vincent van Gogh. 7: Mevr. Schaap-Van der Pek, Kandinsky's aesthetiek. Plasschaert over de Larensche tentoonstelling. Brief aan Barend de Kanonnier door Ed. Coenraads, teekening van Hildo Krop. 8: Con stant van Wessem: Goethe's Wilhelm Meister". 9: V. d. M., Fin. Kroniek. 10: Warenhuizen in Amerika, door v. d. S. Het H. S. M. Jubileum. J.Knoppers: J. S. Meuwsen en den Middenstands bond. Damspel door J. de Haas. //: Schaakspel door R. J. Loman. Johan Braakensiek over de Schillerkraag. Bijvoegsel: Johan Braakensiek over de Haagsche Tramwegstaking. Een merkwaardige houding En een interessante nieuwe bekentenis Wij hebben in ons vorig nummer, bij een bespreking van de Haagsche Tram kwestie, die ingeluid met een aanhaling uit de Nieuwe Courant, welke wij ter geheugenopfrissching even herhalen: Met cijfers, welker juistheid te constateeren is, wordt daarin aangetoond, dat het zuivere winstsaldo, hetwelk de Maatschappij in staat gesteld heeft over haar aandeelenkapitaal een aantal jaren achtereen een hoog dividend uit te keeren, niet van dien aard is, dat daaruit zonder schade aan een goede exploitatie, de loonsverhoogingen en andere verbeterin gen zouden kunnen worden bekostigd, door de organisaties namens het stakende personeel geëischt. Even juist komt ons het verweer van den heer van Houten voor, dat een vervoermaatschappij, om den dienst blijvend op een hoog peil te houden, in bloeienden financieelen toestand verkeeren moet, als zijn opmerking dat met den krachtens concessie verplichten aan leg van verlies-opleverende lijnen reke ning moet worden gehouden bij de over weging of de exploitatie-kosten der maatschappij met jaarlijks terugkeerende lasten, zooals een algemeene loonsverhooging kunnen worden verzwaard .... Na die gegeven verklaringen van mr. D. v. Houten is echter aangetoond o. a. in een lang stuk in de Haagsche bladen, op Vrijdagavond (terwijl ons artikel ter perse lag) vanwege de stakers ingezonden dat mr. Van Houten een geheel valsche voorstelling van den toestand zijner Maat schappij aan het Haagsche publiek opgedischt had!! Wat zou nu die Nieuwe Courant, wier redactie er dus bij haar verklaring van juistheid" even leelijk ingeloopen was, hierover te zeggen hebben?" Ziehier: Dit lezen wij. in het blad van Zaterdag avond 18 Juli. Het aanvankelijk ingenomen stand punt: een loonsverhooging met 30 Juli en verder niet werd verlaten, wegens den ernst van den toestand en op grond van de overweging dat de taak der maatschappij een andere is dan die van een in particulier bedrijf werkzame on derneming en neerkomt op het bewijzen van diensten aan het publiek, welke dit niet meer kan ontberen. Ook de positie waarin de president van den Raad van . Beheer zich gesteld had-in het artikel, welks becijferingen tegen de daarop ge leverde critiek niet bestand zijn geble ken, was niet te handhaven: dat met een volkomen salied financieel beheer en zelfs met een belangrijke winstuitdeeling een aanmerkelijke totsverbete ring van het trampersoneel vereenigbaar is, wordt niet meer ontken d". (Cursiveering en spatieering van ons). Was niet te handhaven." W qrdt niet meer ontken d." Dat is alles! En het is fraai! Niet n woord heeft deze publieke verdediger van de ondernemers om te oordeelen over de poging, door niet te handhaven" beweringen het publiek en den Gemeenteraad voor het lapje te hou den en de stakers te benadeelen! Onhandiger, laten we het maar z zeggen, kon het niet! Want als de aan hangers van het particuliere rhitiatief ' en van de ondernemers-bedrijven niet zelf er op staan, dat deze hun eer" hoog houden, hoe willen zij dan de zedelijke Götterdammerung van deze industriegrootheden voorkomen. Juist in naam van de eerlijke en recht schapen ondernemers, had hun orgaan sterk moeten opkomen tegen een derge lijke methode van den kant der Mij., voor wier belangen zij pleitte, krachtens haar eigen bestaansrecht en levensbe schouwing. * * * Inmiddels heeft mr. Van Houten zelf een zeer interessant verdedigingsstuk aan de Haagsche bladen toegezonden, dat de moeite eener scherpe ontleding loonen zou. We diepen er, behalve het toe geven zijnerzijds van het bestaan van een amortisatiepotje waaraan in 1913 ? 60.000 uit de winst toegevoegd was, een bedrag in zijn eerste stuk heel en al verzwegen, vooral deze kenteekenende rechtvaardiging van dat potje uit op: het moet dienen om in 1926 den aan deelhouders een rendament van hun aandeelen boven pari te verzekeren. En dit werd verdedigd met het ver haal hoe de Haagsche interessenten in de Mij., om in 1902 de electrificatie mogelijk te maken, van een Parijsche bankiersgroep de meerderheid der aandeelen, die toen 91 pCt. stonden, over namen voor 200 pCt. Zoodat deze offervaardigen daar in 1926 wel meer dan 100 pCt. voor mogen terugontvangen. Inmiddels vroeg Woensdagavond, in de Haagsche bladen, de heer L. Simons of niet uit de eerste mededeeling van mr. Van Houten, dat 99/100 der aandeelen in Belgische handen zaten, moest worden afgeleid dat de Haagsche heeren inmid dels kans hadden gezien die voor 200 pCt. gekochte aandeelen over te doen voor 300 tot 700? Het heele gescharrel met die aandeelen : bankiers die ze van 91 pCt. tot 200 pCt. opdrijven; anderen die ze tot 700 pCt. opjagen, dan een daling tot 300 pCt. dit alles geeft toch wel een aardigen kijk op het nut om dergelijke onderne mingen over te laten aan het particulier initiatief". Er valt mee te gokken. En dat kun je niet zoo mooi doen met Gemeente-obligaties ! KRONIEK DE WERKWILLIGE . . . ONDERKRUIPER Naar den Vleesche is hij gering, gemeenlijk een sjofel en uiterst dubieus personage, maar naar den Geest is zijn beteekenis eenvoudig enorm. Ging het decoratief-symbolisch toe in deze warrelige wereld, dan behoorde hij om te beginnen een Januskop te vertoonen, het eene aangezicht al zachten eenvoud en trouw, met een glans van blijmoedige tevre denheid in de oogen, omdat de wereld het zoo wél met den braven goedgezinde heeft gemaakt. Dat is dan de Gelukkige door Deugd. Maar het a.ndere gelaat behoorde slechts loerende boosheid uit te drukken, in stomp neus, wreeden mond en arglistige oogen niets dan dierlijk lage eigenschappen: baat zucht, naijver, lafheid, huichelarij, wreed heid enz. Want dit beteekent de Slechte, het Product van den Afgrond en haast de Duivel zelf. Wat het verder lijf des WerkwilligenOnderkruipers betreft, men zou het verdeeld willen zien, op de wijze der Amsterdamsche Burgerweesjongens, in zwart en wit of blauw (Paradijskleur) en rood (Helsch vuur) om decentelijk het dubbelwezen van dit opzienbarend verschijnsel uit te drukken. Immers, het valt niet te ontkennen, al valt het wat pijnlijk voor de partijgangers eener eeuwig constante, alom geldige Moraal : hier, in den Werkwillige-Onderkruiper, heeft men een verschijnsel van dubbele Moraal. Dat de Werkwillige tijdens een staking een braaf man is conform de Moraal, ons tot heden toe hij Moeders Pappot ingegeven, behoeft natuurlijk geen betoog. Trouw aan het gegeven woord, tevredenheid, ordelijk heid, hulpvaardigheid, onafhankelijkheid, al deze deugden resumeert hij in zijn onaan zienlijke persoon. Doch dat hij voor een andere maatschappij, voor duizenden -en duizenden, ook een slecht man is, een verrader zijner soortgenooten, een laffe egoïst, verbreker van een andere orde, vernietiger van een kans op meer dere welvaart, een lage slaafden misdadi ger... wie, die ooit de verontwaardiging en afschuw eener menigte van werkstakers en het angstig gewetensschuldige uitzicht van werkwilligen" aanzag, zou dit nog kunnen betwijfelen ? Zoover men het zedelijke aan het uiterlijk kan herkennen, zijn hier zelfs meer teekenen van onderkruipers onzede lijkheid, dan van werkwillige zedelijkheid te constateeren, en het is al te saam een mis selijk teeken voor de gewenschte eenheid onzer maatschappij. Waar het zoo ver gekomen is, dat nieuwe levensgewoonten onder zekere lagen des volks de kracht van algemeen zedelijke normen verkrijgen, buiten en dwars tegen het officieele recht en de zedelijkheid, daar schijnt het enkel een tijdelijke machtsvraag welke van deze zienswijzen de overhand hebben zal en is in zulk een maatschappij het zedelijke, tenminste voor dat deel, teloor gegaan. Want wat niet de gemiddeld verstande lijke meerderheid der betrokkenen als zede lijk voelt, dat is het ook niet. En macht is toch eigenlijk geen argument. F. C. * * Economische archieven (2 Er is in ons land gelukkig eene belang stelling groeiende in de historie onzer economische ontwikkeling, welke gepaard gaat met de wensch ook het huidig ver loop dier ontwikkeling wetenschappelijk te benaderen. Het verschijnsel staat niet opzichzelf: het is een der velen, die van een algemeene wederopleving ten onzent getuigenis afleggen, en het is c'.'arvan een van de meest natuurlijke, omdat het direct verband houdt met de krachtigste motoren dier wederopleving: namelijk de rijke ont plooiing onzer industrieele en handels krachten in de laatste kwart-eeuw. Maar niet de oorzaken, eer de gevolgen van die oplevende belangstelling zullen ons hier bezighouden. En wel de stichting binnen enkele maanden van twee econo mische archieven" in ons land. Eerst in het voorjaar het te 's Gravenhage gevestigde Nederlandsch Economisch-Historisch Archief, terwijl nu dezer dagen van de stichting van een Economisch Archief door de Rotterdamsche Handelshoogeschool bleek. Er lijkt, op het eerste gezicht, concurrentie of althans versnippering van krachten, te vreezen te zijn, als men die twee instellingen naast elkaar ziet verrijzen. Toch is dat niet zoo, wanneer men ze nader beschouwt, ja zelfs blijkt er van een wenschelijke aanvul ling, wellicht zelfs van een aanvullende sa menwerking sprake te zullen kunnen zijn. Jammer is slechts dat men dit in de namen niet iets duidelijker heeft kunnen doen uit komen. Zien wij het goed, dan ligt hier de fout bij het Economisch Archief der Handels hoogeschool, dat eigenlijk niet een archief is in den Nederlandschen zin van het woord, die bedoelt: de organisch gegroeide verza meling van de bescheiden van eenig lichaam. De Nederlandsche archivarissen vom Fach" zouden onherroepelijk de documenten-ver zameling, welke de Handelshoogeschool wil vormen naar de bibliotheek bannen, en haar daar desgewenscht een afzonderlijke afdeeling, laten vormen. Het Duitsche gebruik van het woord heeft hier evenals bijvoorbeeld bij het Krijgsgeschiedkundig Archief van den Generalen Staf in den Haag parten gespeeld. Doch dat nu daargelaten: de nieuwe in stelling is niettemin bijzonder nuttig. Immers zij wil tot een welgeordend en terdege bij gehouden geheel bijeen brengen al die be scheiden welke dienstig zijn voorde kennis van den tegenwoordigen toestand van handel en bedrijf en zijne ontwikkeling." Nederland en zijn koloniën natuurlijk zal de verzameling omvatten, doch daarnaast ook van het buitenland de bescheiden be treffende ondernemingen van groote nationale en internationale beteekenis opnemen be nevens een zoo compleet mogelijke ver zameling van officieele rapporten, statistieken en andere publicaties. Welke zijn nu die bescheiden? De door het bestuur der instel ling gegeven omschrijving enumereert als volgt: A. Bescheiden aangaande bepaalde handelsen industrieele ondernemingen (jaarversla gen, balansen, statuten, prospectussen, be schrijvingen, gedenkschriften en verdere bescheiden); B. Bescheiden van meer algemeenen aard: Onderwerpsgewijze te rangschikken rap porten van commissies, memories, verzame lingen van particuliere stukken, enz.; C. Publicatiën van openbare instellingen: Verslagen van Kamers van Koophandel en Fabrieken, permanente commissies op gebied van handel, scheepvaart, enz. D. Periodieke berichten inzake marktbewegingen enz. : Belangrijke beurs- en marktberichten, weekberichten, circulaires aan cliënten, tarieven, prijs- en voorradenstatistieken, vrachtberichten enz. Bovendien zal een speciale regeling worden getroffen ten einde het Archief ge regeld te doen aanvullen met daarvoor in aanmerking komende dagblad-berichten". Het feit, dat nu althans ergens in ons land al deze dingen zullen bewaard worden, dat ergens bijeen te vinden en gemakkelijk te raadplegen zal wezen al dat materiaal van gegevens, dat nu her en der verspreid is en verloren gaat, is allergelukkigst. En zoo het nog noodig mocht wezen, sta hier de warme aanbeveling aan ieder, die daartoe mede werken kan om te zorgen, dat de verzameling zoo volledig mogelijk worde. Waarlijk als het wetenschappelijk, universitair opleiden onzer handelaars en industrieelen werkelijk iets zal beteekenen, dan moet deze bron van informatie voor hen geopend zijn en rijkelijk vloeien. Ieder, die zich ten onzent ook maar eens terloops bezig gehouden heeft met de bestudeering van eenige tak onzer nationale welvaart, zal ten volle beamen hoe veel moeite en omslag het nu nog kost om zich zelfs maar van de meest elementaire ge gevens op de hoogte te brengen, en de velen die zich voor onze economische ontwikkeling interesseeren, zullen evenzeer beamen hoe teleurstellend het daarom nu meestal is, slechts eenzijdige of althans onvolledige inlichting te krijgen uit wat er met die ge brekkige gegevens gepubliceerd wordt! Zoo moge er, dank zij het initiatief der Handels-HoogeschooI een nieuwe, rijke, nut tige bron geopend worden voor de kennis van Nederlands economisch heden. * * * Maar voor een deel dier kennis hebben wij mér noodig, moeten wij kunnen terug gaan in het verleden en de sporen kunnen vervolgen dier ontwikkeling van haren oor sprong af. Hoe afgesleten de uitdrukking moge zijn, zij blijft niet minder waar, dat het heden k in het verleden ligt. Zoo is het Economische Archief niet compleet zon der eenige aanvulling in de historie. Deze aanvulling nu geeft men begrijpt het reeds het in den Haag gevestigde Econo misch-Historisch Archief. Dat blijkt reeds uit dezen zin in de circulaire der HandelsHoogeschool, welke tevens het bewijs levert, dat er overeenstemming en samenwerking tusschen beide instellingen bestaat: dat het in afwachting van de werkzaamgeid van het onlangs opgerichte Nederlandsch Economisch-Historisch Archief niet in de bedoeling ligt in het archief stukken op te nemen van zuiver historisch karakter, welke voor de kennis van den tegenwoordigen econpmischen toestand van handel en bedrijf en zijne ontwikkeling van geen direct belang meer zijn. Ook complete archieven van bij zondere ondernemingen of gedeelten van zoodanige archieven zullen met het oog hierop niet voor opneming in het archief in aanmerking komen." Dit Economisch Historisch Archief nu gaat bij het vormen zijner verzamelingen uit van de overweging, dat het voor de kennis van de geschiedenis van handel en scheepvaart, industrie, bank- en beurswezen, landbouw, visscherij, ondernemers- en arbeidersvereenigingen enz. van ons land in hooge mate te betreuren is, dat jaarlijks tal van belang rijke documenten van historisch belang ver nietigd worden. Oude koopmansboeken, han delscorrespondenties, oude notulenboeken van organisaties op economisch gebied, zelfs gehee'le archieven van bedrijven of vereenigingen zijn reeds aldus verdwenen, niet tegenstaande deze papieren voor de recon structie van de vroegere economische ver schijnselen en verhoudingen van groote waarde zouden zijn geweest. Met name geldt dit voor de bescheiden betreffende den handel van Nederland gedurende de laatste eeuw, waarvan de geschiedenis zelfs nog niet in groote trekken vastgelegd is kunnen worden. Door geen instelling zijn dergelijke stuk ken tot dusver systematisch verzameld, en de nieuwe vereeniging zal nu al dit materiaal, zoowel uit vroeger eeuwen als uit den tegen woordigen tijd, bijeen brengen in haar Archief. De belangrijke rol, door Nederland van ouds her op economisch gebied gespeeld, de merk waardige ontwikkeling van handel en in dustrie en de daarmede in verband staande verhoudingen, de plaats, door ons land thans in het wereldverkeer ingenomen, rechtvaar digen het gestelde doel niet alleen, maar maken het ook dringend noodig, dat aan die verwaarloozing zoo spoedig mogelijk een eind kome. Wij komen hier inderdaad wel wat achter aan. Reeds sedert jaren kent Duitschland, dat toch een lang zórijk economisch ver leden niet heeft als ons land, zijn Wirtschaftsarchive.' Zelfs Zwitserland heeft een van staatswege geleid Wirtschaftsarchiv te Basel. In n opzicht echter heeft dat achteraankomen voordeel: het wordt nu mogelijk te profiteeren van de ginds opgedane erva ring. Dat zal van belang blijken juist voor het vraagstuk van de samenwerking van het archief der Handelshoogeschool en het historische in den Haag. Immers ook Duitsch land kent de beide soorten kent er eigenlijk drie, namelijk ook nog het Betriebs-archief" dat zich speciaal met n bedrijf, zelfs met eene onderneming bezighoudt. Hoe men daar reeds de noodzakelijkheid van onder linge gedachten-wisseling en samenwerking inziet, mag blijken uit het voor kort ver schenen stenogram van de in October '13 gehouden eerste Wirtschaftsarchivtag', waar tal van punten besproken werden en de grondslag voor wederzijdsch begrijpen gelegd kon worden. Dit kwam reeds uit, dat de Historische archieven, die de nuttige taak hebben geheele bedrijfsarchieven voor den ondergang te behoeden op geheel andere wijze moeten worden beheerd en geleid, dan de Hoogeschool-archieven. Hier de modern geschoolde handelsman en de statisticus, ginds.de historicus-econoom en de archivaris. De scheiding, die wij nu ook ten onzent vinden, ligt dus voor de hand en is zelfs noodzakelijk, mits er samenwerking zij en die voorwaarde is vervuld. Zoo kan men dus in Nederland met frisschen moed beginnen nog te redden wat er te redden is. Dat het archief der Handels hoogeschool spoedig een nuttige vraagbaak zal worden is wel waarschijnlijk, het moet zijn materiaal verzamelen uit het heden en zal het nog wel grootendeels aanwezig vin den; maar ook het Economisch HistorischArchief moet zulk een vraagbaak worden: het moet omtrent het economisch leven van voorheen ' en dat voorheen begint reeds niet zoo heel veel verder terug dan dertig jaren datgene aan archiefmateriaal be vatten, wat er nu nog is. De groote beteekenis onzer economische geschiedenis vraagt niet vernietiging maar bewaring der oorkonden van ons economisch leven. En het is zeker een bewijs van herleving van ons zelfbewustzijn, dat de middelen daartoe werden gezocht, dat de mogelijk heid ervan werd gevonden en dat twee nieuwe instellingen met aandrang komen vragen om die oorkonden, systematisch over haar beide verdeeld, te mogen opnemen, bewaren en ten dienste stellen van een betere, grondiger, levenwekkender kennis van Nederlands zoo belangwekkend handels- en bedrijfsleven. MIIIIIIIMIIIIIIII Willem Mertens' Levensspiegel, door J. VAN OUDSHOORN, W. L. & ]. Brusse's Uitgev.-Maatschappij, Rotterdam 1914. Aldus de aanvang: Hij draalde aan de glazen-als-winkeldeur. De winkel zelf was opzij en in het pas ge schrobde marmeren voorportaaltje met den vermanenden voetveeg, was aan een blank gepoetste kraan' vooral het behoedzame koperen emmertje van eene afschrikkende degelijkheid". Dan even verder: De kamer was stijf-burgerlijk gemeubeld en door eene aangrenzende werkplaats onge zellig. De deuren van de half-donkere werk plaats stonden aan; boven half-wit geverfde ruiten achterin wrongen naakte wintertakken over een nat-zwarte schutting. Geheimzinnig maanlicht was op de plompe werkbank en achter lange planken, schuin aan de muur, stonden grillige schaduwen op. Er was iets tooneelmatigs in deze ruwe verlatenheid, waarbij zijn doelloos wachten de eenig pas sende houding was. Ook merkte hij, hoe de leegte en vereenzaming van zijn leven, welke hem de laatste dagen ondragelijk hadden toegeschreven, in zeldzaam even wicht kwamen met de stilte en ontdaanheid van dit vreemd nachtelijke. Want het voor iederen dag opnieuw gangbare zweeg hier machteloos en de begeerde omgang met nevenmenschen was van eene doorzichtige armoede." Uit dezen aanvang is de geheele aard van dit geschrift te kennen, dunkt mij. Het eigen zinnig individueele vah taal, dat ook in het vervolg soms aan de tachtiger beweging doet denken, de scherpe, hartstochtelijke aanschouwing der dingen, niet om dezer maar om zelfs wil, namelijk tot uitdrukking van de stemming, en eindelijk het onmiddelijk, overtuigd stellen van den geestesstaat van den Held" in innig verband en werking met de omgeving, waardoor het geheel naar zeldzaam sensitieve hoogten wordt opge voerd, ... dit alles karakteriseert dadelijk den schrijver en het werk als tenminste niet banaal en grijpt terstond de aandacht vast. En deze eerste indruk wordt bevestigd en nog versterkt het gansche boek door. Het is de innerlijke tragedie van een ziels ziekte die hier verhaald wordt. Misschien is de kwaal een bij psychiaters zeer bekende en gansch niet ongemeene, maar dit geval, zoo verhaald, wordt tot iets zeer ontroerends en schrikbarend menscheiijk algemeens, omdat het aldus fel beschreven en diep innerlijk doorleefd is. De weinig belangrijke geschiedenis van het uiterlijKc geval is spoedig genoeg verteld. Een kind van burgerlijke ouders, maar utt een geslacht, dat reeds van alle zijden wormstekig is, in zijn jeugd geleid noch begrepen in zijn sterke driften en ge vaarlijk krachtige verbeelding, wordt tot een jongen man, wiens passioneel uitgegroeide moreele neigingen hem het gewicht van allerlei jeugdige zonden overdrijven doen. Dit voert tot getob en ziekelijke zelfbepeinzing. Het is de bekende romantische overschatting der persoonlijkheid, die hem ook thans weer een mislukt examen en een opgedane geslachtsziekte als wereldcatastrophen doen aanzien, alleen door ontzaggelijk berouw en zelfvirachting te delgen een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl