Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
26 Juli '14. No. 1935
sysföSüS^S?
Vincent Willem van Qogh 1853?1890 (Rijksmuseum) Zelfportret
Brieven van Vincent van Gogh aan
zijn broeder, uitgegeven en toege
licht door zijn schoonzuster
J. van Gogh?BongerJ*
Ie mot amour de l'art n'est pas
juste, c'est croyance qu'il faut dire,
croyance jusqu' au martyre!"
Dr. GACHET, over Vincent
II
Zij die Vincent als mensch wel hoog
schatten, maar wat verlegen zijn met zijn
beteekenis als kunstenaar, moeten zijn
weergalooze ijver en zijn werkkracht als
schilder uitleggen als een halstarrige gril,
een soort van Don Quichotterie. Die mee
ning kan dan ver
sterkt worden uit de
omstandigheid, dat
hij eerst op gevor
derden leeftijd aan
het schilderen toog.
Hij was immers aan
vankelijk in den
kunsthandel, toen on
derwijzer in Enge
land, dan in een boek
winkel, daarna aan
de studie voor het
predikantschap, ver
volgens
godsdienstleeraar of zendeling
onder de mijnwerkers
in de Borinage, en,
eindelijk, hij was
toen bijna 30 ging
hij in de schilder
kunst". Maar daarbij
moet opgemerkt wor
den dat van jongs af
getuige deze brie
ven een neiging
tot de kunst bij hem
steeds sterk aanwezig
is, en hij voor schil
derijen in 't bijzonder
altijd een groote en
onverflauwde belang
stelling aan den dag heeft gelegd. Al is
hij ook geheel uit de sfeer, blijft hij voeling
houden met de schildersbeweging die toen
in Holland den zege aan 't behalen was;
hij is zoo verlangend om op de hoogte te
blijven van alle nieuwe manifestatie's, en
dweepziek in zijn vereeringen, dat het wel
lijkt of hij als een banneling in den vreemde
ronddoolt. Ook zijn opmerkingen en zijn
beschrijvingen van toestanden en streken
van momenten in de natuur, die hij ziet,
zijn van iemand die de dingen als schilder
waarneemt. Maar dan ook als een schil
der, die verder speurt dan het schilder
achtig geval.
In Engeland teekent hij reeds het hier
gereproduceerde schetsje van de kost
school met uitzicht op de zee, en zeer
is
En route
kenschetsend zijn kunstenaarswezen
de toelichting die hij daarbij geeft. . . .
hierbij een teekeningetje van het gezicht
uit het raam van de school, waardoor de
jongens hun ouders nazien als die hen
hebben bezocht en weer naar het station
teruggaan. Menigeen zal het gezicht uit
dat raam wel nooit vergeten."
Als geheel in dien geest, en vooral
om aan te toonen de innerlijke houding
van Vincents kunst, wil ik hier nog een
ander citaat uit een veel lateren brief
laten volgen, 't Was bij een schetsje van
een teekening, gelijk hij die zoo veel
vuldig op het velletje postpapier krab
belde. ... Ik heb dien ouden kanjer van
een knotwilg nog
geattaqueerd, en ik
geloof dat dit de
beste van
deaquarellen geworden is. Een
somber landschap
de doode boom bij
een stilstaanden met
kroos bedekten plas,
in 't verschiet een
remise van de
Rijnspoor waar spoor
lijnen elkaar kruisen,
zwarte berookte ge
bouwen, verder groe
ne weilanden, een
kolenweg, en een
lucht waar de wolken
jagen, grauw met een
enkel schitterend wit
randje, en een diepte
van blauw daar waar
dewolken zich scheu
ren even. Enfin ik heb
het willen maken zó,
als dunkt mij het
baanwachtertje met
zijn kiel en rood
vlaggetje, 't zien en
voelen moet als hij
denkt: Wat is 't
triestig vandaag."...
(cursiveering van mij).
In Amsterdam waar hij zich geweld
aandoet om door te maken een lang
durige en hoofdbrekende studie, nood
zakelijk voor de opleiding tot predikant,
benut hij toch iedere gelegenheid om
even in het Trippenhuis te gaan kijken,
of vertiert hij zich tusschen dat blokken
door, met teekenen, en zend aan Theo
een illustratie op het bijbelsch verhaal
van Elia in de woestijn. En later weer,
als hij de hoop moet opgeven die voorbe
reidende studie tot den predikantsstaat
te kunnen voltooien, toch nog zijn ideaal
tracht te verwezenlijken en vol geest
drift naar het Borinage trekt om daar
als Evangelist en verpleger onder de
mijnwerkers werkzaam te zijn Licht
Weeskinderen
dat opgaat in de duisternis" dan treft
hem daar de omgeving, geeft hij zijn
verlangen te kennen daaruit schetsen te
maken, maar vreest dat het teekenen
hem van zijn eigenlijk werk zal afhouden."
Toch stuurt hij een teekening van,een
soort schafthuis der arbeiders, au
Charbonnage," een armzalig en desolaat uit
ziend estaminet,... omdat men hier
zooveel van die menschen ziet die in
de kolen werken en dat wel een eigen
aardig volk is." En zoo, al die jaren lang,
dat Vincent in alle andere richtingen dan
die van de kunst zich een levensstaat
zocht, heeft hij onbewust reeds een lange
studietijd als schilder doorgemaakt, al
was het dan ook hoofdzakelijk tot ont
wikkeling van zijn waarnemingsvermogen.
Later, in de praktische studie, verklaarde
hij dan ook de dingen nu toch geheel anders
te zien dan vroeger.
Zoo was hij al rijk aan veel, toen hij
eindelijk ernstig ging teekenen en dat
hij er zoo laat toe besloot zich geheel
aan de kunst te wijden" zal wel voor
een groot deel kunnen verklaard worden
uit de volkomen afwezigheid van eer
zucht, die bij zoovelen tot het kunstenaar
worden een voorname drijfveer is. Ove
rigens werd hij bij zijn hang naar beide
zoo verschillende staten geleid door een
zelfde verlangen, om door zijn werken
troost te brengen aan de menschen en
daarin dan ook openbaart zich de over
wegend altruïstische grondtreki van zijn
levenshouding en zijn kunstopvatting.
... Ik gevoel dat mijn werk in 't hart
van 't volk ligt, dat ik mij laag bij den
weg moet houden, dat ik diep in 't
leven moet ingrijpen, en door veel zorg
en moeite moet vooruitkomen".
Met deze woorden heeft Vincent wel
als kunstenaar zijn Credo uitgesproken
en 't was meer dan een ijdele leus of
de belijdenis van een principe, want hij
heeft naar die woorden gehandeld! Zoo
n, dan was hij toch wel de man van
de daad, de daad redelijk en zin
rijk als noodwendige verwerkelijking,
niet van een plotselinge inval of vluch
tige opwelling, maar van een staag
brandende begeerte. En hoe heeft hij
gewerkt? wél met de vlagende harts
tocht van een zich zelf verschroeiende
vitaliteit, maar geenzins als een
dolleman, die verdwaasde inbeeldingen
najaagt.
Dat hij toezicht op zich zelf had en
de onstuimigheid van zijn uiting de ont
spanning was van eerst saamgetrokken
krachten, kunnen we weten uit wat hij,
in vervolg op het vorig zinnetje, zegt:
Het is met 't leven als met 't teekenen,
dat men soms snel en gedecideerd moet
handelen, de zaak aangrijpen met wils
kracht, zorgen dat de groote lijnen er
bliksemsnel opstaan. Daar komt geen
aarzelen, geen twijfelen te pas, en de
hand mag niet beven, en het oog niet
heen en weer kijken, maar vast blijven
op 't geen men voor heeft. En men moet
zoo er in verdiept zijn, dat in korten
tijd iets gewrocht is op 't vel papier of
't doek, waar eerst niets was, zoodat
men nauwelijks zelf weet, hoe men het
er opgedonderd heeft. De tijd van het
redeneeren en nadenken moet de besliste
handeling vooraf gaan. (cursiveering
van mij.) Bij het doen zelf is weinig
spacie voor nadenken of redeneeren.
Ik zou wel aan't citeeren willen blijven,
want de bladzijden wemelen van gezegden
en ontboezemingen, die in hun grootschen
eenvoud en kunsteloozen vorm, dezen
mensch en kunstenaar tot in de inge
wanden van zijn wezen doen aanschou
wen. Daaruit wordt het ook duidelijk
tot leering en toonbeeld van veel tegen
woordige jongeren hoe deze kunstenaar
met zijn vulcanischen scheppingsdrang,
zich zelf onder tucht wist te stellen, door
een volhardend inspannende arbeid nood
zakelijk geacht als voorbereidende studie.
Zijn geloof aan het heil van methodische
oefeningen is bijna onnoozel, maar be
wijst te meer de volmaakte toewijding
aan zijn kunst en zijn buitengewoon
doorzettingsvermogen.
Waarlijk, als er iets uitzinnigs is in
Vincent, zou het zijn heete ijver en zijn
voor niets terugdeinzende wilskracht
moeten zijn.
Hij is een schilder die laat aan de
practijk toe kwam, maar wie is er
die alle uren, dag aan dag, jaren lang,
vulde met zwoegende arbeid, beleidvol
geregeld en nauwgezet, om zich te be
kwamen tot de daad.
Toen hij nog aan de theologische studie
was, raakte hij in verrukking over de
Imitatio, en om het boek nog volkomener
in zich op te nemen en dieper te door
gronden, onderneemt hij het om het ge
heel te gaan overschrijven ... hij wist
geen beter middel om er wat van in 't
hoofd te krijgen"! Later teekent hij de
lange serie platen van de cours de
dessien" van Bargue, niet n, maar meer
dere keeren over; hij kluistert zich aan
dien taak, wel niet voor zijn pleizier! maar
omdat hij het tot een noodige vaardigheid
in teekenen heilzaam acht. Uit de ruime
collectie litho's en houtsneden die hij
bijeen heeft gebracht, teekent hij ook weer
verschillende exemplaren na, de Zaaier
van Millet zelfs vijfmaal! Dan teekent
hij rusteloos, vooral, vooral naar model
(waar de boterham om lijden moet!)
onthoudt zich van schilderen, hoezeer
hij daarnaar haakt, om eerst een goed
onderlegd vormbegrip en een zekere hand
te hebben..." Doch om als men voor
't model zit, die eenvoudige karakteris
tieke lijnen te vatten, is moeielijk genoeg.
Die lijnen zijn zoo eenvoudig, dat men
ze met de pen om kan trekken, maaj ik
zeg nog eens de kwestie is die groote
Theo van Gogh (1857?1891) Teekening van Meyer de Haan
lijnen te vinden, zoo dat met een paar
streepen of krassen men het essentieele
zegt. De lijnen zóte kiezen, dat 't van
zelf spreekt als 't ware, dat ze voo
loopen moeten, dat Is iets dat echter niet
vanzelf gaat"....
Dan verdiepte hij zich ernstig in de
wetten der perspectief en van het kleur
wezen, studeerde ijverig proportie en
anatomie, observeerde oplettend alle
verschijnselen in de natuur in betrekking
tot zijn kunst en hechtte veel gewicht
aan de technische bijzonderheden en de
verschillende metho
den van zijn hand
werk. _,.
Zoo had deze Fa- SP-^
naticus, en
stormlooper naar idealen, ook
een vasten grond van
zakelijken arbeid en
nuchter beraad onder
de voeten. Deze
heethoofd kan koelzinnig
redeneeren en blijk
geven van een wijze
overschouwing :
Om u de waarheid
te zeggen zou ik noch
de ouderwetsche
noch de nieuwere
opvatting willen mis
sen. In beide rich
tingen zijn te veel
dingen hors ligne" ..
Uit het verkondigen van idealen of
principen, die er aan ten grondslag lig
gen, laat zich nog niet de grootheid van
een daad bewijzen, maar uit dit boek is
te betoogen de wezenlijkheid van
Vincents kunstenaarschap. Als hij geen zeld
zaam kunstenaar was zou de natuur in
hem een ongerijmdheid hebben begaan of
van haar wetten hebben afgeweken. Doel
loosheid in de natuur bestaat niet.
Aanleg, of voorbeschiktheid tot
supeIl l
De kostschool te Ramsgate (1876)
etc.
rieure menschelijke verrichtingen, is niet
anders dan een van nature ingeschapen
en alle levenszenuwen doortintelende
aandrift, die zich overheerschend op n
punt richt. Naar de mate die aandrift
hevig en duurzaam is en vrij blijft
van alle onzuivere motieven (gelijk bij
Vincent) zal de streefzucht sterk en
toomeloos zijn, daaruit het concentratie
vermogen zich verscherpen en de
energische krachten zelf de middelen vin
den om stooreloos, en met onbewuste
zekerheid van de bedrijvende hand, zich
te ontwikkelen naar
het begeerde doel.
De aandrift is als de
lichtbron, die onaf
wendbaar haar stra
len uitschiet, de aan
leg is te begrijpen als
een instinctmatige
beweging. Wie zei.
het ook weer dat men
een genie kan zijn in
het schoenenpoetsen,
als men zich tot die
bezigheid bovenma
tig voelt aangetrok
ken?
Nu verbeelden ve
len zich wel een zeer
echte en hevige
passie voor
eenigerlei kunstbeoefening
te hebben, en al hun krachten daarop
in te spannen, terwijl zij toch
middelmatigheden blijven of miskend wor
den ? Maar zij zijn als degenen die
onverwacht in niet vermoed lijfsgevaar
verkeeren en dan eerst een ontwikkeling
van krachten vertoonen, waarover zij
zelf verrast staan.
Vincent werkte en ijverde steeds in
die uiterste krachtsinspanning, met de
verwoedheid van een, die voor zijn
leven vecht. De drift tot de kunst was hem
De knotwilg (omstreken Den Haag)
Strand Scheveningen