De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 2 augustus pagina 10

2 augustus 1914 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Si' Sr S 10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 2 Aug. '14.. No. 1936 Amsterdamsche Adressen POORT VAN KLEEF De oude gevelsteen aan de ingang geeft een vizioen van middeleeuws stadsschoen...: die Porte von Cleve" staat er onder. Dat klinkt welluidend en vriendelik. Maar de moderne business-man met de stugge, kortgeknipte snor en de rücksichtslose", snelle blik, vermaalt tussen zijn kaken niet enkel de biefstuk, doch ook de welwillendheid, en bijt kort af: d' Poort van Kleef." Twintig jaar geleden heeft vader business man den aankomenden" zoon voorgehouden dat eerlik het langst duurt, en dat hij in d' Poort van Kleef moet wezen als hij in de haast nog wat eten wil. Het is mij toch overkomen," blufte vader, dat ik om half zes daar binnen kwam; en om zes uur tien ging het Rijnspoor van de Weesperpoort: ik moest 's avonds in den Bosch wezen! Gauw een halve biefstuk met gebakken aardappelen besteld...: tien vór zes stapte ik op tram Sarphatistraat, gaf de koetsier een dubbeltje, die lag de zweep er over en ik haalde hem nog nét!" De Poort" heeft die twee reputaties be houden tot op de huidige dag: de eerste reputatie is die van zijn biefstuk met gebak ken aardappelen, de twede die van de snel heid waarmee Neêrland's gastronomie er wordt bediend. Die snelheid is wel nooit overtroffen... het is en blijft een record \ dat, evenals Jaap Eden's schaatsrecord op de 5000 meter, twintig jaar op zijn naam heeft gestaan! Maar die snelheid van be dienen is toch wel reeds geëvenaard: 's levens tempo heeft in die twintig jaar de eens zo vooruitstrevende Poort van Kleef weten te achterhalen. Hollandse reputaties echter, slijten niet gauw; en met tal van andere (meer serieuze!) begrippen, heeft zich ook het begrip bij busi ness-man junior ingeroest, dat alleen de Poort hem in staat kan stellen 's avends nog wat uit te voeren." Is hij ietwat meer geposeerd hetzij in leeftijd, hetzij in social stan ding" of is hij hypochonder, dan zal hij de voorkeur geven aan Polman's intimiteit en mildere omgangsvormen, of hij laat in de Poort zich liften naar de eerste tage, waar alreêde deftige vestiaire hem heil belooft... Doch niet aldus wanneer de avond wel licht nog het netto provenu" in zijn fulpen mantel bergt,... gelijk het van de nacht wel heet dat hij conseil" brengt. Niet aldus wanneer zijn blik het kale buffet van de Poort" betuurt en dan weer strak en ver stard op de blauwe krullen van het papieren servetje blijft rusten, alsof daarin de toe komstige omzetcijfers" te lezen waren. Niet aldus wanneer de koorts en de heilige bezetenheid van het make money my son, make money... if you can honestly, but make money", over hem is gekomen. Niet aldus, wanneer de transaktie zit er niet in zo'n woord nog 'n laatste zweem van zwierigheid? nog voor de boeg is, en de uitslag twijfelachtig, zér twijfelachtig. Op zo'n ogenblik zegt hij met Gysbrecht van Aemstel: Het moet er nu op staan!" Hij klemt de tanden op elkaar, en zijn oude voetbal-benen hebben hem vlug de stoep van de Poort opgewipt; het onbarmhartig-witte gloeilicht van de restauratiezaal ketst op zijn zwarte, hoekige gestalte, met een ruk heeft hij zich van jas en hoed ontdaan, en met iiiiiiiiiiiiiiiliiiiMiiimimiiiimiiiiiiiiiiiii IIIHMMMIUmlMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMmil Hij waant zich dan veilig te zitten en be trekt natuurlijk zich zelve in de catastrophe. In deze critieke tijden kan elk voor zich nu eens blijk geven van z'n solidariteits gevoel, ook op economisch gebied. 31 Juli 1914. V. D. M. P.S. Intusschen hebben nieuwe besprekin gen tot het voornemen geleid, om ? 200 millioen ter beschikking aan de markt te stellen. Des ondanks heeft men het raadzaam geacht, de effectenbeurs ook Vrijdag en Za terdag gesloten te houden. Ook de New-Yorksche markt is, wat we reeds voorspelden, in een paniek-toestand overgegaan om het verkeer te bevorderen, en de billetten-circulatie in normale banen te houden, heeft de Nederlandsche Bank besloten provisie-vrije rekeningen te openen. * * * Oogstverwachtingen Meer dan gewoonlijk trekken ditmaal de berichten omtrent de Oogstverwachtingen de aandacht, omdat bij de donkere wolken op staatkundig en economische gebied de hoop op verbetering van de allom verslap te bedrijvigheid in zaken voor een groot deel op de schatten van den bodem is ge vestigd. En in dat opzicht verkeeren de Ver. Staten van Noord-Amerika, vooral wat den tarwe oogst betreft, in een bijzonder gunstigen toestand. De opbrengst der wintertarwe wordt op 640 millioen bushels geschat, d.i. ongeveer 200 millioen bushels meer dan de gemiddel de opbrengst van de laatste 5 jaren. De oogst van de voorjaarstarwe wordt op 262 millioen bushels geraamd, zijnde 17 mil lioen bushels meer dan de doorsnêe-opbrengt van de laatste 5 jaren. De totale tarwe-oogst wordt dus op 900 millioen bushels getaxeerd, tegen 763 millioen het vorig jaar, dat tot dusver de grootste tarwe-opbrengt had gegeven. Voor Europa is deze raming in zoover van belang, dat indien deze verwachtin gen worden vervuld Amerika, dat jaar lijks voor eigen behoef ten 600 millioen bushels noodig heeft, 300 millioen voor uitvoer kan beschikbaar stellen. Een zoo aanzienlijk quantum zal niet zon der merkbaren invloed op den prijsstand van de wereldmarkt blijven, vooral als die reusachtige hoeveelheid van goede kwaliteit blijkt te zijn, het geen het export in niet geringe mate zou bevorderen. In den loop der latere jaren is meenigmaal een berekening gemaakt, volgens wel ke de Vereenigde Staten door de voortdu rend belangrijke immigratie, alsook door de gestadige uitbreiding der industrie, waarmede een verplaatsing der bevolking ten gunste van de steden gepaard gaat, spoedig niet meer in staat zullen zijn, zelve in de behoeften van het voor eigen consumptie benoodigd graan te voorzien. Voor het ont brekende zou dus door invoer moeten worden gezorgd, maar blijken de resultaten van dezen oogst zoo enorm als de raming aangeeft, dan is de vrees voor gebrek aan broodstoffen in Amerika ongegrond, ook zelfs al zou deze schatting eenigermate tegenvallen en een wat minder groote hoeveelheid voor uitvoer overblijven. Voor wintertarwe wordt de opbrengst ditmaal geschat op 18.1 bushels per acre tegen gemiddeld 15.6 bushels in de laatste 5 jaren. Volgens deskundigen is dit be langrijk voordeelig verschil door doelmatige maatregelen blijvend te maken, zelfs te vermeerderen, zoodat Amerika ondanks het toenemend zielental nog een groote toekomst als tarwe-exporteur kan tegemoet gaan. Het voortbrengingsvermogen van den bodem is verschillend; in 22 staten wordt tarwe verbouwd, maar de gemiddelde op brengst varieert van 10.3 bushels per acre in Noord-Carolina, tot 29.9 bushels in Idaho. Deze afwijkingen zijn een gevolg deels van de verschillende methoden van cultuur, deels van de meerdere of mindere vruchtbaarheid van den grond, alsmede van de verschillende wijzen van bebouwing. Hier en daar is de methode van aanplant nog achterlijk en over het algemeen vormt de landbouw, waarin het kleine en middelmatige bedrijf de overhand heeft, een ongunstig contrast met de groot-industrie met haar truststelsel. Ook in Canada zijn tot dusver de voor uitzichten gunstig en daar deze kolonie een zeer groot gedeelte van haar tarweopbfengst kan uitvoeren, zal in 1914/15 meer Noord-Amerikaansche tarwe dan in andere jaren naar Europa kunnen worden verscheept. Door de Europeesche landen van invoer werd van l Augustus 1913 tot begin Juni 1914 61.2 millioen quarters tarwe, tegen 63.3 millioen in hetzelfde tijdvak van het jaar te voren, betrokken. Hiervan kwamen 24.7 mil lioen quarters uit de Ver. Staten en Canada en 18 millioen uit Rusland, tegen 23.7 mil lioen, resp. 11.3 millioen het jaar te voren. Door de ruime oogst-opbrengst van Rus land was het aandeel van dit land in de tarwe-levering aan Europa in het laatste jaar dus belangrijk grooter. Daarentegen kon Argentinië toen slechts 2.9 millioen quarters afstaan, tegen 12.1 millioen het jaar te voren De rest werd uit Roemenië, Britsen Indië, Australië en andere landen betrokken. Wat Rusland betreft, luiden de laatste berichten omtrent den oogst minder gunstig, nu en dan wordt zelf van een gedeeltelijke mislukking gesproken ; ook Rumenië schijnt niet op een normale opbrengst te kunnen rekenen. Van de landen, die geregeld door invoer in het ontbrekende moeten voorzien, heeft Frankrijk geen vooruitzicht op een volle oogst-opbrengst, in Engeland is de stand van het gewas tamelijk normaal, terwijl Oostenrijk er beter voorstaat, dan Hongarije, afgezien van de groote kans, dat door den oorlog een groot deel van de voor den oogst benoodigde arbeidskrachten daaraan zal worden onttrokken. De berichten uit Duitschland zijn dikwijls nog tegenstrijdig, waardoor men omtrent de juiste vooruitzichten nog in het onzekere verkeert. Maar voor de eigen consumptie heeft Duitschland, even als Oostenrijk, meer behoefte aan rogge dan aan tarwe en de stand der rogge wordt ditmaal minder gunstig beoordeeld dan het vorig jaar. De vochtige weersgesteldheid schijnt nog al nadeeligen invloed te hebben uitgeoefend. Voor den rogge-handel is door de jongste invoer-wet van Rusland een belangrijke wijziging voor Duitschland ingetreden. Dientengevolge zal export op groote schaal naar de Russische grens-provinciën nu op houden en voor zoover de transport kosten het mogelijk maken de uitvoer met behulp der uitvoer-certih'caten meer naar andere landen moeten worden gericht en wel voornamelijk naar de Noordelijke landen en ook naar Bohème, indien zulks tot de daar geldende prijzen kan geschieden. In Duitschland zijn de verwachtingen voor den tarwe-oogst beter dan voor rogge, maar voor geen van beide zal de opbrengst zoo groot zijn als die van het vorig jaar. De uitvoer zal bovendien, door het van Amerika te verwachten aanbod wél binnen enge grenzen blijven of zich moeten be palen tot de meest nabij Duitschland's gren zen gelegen landen. Voor zoover men kan nagaan, zal Europa gedurende de a.s. campagne een grootere hoeveelhoed tarwe moeten invoeren, dan gewoonlijk het geval is, waarvan Amerika wél het leeuwendeel zal leveren en naar het zich laat aanzien kunnen de Ver. Staten een voordeelige realisatie van het uit te voeren graan onder de gegeven om standigheden tegemoet zien. 31/7 '14. v. D. S. IIIIIIIIIIIIMIIIIIII De Amsterdamsche volkstaal n In Amsterdam vindt men nog pothuizen. Een pothuis is een uitwas van een huis, meestal van een hoekhuis. 't Heeft een hel lend dakje en weinig ruimte. Carolus Tuin man zegt: Pothuis, waarin schoenlappers flikken, is mogelijk zoo genoemd, omdat zij daarin zonder veel ruimte, als in een pot zitten, gelijk Diogenes in zijn ton". Kiliaan noemt pothuyve, een helm zonder kam, een helm die als een pot om het hoofd sluit. En iedereen weet hoe de pothoedjes eenige jaren geleden bij de dames in de mode waren. Verder is het een oude Amsterdamsche gewoonte, n of meer groote huizen die op een gracht of in een straat tusschen andere kleinere staan, een fort te noemen, en trap is een eigenaardige benaming voor de ge meenschappelijke deur der bovenwoningen; men zegt b,v.: de trap staat altijd open. Reeds bij Vondel noemen de Pizaners de metalen brug waarover Salmoneus zal rijden, de kopre sluis", en zoo heet te Amsterdam nog steeds een steenen brug met gewelfde bogen, elke brug die niet van hout is; de uitdrukking steenen brug" is daar onbekend. Gracht noemt men de straat langs het water, dat zelf ook gracht" heet. Ook hoort men wal voor gracht (water), in de zegswijze smijt het in den wal; de uitdrukking uit den wal putten bewaart een herinnering aan den tijd toen men het grachtwater nog als drink water gebruikte. Het woord beenen wordt te Amsterdam, gelijk in de meeste Hollandsche volkstong vallen (en ook in het Stad-Friesch) gebezigd voor voeten, b.v. kouwe, natte beenen; de beenen afvegen. Ook de uitdrukking pootjes baden, blootsvoets in het water loopen, vooral aan het strand, is niet enkel in Amsterdam, maar ook elders in Noord- en Zuid-Holland, b.v. te Gorkum en op West-Voorne in ge bruik, en een fikkie maken, een hoop hout, stroo of andere brandbare stoffen in brand steken, is ook te Zaandam bekend, gelijk men daar, evenals te Amsterdam, spreekt van schoppelen, d.i. schommelen, op een schoppel of schop (schommel) heen en weer zweven. De school heet, ook elders, het kippenhok; de meester is dan, opzettelijk of toevallig, de (schooljvos; dit laatste, SchulFuchs, was, volgens Kluge, in dien zin om streeks het begin der 18de eeuw in de Duitsche Gaunersprache" bekend. Maar uitsluitend Amsterdamsch schijnt de uit drukking stukjes draaien, moedwillig de school verzuimen; oorspronkelijk: beet nemen, bedriegen (vgl. guitenstuk, schelm stuk, een mooi stukje, Fr. pièce). Voor school verzuim hebben de meeste streken van ons land een eigen zegswijze; een aantal van die uitdrukkingen vindt men bijeen in De Jager's Archief I en ook in het Handboek een kort: die stoel vrij meneer?" is hij neergezegen aan het bruinmarmeren, ongedekte tafeltje. Want de Poort hoort tot die heel enkele kroegen, waar een Hollander aan het tafeltje van een ander" gaat zitten. Dan daveren de stemmen der veteraankelners om hem heen; de geritmeerde stentor geluiden vullen de nuchtere ruimte met twee halve biefstuk met aaardap' en twee spiegelei deróp!" of met enkele hoge tussenroepen, gelijk de vórslagvanj'n carillon: Eén licht!" Hij verdiept zich in de nauwkeurige en plichtmatige herhaling der bestellings-kreten naar de keuken, groet een kennis, geeft dan zich rekenschap van de tijd die met grote zwarte wijzers vlak boven het buffet hem vermanend aankijkt... doch reeds kletteren vork, JepeMmes op het ongure marmerblad, een wit bord wordt erbij gesmeten en klet tert nog een halve minuut na, vór het al zijn steunpunten te pakken heeft... Afrekenen, opstaan. Mijn jas". Hoed op. Goeien avond, meneer." Dag portier." Op straat. Een half uurtje, langer heeft het niet geduurd. Wachtend op lijn Eén, overpeist hij dat zijn vader het toch wel wist; dat alle vaders het wel weten en dat hij dus zijn zoon zal opvoeden in degelikheid, burgerdeugd en het geloof aan de Poort van Kleef. Want de Poort" is ongetwijfeld een burcht van Holland's burgerlikheid (en goede trouwe). Men eet er vreedzaam (met een d) onder de hoede van kelners die siebzig und ein und siebzig mitgemacht" hebben en wier stemmen dan ook aan sergeant majoors doen denken; Hollandse wel te verstaan. Men eet er vreedzaam: want zelfs de mogelikheid het tafellaken tusschen disge noten door te snijden, is er ons ontnomen. En de vloer... zand erover! A'dam 1,11 '14. ED. COENRAADS * e * van Dr. van Ginneken. De Amsterdamsche straatjongensformule voor: gelijk opdeelen, samen doen, ieder de helft enz. luidt: alles samen ; een Amsterdamsch-Bargoensche uit drukking daarvoor is annemekaneme m esame, dat voorkomt in Van Lennep's Ferdinand Huyck" (vgl. alle vanghen me samen in Hooft's Warenar", vs. 276). Een hartjesdag en hartjesjagers heeft alleen Amsterdam, en een puisje vangen, deurtje schellen, is onder jongens een geliefkoosd vermaak. Onder de Amsterdamsche straatjeugd zijn een aantal Bargoensche termen in omloop, veelal van Joodschen oorsprong, b. v. emmes (immes): wat goed is in zijn soort, fijn; het jongedames-woord hiervoor is leuk", on geveer hetzelfde als tof en echt", met even eens zeer algemeene beteekenis: is 't echt waar? ben je d'r echt (heusch) geweest? Wat is dat een echte (plezierige) tuin! Hè, da's echt! (dat verdien je), als iemand zich door eigen schuld tot vreugde van zijn mak kers, iets onaangenaams op den hals haalt, waarvoor men ook hoort: da's goeie! Vaak gehoorde woorden zijn geintjes (gebbetjes, grapjes,) gannef (dief, ook: guit), gannefen (stelen), noppes (niets), een dallcs of een krats (niets of een niet, b. v. in de loterij). Een strop of een jas is (in verbinding met hebben" of krijgen") een tegenvaller. Een jas is eigenlijk een geeseling; de Vlamingen zeggen nog: een kazakke geven. Een uppie of loefic is een halve cent; een spie, een cent; een beisje, een dubbeltje; een gassie, een pet; een nijf, een mes. Schooljongens spelen met daaien (knikkers); in de taal der jongens van de vlakte zijn daaien of ossepooten, dobbelsteenen(Eng. die). Een onke" is onder de straatjeugd een knikker die het getal knikkers oneven maakt. Een die loensch gokt (valsch speelt), gaat spankeren (hard wegloopen), of zet de spat, zet de sokken er in (gaat aan den haal), liefst stiekum (in stilte, in 't geniep). Ontdekken zijn kameraden het bedrog, dan heeft de gannef 'm al lang ge drost, gepoetst, opgesmeerd (met de spons van Blanus). Dat is nogal wiedes (begrijpelijk, 't spreekt vanzelf, 't is nogal logisch"). En de jongens mogen nog zoo'n heibel, heilie, hallas of mafschudding (drukte, herrie) maken, louw loene, 't is voor tjoema (tjomme); 't helpt niets; ze mogen, meenende hem hier of daar te zien, schreeuwen: hiro! daro! (Amsterdamsch voor: hierzoo, daarzoo) hij is schibus: de vogel is gevlogen! Een eigenaardig Amsterdamsch woord is afpellen, in de gemeenzame, alledaagsche taal voor: uitkleeden, bijna alleen van kin deren gezegd. Het woord komt voor bij Ter Gouw, die in zijn Amsterdamsche kleinig heden", bl. 145, schrijft: Menige huisvrouw hoort men nog in het dagelijksch leven van afpellen spreken, wanneer 't 's avonds tijd is om de kinderen uit te kleeden." Dat men hierbij gedacht heeft aan het wegnemen van de schil of den dop van vruchten (sinaas appelen, noten), of van de basten van garnalen, ligt m. i. voor de hand 1); het .is niets 1) Het Ndl. Wdb. I, 1233 geeft van dit woord een geheel andere verklaring. De stam van afpellen (kinderen uitkleeden) zou zijn Lat. pallium, dat eerst beteekende staatsie gewaad en langzamerhand zou zijn afgedaald tot de beteekenis van kleeren. Doch voor dit laatste schijnen de bewijzen te ontbreken. Met afpellen is te vergelijken Gron. oetschillen, schertsend voor: ontkleeden bij het naar bed gaan (uit o e tklijden en afschillen) en aan 't schillen gaan, een begin maken met zich te ontkleeden; en Fr. argot se dépiautcr (van peau, vel), zich uitkleeden. anders en nooit anders geweest dan een gemeenzaam, schertsend .woord, evenals b v oor-en-pootendag voor den Zaterdag wanneer de kinderen (ook wel grammetjes, biggen of koters genoemd) van top tot teen verschoond worden (vgl. groote Verzoendag houden'). Dat is o, zoo noodig, want anders, zegt moeder, zou je op 't laatst wel spinazie in je nek (ooren) kunnen zaaien, of zooals Bredero in zijn Klucht van de koe," vs 454, zegt: Men souw wei Petercely in jou aasent (aangezicht) seyen." J. WOLTHUIS * * Puzzle OPLOSSING FORT-PUZZLE De opgave van dit vraagstuk, dat ook zonder bezwaar ongevallen-puzzle" had kunnen heeten, luidde als volgt: Twee artilleristen, die te Iaat aan hun geheel door water omringd fort komen, vinden daar twee planken. Doch de planken zijn ieder slechts 6 M. lang, terwijl de fortgracht Joveral 6'5 M- breed 's en de middelen om de planken te bezwaren of te verbinden ontbreken. Wie onzer lezers wil een der warme zomerdagen besteden om den soldaten een probaat middel aan de hand te doen zoodat zij tegelijkertijd zoo vlug mogelijk in het fort kunnen komen? Het spijt ons, allereerst, naast ons excuus dat van den inzender aan de lezers te moeten aanbieden: wij ontvingen n.l. de opgave verzeld van haar oplossing, die ons zeer doeltreffend leek, doch die wij niet verder hebben nagegaan, omdat wij in den naam van onzen belangeloozen medewerker een geregeld oplosser van onze vraagstu'kjes, voldoende vertrouwen hadden. Er bleek echter dat met de thans gegeven cijfers 6 5 en 6 M. een oplossing niet mogelijk is Want zij, die ons teekeninge^jes zonden als onderstaande, zagen over het hoofd, wat het eerste figuur betreft, dat zóde soldaten niet tegelijk overgaan, en wat het tweede figuur betreft, dat het onmogelijk dikke planken moeten zijn, die onze weldoorvoede landsverdedigers zouden kunnen dragen De oplossing, welke wij bedoelen, en die ook vele oplossers ons zonden, vindt men in onderstaande teekening links. Zoo op het oog is het inderdaad een ingenieuze uitkomst voor de in het nauw geraakte artilleristen, maar helaas zijn de planken met de gegeven lengte niet toereikend, wat blijkt uit vol gende eenvoudige berekening (zie de figuur rechts): J 'o & f ABCD is het in de figuur links gestippelde vierkant vergroot. AF en EG zijn de voor het doel benoodigde planken, dus AF heeft een lengte van hoogstens 6 M., terwijl de zijden van het vierkant 6,5 M. zijn. AC is de wortel uit het kwadraat der rechthoekszijden, is 9,18 M. FC is dus 9,18 6 is 3,18 M. Uit de gelijkvormigheid der driehoeken ABC en FGC volgt dat FGC gelijkbeenig is en dus FC gelijk is aan FG.. EG is in dat geval twee keer 3,18 M., zoodat zes meter hier niet toereiken. Met de cijfers 10 en 10,5 zou de berekening wel opgaan, hetgeen licht is aan te toonen. M. J. pa Red. Weekblad De Amsterdammer, Keizersgracht 333 * * * Nieuwe Uitgaven Dr. M. W. PIJNAPPEL, Ziekte en gezond heid, met register, 98 pag. f 0.45. Handboekje Elck 't Beste", van de Mij. voor goede en goedkoope lectuur te Amsterdam. Uit Zenuw- en Zieleleven", serie III, No. 7: Mr. J. R. B. DE Roos, Oorzaken der Crimi naliteit, Methodiek en Classificatie van mis dadigers, 30 pag., 40 et. Baarn, Hollandiadrukkerij. Prikkel~idyllen, VI, doorCoRN. VETH. (Gids voor padvinders. Indianen verhaal) 47 pag. Prijs f 0.35. Bussum, C. A. J. van Dishoeck. AUGUSTA DE WIT, Natuur en Menschen in Indië. Met 45 illustraties, 495 pag. Am sterdam, Mij. van Goede en Goedkoope Lectuur. Silhouet-prenfbriefkaarten van NELLY BoDENHEIM, in map f 1. Amsterdam, S. L. van Looy. Uit* onzen Bloeitijd", serie III, No. 9: Prof. dr. S. D. VAN VEEN, De Godsdienst oefeningen der Gereformeerden, 48 pag., 40 ets. Baarn, Hollandia-drukkerij. Openingsrede voor het 2e Christelijk Sociaal Congres in aansluiting met de rede, gehou den door dr. A. KUYPER, bij de opening van het Ie Christelijk Sociaal Congres op 9 November 1891, en bekend onderden titel: Het sociale vraagstuk en de christelijke religie, 16 pag. Schiedam N. V. Drukkerij De Toekomst". Mr. W. R. VEDER, Het Archief der familie De Graaf. Inventaris en Requesten, 79 pag. Amsterdam, Stadsdrukkerij. Prof. dr. H. BRUGMANS, Het Huiselijk en Maatschappelijk leven onzer Voorouders, afl. 11. Amsterdam, Uitg. Mij. Elsevier." Volksbibliotheek". Tweede reeks: M. E. LELIMAN-BÓSCH, De Hygiëne onzer Woning (geïll.); Dr. C. E. HOOYKAAS, Wat de Bijbel ons te zeggen heefi; J. HUISMAN, Hoe houden we onze kinderen bezig? (geïll.); A. H. GERHARD, Beroepskeuze; Dr. E. J. ABRAHAMS, Kwakzalverij; Mevr. Mr. C. E. v. DORP, Rechten en plichten van werkgeefsters en dienstboden; Mr. S. ZADOKS, Rechten en plichten van den huurder; Mr. I. M. I. A. SIMONS, Hoe richt ik een vereeniging op?; Mr. G. J. SALM, Hoe komt men aan zijn recht?; Mevr. J. BOS-MEILINK,Kinderlectuur; Dr. A. H. OORT, Alcohol en zijn werking op het menschelijk lichaam; Dr. W. LULOFS, Hoe gebruik ik elecfriciteit in de huishouding (geïll.); ERNST ZAHN, Een manestraal. [Novelle). Vertaling Anna v. Gogh-Kaulbach. Prijs per Ex. 10 et. Amsterdam, Mij. voor goede en goedkoope boeken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl