De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1914 2 augustus pagina 2

2 augustus 1914 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V Ou R NEDERLAND 2 Aug. '14. No. 1936 Het is natuurlijk een bloote toevalligheid, dat wij het Ik zijn, dal wij zijn. Er waren eindelooze mogelijkheden een ander Ik te zijn, en bij een wie < weet hoe geringe, wij ziging in de bestendigheid der verhoudingen van zelf en om wereld, staat terstond een dier tallooze potentieele Ikken gereed de plaats van den, om zoo te zeggen, wettigen eigenaar in te nemen. Toch niet altijd terstond. Bij verfijnde en tegelijk wijdaangelegde naturen, zooals kun stenaars en groot-geloovigen wel zijn, schijnt de plaats een oogenblik vacant te mogen blijven en geniet het individu momentane geWaarwordingen van onpersoonlijke totaliteit. Hier is zulk een oogenblik in Willem Mertens' leven. ...£ich verwonderend over het snel wisselen zijner stemmingen, was hij opeens van een heerlijk-gelijkmatige kalmte. De minne, rumoerende gedachtetjes waren uiteengejaagd en het was doodstil in hém. Hij stond op een donker plein, vanwaar de leege buitenwijken tot de polders leidden en de bosschen om het stadje; hij wist zich een-. zaam onder den somberen nachthemel hier en veel verder nog, waar ergens de zee brak op een eenzaam nachtelijk strand. Hij wist zich sterfelijk verlaten te midden der geweldige zwaaiïngen van werelden. Het raakte hem niet meer en hij had er slechts een stil-geniepig lachje voor, omdat het niet waar kon zijn! Het was als vielen de schellen hem van de oogen, want hetgeen hij tot nu toe het. meeste vreesde, werd hij plots ge dwongen toe te geven: dit leven was niet werkelijk en slechts het andere was In den aanblik van het bewegelijke stadsbeeld kwam ietsongekends. Dedingen verschenen in zijne overtuiging van hun onwezen, als om zich te wreken, met een nieuwe, onweerstaanbare bekoring en door zichtige speelsche veelkleurigheid. Tusschen de zwart spiegelende winkelruiten en de ranke fijn-belijnde lantaarn stoetten de lichtlooze menschen als goedig gedierte. Kijkspelachtig, verkleinde naar het einde der straat het ruim telijke zich in een koepel van rossig licht, maar vooraan lagen de vrije gedeelten met de groote hobbelige keien vijandig open in hun algemeenheid van verkeersweg. Hij kon er de oogen niet van afhouden en, van een zwaren last bevrijd, miste hij eindelijk de innigheid van hier de jaren gegaan te zijn. Met eene stille verrukking hoorde hij de geluiden bits afschampen en bemerkte hij zijn aandacht even zuiver gespannen en voor de minste kleinigheden ontvankelijk, als de enkele keeren, dat hij op reis was geweest. Nieuwsgierig bleef hij er een tijdje aan toe geven, zich vrij bewegend thans. Toch lag het niet voortdurend binnen zijn bereik. Het week uit den blik, die te hatelijker dan weer het ge wone zag, en toen hij de gewaarwording be redeneerd trachtte terug te roepen, bemerkte hij slechts niet meer te weten hoe zij zich kenbaar gemaakt had. Ook was hij vergeten maar welk bierhuis hij eigenlijk onderweg was; n ondeelbaar oogenblik was hem iedere vastheid ontnomen en dacht hij ver loren te zijn. Maar gaande voorbij een smerig, mistig, afbellend straatje, waar, aan een vervallen houten- waterbak, afval van groenten en oud eten ziltig te stinken lag, voelde hij, hoe met aanwending zijner laatste krachten, zijn denken zich bevend verweerde tegen geestelooze uiteenvloeiing en zich in 'zijn wezenseenheid tezamen hield. Tot het, met een zware opademing, een weldaad was tot zich zelf terug*te ? komen en, hoe armzalig dan, in den stagen regen val te1 mogen gaan..." Hier is het andere", waar toe te naderen eerst een verheffingsgenot, maar dan een duizelenden 'angst voor de identiteit van het individu teweeg brengt, een angst als voor den dood. Aldus drukt Willem Mertens zelf uit, hoe deze vlagen over hem komen: Het was iets, dat zich eigenzinnig mani festeerde en in zijn verschillende wijzen van optreden toch steeds hetzelfde was. Het begon verleidelijk alsof een nieuwe vastheid, een levend verband met het Andere in die leegte mogelijk was. Men gaf er aan toe en bijna aan het einddoel uitte zich die helsche vrees. Zonder dien angst en wan neer zijn geest niet zoo deerlijk ondermijnd ware, wie weet, <jf daar niet wezenlijk een geheel nieuw inzicht werd geboren?" Zoo meent W. M., doch men kan daar tegen volhouden, dat eerst de geest onder mijnd moet zijn, om tot zulke nieuwe in zichten" te stijgen. Het is echter niet aan zulk een vervloeing in het zielloos algemeene dat deze jonge man ten onder gaat. De schrijver heeft het, krachtens een inzicht, dat men heel be zwaarlijk op haar juistheid beproeven kan, zooniet gewild. Het Andere", dat telkens anders en, men zou wel zeggen, telkens in tenser, de persoonlijkheid van W. M. beFEUILLETON iiimiiiiiiiiiiiiimii ADOLPHE NAAR'TFRANSCH VAN JACQUES NORMAND Dien avond '?een triesten Januari-dag tegen het eind van het beleg van Parijs verliet meneer Reboullet de mairie van het negende arrondissement, waar hij de uit deeling der levensmiddelen leidde; en hij was zeer bewogen. Zijn képi van rustend schutter van pantoffelheld, zpoals men gedurende het beleg in 1871 de leden van de stedelijke wacht noemde , diep over de ooren getrokken, een lange cache-nez zeer onmilitair gerold rondom zijn jaskraag, en nauw hoorbare woorden mompelend, liep hij langs de rue des Martyrs naar de avenue Trudaine, waar hij op de vierde verdieping een klein, maar heel helder vertrek bewoonde. In de papierhandel hij had zijn naam gegeven aan een bekende machine om papier te weeken had hij een kapitaaltje verdiend. En toen hij zich uit zijn zaken terug trok, leefde hij er rustig van. Voor zijn huis gekomen, beklom hij haastig de trappen, stak de sleutel in 't slot en klaaglijk als een stormwind klonk het: Virginie!... wij moeten Adolphe nu wel dooden!'' Bij 't schemerig lamplicht zat mevrouw Reboullet te naaien. Het was een vrouw van een veertig jaar, een ros-blonde dikkert. Op het schreeuwen van haar man was zij bevend opgestaan en verbleekte plotseling, terwijl ze zuchtte: Adolphe! gottegotl" dreigt, is toch niet de oorzaak van zijn dood. Door deze vlagen van vervloeiing, looperi andere van bepaalde bewustzijnswisseling, als een ander Ik, het gewone "-dreigt te substitueéren. De hooge bewustheid waar schijnlijk- van dit gewone Ik maakt, dat het deze substitutie voelt naderen en er, als tegen een doodsvijand, razend tegen moet strijden. Een van beiden moet sneuvelen, dat is duidelijk, als de persoonsomwisseling niet ongemerkt kan geschieden. Maar de Andere" weet hij veel sterker en zoo ver mijdt hij stilte en eenzaamheid, waar het gevaar van diens aanwezen dreigt. Het is echter een gestadig onverzettelijk voortdringen tot waar de ontmoeting klaarblijkelijk en onvermijdelijk is. Tot op eene avond, de Andere" ook zichtbaren vorm aangenomen heeft en W. M. terugkomend op zijn kamer, iemand" aan tafel zitten vindt. . . . In plaats van te gillen van angst, ging hij , tot zijn verwondering rustig binnen en sloot uit eigen beweging de kamerdeur van .binnen. Het ging tusschen hen beiden en niemand van de buitenwereld kon begrijpen. Er was geen redding mogelijk, want hij herkende den ander onmiddellijk als den geweldige uit zijn droom." Volgt een kort, veelzeggend gesprek, tot M. met den moed der vertwijfeling" en een kruik als wapen, op den Ander," die als een balbezoeker in rok en witten das gekleed is, toespringt. Hij zag alleen nog maar de groote, witte handen aan de staalgespierde polsen, waar mede het rokmensch hem opving als de eene acrobaat den andere en hem sissend van woede voor zich uit naar het venster droeg. Een gerinkel van glas bracht hem tot bezinning, n oogenblik zag hij de maanbelichte wanordelij kleege kamer, trachtte zich nog vast te klampen aan de gladde spon ningen, toen stortte hij ruggelings, tot na een donderende stilte, de doelbewuste zwe ving naar het Andere begon." Hiermede is de lijdenstocht van dezen mensch, in wien de Werkelijkheid ontijdig tegen zich zelve opstond, volbracht en ik herinner mij maar een zér enkel Hollandsch litterair werk, waar zulk een sober gegeven tot zoo treffende dramatiek is opgevoerd. Al staat het te bevroeden, dat menige vaderlander, ontsteld door het buitenissigakelige en gekwetst door rauw realistische détails, hier niet meer dan verouderd natu ralisme zal vermogen te ontdekken. FRANS COENEN crits de Musiciens (XV?XVHIe siècles) par J. O. PROD'HOMME. Paris, Mercure de France Ieder waardeert zijn eigen dingen, in den circulus vitiosus zijner belangstelling, de een 'n papyros, al staat er niets op dan de teederheden van een vader jegens zijn zoon, de ander nagemaakte catacomben, een derde de Kretenser opgravingen, een vierde Chineesche middeleeuwen, een vijfde oude teekeningen, en ik weet niet hoe ik u zal interesseeren voor deze oude Geschriften, die van mijn gezichtspunt zoo aartsbelangrijk zijn ! Het is een wereld van vergeten papieren, welke een Adriaan van Oort, den kunstenaar van het gebrandschilderde woord zeker had moeten kennen, omdat het intellectueele en sensitieve leven der middeleeuwen zonder muziek niet denkbaar is, omdat deze geheele menschheid tintelde van muziek, bij feesten, bij oorlog, bij pest, hongersnood, droogte, bij liefde en haat, omdat het milieu van Frangois Villon (Je congnois Ie vin a la tonne!) even muzikaal vibreerde als het milieu van een prins, een staatsman, een schilder, een geletterde, omdat ieder in dien tijd zijne intieme betrekkingen had tot de muziek. Gij ziet het in het zeldzame en een weinig ontroerende testament van Dufay, opgenomen, in dit boekje, in de zeven tes tamenten van Willaert (alle zeven hard nekkig geconstrueerd als de tenor eener antieke compositie . . .) wier uiterste wil ge redigeerd lijkt voor een heel dorp, stuiver voor stuiver nalatend. Men vindt deze documenten, hoewel daaruit de historie opgebouwd moet worden, in geen enkele muziekgeschiedenis. Zij spelen echter nog minder mee in het hedendaagsche leven en voor ons, Nederlanders, hebben componisten geen waarde meer. Voor de oude muziek, welke, toegepast in onzen tijd, dezelfde omwenteling zou ver oorzaken als de herleefde primitieven brach ten in de schilderkunst, bestaat slechts eene belachelijke belangstelling: men zingt ze nu en dan, doch van haar wezen en hare techniek is niemand op de hoogte en aan de conservatoria kan ze niet gedoceerd worden. Maar wat zal de eerwaarde heer die-en-die van over zijn brevier (men heeft Toen liet zij zich weer neer vallen in haar stoel, denk- en daadloos, de vleezige handen in onderworpen en berustende houding. Reboullet wierp achtereenvolgens z'n kepi, cache-nez, bajonet, op zijn ledikant, ging voor den spiegel staan, streek met zijn hand over den rozigen kalen schedel, waarop, ondanks de kou, eenige zweetdruppels pa relden; de handen in de zakken, liep hij de kamer op en neer zonder ophouden. Ja, Adolphe moet doodgemaakt worden! 't Is hard, maar wat moet je anders ? Wij moeten er wel toe komen Ik heb deze opoffering zoo lang mogelijk uitgesteld. Maar nu Wat zeg je ?" Mevrouw Reboullet zei niets. Zij bleef steeds in dezelfde houding. Alleen begonnen twee tranen, twee dikke ronde tranen langs haar wangen te rollen. Schrei je? Oh, 't is zoo natuurlijk en ik zelf... als ik geen man was... maar voor den drommel! er moet opgetreden worden. Bovendien: denk je, dat hij nog zoo aan 't leven hecht? Zoo jong is hij ook niet meer, en dan nog een maagziekte. Onder ons gezegd, hij zal 't niet lang meer maken." Maar, maar... als we hem eens goe ... goed verzorgden," klaagde mevrouw Reboul let door haar tranen heen met haar kinder stemmetje. Nee! Nee!" Zouden we nog niet wat kunnen wachten?" Hij ging vlak vór haar staan en z'n woor den zachter sprekend, begon hij: Luister eens, Virginie! Er is n ding, waar ik nooit mee scherts, zoo je weet. Dat is onze repu tatie. Welnu: onze reputatie staat op spel!" Onze repu... pu..." Ja! Door Adolphe, wij worden met een kwaad oog aangezien in onze wijk. Ondanks ons sinds jaren gewend om de oer-meesters alleen rationalistisch te beschouwen als on berispelijke noten machines en men vond den nieuwsten kerkstijl uit deze visie) of de leek die-en-die, statig dilettant, een beetje grij zend en met onvermurwbaren maatstok, van over zijne Lassus-uitgave, zonderlinge oogen draaien, als men hem een echt accent citeert van den echten Lassus (een brief aan den hertog van Beieren) te joviaal voor een kerk-componist, diaboliek voor een zanger van zoo heilige hymnen.... Si vre Ex«. se porte bien Cela va bien; Si vre Ex<*. N'a pas de mal Cela demande Mons'. daumal Si vre Exc<= a son plaisir Je n'en ai pas de deplaisir; Si Madame sa femme bien se porte, Je ne m'en plains ni deconforte; S'elle a la panse bien enflee C'est signe, que l'aues bien pressee S'elle sent son enfant remuér. Cela vient du cul remuér C'est la sentence de Janobbo En disant Bon di meser gobbo: Celsitudine Vestrum Seruitoribus?vris seruitor: ORLANDO DI LASSUS De heeren, die zoo fanatiek trachtten om van de muziek der oer-meesters eene eunu chen-kunst te maken, mogen er van over tuigd zijn, dat ook in de werken dezer componisten vele zulke (o! familiaire...) Pansgeluiden klinken. En zoo is het inderdaad dunkt mij van het grootste belang, te lezen, dat er onder de nalatenschap van Handel een Rijngezicht was van Rembrandt; dat Bach zich zonder humor beklaagt over de gezonde lucht van Leipzig,. welke hem, daar de sterfgevallen ontbreken, een deficit bezorgd van honderd daalders 's jaars; de meening van Gluck in een brief aan Klopstock, meening welke nog geldig is, car, bien que vous ayez d'excellents musiciens, il me semble pourtant que ja musique qui demande de l'inspiration est encore tout a fait trangère dans vos contrées, ce que j'ai vu derni rement par la Recension qui a téfaite a Berlin sur mon Alceste"; hoe een de la Barre in zijn vriendelijk Mémoire over Musettes et hautbois, zegt dat de Philidors en Hotteterres (onder Louis XIII de Guarnerii der hobo) heel wat hout en muziek bedorven hebben, voordat hunne instrumenten geschikt waren voor een concert; zeer belangrijk en actueel het fragment uit Le théatre a Ia mode" (1720) van zekeren Benedetto Marcello, dichter en componist, eene ironische aesthetica, welke den tegenwoordigen futurist niet kwalijk zou passen. Wantrouw de oude musici niet, omdat de nieuwe dikwijls droog zijn en onuftstaanbaar pedant. Zelfs Prod'homme heeft er iets van en ondanks enkele slordigheden, als o. a. de onnauwkeurige vertaling in de leer zame geheimen ontsluierende dedicatie van Palestrina's Canticum Canticorum, waar de naieve meester beweert, dat hij voor deze gelegenheid eens vuriger (en niet vroolijker") componeerde, laat hij zoo taaie blad zijden drukken, dat zij in Duitschland uit gegeven konden zijn. Maar welk een curieuse anecdote vind ik daartegen weer niet in% een brief van zekeren AndréMaugars, welken ik de tegenwoordige instrumentalisten en zangers, prat op wat aangeleerde techniek en verstoken van alle genie en naturel, onder oogen zou willen brengen. Maugars was een beroemd vio list, van wien men geboorte- noch sterfjaar kent. Hij verbleef aan 't hof van Jacobus l en vertaalde enkele werken van Bacon in het Fransch, viel in ongenade bij Louis XIII en Richelieu en begaf zich naar Italië, van waar hij zijn Response schreef faite a vn Cvrievx sur Ie sentiment de la Mvsique d'Italië" (1639). Daar improviseerde hij te Rome in de kerk der Franschen gedurende de mis op den feestdag van den heiligen Lodewijk. Hij bezielt zich met de herinnering aan zijn nationalen heilige, zijn volk en de tegen woordigheid van 23 cardinalen. Men geeft hem een thema om er over te fantaseeren na den derden Kyrie eleyson, hij bestijgt eene kleine tribune, wordt begroet met ap plaus en speelt met zooveel geest dat de kardinalen hem verzoeken opnieuw te spelen na den Agnus Dei; men zendt hem een nieuw thema, un peu plus gay que Ie premier, lequel je diversifiay avec tant de sortes d' inventions, de differens mouvemens, et de vitesse, qu'ils en furent très-estonnez...." hij wordt bij den paus geroepen, die twee uren luistert naar den violist. Dit boek geeft niet alleen de melancholie van oude papieren. We hebben opera's, draai orgels, orchesten, koren, piano's, maar onze cultuur filtert niet meer muziek gelijk voor heen en ik betreur dit dagelijks. Een god imiMiiiiiiiMMiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiili m'n verbod om 'n eindje met hem te wan delen, laat je hem eiken dag uit op de ave nue. Hij is schandelijk dik. En bedenk dit: de menschen hebben oogen, nietwaar? Men vindt het vreemd, onvaderlandslievend versta je 't wel: nvaderlandslievend! dat in deze tijd van 't beleg, nu zooveel arme drommels niet eens een stukje paardenvleesch hebben te eten, wij den kost geven aan een nietsnutten En niet alleen in onze wijk babbelen ze erover. Het praatje gaat als een loopend vuurtje... op de mairie hadden ze 't er ook al over... ja, ja, op de mairie ! Al sedert een tijdje voelde ik voor mij een duidelijke verkoeling. Ik kon niet begrijpen waarom. Tot zooeven bij de uitreiking sergeant Bosc naar me toe komt en met 'n gemeen lachje zegt: Hoe gaat het met meneer Adolphe ?" Toen heb ik be grepen dat de opoffering noodzakelijk was... en 't zal gebeuren." Meneer Reboullet had dit alles in n adem uitgesproken met de drukke haast van een bedeesd mensch, die een besluit heeft genomen. Z'n anders doffe oogen vlamden. Na een kleine stilte stamelde mevrouw Reboullet: Maar ik... ik... nee... ik zal nooit, nooit de moed er toe hebben." Oh! maar ik zal niet zoo wreed zijn om 't jou te vragen en ik zelf zou er ook niet toe in staat zijn! Nu, Rose moet er zich maar mee belasten." Zij, zij... zal niet willen, zij hou... houdt zooveel van hem !" Zonder te antwoorden schreeuwde Reboul let: Rose!" Een meid verscheen, half-boersch, groot, beenig, de handen op de heupen; ze keek boos. Reboullet begon plechtig, terwijl hij leunde tegen den schoorsteenmantel: schiep voor de muziek zoo gelukkige dagen, en deze kunst, die voor den mensch al het cosmische had van een natuurgeluid, is ver weesd van elke betoovering, instinctieve bloei en hare zachte alomtegenwoordigheid. MATTHIJS VERMEULEN * * * Nieuwe boeken voor kinderen Hoe de Sterrekindertjes uit spelen gaan, door ALFRED LISTRAL. Alkmaar, Gebr. Kluitman. Om de teekeningen en de versjes beide is deze uitgave te prijzen. Bizonder poëtisch zijn de gedichtjes van Listral. Ze zijn in den kinderlijken toon gehouden, doorrankt van grappige wendinkjes, die iets primitiefs en ongekunstelds hebben. De geest die er in flonkert is ongemeen, maar hij schuilt niet weg onder smuk van woorden; voor de kleine lezers is hij te tasten zonder inspan ning. Het is troostrijk voor ons Nederlandsen, dat in vertaling de subtiliteit van de ge dichten bewaard bleef: dit is waarlijk iets anders dan wij van de meesten onzer nijvere kinderdichteressen gewend zijn. Doch de illustraties doen voor den tekst in aantrekkelijkheid en fijnheid niet onder: ieder nieuw bedrijf van de Sterrekindertjes vindt zijn uitbeelding in een prent, die eenvoudig en begrijpelijk is gehouden, maar waarin door een levendige verbeelding schakeering is gebracht. Het is werk van een artist, die zich met toewijding in het verbeeldingsleven van kinderen heeft inge dacht en van hun onbeholpen voorstellingen iets weet te maken, dat primitief is, maar tegelijkertijd in zijn genre bijna volmaakt. Het is mij echter een raadsel, waarom de naam van den teekenaar, A. van Lewinsky, niet op den omslag is vermeld. Op het achterschutblad was wel ruimte voor een ontsierende advertentie, maar de naam van den teekenaar kon in het geheele boek geen plaatsje vinden! Behalve het bedrukte achterschutblad, is het boek goed van uitvoering. - * * * Oude en nieuwe verhalen, door N. VAN HICHTUM. Illustraties van Mevr. MiDDERIOH?BOKHORST. Alkmaar, Gebr. Kluitman. Een bundel met smaak en fijne beschaving bijeen gelezen vertellingen, waarvoor in het huisgezin en in de school een plaatsje moet worden ingeruimd. Als men nagaat dat in sommige scholen de ziellooze vertelselboeken van Hinse en Stamperius, van Kath. Leopold en Henr. Dietz, van Joh. v. Woude en anderen nog opgeld doen, vooral pp de voorbereidende scholen, wordt het tijd dat deze bundel een plaatsje krijgt, dat hem zeker meer toekomt dan de pas genoemde. De verhalen zelf zijn zeer verscheiden, maar haast steeds interessant. Er zijn oude be kenden bij, doch dat is eer een aanbeveling dan een afkeuring, want Mevr. van Hichtum weet op bizonder levendige wijze te ver tellen. Haar stijl is klaar en niet zonder schoonheid, en haar taal heeft een eigenaar dige, persoonlijke bekoring, ook door de teekenachtige gewestelijke woorden, die hier tot nieuw leven komen. Over de plaatjes is niet veel goeds te zeggen. Het is eigenlijk triest dat een talent volle vrouw als Mevr. Midderigh gaat tee kenen zonder dat zij iets te zeggen heeft, ja, blijkbaar met onlust en tegenzin dikwijls, ronduit gesproken: op bestelling en zonder bezieling werkt. Ik hoef, om dit aan te toonen, slechts te wijzen op het plaatje op pag. 47, dat armoedig is en leelijk van factuur, om niet te zeggen slordig en misteekend. Bladzijde 51 heeft een onooglijk smoezelig prentje, en het geheele boek door tref ik vreemd gevlekte gezichten aan. De band past zich bij de verluchting goed aan. Wat zou dit nu niet een mooie gelegen heid geweest zijn, om, met deze goede ver tellingen, tegelijkertijd eens goede illustra tieve kunst in het huisgezin te brengen! De schipper van de Jacomina, door MARIE BODDAERT. Illustraties van Louis RAEMAEKERS. Alkmaar, Gebr. Kluitman. Van de gelegenheidsboeken ter wille van de onafhankelijkheidsfeesten verschenen, is dit veruit het beste, ten eerste omdat alle onaangename en stuitende tendenz ontbreekt, maar ook omdat de schrijfster met zooveel liefde en toewijding zich in haar personen heeft ingedacht, vooral in de jongensfiguren. Het is haar laatste boek geweest, maar Marie Boddaert deed nooit vrees koesteren, dat men een volgend boek met ongerustheid moest tegemoet zien. AI haar werk voor de jeugd heeft een hooge houding en schrijvend over den tijd, die het vorig jaar zijn eeuw feest vierde, blijft zij op dat hooge plan. Meisje, we vroegen je graag een dienst, een groote dienst, 't Zal je on getwijfeld veel moeite kosten; maar ik ben ervan verzekerd dat om je meneer en mevrouw te verplichten, die altijd voor je zijn geweest... nu ja,... dat weet je zelf wel..." Rose luisterde, wantrouwig. Kijk, 't gaat hierom. Wij moeten oris bevrijden van ... we moeten Adolphe doo den, dat is 't 'm. En omdat wij er de moed niet toe hebben, noch mevrouw, noch ik, omdat wij hem niet toevertrouwen aan vreemde handen, zoodat z'n dood misschien smartelijker dan zou zijn, wouën we je wel vragen..." 't Gezicht van Rose ontspande zich. Dat was me nou de dienst die ze vroegen! Adolphe vankant maken, die haar altijd zoo veel te doen gaf! Niettemin, terwijl ze haar inwendig ple zier verborg en de punt van haar schort rond haar zwarte, gebarsten vingers rolde, zei ze: Zeker, zal me dat aan 't hart gaan. Arme Adolphe! Maar om meneer en mevrouw van dienst te zijn..." Mevrouw Reboullet klaagde. Alles ... alles, wat ik je vraag is dit: dat we niet hoeven te weten, hoe je 't aanlegt en ook niet wanneer je hem zult dooden!" Drommels!" zei Reboullet, ik ben er ook bang voor 't precies te weten. Neen! mor gen ; dan heb ik een vrijen ochtend. Wij zullen uitgaan, mevrouw en ik, om tien uur; om twaalf uur komen we terug en in die tusschentijd ... Je begrijpt me wel, hè?" Zooals, meneer wil. Maar 't gaat me aan 't hart, hoor, meneer en mevrouw; het gaat me aan 't hart." De bizonder verzorgde taal geeft een ver heugenis op zich zelf en zooiets mag m. i. voor vele kmderschrijversieen les zijn, ëat men precieus kan zijn eW toch volkomen begrijpelijk voor kinderen. Dit gelegenheidsboek beveel ik graag aan. Louis Raemaekers zorgde voor plaatjes, doch zijn fort wordt het teekenen voor reproductie op glad papier nooit. * * * Bobbie, door ETHEL TURNER. Geïllus treerd door HAROLD COPPINQ A. W. Bruna en Zoon, Utrecht. De verhalen van Ethel Turner verheugen zich in een haast legendarische populariteit en ik moet toegeven, dat zij zulks wel eenigszins verdienen; alleen kan men met het gansche oeuvre van de schrijfster voor zich, moeilijk zich aan de gedachte ont trekken dat dit alles een beetje eentonig gaat worden en dat de schrijfster al te veel variaties op een zelfde thema maakt. En dat ze misschien au fond ongevoelig is, een koele geest, die enkel geïnteresseerd is door de business", die ze met haar talent kan maken. Op den duur spot zij mij te veel en verstaat ze beschaafd en haast ge slepen de kunst van belachelijk maken, waarmee men tegenover kinderen al zeer voorzichtig behoort te zijn. De predikant, de vader van de jongenstroep, waarin het meisje Bobbie een poosje wordt opgenomen, blijft zeker in kinderen leven als iemand, op wie ze een beetje smadelijk neerzien. Van geest en snakerij tintelt ook weer dit boek, maar ik kan niet ontkomen aan de indruk, dat de kinderen, die met hun eigen aardigheden scherp staan afgeteekend niets anders waren dan waarnemings-objecten. Maar ik durf niet positief zijn in mijn oor deel, al zou ik menig gedeelte tot staving van mijn meening kunnen aanhalen. Ik hoop van harte dat ik mij vergis, want van frissche gezonde boeken, waarin de vroolijkheid hoogtij viert, kunnen we niet te veel hebben. En de lach, die Ethel Turner wekt, is ver bazend aanstekelijk. HESSEL Touringclub des Instituteurs hollando-belges In Augustus 1905 werd te Luik het Eerste Internationale Onderwijzerscongres gehouden en na afloop daarvan deden de Nederlandsche afgevaardigden, onder leiding van hunnen Belgischen collega Cyriel Varendonck, onderwijzer te Moerbeke Waes, een rondreis door België. Juist Varendonck moest die leider zijn, omdat hij reeds toen een goed vriend van de Ned. Onderwijzers was, die hem reeds meermalen als afgevaardigde van den Algemeenen Belgischen Onderwijzersbond, waar van hij vice-voprzitter is, op hun jaarver gadering, als dien .leuken Vlaming" hadden leeren kennen en zijn ambtsbroederlijken groet" van harte hadden toegejuicht. Maar niet daarom alleen moest hij de Führer van zijn Hollandsche collega's zijn. De Belgische onderwijzers wisten maar al te best, dat het aan Varendonck in alle opzichten was toevertrouwd, de schoonheden en rijkdommen van hun mooi en industrieel land den vreemdelingen te toonen. Varendonck was toen reeds een bereisd man! Begaafd met den practisch-kaufmanrischen blik, die in 't algemeen zijn landgenooten zoo eigen is, was hij de aange wezen leider. Bewijzen van bekwaamheid daarvoor had hij trouwens reeds gegeven, toen hij met collega's van eigen land Londen, Parijs, de Boorden van den Rijn, Italië en Zwitserland had bezocht." De Hollandsche collega's, die huneersten toer door België" mee maakten waren dan ook meer dan voldaan. En een hunner*) riep vol enthousiasme uit: Dat alles moesten de Hollandsche collega's ook eens kunnen zien, niet alleen voor hun-zelf maar ook voor 't onderwijs". Doch hij die deze woor den sprak, wist beter dan eenig ander, dat dit voor de meeste Ned. klasseonderwijzers voprloopig zeker nog wel een ideaal zou blijven, want reizen kost geld en een bedrag voor vacantiereizen is op het budget van den volksopvoeder uit het steinreiche Hol land" nog niet uitgetrokken. De weinige Nederlandsche onderwijzers die zich een buitenlandsch zomeruitstapje kunnen veroor loven yerkeeren in den regel in exceptioneele condities. En toch... zou ieder onderwijzer jaarlijks een vacantiereisje moeten kunnen maken, niet alleen voor zijn eigene physieke ver sterking en geestelijke verfrissching die zijn voor ieder werker al even noodzakelijk gewenscht maar bovenal in 't belang van het onderwijs. Dat valt in je te prijzen, meisje! Als je blieft!" Hij gaf haar een geldstuk. En terwijl zij tegenwerpingen maakte, nam zij 't aan. Toen ze nauwelijks weg was, grinnikte ze: Tien francs! Ik zou er twintig wel hebben willen geven, als ik dat smerige beest eerder kwijt was geweest!" Fantastisch product van mops- en windhond, de ooren te lang, de staart heel dwaas gebouwd, mager de pooten, geweldig de buik, was Adolphe zeker uit schoonheidsoverwegingen niet te prijzen. De bizarre naam van Adolphe had hij niet gekregen, zooals sommige verlichte geesten het wel wilden voorstellen, van den beroemden roman van Benjamin Constant. Neen. Het beest had eertijds toebehoord aan een neef van Reboullet, neef Bergastier, een soort oud mislukt schilder, 'n bohémien met slappe hoed en wapperende das. Voormelde Bergastier voedde voor de burgers een gloeiende haat, die hij bij elke gelegenheid maar uitte. En voor hem, was het burger dom, het hatelijke burgerdom, verpersoon lijkt in den persoon van meneer Thiers. Daaruit sproot zijn denkbeeld voort zijn hond, dien hij beschouwde als 't volmaakste pro duct van hondenleelijkheid, den voornaam te geven van den staatsman. Maar, hoe antiburgerlijk Bergastier ook was, een slecht mensch kon men hem niet noemen. Voor Adolphe betoonde hij de meest wenschelijke genegenheid. De familie Reboullet, k brave menschen, hadden Adolphe tot zich genomen bij den dood van Bergastier. Toen meneer en mevrouw Reboullet den volgenden morgen om tien [uur uitgingen, na Adolphe voor 't laatst vaarwel gezegd te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl